Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
39e Jaargang.
Vrijdag 10 Juli 1925.
No. 28.
Redacteuren: Ds/.P. \7AN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
SiVaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE,, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD
„EEN MAN VAN SMARTEN".
Mijn Heiland een Man van Smarten
Het Kind des Doods
Dat zullen wij nooit naar waarde ver
staan.
Onze zonden den Godszoon ge
maakt tot een kind van pijnen
Die H ij doorleed om ons van de
Groote pijn te bevrijden
Loof aen Heere, mijne ziel
Een man van Smarten.
Geen sterveling vergeet dat woord,
eenmaal gehoord.
Daarin ligt alles begrepen, wat 'n
armzalig, onder duizenderlei bestaans-
smarten en -angsten en-zorgen worste
lend menschenkind tot zijn eeuwige
vreugde noodig heeft.
Een man van Smarten.
Daar is heel een menschenleven voor
noodig, met doorproevkig van wat elk
getij daarin aan eigenaardigs schenkt
en onthoudt, om, al blijft 't altijd nog
maar bij verre benadering, te verstaan,
wat dat inhoudt, allereerst nog maar
in derving van gewoon-menschelijk ge
luk. Gemeenlijk denken wij bij dezen
naam, waarmee de profeet zijn Messias
doopte, te uitsluitend aan den Zaliger
als Kruiseling, maar Calvijn vestigde
er al de aandacht op, dat de Christus
hier o.m. zoo heet „omdat Hij zijn leven
lang verstoken is gebleven van alle ge
nietingen der gewone menschen". Laat
deze kant van Jezus' smartenleven eens
op U inwerken.
O, 'tis onder de menschen al zoo,
dat 't leven der „grooten" noodwendi-
gerwijs ook is't leven der eenzamen,
omdat tot de berghoogten des bestaans
maar de zeer-weinigen klimmen kunnen.
Jezus Christus echter heeft, naar Zijn
wezen, in de meest-volstrekten zin des
woords, in zijn een-zaamheid geleefd
hier op aarde De kleine vreugden des
levens, waarin zelfs de armen hier hun
warmte vinden, ze zijn onzen Heiland
ontzegd.
De rust in 't eigen liefdewarm tehuis,
waardoor zooveel teleurstellende moei
ten van 't alledaagsche leven worden
verzoet, Jezus heeft ze niet gekend, kon
ze niet kennen, omdat geen sterveling
bevredigen kon 't eeuwig begeeren, dat
ontbrandde in zijn ziel.
Een man van Smarten.
Een kind van Smarten, dat is onze
Heiland geweest vanaf zijn ingang in
onze menschelijke verlorenheid Heel
zijn opwassen is één smartengroei ge
weest. Steeds klaarder werd het besef,
dat de vreugden des menschelijken
levens niet rijpten voor Hem, dat Zijn
plaats hier was, aan de zelfkant, in de
schaduw, waar ten slotte een ieder
zijn zou, verbergend 't aangezicht voor
Hem.
Een man van Smarten, smartenrijk
waarlijk niet alleen in vreugdenderving,
maar bovenal ook in pijn-beërving. Al
onze pijnen, zij vormden de erfenis, die
Hij ontving, toen Hij inging tot zijn
levenstaak. En wat het dragen daarvan
Hem moet zijn geweest, zal nimmer tot
ons doordringen. Hij was, het eeuwig
kind der allerzuiverste vreugden, rein
en heilig.
Daarom stempelde zijn loutere aan
wezigheid onder ons, zondaren, zonder
meer, Hem reeds tot man-van-smarten.
Een mensch, wien alles tot smart
werd, waar Hij onder menschen zich
bewoog. W ij kunnen soms al zooveel
„last" hebben van de menschen, als wij,
dagelijks weer, stuiten op onwaarachtig
heid, leugen, bedrog, zelfzucht, haat en
wat dies meer zij Maar de smart, die
ons dat aandoet, is bovenal daarom
smart, wijl die ervaringen ons worden
tot zelfsmartImmers, al die ondeugden
staan niet buiten ons, maar tieren ook
welig binnen in ons. En zoo worden
alle smartelijkemenschenervaringen ons,
als 't goed is, tot zelfbeschaming en
zelfverootmoediging, die weer topheil
worden kan
En in dat heil verkeert zich 'tlsmar-
tenkarakter van ons bestaan in hoop
volle blijdschap.
Maar nude Smarten-man. Hij heeft
de fzelfbeschaming om] der zonde wil
nimmer gekend.
Toch heeft het zonde-vuil HenTover-
stroomd.
Zijn heiligheid had de spitsroedengang
te loopen dwarsdoor onze onheiligheden.
Zijn reinheid dook onder in de poel
van onze walgelijke onreinheden.
Elke tred op zijn pad kostte pijn, was
een botsing, steeds smartelijker.
Elke ademtocht werd gedaan in ver
peste atmosfeer.
En al die smarten konden geen uit
weg vinden, integendeelMan van
smarten werd Hij, steeds mèèr, alles
perste Hem naar der smartenvolheid,
in de Vaderverlating en menschverwer-
ping aan het Smartenhout, toen de
smartfontein Hem in zich7opnam, ont
sprongen aan het toornend Godshart.
En daar bezweek de man-van-smarten
onder der smarten dracht.
Een man van Smarten, dat was uw
en mijn Heiland, heel zijn leven lang,
negatief en positief. Vreugde onder
menschen heeft Hij niet gekend, want
Hij doorzag7ze allen.
Zijn vreugde op aard was er hoogstens,
als Hij bad, op eenen berg alleen
als Hem ook dan niet gevolgd zijn de
kwellingen om de zwakheid der Zijnen.
Een man van Smarten.
Doordenk, als gij kunt, de werkelijk
heid, geborgen achter dit woord, naar
welke zijde gij^maar wilt. Altijd weer
zal de uitkomst zijnachter alle smart,
moeizaam benaderd, doemt op een
nieuwe, onvermoede smart en daarachter
nog meer en nog, nog meer, tot wij
verstaan, dat alle baren, alle golven van
de Vaderlijke toorn over Hem heen zijn
geslagen, dat wij dus staan aan de oever
der onmetelijke en onpeilbare smarten-
zee, die de zondenwereld omspoelt, en
dan tevens verstaan, dat aan de smarten
van den man van smarten geen door
gronden aan is.
Een man van Smarten.
En wij zien tenslottehet lichtend
Kruis, met zijn smartenlast, tegen de
duistere Hemel.
En wij zinken neer en snikken 'tuit,
in belijdenis onzer zonden.
Want d i e werden Z ij n smarten.
En wij aanbidden, aanbidden 't mys
terie der liefde Gods, van dien God,
die den Zoon Zijner vreugde, wegzond
uit zijn heerlijkheid, om het smartenoffer
te brengen voor Zijn opstandige kindren.
En onze aanbidding is onze hoogste
vreugde.
Tenslotte: onze éénige vreugde.
Wat een ruil, nietwaar, zóóveel vreug
de voor zóóveel smart
Maar, o, mijn ziel, vergeet dan nooit,
Weit die ruil heeft gekost.
Dat kan de smartennaam van den
Christus u leeren.
Mijn Heilandeen man van Smarten
Hèt kind des Doods! Wiens smarten
culmineerden in de kruispijn.
O hoofd, bedekt met wonden,
Bela&n met smart en hoon
O hoofd, ten spot ombonden
Met eene doornenkroon
Eertijds gekroond met stralen
Van meer dan aardschen gloed,
Waarlangs nu drupplen dalen
'k Breng zeegnend mijn groet
Loof den Heere, mijne ziel
B.o.Z. le C.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Uit Friesland.
Kerkelijke bevestiging van
gemengde huwelijken.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs:
per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduoiie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers littooij olthoff
Spanjaard straat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 422 80.
Een Man van Smarten
Jes. 533.
Den dag na de verkiezing was ik in Leeuwar
den. Voor verschillende ramen stonden bulletins
aangeplakt, welke ons op de hoogte brachten
met den stand der zaken. Velen bleven staan
en lazen, wat de berichten brachten. Er werden
ook opmerkingen gemaakt, soms leuke en soms
platvloersche. Het kwam ook wel eens tot een
korte discussie. De meesten echter hadden het
te druk om lang te blijven. En dit was maar
goed ook. De zaak was nu toch eenmaal be
slist en allen hadden geduldig te wachten tot
de uitslag geheel bekend was. Voorzoover ik
heb kunnen nagaan, was de stemming onder
de onzen niet al te optimistisch. De socialisten
hadden een groote winst te boeken en wij
hadden achttienduizend verloren. Zelfs in de
hoofdstad van ons gewest waren wij een zestig
stemmen achteruitgegaan, en dit is nog al van
beteekenis, want er waren in de laatste vier
jaren heel wat kiezers bijgekomen door den
voortdurenden groei der stad. Enkelen uitten
dan ook hun ontevredenheid, omdat zij meen
den, dat er onder de onzen dezen laatsten
winter weinig gedaan was Opmerkelijk vond
ik het, dat de socialisten den avond vóór de
verkiezing het publiek onthaald hadden op vuur
werk. Als zoo iets gegeven wordt op nationale
feestdagen, dan wordt er schande gesproken
over zulk een verkwisting en gezegdhet zou
heel wat beter zijn om het daarvoor uitgegeven
geld te verdeelen onder de werkeloozen. Het
is voor vele schrijvers en sprekers maar ge
lukkig, dat de menschen over 't algemeen maar
een korte memorie hebben.
's Avonds kwam het Friesch Dagblad, 't welk
ons inlichting gaf over het aantal stemmen uit
gebracht op de onderscheidene partijen in ver
schillende deelen onzer provincie. Wij fleurden
er van op, want hoewel wij ons niet de moeite
gegeven hebben alles nauwkeurig na te gaan,
toch bleek ons wel zooveel, dat de antirevolu
tionairen nog al trouw hadden gestemd. Daar
door waren we al dadelijk van iets vervelends
bevrijd. Wij wilden het eerst in 't geheel niet
gelooven, maar het werd zoo vaak herhaald,
dat er onder ons velen waren, die in geen ge
val Colijn wilden stemmen, dat we er op den
duur toch wel eenige waarde aan hechtten. We
konden echter nu wel zeggenhun aantal kan
niet groot zijn, want wij dachtenzooals het
hier in Friesland gegaan is, zal het wel aller-
wege gegaan zijn. En dit was aangenaam. Het
zou toch miserabel geweest zijn, als er onder
ons velen geweest waren, die bij deze stembus
hun beginsel hadden verzaakt, omdat zij naar
zij meenen in 't stoffelijke onbillijk schade had
den geleden. Trouw moet blijken en als dit
gebeurt, is het aangenaam. Daarom ook reeds
zou het zoo tegengevallen zijn, als het inder
daad uitgekomen was zooals sommigen vrees
den. De menschen zijn wel eens slechter dan
zij lijken, maar het gebeurt ook wel, dat zij
beter zijn, dan zij zelf voorgeven. Hier was
een bejaarde vrouw, die, naar zij te kennen
gaf, niet stemmen wilde. Zij liet zich echter
bepraten, doch nu zeide zij, dat zij met haar
eigen potlood de kleine witte plek wilde zwart
maken. Ge begrijpt, dan hielp haar gang naar
het stemlokaal ook niet. Er zijn nu eenmaal
altijd menschen, die graag een ander tegen
spreken. Dit was denkelijk ook het geval met
haar. In elk geval gelooft men dat zij het roode
potlood wel gebezigd zal hebben. Zoo gaat
het meermalen.
Gelijk ik in mijn laatste schrijven vermoedde,
dat hoofdzakelijk de stemmen voor de Geref.
Staatspartij hier in Friesland uit Dantumadeel
zouden komen, zoo is het ook geschied. Daar
heerschen bijname in Akkerwoude en omstreken
op het gebied van de kerk eigenaardige toe
standen. Vóór de Doleantie was er te Murmer-
woude een Christelijke Gereformeerde Kerk.
Niet ver daar vandaan stond een lokaal, waar
ruim driehonderd menschen eiken Zondag ver
gaderden onder de leiding van den heer Feikema.
Later ging hij met zijn groep mee met de Do
leantie. Zijn titel was nu oefenaar. Zijn poging
om volgens artikel 8 D. K. toegelaten te wor
den tot de bediening des Woords en der Sacra
menten slaagde niet. Daarop heeft hij het
kerkverband verbroken en onderscheidenen
gingen met hem mee. Gevolg daarvan is ge
weest, dat er nu een kerkgebouw bijkwam.
Deze broeder woont er nu nog. Het is te ver
klaren, dat hij en zijn volgelingen zich meer
aangetrokken gevoelen tot de partij van ds.
Kersten dan tot ons Daarbij moet er nog ge
rekend met het feit, dat de bekende van der
Valk in de gemeente te Murmerwoude een
scheuring in 't aanzijn geroepen heeft, zoodat
er daarvoor ook nog een kerkgebouw bij ge
komen is, dat behoort aan hen, die zich Chris
telijk Gereformeerd noemen. Tengevolge nu van
deze verdeeldheid in het kerkelijke is dit al
een heel geschikt terrein voor mannen als
Kersten om er aanhangers te krijgen. Overigens
is deze provincie niet vruchtbaar voor de Geref.
Staatspartij. Het heeft me echter niet bevreemd,
dat het aantal stemmen op deze partij uitge
bracht zooveel grooter is geweest dan een vorig
maal.
Als men nagaat al wat er gedaan is om drie
rechtsche partijen, die het ministerie gesteund
hebben, te treffen, dat moet men zeggen, dat
het resultaat voor de bestrijders niet zoo buiten
gewoon gunstig is geweest. Wij willen niet
voorbij zien, dat de partij der S. D. A. P. ers
sterker is geworden en dat er een opschuiving
naar links heeft plaats gehad. Het zou van
oppervlakkigheid getuigen, wanneer we daar
mede geen rekening hielden. Het is niet be
moedigend om te moeten zien, dat er zoovele
kiezers zijn, die hun stem geven aan hen, die
in 't geheel geen plaats geven willen aan
's Heeren wet in 't staatkundig leven. Voor ieder,
die nog vasthoudt aan het woord: „Tot de
wet en tot het getuigenis, anders zullen zij geen
dageraad hebben", kan het niet anders dan
een oorzaak van droefenis zijn. Maar dit neemt
niet weg, dat het ons toch goed gedaan heeft,
dat er nog een meerderheid onder ons volk is,
welk beslist gekozen heeft voor de richting,
in het staatkundig leven, welke onze voorman
nen Jot het laatste toe bepleit hebben. We
zouden ondankbaar zijn, indien we hierin niet
erkenden Gods goede hand over ons land. Hoe
het nu verder ook gaat, wij behoeven vooreerst
nog niet te vreezen, dat de regeering sturen
zal in anti-christelijke richting. En dit is reeds
een verruiming, welke we met genoegen vast
stellen.
In de toekomst kunnen we niet zien, maar
dit kunnen we wel zeggen, dat een zeer moeie-
lijke taak voor het ministerie, dat onze geliefde
Koningin ter zijde zal staan, weggelegd is.
Daarom mogen we niet denkenDe rechtsche
partijen hebben gewonnen en wij hebben ons
werk verricht. Het gebed voor allen, die in
hoogheid zitten, mag wel vermenigvuldigd
worden. De raadslieden der kroon zullen kracht
en wijsheid noodig hebben om onze vorstin
voor te lichten, opdat zij ook nu zich omringe
met mannen, die met ons geloovenAan
's Heeren zegen is het al gelegen. En zij, die
geroepen worden om in deze door en door
verwarde tijden ons volk door alle moeielijk-
heden heen te leiden, zullen veel licht en toe
wijding noodig hebben. Wanneer allen die
bidden geleerd hebben, hiervan maar levendig
overtuigd zijn, kan er nog veel kwaad vermeden
en nog veel goeds tot stand komen. Het is
waar, dat ook onze Overheid en volk niet ge
daan hebben, wat den Heere welbehaaglijk is,
zoodat wij ons de weldaden onwaardig gemaakt
hebben, toch roemen Zijn barmhartigheden tot
dusver tegen Zijn oordeelen, opdat we zouden
verstaan, dat Hij groot van genade en oneindig
in ontferming is. Bouma.
II.
We eindigden ons vorig artikel met de woor
den Zoo komt dus dit vast te staan, dat de
bevestiging niet toegestaan moet worden, wan
neer het blijkt dat de Roomsche of ongeloovige
of ongedoopte vijandig staat tegenover de kerk.
Men kan de opmerking maken, ongeloovigen
staan altoos vijandig tegen de Kerk doch we
bedoelen dit «ongeloovig" in den zin van het
Dordtsche advies van 1578 «geen lidmaat der
gemeente" wat toen nog een heel wat scherper
beteekenis had dan nu.
In De Wachter van 12 Juni kwam een ant
woord voor, dat m.i. dan ook terecht kerkelijke
bevestiging meende geoorloofd te zijn in een
daar genoemd geval«Een Geref. jongen die
een huwelijk aangaan wil met een meisje dat
wel ongedoopt is, doch trouw ter kerke gaat,
catechiseert, maar nog geen belijdenis durft
doen."
De Leeuwarder Kerkbode blijkt daarmee niet
accoord te gaanwaarbij ze verwijst naar den
ook door mij aangehaalde conclusie van de
Haagsche en Dordtsche Synoden.
Zonder ons in de discussie tusschen W. en
de L. K. te willen mengen (we hadden het heele
artikel al geschreven, toen dit no. van De Wach
ter verscheen) willen wij toch ook met De
Wachter constateeren, dat aan de L. K. ontgaan
is, wat ook wij vorige week als de historie van
dit advies neerschreven Bij de discussie op de
Dordtsche Synode van 1619 werd in de argu
mentatie telkens met nadruk uitgesprokendat