Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 39e Jaargang. Vrijdag 3 Juli 1925. No. 27. RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD LAAT UWLICHT ALZOO SCHIJNEN Wij zijn het er wel over eens t' allen kant weerklinkt de klacht dat het thans duister is in de wereld, en, als onder den indruk daarvan, duistert het dan ook zoo vaak in ons. Vreemd, wij, die het licht der wereld heeten, naar de zaligende spraak van den Meester wij, mèt de wereld, in het duister. En toch, zoo ooit, dan thans, mag er wel licht ontstoken, veel licht, totdat 't hier, en daar, en ginds, al in het rond, gaat weer lichten. De fakkels der vreug de moeten weer ontstoken worden, en gedragen van de eene hand in d' andre. Laat uw licht alzoo schijnen 't Is of we het maar niet hooren En wij weten toch wel, vanwaar 't ons toege roepen wordt, nietwaar Dat woord weerklinkt vanaf den berg der zalig heden uit den mond van den Zaligmaker. En dat woord is bestemd om te weer klinken in de harten der armen van geest, en van troostgrage treurenden dat woord is voor de zachtmoedigen, die de wereld in een hoek dringt; het is voor die naar gerechtigheid hongeren en dorsten en in deze ongerechtige wereld maar nimmer verzadigd raken. Het is voor de barmhartigen, voor de reinen van hart, voor de vreedzamen het is voor de Godskinderen, die om Gods wil het onrecht rustig dragen kunnen. Ja, zulke lichtdragers moeten allen zijn, die hier smaad, vervolging dragen, om der gerechtigheid wil, om der wille van den man van smarten, Dien zij na volgen willen. Die allen, ondanks en in dat alles zij moeten hun licht laten schijnen. Uw licht, wat is dat? Dat zijn wijzelve niet, want wij zijn duisterlingen van nature, die met uitgegraven oogen rondtasten in de schemeringen van ons verzondigd leven. Tóch uw licht. Dat is het licht, dat ons geschonken is uit den Hemel, dat als een brand in ons neerzonk, verterend al de bronnen van duisternis, en levend in ons als een lichtvlam. Ons licht dat is de Geest van Hem, die als het Licht der wereld inging in het donkere smartenrijk der zonde, om er Zijn overwinning te be vechten, door Zijn lijden, Zijn sterven, Zijn verrijzen. Ons licht dat is Zijn leven, uitgestort in onsZijn alles ver lichtend leven, dat Hij wegschenkt aan alle kinderen van Zijn Vader, die Hij van dwaallichten tot Hemelfakkels maakt in Zijn genade, waarmee Hij Zijn discipelen 't alles schenken wil uit Zijn matelooze rijkdommen. De wereld is duister wie rondziet, erkent het, maar daar is opklaring mogelijk in die donkerte. W ij moeten daar ons licht laten schijnen, zóó laten schijnen, dat er nog menschen die licht- instraling zien en daardoor onzen Vader, die in de Hemelen is, den Vader der lichten, de Bronwel van alle klaarheid, verheerlijken. Ja wie Christus kent dien is de bliksemstraal uit het hart der eeuwigheid in de ziel geslagen en bij dien flits is hij stervend neergestort, vergaan, maar als een herborene op gestaan. Die leeft niet meer maar Christus leeft in Hem. Zijn Geest regeert, Zijn licht bezielt hem. Maar dat licht kan niet gevangen blijven binnen de wanden van een men- schenziel Zoo min als 't vuur zich wringen laat, maar, in drang der ver zadiging, zijn uitweg zoekt. Als lamplicht, dat zachtstralend heen- schijnt door een albasten huls, zoo moeten wij zijn, broze vazen, aarde vaten maar waar doorheen breekt de lichtschijn van het Hemelleven, dat Christus ons schonk. En op die lokkende schijn moeten de menschen afkomen, en daaraan kunt ge ook weten, of ge w e r k e 1 ij k lichtwerpers zijn moogt als ze dan niet u verheerlijken, maar uw Hemelschen Vader. Van-Hem-ont- stoken lampen toch moeten wij zijn. En de schijnsels van dat licht noemt Jezus zelf dan: uw goede werken. Die moeten de menschen trekken. Niet dus uw woorden zonder meer. Ach, onze woorden Als 't daarvan afhing, woor den genoeg hoewel wij veelal ontijdig spreken, en zwijgen dein, als de nood om woorden schreit. Wij zijn wat bang voor „goede wer ken". Die uitdrukking draagt haar waar schuwing met zich. En tóch u w g o e d e werken. Want inderdaad, daarop komt 't aan, omdat zij de waarmerken zijn van uw geestelijke gezondheid. Er is wat mis met den boom, die geen vrucht draagt, die zelfs 't bloeisel mist in de jonge lente. Zoo is er iets mis met den Christen, bij wien nog geen knop de vrucht der goede werken be looft. Uw goede werken, zij moeten ge zien, en erkend in hun waarde als niet de uwe maar als gaven van den grooten Gever. Goede werken die hoeven niet in luidruchtigheid op de markt des levens vertoond. Die zullen wel blijken, als ge maar stil uw weg gaat, doende wat uw hand vindt om te doen, in de kracht Gods. Uw goede werken, die kunnen ook blijken uit de stilheid waarmee gij uw leed draagt. Ge toont ze de wereld, als de vrede Gods in uwe ziel is neerge zonken, nadat wellicht uw leven werd verwoest, uw vrouw van u genomen, uw idealen vertrapt. Uw goede werken, die laat ge lichtend schijnen als ge, in verterende krankheid, stilaan heenneigend naar het graf, lie deren van vreugde zingt ter eere van uw God, die in de smeltkroes des lijdens u wierp. Ja, in alle dingen, die de wereld houdt voor ondergang, waarbij ze treurzangen aanheft of de kreten van haat en op standigheid slingert naar den hemel in al die dingen moet gij het zien laten, dat ge leeft op den berg, dicht bij uw God Dan kan het niet anders, of vanaf dien berg zal uw licht schijnen, het licht van uw onbeweeglijk Gods vertrouwen. En als Hij het geeft, zal die vlam nog kunnen vallen in het hart van een kind der wereld, dat maar niet loskwam van de vraag: Vanwaar toch het wonder, dat deze geluksvlam door niets in dien Christen te dooven is En dan leert hij bidt er uw God om van u af, en opwaarts zien, en neerknielen voor het Licht der wereld, en verheerlijken onzen hemelschen Vader. Dan is uw roeping vervuld, 't zout heeft zijn werking gedaan, gij hebt getuigd van het licht, dat in u woont. Laat dan uw licht alzóó schijnen B.o.Z. Le C. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Uit Friesland. Brieven uit Z.-VIaanderen. ZEEII RKBODE Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprijs: Advertentieprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Berichten, Opgaven Predikbeurten'^en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 80. Laat uw licht alzoo schijnen voor de menschen, dat zij uwe goede wer ken mogen zien, en uwen Vader, die in de hemelen is, verheerlijken. Matth. 5 16. Aan den eersten boom op ons kerkpad is een biljet aangeplakt, waarop met groote letters staat, dat er gelegenheid is om van avond in de Gereformeerde Kerk van Hallum de rede van minister Colijn te beluisteren. Bovendien ziet men overal op palen uit- noodigingen om door zijn stem de een of andere partij te steunen. Voeg er nog aan toe, dat er onophoudelijk circulaires binnen geworpen worden, waarin elke politieke groep een krach tig woord laat hooren ten gunste van zijn eigen mannen. Als men nu bedenkt, dat het hier een heel klein dorpje is, dan kan men wel ver moeden, hoe het er in de groote plaatsen bij staat. Wij hebben hier zelfs op een avond een openluchtmeeting gehad, waarvan een spreker gebruik maakte om inzonderheid zijn hart te luchten over de politiek van ons huidig mini sterie, bijname van Colijn. Als men reeds meermalen verkiezingen mee gemaakt heeft, dan verwondert men zich niet over wat velen durven zeggen en spreken. Wij blijven er tamelijk kalm en rustig bij. Toch zijn er nog weieens oogenblikken, dat men zich geprikkeld gevoelt. Hoe is 't mogelijk, zegt men, dat men steeds weer met argumenten komt aandragen, welke honderdmaal weerlegd zijn en men vraagt onwillekeurig: zouden zulke menschen in 't geheel geen nota nemen van al wat dienaangaande gezegd en geschreven is. Het schijnt wel zoo, want anders zou men tot een conclusie komen, die voor de betrokken personen nog minder vleiend zouden zijn. Het is mij ook opgevallen, hoe de partijen van links in al wat zij den volke voorhouden eigenlijk vermijden de punten van verschil, waar het bij deze verkiezing in den grond weer omgaat. Zij vallen het tegenwoordig ministerie vooral aan over de belastingwetten en ik wil erkennen, dat sommigen er slag van hebben om hun be strijding aannemelijk te maken. Er is zelfs veel in, dat een mensch zou verleiden om te zeggen Daarin hebt ge gelijk, maar eer zij ons zoo ver brengen, herinneren we ons, dat al deze voor stellen beschouwd moeten worden niet op zich zelf maar in 't licht van den werkelijken finan- ciëelen toestand van ons land. En dan komen we er toe, om te erkennen, het kan nu eenmaal niet anders. Sedert ik een paar jaar over de grenzen gewoond heb, heb ik een afkeer gehad van indirecte belastingen en dit is bij mij nog zoo, want er is meestal iets onbillijks in, doch het is ook wat waard, wanneer er evenwicht komt tusschen de uitgaven en inkomsten en het lijkt er wel naar, dat we er anders niet komen kunnen. Op dit punt is het altijd ge makkelijk kritiek te oefenen, want er gebeurt altijd heel wat, 't welk nu eenmaal niet door den beugel kan. Als men nu eenmaal gelooven kon, dat het er alleen om te doen was, om alleen attent te maken op wat verkeerd is, zou men het willen aanmoedigen, doch de twijfel rijst altijd weer en brengt tot de vraag: Wat bedoelt ge er mede? Zooveel is voor ieder duidelijk, die prijs stelt op de doorwerking van het evangelie in ons volksleven en op het behoud van de christe lijke grondslagen der maatschappij, dat we dan ook niet te verwachten hebben van de linksche partijen, die aan de H. Schrift zeggenschap ontnemen voor het publieke leven. Zij sturen allen in een richting, waarvan we geen heil verwachten kunnen. Het is duidelijk, dat zij geen rekening willen houden in het staatkun dig leven met God en Zijn Woord, met Zijn dienst en met Zijn wet. Dit beslist voor ons de zaak en daarom zullen we ons verheugen, wanneer de uitslag van de stembus hen in de minderheid verslaat. Het was goed, dat onze Bladen daarop ook nu weer gewezen hebben om ons volk er op te wijzen, waarheen het gaat, indien het ongeloof zegeviert. Het be vreemdde mij daarom wel eenigermate, dat er niet meer gewezen is op het goede werk, door minister Heemskerk verricht, want bij die ge legenheid is het wel uitgekomen, wat de man nen van links in hun schild voeren. Het scheen nu soms voor wie vergeet, wat er gezegd is over het huwelijk in de 2e Kamer, alsof de strijd enkel loopt over wat de minister van financieën heeft gedaan. En hoewel we dit laatste hoog waardeeren, toch moeten we ons niet schuldig maken aan eenzijdige en onvol ledige voorlichting. De strijd liep ook in de laatste jaren niet enkel over de stabiliteit van den gulden. „De Zeeuw", die een uitnemend verkie zingsnummer uitgegeven heeft, waarin een sprekend portret van minister Colijn voorkwam, herinnerde mij aan de partij van ds. Kersten. Ilier zou ik het haast vergeten. Ik wil niet ge looven, dat in mijn omgeving een enkele stem op haar uitgebracht wordt. In de Dokkumer wouden zijn er die voor haar gevoelen, bijname in Dantumadeel. Dit is te danken aan de eigen aardige toestanden, welke daar heerschen op kerkelijk gebied. Op de lijst harer candidaten komt o.a. de naam van een heer v.Woerden voor, een vurig ijveraar tegen de vaccine, en het zal mij eens benieuwen, welken invloed dien naam zal uitoefenen in dit noordelijk gewest. Doch groot zal die niet zijn. Het is tocht jammer, dat man nen als Kersten zich er voor spannen om tegen de antirevolutionaire partij te ageeren. Uit het oog wil ik niet verliezen, dat onze mannen niet genoeg bedacht hebben: voorkomen is beter dan genezen. Het lijkt me althans nog altijd toe, dat het nooit zoover gekomen zou zijn, indien van onze zijde krachtiger tegen den vaccinedwang ware opgetreden. Ik weet wel dat zij, die ds. Kersten volgen, het groote doel, het stuiten van de revolutie en de versterking van den Christelijken geest, niet duidelijk ge noeg hebben gezien en dit betreuren we. Doch dit neemt niet weg, dat wij ernstiger dan wij gedaan hebben, dit kwaad in onze wetgeving hadden kunnen bestrijden. Ik zeg niet, dat wij het hadden kunnen verwijderen dit hangt niet alleen van onze partij af maar wij had den moeten zorgen, dat wij het vertrouwen in die kringen niet hadden verloren. Naar mijn gedachte was er gelegenheid genoeg geweest om den wind uit de zeilen van hen te nemen, die ons nu verzwakken terwijl wij den steun noodig hebben van hen die met ons Gods souvereiniteit belijden. Doch het is nu eenmaal zoo en ik heb met genoegen en met groote instemming gelezen, wat er van onze zijde tegen dit heilloos drijven gezegd is. Er zijn ook onder deze groepen nog wel nuchtere en bezadigde menschen, die tenminste op den duur inzien zullen, dat de thans aangewende mid delen niet deugen en dat de leiding niet betrouw baar is. Als we er op letten, aan welke bestrij ding onze partij bloot staat vooral van links, maar ook van rechts, dan moeten we er ons over verwonderen, dat zij nog zoo sterk is. Wij schrijven dit onmiddelijk toe aan de kloeke en duidelijke belijdenis, welke zij in 't midden van ons volk aflegt. Men begrijpt wel, dat we er niet aan denken om de waarde van onze voor mannen te verkleinen wij waardeeren graag het vele goede, 't welk zij voor ons en voor ons volk gedaan hebben. Wij willen dan ook in aandenken bewaren de namen van hen, die in onze gelederen vroeger de voorhoede vormden en hopen niet achter te blijven in de hulde, welke aan onze tegenwoordige lijders gebracht wordt wegens de heldhaftige wijze, waaropzij voor de belangen van ons volk in de bres staan, maar wij zijn allereerst dragers van de beginselen, welke ons lief zijn en bepleiters van onze staatkudige belijdenis. En het verblijdt ons, dat deze belijdenis„Tegen de revolutie het evangelie" nog weerklank vindt in zoovele harten van ons volk. Het kan ons wel eens bezwaren, als wij moeten zien, hoever onze tegenstanders durven gaan op den weg, die naar onze stellige overtuiging voert tot den ondergang van ons land, maar dan is het ver heffend om de groote schare te aanschouwen, welke zich laat bedriegen door het gefluit van den vogelaar. Daarin aanschouwen we de wondere goed heid en trouw aan dien God, die zoo menig maal ons klein volk door zoovele moeielijk- heden heengeleid heeft. Bouma. LXXX. Amice. Wanneer ge dezen brief leest is de uitslag al reeds bekend van de stemming, die by velen dagen lang hoofd en hart vervuld heeft. We hebben ons verheugd, dat de Kerkbode met een enkel aanbevelend woord heeft vol staan dit woord was noodig en het was vol doende. Ik ben deze week een oogenblik ernstig aan gegrepen, door iets van het grootsche en schoone, dat wy het voorrecht hebben te bezitten als Christenen. Ge gevoelt het niet altyd. Doch er kunnen momenten zich voordoen, dat ge plotseling stil wordt en erkent: Gods genade heeft ons als christenen, als geloovigen toch iets gegeven, wat boven alles het hoogste is. We zaten in de kerk. Zeer velen hadden zich demogelijkheid niet willen laten ontnemen de rede van minister Colijn te hooren. Het kerk gebouw te Z. was beschikbaar gesteld om door middel van een radio-toestel die rede te be luisteren. Wat een pracht-uitvinding is de Radio, Amice. Vooral zy die dicht by zaten, konden het duidelyk en langzaam uitgesproken betoog van Minister Colyn woord voor woord volgen. Alsof hy vlak bij stond, sprak hy tot de schare. Zijn rede willen we hier niet releveeren. Over twee belangrijke zaken liep zyn betoog: het hebben van een wel omlijnd beginsel, en van een welbewust doel. Doch het slot bracht in heel de vergadering de ontroering, waarvan ik boven gewaagde. Hy zeide, dat wy niet bouwen als A.R. party op eigen kracht, dat hy daarom ook wist zelf gedragen te worden door een biddend volk. 'tWas nu in dit avonduur dat zyn eigen ge- loofsgenooten en party gen ooten nog eens voor 't laatst werden aangesproken en om van deze eenheid te getuigen, de eenheid in belijdenis, verzocht hy dat al de naar hem luisterenden

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 1