Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
39e Jaargang.
Vrijdag 26 Juni 1925.
No. 26.
RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD
HET WANDELEN DOOR DEN
GEEST.
De gemeente van Christus bestaat
uit menschen. Wat dit zeggen wil weten
allen, die eenige levenservaring hebben
Menschen zijn verschillend, karakters
zijn verschillend, maar al hoort men
ook onder Zeeuwen dikwerf van brave
menschen spreken, van nature zijn wij
allen boos en verdorven Uit die booze
en verdorvene menschen vergadert de
Zone Gods door Zijn Geest en Woord
de uitverkorenen Gods Zich tot een
gemeente. Ook de kinderen dergeloo-
vigen worden geacht reeds voor den
doop in de gemeente begrepen te zijn.
In Christus zijn de geloovigen met hun
kinderen heiligen. Zien wij dit in hun
leven, in hun wandel openbaar worden
Onze kinderen zijn van nature niet an
ders dan de kinderen der wereld Ook
de meest braven zijn boos van nature.
En de volwassenen
Ook al vond de waarachtige bekeering
in het leven plaats, dan nog is er de
oude mensch en blijft de strijd tusschen
ouden en nieuwen mensch. 't Is waar in
het leven van den eenen christen wordt
duidelijker openbaar de werking van
den Heiligen dan in het leven van den
anderen. Maar de volmaakte wordt hier
niet gevonden. Ook de allerheiligste
heeft nog maar een klein beginsel der
ware gehoorzaamheid Paulus schreef
van de gemeente te Corinthe als een
brief van Christus, geschreven niet met
inkt maar door den Geest des levenden
Gods.
Maar verbergt voor ons niet de ge
breken die evenwel in die gemeente
gevonden worden. Bij den een open
baart zich meer het Geesteswerk, bij
den ander helaas het werk des vleesches.
Ook zien wij bij denzelfden christen
onder verschillende levensomstandig
heden werk des Geestes en 't werk des
vleesches openbaar worden. Tweeërlei
is het leven van een christen geleid
worden door den Geest, of door de
eigen booze natuur. Zijn wij daarin nu
lijdelijk. Schepen zonder roer; baren
der zee gelijk, op en neer geworpen.
Het woord: wandelt zegt ons iets an
ders Spreekt van een rustigen gang door
het levenWel leidt de Geest de ge
loovigen, maar niet willoos, aan een
ketting, als een redeloos dier. De Geest
maakt den geloovige werkzaam, ge
willig, doelbewust. Het wandelen zegt
dat de geloovige welbewust, met lust,
met doel zijn weg kiest, daarop rustig
en met vasten tred voort gaat. Niet
door eigen keuze Het is God die in
hem werkt beide het willen en het wer
ken. Het is een wandelen door den
Geest, maar toch een wandelen
van den christen. Hij wandelt, hij
gaat bewust, met vasten tred op den
weg des Heeren. Het is zijn lust te gaan
zooals de Geest hem leidt.
Uit alle lijdelijkheidsdroomen roept
zoo de Apostel wakker. Roept ook ons
toe, wilt gij den naam van christen
dragen, weest dan niet het wrakhout
gelijk waarmee de golven spelen, maar
ga met vasten tred voort op den weg
der zaligheid, geleid door den Geest
De gemeente van Christus bestaat
uit menschen.
Ook bij hen is de begeerlijkheid des
vleesches. Paulus denkt hier aan de
zondige neigingen en lusten van ons
verdorven bestaan
In den staat der vrijheid mogen aller
minst die zondige neigingen en lusten
ons regeeren. Helaas is er soms een
leven in de zonde onder 't masker der
vroomheid. Menschen vromer dan de
vromen doen de zonde, opdat de ge
nade te meerder worden. Maken Chris
tus tot een dienaar van de zonde
Kruisigen Hem andermaal. Zondigen
willens zonder te beseffen dat er geen
slachtoffer voor de zonden meer over
blijft.
Ontzettend wie zoo spot met de ge
nade, met het eenig slachtoffer voor
onze zonden, en doet spotten met het
bloed van Christus.
Vrij zijn in Christus kan niet samen
gaan met een leven onder de heer
schappij des vleesches Het eene sluit
het andere uit.
Wel is er strijd, soms heftige strijd.
De begeerlijkheden des vleesches zijn
er. Zij bestormen onzen wil, werken op
onze verbeelding, bewegen ons gemoed.
Ze willen samen onzen wil in beweging
zetten en dringen tot volbrengen.
Zoo komt de vermaning. Een ver
maning die opwekt tot strijddie wak
ker roept als wij zouden inslapendie
ons waarschuwt voor onze doodvijanden.
Begeerlijkheden des vleesches, wie
verstaat niet dit woord.
Op zich zelf is begeeren geen zonde,
maar de begeerlijkheid des vleesches is
zonde. Het vleesch begeert tegen den
Geest.
Er is een strijd van binnen. Een der
doodvijanden is ons vleesch Met wereld
en satan leeft die doodvijand in bond.
Deze drie houden niet op ons aan te
vechten. Strijd, voortdurende strijd.
Niet bij ieder mensch met dezelfde zon
den zelfs bij denzelfden mensch kunnen
de begeerlijkheden des vleesches onder
scheidene zijn. Ook is het karakter van
den een anders dan dat van den andere.
Een driftigert zal opeens de begeer
lijkheid des vleesches volbrengen door
een schop of trap of slag. De meer
kalme zal haten in 't diepst van zijn ziel
en zich wel eens wreken. Verschillend
dus stellig Maar steeds begeert het
vleesch tegen den Geest Het vleesch
wil de doorwerking van de heerschappij
des Geestes bij de geloovigen beletten.
De wil des Heiligen Geestes wordt
tegengestaan door de zondige verdor
venheid
De geloovige wordt opgeroepen met
deze doodvijanden tot in de doodsure
te blijven strijden. En te gelooven, als
gij wandelt door den Geest, wil de Geest
zelf bij u beletten de volbrenging van
de begeerlijkheid des vleesches. Bidt
dan om dien Geest.
Ook volgens onze kantteekeningen
is een andere lezing van onzen tekst
En gij zult de begeerlijkheid des vleesches
niet volbrengen Zoo wordt het gebod
een belofte-
't Is als roept de Apostel ons toe,
laat de Geest in u regeeren, en Hij zal
zorgen dat gij de begeerlijkheden des
vleesches niet volbrengt. Laat de Geest
uw Leidsman zijn en gij zult niet volbren
gen de begeerlijkheden des vleesches.
Gewent u aan de leiding van den Hei
ligen Geest, 't volbrengen van de be
geerlijkheid des vleesches kan dan geen
gewoonte zijn.
Reeds in 't gewone leven kan men
zich aan allerlei gewennen. Soms eischt
't eerst inspanning als we ons gewen
nen moeten aan dingen die tegen onze
begeerlijkheden ingaan Eerst gaat 't
met strijd gepaard, straks gaat 't van
zelf. Het is een zich gewennen aan wat
men wil.
Deze levensmanieren waaraan men
zich zelf gewent cn gewoon geraakt,
zijn eenigszins voorbeelden van wat
Paulus ons hier leert.
Wij moeten de begeerlijkheden des
vleesches niet volbrengen Het is tot
onze schade, tot ons verderf.
Om ze niet te volbrengen moeten wij
ons laten leiden door den Heiligen
Geest. Laten wij ons gedurig leiden
door den Geest, wordt ons leven een
wandelen door den Geest, dan zal de
Geest zelf het vleesch weerstaan. Onze
lust om door den Geest te wandelen
wordt grooter, 't ideaal waarnaar wij
jagen staat steeds klaarder voor ons
zielsoog't wordt een jagen naar de
volmaaktheid of zij die ook grijpen
mochten.
Steeds duidelijker zien wij dat de be
geerlijkheid des vleesches niet volbracht
moet worden Evenwel kennen wij onze
zwakheid. Bidden dan om de kracht
des Geestes.
En dan hooren wij tot onzen troost:
Wandelt door den Geest, en gij zult de
begeerlijkheid des vleesches niet vol
brengen.
Terneuzen.
S. Groeneveld.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Geestelijk leven.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs:
per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 6. GIRONUMMER 42 2 8 0.
En ik zeg Wandelt, door den
Geest, en volbrengt de begeerlijk
heid des vleesches niet.
Gal. 516.
Vaak denk ik nog aan een jongen man, die
in zijn studie weinig vorderde. Ontbrak het
hem aan vermogen? Ik zou het gaarne willen
zeggen. Ontbrak het hem aan ijver? Ook dat
was niet het geval. Hij werkte voortdurend en
hij zocht door goede boeken zijn kennis te
vermeerderen. Waaraan haperde het dan Wijl
ik nog al eens met hem in aanraking kwam,
en hij mij eens vroeg: Hoe moet ik het toch
aanleggen, om verder te komen, deelde ik hem
mijn meening mede. Het leek me toe, dat hij
het niet oordeelkundig aanlegde. Hij had in den
regel zeer uitgebreide boeken, welke zeer breed
voerig een of ander onderwerp behandelden.
Hij las ze ijverig, maar als hij het gedaan had,
bleef er bijna niets van hangen. Hij was nog
even wijs als te voren. Of nog juister gezegd
hij onthield er enkele uitdrukkingen van, welke
hem bizonder mooi toeschenen. Daarover dacht
hij dan en hij sprak er over. Maar hem ont
ging de kern der zaak. Wie van deze dingen
niets wist, dachtwel wat weet die jonge man
veel, want hij kon gemakkelijk spreken en had
over een vloed van woorden te beschikken
Doch wanneer men zich niet liet overbluffen,
merkte men wel, dat het aan grondige kennis
ontbrak.
Hoe het nu komt, dat ik zoo vaak aan hem
denk Velen spreken en schrijven zelfs in onze
dagen over geestelijke dingen, maar als ik dan
hoor of lees, wat zij zoo al vertellen, dan
komt bij mij de gedachte wel eens opzouden
zij wel verstaan, wat zij bespreken. Wie goed
onderscheidt, leert goed. Deze stelling is reeds
zeer oud, maar zij is nog niet verouderd. Zij
heeft nog haar voile kracht en haar rijke be-
teekenis. Het is ons westerlingen eigen om door
juiste onderscheidingen de waarheid van een
zaak te benaderen en het is dan ook wel goed
geweest, dat men dit ook toegepast heeft bij
het geestelijk leven. Wij spreken van burger
lijk, zedelijk, godsdienstig en van geestelijk
leven. Het valt niet zoo moeilijk om aan te
geven, waardoor het eerste van het tweede en
het tweede van het derde verschilt en ik erken
graag, dat het dienen kan om ons inzicht te
verhelderen en ons oordeel te scherpen. Maar
wanneer wij aan het laatste toe zijn, dan kun
nen we toch niet komen, waar we wezen willen.
Reeds bij de eerste vraag, welke zich aan ons
opdringt, gevoelen we onze onmacht. Wat is
het Wie kan het zeggen Wij kunnen wel
aanduiden, wat het niet is. Maar wij weten
geen duidelijk antwoord, wanneer iemand ons
vraagtzeg mij eens, wat is geestelijk leven.
Het is ons zelfs niet mogelijk om in 't alge
meen het begripleven nauwkeurig aan te
wijzen. Ja, er zijn wel pogingen gedaan, heele
goede zelfs, maar ik geloof niet, dat het nog
gelukt is. Leven heeft men gezegdis bewege
lijkheid, en dit zal wel zoo zijn, maar zijn we
er dan. Men kan dit ook van andere dingen
zeggen, zonder dat men beweren zal, dat deze
bewegelijkheid leven is. Ik weet wel, dat er
aan toegevoegd werd: voortkomende uit een
innerlijken grond, doch ook daarmede is men
er nog niet Het is zeker waar, dat deze be
wegelijkheid voortkomt uit een innerlijken grond,
maar geldt dit ook niet van het bewegelijk
water, dat uit de diepte zijn oorsprong heeft.
De geleerden hebben reeds eeuwen lang ge
tracht er achter te komen, maar als zij op 't
punt stonden om het te grijpen, ontglipte het
hun. En waarschijnlijk zal het wel altijd zoo
blijven. Het is daarom wel waar, wat de wijze
uit de oudheid gezegd heeft: God heeft aan
de menschenkinderen een moeielijke bezigheid
gegeven.
Als we bekennen moeten, dat we in 't alge
meen niet weten, wat leven is, hoeveel te meer
geldt het, als wij ons bezig houden met een
onderzoek naar 't geestelijk leven. Het is er,
het bestaat, het doet zich kennen, het oefent
een grooten invloed, maar zonder dat wij het
geheel benaderen kunnen. Jezus zeide eens tot
NicodemusDe wind blaast, waarheen hij wil
en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet van
waar hij komt, noch waarheen hij gaat, alzoo
is een iegelijk, die uit den Geest geboren is.
Alle eeuwen door hebben menschen gezocht
om het probleem van den geheimzinnigen wind
op te lossen, maar tevergeefs. Wij merken de
kracht van den wind, wij hooren zijn bulderen,
maar wij kunnen niet vaststellen het punt, waar
hij begint en dat waar hij eindigt. Geheel
vruchteloos is de zware arbeid niet geweest.
Door de voorlichting van mannen, die aan dit
verschijnsel hun krachten gewijd hebben weten
we heel wat meer dan vroeger, maar hoe komt
het, dat de lucht ergens in beweging geraakt,
een beweging, welke soms aangroeit tot een
storm en zelfs soms overgaat in een orkaan.
Alzoo is een iegelijk, die uit den geest geboren
is. Wij mogen dus wel zeggen dat de oor
sprong van 't geestelijk leven voor ons onna
speurlijk is. De Geest werkt het, doch wij
kunnen niet nagaan hoe. Het is ons niet mo
gelijk om het na te gaan in zijn eerste begin
selen, het ontsnapt aan onze waarnemingen.
Wij kunnen niet doordringen tot de diepte,
waarin het ontstaat. Gelijk het leven in 't al
gemeen voor ons zijn geheimen heeft, zoo is
dit nog meer het geval met het geestelijke.
Wij kunnen alleen zeggen, dat het reeds in
zijn begin wezenlijk onderscheiden is van elk
ander leven. Wij ontvangen het leven uit de
hand van den Schepper, doch langs natuurlijken
weg door de voorgeslachten. Wij zijn in dit
opzicht van de aarde en niet uit den hemel,
Wij zijn van beneden en niet van boven, maar
het geestelijk leven komt ons toe door de
werking van den H. Geest zonder dat eenig
mensch daarop eenigen invloed uitoefent. Het
is een gave der genade, door Christus voor
ons verworvenHij heeft het leven en de
onverderfelijkheid aan 't licht gebracht en ons
meegedeeld door den H. Geest, die ons van
dood levend maakt. Deze Geest is het, die in
ons gaat wonen, die ons doordringt, die den
toegang tot ons hart ontsluit en die ons doet
ontwaken. Hij vereenigt ons in Christus met
God, die de Bron van ons leven is en tengevolge
daarvan krijgen we meer gemeenschap met
Hem, uit Wien en door Wien en tot Wien alle
dingen zijn. Overigens geldt het woord van
den Apostel Paulusuw leven is met Christus
verborgen in God. Wij gelooven het op grond
van de H. Schrift, maar het is ons ontzegd
om het te bespieden. De scheiding, welke de
zonde tusschen ons en God veroorzaakt heeft,
wordt weggenomen en de eenheid wordt her
steld, zoodat wij voortaan weer verlangen naar
Hem evenals het hert naar het frissche water.
Keerden we ons vroeger van Hem af en zeiden
we door sprekende daden, wijk van ons, aan
de kennis Uwer wegen hebben we geen lust,
dit wordt thans anders en wij ontvangen een
begeerte om voor Hem te leven.
Gelijk het zuurdeesem in stilte van binnen
uit de drie maten meels geheel doorweekt en
niet rust alvorens zijn werk gedaan te hebben,
zoo is het ook met dit leven, dat van uit de
diepte des harten in den mensch en al zijn
vermogens doordringt. Het oude is dan voorbij
gegaan, het is alles nieuw geworden. Wij on
derscheiden gewoonlijk drie vermogens in onze
ziel, het ken-, het begeer- en het gevoelver
mogen, en hoewel we zeer goed weten, dat er
aan deze onderscheiding een gevaar verbonden
is, toch kan zij ons een dienst bewijzen.
Wij beginnen met er even aan te herinneren,
dat de zonde ons wel heeft verdorven. Doch
dat zij ons heeft moeten laten onze mensche-
lijkheid. Zij kon evenmin de grens uitwisschen
tusschen ons leven en dat der Engelen als
tusschen ons leven en dat der dieren. Tot op
zekere hoogte kunnen wij zeggen dat sommige
menschen verdierlijkt zijn, om aan te wijzen,
hoe groot de ontaarding is, welke bij sommigen
voorkomt, maar wij zullen nooit kunnen zeggen,
dat iemand heeft opgehouden mensch te zijn.
Tegenwoordig hebben velen een zekere voor
liefde om te spreken, dat er nog veel dierlijks
in ons is overgebleven, waarmede zij dan be
doelen het lagere tegenover het hoogere en
wij zullen het niet afkeuren, al weten we wel,
dat het heenwijst naar evolutie en berust op
de voorstelling, dat de mensch van lieverlede
naar boven klimt, wat natuurlijk in strijd is
niet alleen met Gods Woord maar ook duide
lijk met de ervaring. Doch wij zullen ons daar
over niet verder uitlaten, het is ons alleen er
om te doen, om even vast te stellen, dat de
zonde wel groote verwoesting teweeggebracht