Uit Amerika. Henry Beets. Het jubileum van de Geref. Kerk te Buenos Aires. DADERS DES WOORDS. Het gezinsgebed. De Catechesaties Twee dooden in den kring der V. U. geeft. En toch kan het gebeuren, dat de Heere zich over hen vertoornt, omdat zij hun eigen belang op den voorgrond stellen en geen ware behoefte hebben aan het Brood des levens. Voor het oog der menschen kan het bij ons alles in orde zijn, terwijl Hij, die harten proeft en nieren.kent, ons verwerpelijk acht. Daarom past het ons, ons zelf te onderzoeken, of bij ons gevonden wordt, wat Hem welbe- hagelijk is. Bouma. Naar aanleiding van wat we voor ettelijke weken schreven over het proces—Darwin, ontvingen wij een schrijven van den ook in Zeeland niet onbekenden dr. H. Beets, dat we hier gaarne plaats verleenen „Ik las daar juist in uw steeds welkom blad, mij geregeld door vriendenhand ge zonden, dat men bij ons (in Amerika) bij meerderheid van stemmen wil uitmaken of God den mensch schiep, of dat hij van een dier afstamt. Niet alzoo. De zaak zit zóó. In onzen staat Tennesee is een wet ver biedend dat men in de publieke scholen de Evolutie-hypothese voorstaat. Een onder wijzer,^ Scopes,1 stoorde zich niet aan die wet. En hij werd veroordeeld als over treder. Heel eenvoudig dus. Geen spot, noch dwaasheid. Ons Amerikaansch volk dat voor het onderwijs betaalt, eischt zeg genschap over wat er al of niet aan de kinderen wordt ingeprent op de lagere school. En de groote massa onzes volks wil niets .weten van die apen-theorie. Verstandig, niet waar? De uwe We danken den vriendelijken schrijver voor de notitie die hij van onze Kerkbode nam. We vermoedden reeds, dat het bericht dat we in een der meest vooraanstaande bladen vonden, wat gekleurd zou zijn, gelijk we in ons stukje lieten uitkomen. We zijn dankbaar, dat ten onzent in de meer dan 1000 Chr. Scholen onderwijzers les geven die uit innerlijke geloofsovertuiging van de waarheid van Gods Woord zulke theorieën tegenstaan. En wat de andere scholen betreftwe zien dat men in het vrije Amerika volstrekt niet overal zoo vrij is dat men maar publiek leeren mag aan anderen wat men wil. Ook hier zetten we dr. Beets' woordVerstandig, niet waar." We ontvingen van vriendenhand een schrijven van een reeds bejaarden broeder, C. de Boe, een in Z. Bev. O. niet onbekende naam, die bij ontstentenis van ds. Sonneveldt nog altoos, ondanks zijn 70 jaar, de gemeente te B. A. voorgaat met preeklezen. De kerk gedacht in de week van 18 Juli dat ze vóór 25 jaar tot openbaring was gekomen. Omdat Buenos Aires onder haar thans plm. 100 Geref. leden zooveel Zeeuwsche namen telt, doen wij een enkelen greep uit het bijge voegd verslag, dat in een daar verschijnend blad voorkwam Onder de vele Nederl. emigranten die in de jaren 1889 en 1890 naar Argentinië kwamen als naar een land van belofte, waren er velen van Christelijken huize, voornamelijk Zeeuwen en Friezen. In plaats van te vinden wat zij zochten, werden zij naar het binnenland gezonden om slaven diensten te verrichten. Zoo spoedig mogelijk trachtten zij terug te keeren naar B. A. wat menigmaal gepaard ging met de groot ste ontberingen om daar werk te zoeken in olie- of vleeschfabrieken. Het aantal terugkeerenden groeide steeds aan en weldra waren er vele Nederlanders te B. A. Het ging ons ter harte dat wij en onze geloofsgenooten verstoken waren van kerkelijke gemeenschap, van geestelijke leidingen dat wij de H. Sacramenten ont beerden. Vooral het sterfbed van een nog ongedoopt kind bracht tot nadenkenhet greep den vader van dit kind aan wat zij Chr. Hollanders moesten missen en door enkelen ondersteund liet deze een oproep rondgaan onder zijn landgenooten tot het houden van een samenspreking". Op den Iaatsten Zaterdag van Juli 1894 werd toen besloten om geregeld voortaan 's Zondags samen te komen. Er werd bepaald dat br. Hemkes voorlezen zou en br. Nieuwenhuis zou voorgaan in de gebeden. De eerste godsdienst oefening werd bijgewoond door 30 menschen. Tot op 1897 bestond er geen bepaalde ker- keraad, de gemeente stond buiten het georga niseerde kerkelijk leven en bleef verstoken van de Sacramenten. Zoo nu en dan kwam een predikant uit Quilmes om kinderen te doopen. Allengs sloten zich vele Hollanders bij de ge meente aaner kwam beweging en leven, een zangvereeniging en een vrouwenvereniging ontstonden. Zoo werd in 1897 voor het eerst officieel een kerkeraad gekozen, die voorloopig uit twee ouderlingen bestond n.l. br. Nieuwenhuis en br. C. de Boe. De eerste was leerend ouderling. In 1900 was het aantal kerkgangers geklom men tot 150 en om een eigen leeraar te krijgen stelde men zich in relatie met de Kerken in Nederland, en de kerkeraad kreeg het recht ds. Struis van Kosario te beroepen. De kerkeraad werd toen uitgebreid met diakenen. Het jaarboekje licht ons in, dat B. Aires thans ongeveer 100 leden telt, terwijl de drie andere Kerken in die classis samen een 400 zielen hebben. Het lijkt ons alleen wat duister, dat in 1897 blijkens het verslag „voor het eerst officieel een kerkeraad werd gekozen8 terwijl men in 1925 herdenkt dat voor een kwarteeuw de kerk geïnstitueerd werd. Ook het jaarboek geeft 1900 aan. v. D. XXIII. Morgengebed. O barmhartige Vader, wij danken U, dat Gij dezen nacht zoo getrouwelijk voor ons gewaakt hebt, en bidden U, dat Gij ons wilt sterken met Uwen Heiligen Geest, die ons voortaan geleide dat wij dezen dag (mitsgaders al de dagen onzes levens) mogen besteden tot alle ge rechtigheid en heiligheid en wat wij in onze handen nemen, dat onze oogen altijd zien, om Uwe eere te verbreiden, alzoo, dat wij al den voorspoed onzes voornemens van Uwe milde hand alleen verwachten. En opdat wij zulke genade van U ver krijgen, wil ons (naar Uwe belofte) ver geven alle onze zonden, om het heilig lijden en bloedvergieten van onzen Heere Jezus Christuswant zij zijn ons van harte leed. Verlicht ook onze harten, opdat wij, alle werken der duisternis afgelegd hebbende, als kinderen des lichts in een nieuw leven mogen wandelen, in alle Godzaligheid. Geef ook Uwen zegen tot de verkondi ging van Uw Goddelijk Woord. Verstoor alle werken des duivels. Sterk alle getrouwe Kerkedienaars en Overheden Uws Volks. Troost alle vervolgde en benauwde har ten door Jezus Christus, Uwen lieven Zoon, die ons beloofd heeft, dat Gij ons alles, wat wij U in Zijnen Naam bidden, zeker lijk geven zult, en daarom ons alzoo heeft bevolen te biddenOnze Vader enz. Avondgebed. O, barmhartige God, eeuwig licht, schij nende in de duisternis. Gij die den nacht der zonden en alle blindheid des harten verdrijft naardien Gij den nacht verordend hebt om te rusten, gelijk den dag om te arbeiden zoo bidden wij U, geef dat onze lichamen in vrede en stilheid rusten, opdat zij daarna bekwaam mogen zijn den arbeid, dien zij dragen moeten, door te staan. Matig onzen slaap, dat die niet onorde lijk zij, opdat wij aan lichaam en ziel onbevlekt mogen blijven, ja dat onze slaap zelfs geschiede tot Uwe eere. Verlicht de oogen van ons verstand, op dat wij in den dood niet ontslapen, maar altijd verwachten onze verlossing uit deze ellendigheid. Bescherm ons ook tegen alle aanvechting des duivels ons in Uw heilig geleide nemende. En naardien wij dezen dag niet door gebracht hebben, zonder tegen U grootelijks gezondigd te hebben, zoo bidden wij U, wil onze zonde bedekken door Uwe barmhartigheid, gelijk Gij alle dingen op aarde met de duisternis des nachts bedekt, opdat wij daarom van Uw aanschijn niet verstooten worden. Geef ook rust en troost aan alle kranken, bedroefden en aangevochtene harten, door onzen Heere Jezus Christus, die ons alzoo heeft leeren biddenOnze Vader enz. In onze beschouwingen van het morgen- en avondgebed, hebben we tot dusver gezien hoe zich daarin uitspreekt, een diep besej van af hankelijkheid, dat leidt tot danken en bidden ook een bewustzijn van zondendat belijdenis daarvan doetvoorts een besej van de roeping, waarmee de christen in deze wereld geroepen wordt om het leven te besteden tot alle ge rechtigheid al verder, een besef van de roeping tot voorbede, voorbede voor de kerk en haar dienaren, voor de overheden des volks, tot ver storing van de werken des Satans, en voor alle vervolgden en benauwden, voor kranken, be droefden en aangevochtme harten. Met de aanwijzing van nog een Iaatsten op- merkelijken trek in deze gebeden, willen we de bespreking daarvan beëindigen. Onze opmerkzaamheid heeft ook te hebben dat daarin zich uitspreekt een besej van Gods genade, leidend tot een vertrouwend bidden. Dat vertrouwen kan en mag niet ontbreken. Als een vereischte voor het rechte bidden wordt terecht in Zondag 45 genoemd „dat wij dezen vasten grond hebben, dat God ons gebed niet tegenstaande wij zulks onwaardig zijn, om des Heeren Christus wil zekerlijk wil verhooren, gelijk Hij ons in Zijn Woord beloofd heeft8. Die tot God komt, moet gelooven dat Hij is en een belooner is dergenen, die Hem zoeken. Hebr. 11:6. Om tot dat onmisbare vertrouwen te leiden is het dan ook, dat de Heere Jezus het volmaakte gebed laat beginnen met de aanspraak„Onze Vader, die in de hemelen zijt". Daarmee toch wil Hij, naar de ver klaring in Zondag 46 in ons van stonde aan, in het begin onzes gebeds, de kinderlijke vreeze en toevoorzicht tot God verwekken, welke beide de grond onzes gebeds zijn. Dat vertrouwen te beoefenen, gaat echter niet zonder strijd. Het geloof vindt op dezen weg heel wat struikelblokken. Daar is allereerst te noemen het niet-ver- hoord worden van vele gebeden. Dat doet zich voor in het leven van den bidder, dat hij om iets vraagt, maar het niet ontvangt. Dan blijft die verhooring wel weg omdat de bidder niet goed bad en omdat het niet-inwil- ligen van zijn bede beter voor hem is, maar niet altijd ziet de bidder dat in. En dan staat hij voor het feit, dat hij om iets biddende vroeg, maar het niet kreeg. En wanneer dit herhaalde malen gebeurt, kan de gedachte opkomen, dat het bidden niets geeft en dan sterft het bid den weg. En daar is ook het besef van onwaardigheid, dat de vrijmoedigheid tot het gebed kan ont nemen. De farizeër mocht van dat gevoel geen last hebben en onbeschroomd zijn hoofd op heffen, aan zijn zoogenaamd bidden ontbrak het voornaamste, nl. het gebed. Maar het lijdt wel geen twijfel of de tollenaar heeft met dat besef te worstelen gehad. Wat houdt de apostel met dat besef en de moeilijkheden, die het meebrengt, rekening, wanneer hij in Hebr. 10 zich uitput om op allerlei wijze aan te dringen tot de vrijmoedigheid des gebeds: dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus zoo laat ons toegaan. De Heere Jezus heeft het dan ook noodig geacht een gelijkenis te geven daartoe strek kende dat men altijd bidden moet en niet ver tragen (Luk. 18), en die gelijkenis onderstelt, dat de verhooring van het gebed wel eens lang kan uitblijven en daaruit het gevaar ontstaan, dat het gebed zou ophouden. Voor het gebed zijn onmisbaar het besef van Gods groote genade en van zijn trouw aan wat Hij beloofde; beloofde ook in de toezeg ging bidt, en u zal gegeven wordenzoekt, en gij zult vindenklopt en u zal opengedaan worden. Want een iegelijk, die bidt, die ont vangt en die zoekt, die vindten die klopt, dien zal opengedaan worden. (Luk. 11:9, 10). In dat besef kunnen de zwarigheden worden overwonnen. Maar de genade Gods wordt vaak verduis terd en verkleind, soms zelfs onder een schijn van godzaligheid. Daar zijn er wel, die meenen Gode een dienst te bewijzen door zoo klein mogelijk te denken en te spreken van zijn ge nade. Zoo zijn er predikers, die het bij voor keur hebben over het woord uit Jeremia's profetie, dat spreekt van één uit een stad en twee uit een geslacht (Jer. 3 14) en, den zin van dat woord verdraaiend, krachteloos maken de noodigingkomt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven. En waar dat gevoelen gaat overheerschen moet het ge bed verkwijnen. Ook in dit opzicht nu kunnen de gebeden achter in ons psalmboek, de gebeden vóór en na het eten en ook het morgen- en avond gebed als modellen dienen en ten voorbeeld worden gesteld. Van dat besef der genade en trouw Gods spreekt de aanhej van beide gebeden. In het morgengebed„O barmhartige Vader8 en in het avondgebed „O, barmhartige God". Dat begin kan stemmen tot de geloofsoefening, dat die barmhartige God en Vader een Verhoorder is der gebeden, dat Hij onwaardigen wil zege nen en dat Hij, ook dan, wanneer Hij niet zou geven, waarom gevraagd werd, daarvoor Zijn liefdevolle redenen heeft. Want met den aanhef stemt overeen het slot van het gebed, dat verwijst naar de belojte: die ons beloofd heeft, dat Gij ons alles, wat wij U in Zijnen Naam bidden, zekerlijk geven zult. Hier is het aangrijpen van en het pleiten op de beloften Gods. Hier spreekt het geloof aan Gods genade en trouw, dat tot het rechte bid den bekwaamt. Worde er zoo in onze gezinnen eiken morgen en avond gebeden. Dat zal strekken tot ver heerlijking van den Naam des Heeren. En in dien weg zal daar ook een rijke zegen worden ontvangen. Bij deze bespreking der Jormuliergebeden voor het huisgezin, kan de vraag gerezen zijn of we het steeds en alleen gebruiken van deze formuliergebeden daarmee willen aanbevelen? Op die vraag„formuliergebed of vrij gebed hopen we dan in volgende artikelen nog iets te gaan zeggen. Heij. In de maand September beginnen op vele plaatsen de catechesaties weer. Toch is dat niet overal het gevaldaar zijn nog wel kerken in ons gewest, waarin met dezen noodigen en belangrijken arbeid eerst begonnen wordt na dankdag. En daar, waar wel in September de catechesaties beginnen, komt het wel voor, dat niet aanstonds alle leerlingen trouw opkomen. Het een noch het ander is op Gereformeerde erve goed te keuren. Dat er ook voor de ca techisaties vacantie gegeven wordt, kan niet anders dan goed werken. Ook hier kan men zeggen, dat de boog niet altijd gespannen kan zijn. Maar dat vele ouders over een catechisatie- vacantie zoo geheel andere begrippen hebben dan over een school-vacantie, dat maakt een minder goeden indruk. Van een school-vacantie heet het in den mond der ouders al gauw „zoolang vacantie? Kan dat niet wat korter?" maar het einde van een catechesatie-vacantie ontlokt aan diezelfde ouders soms de uitroep „beginnen die catechesaties nu al weer?8 Dat klopt niet. En dat moeten die ouders begrijpen. Ze mogen ook hier niet meten met twee maten. Minstens met dezelfde vreugde waarmee ze het einde van de schoolvacantie begroeten moeten ze begroeten het einde van de catechesatievacantie. Andeis zou men moeten gaan meenen, dat die ouders meer zichzelf op het oog hebben dan hun kinderenblij zijn over het einde van de schoolvacantie omdat ze dan weer af zijn van den last, hun kinderen thuis te hebben, en ontsticht over het einde van de catechesatie-vacantie, omdat ze voor dat uur van hun kinderen geen gemak of voor deel hebben. Laten de ouders denken aan hun doopsbe- lofte, dat zij hun kinderen zullen doen onder wijzen in de voorzeide leer, èn die belofte houden door hun kinderen trouw ter cateche- satie te zenden. We weten wel dat dit wel eens wat moei lijkheden mee kan brengen. Maar de Heere Jezus sprak eens van een geloof dat bergen verzetten kon. Die door het geloof wandelt, zal ook die moeilijkheden te boven kunnen komen. En wat die moeilijkheden betreft moet ook dit worden gezegd, dat ze doorgaans niet zóó groot zijn als ze worden voorgesteld. En laten ook onze kinderen en jonge men schen bedenken, wat heerlijke beloften hun door den doop zijn bezegeld en hoe ze daar door ook verplicht zijn tot een nieuwe ge hoorzaamheid. Dan zal de catechesatiearbeid met nieuwen lust worden aangevat en in dien weg zal de Heere Zijn gemeente bouwen. Heij. Tijdens onze vacantie leed de kring der Vrije Universiteit een groot verlies door het sterven van haar bekenden amanuensis Jacob van Oversteeg en den hoogleeraar in de rechten, Mr. W. Zevenbergen. Misten we toen de gelegenheid zelf daarover in onze Kerkbode te schrijven, sedert dien ver scheen in het Friesch Kerkblad een brief van H. S. Bouma over den heer Van Oversteeg en in N.-H. Kerkblad een artikel van Prof. Gros heide over Prof. Zevenbergen, welke beide een zoo uitnemend gedachteniswoord schreven, dat we die gaarne hier overnemen. Allereerst het artikel van Ds. H. S. Bouma over den heer Jac. van Oversteeg. Lectori Salutem 1 Dezer dagen is er een man uit onzen kring weggenomen, in wien vooral de Vrije Univer siteit veel heeft verlorenonze broeder Van Oversteeg. Niet, dat hij medewerkte aan het wetenschap pelijk onderzoek als hoogleeraar of mede de zorg droeg voor de Gereformeerde beoefening der wetenschap als Curator. In dat opzicht brengt zijn sterven geen stagnatie. De roeping van Van Oversteeg was vaneen ander karakter. Zijn plaats was een geheel eenige in de Vereeniging voor Hooger Onder wijs. Hij was de drager van een zeer beschei den titel, maar hij deed een zeer groot werk. God heeft hem aan de Vrije gegeven, toen deze hem noodig had. Hij, die zorgt voor de genen, die Zijn werk moeten werken, gaf ons niet alleen een Kuyper, Rutgers en Woltjer, maar Hij schonk ons ook een Van Oversteeg. De oude Christelijke Kerk ontving apostelen, herders en leeraars, maar ook evangelisten. De beginnende Vrije Universiteit heeft haar evangelist bezeten in Van Oversteeg. Hij had het geloof, dat de Vrije Universiteit was eene stichting Gods. Hij kende den drang, om er op uit te trekken en anderen te winnen en te bezielen. Hij bezat de gave, om tegenstand te overwinnen, om onverschilligheid te vernietigen, zoodat, waar hij geweest was, belangstelling en liefde voor de Vrije Universiteit werd ge vonden. Rusteloos heeft hij de propaganda gevoerd voor de zaak, die hem lief was en zijn arbeid is gezegend geweest. Een groot deel van de leden en begunstigers is gewonnen door de actie van Van Oversteeg. Zijn doel was altijd, om te zorgen voor het contact tusschen de Vrije Universiteit en het Gereformeerde volk. Steeds weer liet hij het ons gevoelen, wanneer hij ons in de verschil lende hoeken van het land kwam opzoeken, dat wij onze Universiteit hadden te dragen en dat ze recht had op onzen steun en op ons gebed. Hetzelfde lied zong hij ons altijd weer voor. Maar steeds op eene nieuwe wijze. De zelfde dingen te zeggen, was hem nooit ver drietig. In hem konden we altijd een man vinden, die leefde voor ééne zaak en dit deed met zijn gansche hart. De gevaren, die de Vrije bedreigden, zag hij. De moeiten, die de Vrije doorstond, gevoelde hij. En zijn zorg was er voortdurend op gerieht, om ze af te wenden en er in te voorzien. In Van Oversteeg kwam de Vrije Universi teit altijd heel dicht bij ons en door hem werd ze gelegd aan ons hart en geweten. Nu is hij heengegaan, maar de zaak van zijne liefde en zorg is gebleven. Waarschijnlijk krijgen we geen man terug, zooals hij is geweest. Evangelisten behooren bij de eerste periode. Er zijn velen in zijn school gekweekt. Overal zijn er mannen en vrouwen, die hem hebben gekend en in wier ziel werd overgeplant zijn idealisme en die nu met alle energie willen steunen de zaak van de Vrije Universiteit. Want dit hebben we vast te houden, dat onze lloogeschool is eene stichting Gods. De Heere heeft haar aan ons gegeven, om haar een zegen te maken voor ons heele land en voor ons gansche volk. Zoo mogen we de zaak zien, ook tegenwoor dig, nu er moeilijkheden zijn. Er schijnen menschen te wezen, die heelemaal koud zijn geworden voor de Vrije Universiteit. Er is op gezinspeeld, dat zekere gebeurtenissen hebben gebracht tot bedanken als lid en tot opzeggen van contributie waaruit geconcludeerd kan worden het ophouden van belangstelling. Maar op deze manier mag niet gehandeld worden. Het zou al heel wonderlijk zijn, wan neer de bezwaren voor onze Universiteit altijd maar uitbleven. Ze mag een stichting Gods zijn, het zijn menschen, die er voor waken. En zooals bij alle dingen, zijn het ook hier zondige menschen, die dat doen. Wel heel ge makkelijk is het, om ons te onttrekken, wan neer we moeiten ontmoeten, maar het is tegelijk heel ongeoorloofd. Dan kunnen we alles wel loslatenonze kerken, onze scholen, onze stichtingen van barmhartigheid, onze vereeni- gingen die op verschillend gebied arbeiden. Ook van Oversteeg heeft ons geleerd, om voort te gaan, wanneer de bezwaren komen en deze weer door Gods genade te overwinnen. Dat we dit begrepen hebben, moet nu door ons worden getoond. Niemand mag loslaten, maar gezamenlijk hebben we er voor te zor gen, dat alles weer gaat loopen, gelijk dit be hoort. De zaak dienenDat is onze roeping. Te hopen is het daarom, dat de belangstel ling en de liefde voor de Vrije Universiteit niet inzinke, maar allerwege toeneme. Want dan blijven we op den juisten weg en zullen we ook in de toekomst iets kunnen bereiken. Het is een ellendig defaitisme, te doen, alsof de zaak van het hooger onderwijs op Gerefor meerden grondslag al weg is. Die dat zegt, moet niet vergeten, dat hij daarmede toegeeft, dat de toekomst van het Gereformeerde leven al vernield is. Uit alles blijkt, hoe Directeuren er op uit zijn, om steeds meerderen te winnen en de Universiteit uit te breiden. Pas weer hebben ze eene circulaire verzonden aan de kerkeraden, waarin ze verzoeken, dat de kerken toetreden

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 2