PAPERS PES WOORPS.
Het gezinsgebed.
Brieven uit Z.-Vlaanderen.
ZENDING.
hierin, dat vrouwen den man in alles willen
gaan nadoen.
Waarom wil de vrouw dit? Waarom neemt
zij zelve weg het schoone dat God haar ge
geven heeft?
Begrijpt zij niet, dat een rechtgeaard man
zulk een vrouw niet kan respecteeren.
Laat volgens de Scheppingsorde den man,
man blijven en de vrouw, vrouw.
Wat zou het leven veel mooier, veel fijner
zijn wanneer het liep in den weg van Gods
ordinantie.
Laten we toch aan de wereld toonen dat we
anders weten en anders leven. We komen zoo
gedurig onder dat rijke woord en de wereld
ziet ons naar de kerk gaan. Welnu laten ze
daar ook de vruchten van zien.
Een meisje.
Zoo is het. We moeten niet aan de wereld
toonen dat zij zelfs met haar meest gedurfde
dingen veroveringen maakt in de Kerk, maar
dat de Kerk in volgehouden zedelijke stemmig
heid van gewaad, al is ze misschien tien modes
ten achter, veroveringen weet te maken voor
de wereld.
De strengheid waarmee de Roomsche geeste
lijkheid die exessen tegengaat, kan niet anders
dan worden geprezen.
XXI.
Morgengebed.
O barmhartige Vader, wij danken U, dat
Gij dezen nacht zoo getrouwelijk voor ons
gewaakt hebt, en bidden U, dat Gij ons
wilt sterken met Uwen Heiligen Geest, die
ons voortaan geleide;
dat wij dezen dag (mitsgaders al de dagen
onzes levens) mogen besteden tot alle ge
rechtigheid en heiligheid;
en wat wij in onze handen nemen, dat
onze oogen altijd zien, om Uwe eere te
verbreiden, alzoo, dat wij al den voorspoed
onzes voornemens van Uwe milde hand
alleen verwachten.
En opdat wij zulke genade van U ver
krijgen, wil ons (naar Uwe belofte) ver
geven alle onze zonden, om het heilig lijden
en bloedvergieten van onzen Heere Jezus
Christuswant zij zijn ons van harte leed.
Verlicht ook onze harten, opdat wij, all
werken der duisternis afgelegd hebbende,
als kinderen des lichts in een nieuw leven
mogen wandelen, in alle Godzaligheid.
Geef ook Uwen zegen tot de verkondi
ging van Uw Goddelijk Woord. Verstoor
alle werken des duivels. Sterk alle getrouwe
Kerkedienaars en Overheden Uws Volks.
Troost alle vervolgde en benauwde har
ten door Jezus Christus, Uwen lieven Zoon,
die ons beloofd heeft, dat Gij ons alles,
wat wij U in Zijnen Naam bidden, zeker
lijk geven zult, en daarom ons alzoo heeft
bevolen te biddenOnze Vader enz.
Avondgebed.
O, barmhartige God, eeuwig licht, schij
nende in de duisternis. Gij die den nacht
der zonden en alle blindheid des harten
verdrijft
naardien Gij den nacht verordend hebt
om te rusten, gelijk den dag om te arbeiden
zoo bidden wij U, geef dat onze lichamen
in vrede en stilheid rusten, opdat zij daarna
bekwaam mogen zijn den arbeid, dien zij
dragen moeten, door te staan.
Matig onzen slaap, dat die niet onorde
lijk zij, opdat wij aan lichaam en ziel
onbevlekt mogen blijven, ja dat onze slaap
zelfs geschiede tot Uwe eere.
Verlicht de oogen van ons verstand, op
dat wij in den dood niet ontslapen, maar
altijd verwachten onze verlossing uit deze
ellendigheid.
Bescherm ons ook tegen alle aanvechting
des duivels ons in Uw heilig geleide nemende.
En naardien wij dezen dag niet door
gebracht hebben, zonder tegen U grootelijks
gezondigd te hebben, zoo bidden wij U,
wil onze zonde bedekken door Uwe
barmhartigheid, gelijk Gij alle dingen op
aarde met de duisternis des nachts bedekt,
opdat wij daarom van Uw aanschijn niet
verstooten worden.
Geef ook rust en troost aan alle kranken,
bedroefden en aangevochtene harten, door
onzen Heere Jezus Christus, die ons alzoo
heeft leeren bidden: Onze Vader enz.
Onze aandacht behoort het ook te hebben,
dat in morgen- en avondgebed zoo ernstig
rekening gehouden wordt met het woelen en
werken van den Satan.
Dat geschiedt in het morgengebed in deze
woorden
Geef ook uwen zegen tot de verkondiging
van uw Goddelijk Woord. Verstoor alle
werken des duivels. Sterk alle getrouwe
kerkedienaren en Overheden uws volks.
En in het avondgebed aldus
Bescherm ons ook tegen alle aanvechting
des duivels ons in uw heilig geleide
nemende.
Het is wel niet overbodig ook hierop bij
zonderlijk te letten. In de overleggingen toch
van het geestelijk leven neemt de Engelen
wereld doorgaans niet een groote plaats in.
Wat zeker alleszins te begrijpen is. Onzicht
baar is die Engelenwereld en wij menschen
zijn vooral aangelegd op het zien en tasten.
Te gelooven aan het bestaan van een enge
lenwereld en daarmee rekening te houden,
wordt in de wereld een dwaasheid geacht, die
niet anders verdient dan bespotting.
Toch is dat niet-rekening-houden met de
Engelenwereld, hoe begrijpelijk ook in de we
reld, niet goed te keuren bij het volk Gods,
dat te wandelen heeft in 't licht van Gods
Woord.
De H. S. spreekt telkens van de Engelen,
zoo goede als booze en van den grooten in
vloed, dien zij als dienstknechten Gods en
onder Zijn bestel in het menschenleven hier
beneden uitoefenen.
Tot schade van het leven moet het leiden,
wanneer we zoo belangrijke factoren onze aan
dacht niet waardig keuren.
Tot schade van de blijde vertroosting, die we
in deze droeve wereld behoeven. Wat een
troost kan een christen putten uit de weten
schap, ons geopenbaard in Hebr. 1 14, dat
de Engelen gedienstige geesten zijn, uitgezon
den tot den dienst dergenen, die de zaligheid
zullen beërven. Wat een pak van bezwaardheid
gleed er niet van het hart van den dienaar van
Elisa, toen hem, met den profeet in Dothan
ingesloten door het vijandelijke leger der Syriërs,
op het gebed van Elisa de oogen geopend
werden en hij zag dat de berg vol was van
vurige paarden en wagenen, en Elisa grond
had om te zeggen vrees niet, want die bij ons
zijn, zijn meer dan bij hen zijn. 2 Kon. 6.
Tot schade ook van de zorg en vreeze, die
we in deze booze wereld niet mogen afleggen.
Wat een reden tot vreeze moet er voor den
christen liggen in de waarschuwing, dat onze
tegenpartij de duivel omgaat als een brieschende
leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslin
den (1 Petr. 5 8).
Tot beide dan, tot die vertroosting en die
vreeze in verband met de Engelenwereld moe
ten we ons door Gods Woord laten leiden.
Nu ligt het buiten het bestek dezer artikelen
over het gezinsgebed daarop in den breede te
wijzen. Wie ten deze meer weten wil kunnen
we verwijzen naar de schoone en zoo bij uit
stek leerzame stude van dr. Kuyper over „de
Engelen Gods".
Hier hebben we alleen aan te wijzen, dat en
hoe in het morgen- en avondgebed gerekend
wordt met het woelen en werken van Satan.
Daartoe nu vestigen we de aandacht op het
verband, waarin die bede voorkomt. Ze staat
in tusschen de bede om zegen tot de verkon
diging van het Evangelie en die om sterking
van alle getrouwe kerkedienaren en overheden
des volks. Alzoo tusschen de beden die het
kerkelijk en staatkundig terrein betreffen.
En het is wel goed en noodig dat we in
onze gebeden denken aan het woelen van
Satan juist op deze twee terreinen.
Hoe werkt hij op kerkelijk terreinDoor het
op bedekte wijze daar binnen zoeken te bren
gen van allerlei valsche leer. Maar niet minder
door verdeeldheid te brengen tusschen wat bij
elkander behoort. Wat is er een kerkelijke
verdeeldheid onder hen, die allen toch aan de
Gereformeerde belijdenis vasthouden. Men
vraagt zich af, hoe is het mogelijk, dat die
menschen toch niet leven in één kerkverband.
Hoe durven ze het bestaan, terwijl Christus
toch wil, dat zich als één openbaart, wat in
wezen één is, die gedeeldheid te doen voort
bestaan en nog steeds grooter te maken Zou
dan in dat alles niet op te merken zijn een
werking van den Satan, die ook wel diabolus
wordt genoemd, en in dien naam wordt aan
geduid als degene, die scheiding, verwijdering
teweegbrengt tusschen vrienden? Werd met
dit woelen van Satan meer rekening gehouden
en werd meer gebeden om verstoring ook
van dit werken, er zou meer saambinding, meer
saamleven enTsaamarbeidenfzijn. En tegenover
het al driester optreden van het ongeloof kon
er meer kracht vanTde kerk uitgaan.
En ook op staatkundig terrein is zijn werken
onmiskenbaar. En dat op dezelfde wijze, door
het invoeren van verdervende denkbeelden en
door het breken der eenheid van die bij el
kaar hooren.
Telkenmale verneemt men van allerlei be
schouwingen o.a. over het huwelijk en het
huisgezin, over de taak van de vrouw enz. dat
men er zich over verwondert, dat fatsoenlijke
mannen en beschaafde vrouwen zulke onzede
lijke, onbeschaamde theoriën durven voordragen.
En des te gevaarlijker worden dan die verder
felijke beschouwingen omdat velen meenen, dat
als zulke respectabele menschen die verdedigen,
ze dan nog zoo kwaad niet kunnen zijn.
Bij dat alles is op te merken de inwerking
van Satan, waartegen het gebed het machtigste
wapen is.
En wat verdeeldheid ook op dat gebied was
nog in de laatste dagen te aanschouwen en te
betreuren. Verdeeldheid tusschen hen, die krach
tens hun belijdenis één lijn behoorden te trek
ken. En werd nu die verdeeldheid goedgepraat
met allerlei vrome redeneeringen, men zou al
heel blind moeten zijn om ook daarin niet op
te merken een werking van diabolus.
Er is waarlijk wel reden om eiken dag des
morgens en des avonds te bidden dat Satans
werken verstoord worden.
Ook die in het persoonlijk zieleleven, als
in de avondbedebescherm ons ook tegen alle
aanvechting des duivels ons in uw heilig ge
leide nemende.
Om den enkele verliest Satan de massa niet
uit het oog. Vooral bij de massa is zijn wer
king te duchten, gelijk de geschiedenis wel
bewijst. Maar om de massa verwaarloost hij
toch niet den enkele.
Hoe benauwd kan hij het den geloovige
maken Hoe gevaarlijk is zijn aanval te achten.
Als Satan de jongeren gaat ziften als de tarwe
is het alleen door de voorbede des Heeren, dat
hun geloof niet ophoudt.
Zoo worde dan door ons ter harte genomen
de onderwijzing van het morgen- en avond
gebed om ons te leeren of te herinneren, wat
in ons gebed niet mag ontbreken of ook, ons
te sterken om voort te gaan op den ingeslagen
weg, wanneer we ook deze zaak leerden bren
gen voor den troon der genade.
Heij.
LXXXII.
Amice.
Het is al eenigen tijd geleden, dat ik een
schrijven ontving waarin mij tal van vragen
werden voorgelegd.
Nu zit ik altijd wat verlegen met zulke brie
ven. Eensdeels ontvang ik ze zeer gaarne;
want het ontbreekt je maar zelden op die wijze
aan stof. Maar ze brengen je ook wel.eenstot
groote moeilijkheden. Zoo dat je soms zucht
Wat ben ik toch met mijn brieven begonnen.
Een stil burger heeft toch maar een gerust leven.
Nu moet ge eens zien, Amice, wat een vreemde
vraag ik voor mij krijg. De briefschrijver zegt,
dat hij onlangs een gesprek met een lid onzer
kerk had, waarin deze hem een aantal mis
standen voor de voeten wierp, die z.i. bij de
Geref. Kerken in ons vaderland als geheel ge
nomen geregeld voorkwamen.
Het eerste bezwaar gold de candidaten tot
den H. Dienst. Deze waren, behoudens een
enkele gunstige uitzondering grenzeloos opper
vlakkig. Men kon er ten zijnent over oordeelen
daar er nog al eens wat kwamen preeken. Dat
kan ik hem, zegt mijn correspondent, afstrijden,
maar het een noch het andere is in 't generaal
te bewijzen.
Wat zullen we daarvan zeggen Ik denk,
dat mijn briefschrijver het met mij eens zal zijn,
dat menschen uit je eigen kerk, die je misstan
den in hun kerk voor de voeten werpen en
daarbij sterk generaliseeren niet je aangenaam
ste gasten zijn.
Ik kan dat altijd heel slecht hebbenvan
eigen menschen n.l. Van anderen wel. Dat is
wel goed als ze je op de vingers kijken. We
wonen als christenen in een glazen huis. Ik vind
het altoos eenige eere wanneer b.v. de buiten
wacht enkele fouten met den vinger nawijst
en zegt Zie nu eens aan, bij die „fijnen", daar
kan ook heel wat bij door f Want dat is voor
mij bewijs, dat de buitenwereld gevoelt, dat
ons beginsel met zulke verkeerde daden
in strijd is.
En het is voor mij altijd een soort eeresaluut,
dat men aan de strengheid en den godsdien-
stigen-zedelijken eisch van onze Gereformeerde
Kerken brengt.
Natuurlijk onbewust.
En die buitenwacht heeft groot gelijk, dat
levenspractijk met levenstheorie in overeen
stemming moet zijn. Abimelech tikt ook wel
eens een Abraham op de vingers. (Gen. 20).
Ik kan het ook nog wel, kerkelijk althans
politiek is wat anders verdragen, dat
broeders, die zeer dicht bij ons staan, allerlei
misstanden bij ons aanwijzenhoewel ik ook
daar veel meer den eisch zou willen beleefd
zien, geen heggen te staan knippen als het
druk in den oogst is. Laat toch het zwaarste
wegen, wat het zwaarste isWe staan zoo
dicht bij elkaar, als je naar de van God af
vallige wereld ziet.
Maar wat ik eigenlijk niet uitstaan kan, dat
is als een belijdend lid van eigen kerk je fouten
voor de voeten werpt van die kerk.
Want wat beteekent dit nu Alsof er hier
ooit een kerk van enkel heiligen zou zijn.
Alsof van Friesland tot Zeeland alle menschen,
alle belijdende leden der Geref. Kerken uit één
zelfden vorm gegoten waren.
Help die misstanden dan liever opruimen,
zou ik zeggen. Werp ze niet uw medebroeders
voor de voeten, die misschien nog met enthou-
siame, met liefde spreekt over de Geref. kerk,
óver school en opleiding. Blusch het heilig
vuur niet uit, dat er gelukkig nog bij sommi
gen, bij velen is voor de gave Gods in onze
Geref. kerk en heel onze Geref. beweging ons
geschonken.
Ge zijt toch zelf lid van die kerk Maar dan
brengt dit mee ook voor u, die kerk lief te
hebben, het goéde van 's Heeren huis te zoeken.
Misstanden in uw gemeente, of in naburige
gemeenten of bij uw broeder werpt ge niet
voor de voeten van uw medebroeder, die er
misschien genoeg om treurt, maar ge behoort
ze te brengen voor uw God,
Eerst dan als Sions breuk in 't verborgen
beweend is, hebt ge recht profeet te zijn en
dan verwijt ge ze niet aan uw broeder, maar
ge brengt ze met haar opgespoorde oorzaken
voor 't front van die Kerken zelf.
Och, dan wordt er ook nog wel wat waar
deering gevonden. Ook voor jonge predikanten.
De candidaten zelfs nog maar„Ze zijn zoo
grenzenloos oppervlakkig," klaagt men, „een
enkele uitzondering daargelaten."
't Is moeilijk, om daar een oordeel over uit
te spreken. Als ik uit de school zou klappen,
zou ik haast durven beweren, dat soms de
minst begaafde studenten de zwaarste preeken
houden. Gemoedelijkheid, want dat wordt hier
nog wel eens onder diepte verstaan, is bij
jonge predikanten, vooral bij candidaten, vol
strekt niet een zoo zeldzaam bewijs, dat er
niet voldoende over den text gestudeerd is.
Ik voor mij ben dankbaar, dat onze jonge
candidaten „pas van school," nog zulke „diepe"
preeken niet houden. Ik geloof zoo moeilijk
aan echtheid. Het is heusch niet zoo zwaar
quasi-diep te doen; maar ge moet nu eenmaal
een jonge dochter van achttien niet kleeden
willen in de sjaal van haar grootmoeder. Dat
staat niet, en het is geen waarachtigheid als ze
zegt, dat 't mooi is.
David kon in Sauls zware harnas niet gaan
met zijn lichten slinger trad hij echter in de
mogendheid des Heeren den reus tegemoet en
versloeg hem. Later heeft David zijn slinger
wel degelijk voor een speer en zijn herders-
kiel voor een harnas verwisseld.
Die candidaten, die alleen maar Schriftver
klaring weten te geven en met de „toepassing/*
dikwijls zoo zwaar hebben te tobbenliever
tien bladzijden exegese schrijven dan tien
regels practische opmerkingen, moet ge niet
te spoedig veroordeelen.
Critiek is zoo gemakkelijk, maar de kunst
valt niet mee. Ook niet van het preekenmaken.
Die candidaat wordt wel diepals hij maar
eenmaal in de gemeente is!
En als hij in de kracht des Heeren zijn werk
tegemoet treedt.
Want hij wordt 's Maandags aan een ziekbed
geroepen van een vrome Christin, waarbij hij
terstond bemerktdie is veel verder dan ik.
En toch zijn gebed moet mede haar gaan door
de doodsrivier voorbereiden.
Een volgende week moet hij troosten een
zuster, die plotseling in rouw gedompeld werd
en woorden des levens spreken, waar enkel
doodsnacht zijn sluier spreidt,
Na drie maanden in ambt ontmoet hij
een vijandig dooplid, die weerbarstig jegens
alle vermaning het breede" pad op wandelt.
Hij moet verdedigen, hij moet troosten, hij
moet terneer drukken, hij'moet oprichten.
O, die gevallen van zware ziekten, die weken
aan weken duren, waarbij toch ondanks ernstig
smeeken geen lichtstraal in de donkerheid van
het zieleleven schijnt te vallen. Wat hebben
die jonge dominé's het daar moeilijk, en hoe
benijden ze op hun dorpen ze staan allen
op dorpen! de vlastrekkers al stroomt hun
het zweet over 't gelaat; hoe wilden ze met
de maaiers slaan de sikkels in de blanke gerst.
Omdat hun arbeid resultaat ziet bij eiken slag,
en het werk van die candidaten, jonge dominé's
met onvruchtbaarheid schijnt gedoemd.
Of ze dan langzamerhand diep worden
En öf ze zich allengs meer van de critiek af
wenden en het oog omhoog slaan naar hun
Zender.
Want elke stap op het ambtelijk pad roept
hun toeHet gaat om een eeuwigheid
Ze klagen niet. Ook als ze miskend worden,
en misschien velen slapen onder de „opper
vlakkige" preek.
Maar dat alles neemt tegelijk die oppervlak
kigheid wel weg.
Maar och arme, de candidaten van vier- en
twintig, soms nog jonger, die al naar de diepte
afsteken voor ze goed en wel zwemmen heb
ben geleerd. Mijn vrager houde het mij ten
goede, maar ik zou nooit over de oppervlak
kigheid van candidaten meer redeneeren willen
ik zou alleen den toets willen aanleggen Geeft
die jonge man een deugdelijke Schriftverklaring?
Blijkt zijn predikatie bestudeerd Laat hij den
Bijbel sprekenis er uit den rijken schat des
Woords weer iets opgegraven, waaruit we de
genade van onzen Christus hebben gezien?
Met zulk een, al was hij dan ook wat minder
vlot ter taal zou ik het durven wagen; maar
voor een gezalfd prediker van 24 ben ik heusch
wat bang. Ik meen dat de eersten het langer
volhouden. Want het is merkwaardig zegt een
philosoof van hoe weinig gedachten de men
schen altoos geleefd hebben. Maar de H. S.
is van gedachten onuitputtelijk.
En al zijn studenten wel eens wat dartel,,
te dartel bij wijlen men ziet ten eerste
voorbij dat de jongelui op elkander aangewezen
en dikwijls jaren lang van huis zijnen ten
andere vergeet men, dat de echte renpaarden
van 't karakter zijn als die in Ben Hur; ze
beginnen wat langzaam, alsof ze er nooit zullen
komen, maar ze worden gaandeweg beter en
ze blijven tot aan de eindstreep frisch.
Maar je moet er ook goed op passenJ
En een liefdevol Christen weet wat dit ih?
de binnenkamer, en daarbuiten voor zijn Die
naar des Woords beteekent.
Z. v. D.
Magelang, 21 Juni '25.
Amice,
We beleven de koude dagen in Magelang.
Het droge jaargetijde is aangebroken, dat van
Mei tot November duurt, en vooral in de maand
Juni kan het dan 's morgens en 's avonds zoo
koud zijn, dat men dikkere kleeren moet aan
trekken om tegen die kou wat beschut te zijn.
Enkele dagen achter elkaar wees de thermo
meter des morgens 64 graden Fahrenheit aan
ge vindt het in Holland wat vreemd, dat we
zoo'n temperatuur reeds koud noemen, maar
wij, die aan een temperatuur van 80 tot 90
graden gewend zijn, kunnen een temperatuur
die de 60 graden nadert, niet zoo gemakkelijk
verdragen en we zoeken het zonnetje om ons
wat behagelijk te kunnen voelen. Die maand
Juni is een prachtige maandiederen dag zomer;
geen wolkje onderschept het zonlicht, terwijl
de boomen en velden nog niet bedekt zijn met
een stoflaag, zooals dit aan het einde van den
drogen tijd het geval is.
Deze Junimaand is op Midden-Java ook. de-
vacantiemaand en enkele onderwijzers van onze-
scholen hadden het voornemen opgevat om mett
de leden der hier bestaande knapenvereenigingj
eens enkele vacantiedagen door te brengen ini
het gebergte.
Deze knapenvereeniging bestaat voornamelijk
uit leerlingen en oud-leerlingen van onze scholen
waaronder er verscheidenen zijn, die tot ernsf
nadenken zijn gekomen en in wier hart de'
geerte leeft om belijdenis te doen van hun geI
loofechter ze mogen niet van hun ov defS
gingen ze legen den wensch van huii ouders
in, dan zouden ze ongetwijfeld bet huii? WOrden
uitgejaagddeze jongens hebben- eer 7warpn
strijdverleden jaar heb ik U reeds ^at verteid
van een meisje, dat, nadat ze b* ar beeeerte
had te kennen gegeven o/;n CtWB» en te worden,
veel smaadheid en veel ,ij£iten heeft
verdragen Nu is e', weer een 'jongen, bij wien
de begeerte ott) z,jn geloof te t .elijden zeer sterk
is, maar die n zjjn huis vee! tegenstand ont
moet. Nu *Locht hij naar een weg om ver van
huis een positie te verkrijge n om daar dan naar
de beg^erte van zijn hart, den H. Doop te ont-
vanren. Hij zou naar een inrichting van voort
gezet onderwijs gaan, waarvoor hij zich eerst
echter aan een keuring moest onderwerpen.
Hij werd afgekeurd en zag zich nu voorloopig
den weg afgesloten om de ouderlijke woning
te verlaten. Deze jongen nu deed mee aan het
uitstapje naar de bergen; een flinke woning
van een Ioerah was in een der bergdorpen af
gestaan als logeergelegenhetd voor de ongeveer
30 knapen en 3 onderwijzersoverdag werden
allerlei uitstapjes gedaan, watervallen bezocht,
bergen beklommen, gespeeld, en 's avonds werd i
dan door een der onderwijzers gesproken over
een gedeelte uit den Bijbel, 't Is aardig zoo'n:
uitstapje, de jongens komen los, worden vrij
en het enkele dagen leven in Christelijke sfeer,
het aanhooren van en meedoen aan verschil
lende gesprekken over den godsdienst, was een
middel om de jongens tot nadenken te brengen
en het werk Gods in hen te doen doorbreken
de jongens voelden zich zoo vrijgeen vrees
voor familieleden drukte hen, geen angst voor
onaangename gevolgen beklemde hen.
Op een avond had een der onderwijzers ge-