Liefde voor de Zending. Vooruitgang Brieven uit Z.-VIaanderen. Brieven uit een ver land. v. Onze Zeeuwsche Predikanten- Conferentie. KERKNIEUWS. poging wagen om eenige verheldering te brengen, en ons daarbij laten voorlichten door de lamp van Gods Woord. Bouma. Van die belangstelling geeft Amerika, volgens hetzelfde rapport, blijk ook door groote offer vaardigheid. Al zuchten enkele Amerikaansche Zendingscorporaties onder tekorten toch klonk uit alle toespraken een hoopvolle toon. „Het gemeenschappelijk budget wordt op 45 millioen dollar (110 millioen gulden) geschat, terwijl dit getal voor de geheele wereldzending plm. 70 millioen dollars bedraagtAmerika en Canada dragen dus ongeveer 9/14 deel. Het totaal aantal Zendelingen over de geheele wereld nadert dicht de 30 000 en daarvan komen er ongeveer 18000 voor rekening van Amerika en Canada." Verblijdend is nog meer dat Baron v. B. kan schrijven „De toespraak van den President (der Vereenigde Staten) was in zeer algemeene termen gebondenhet was meer de Zen ding als cultuurfactor dan het godsdienstig beginsel der Zending dat op den voorgrond trad. Dadelijk daarop kwam echter Bishop E. D. M. van Nashville die terstond den persoon van Christus in het middelpunt stelde en dit bleej dan ook het thema van de geheele conventie. Boven alle andere in drukken treedt dit bij mij op den voorgrond, dat ondanks alle excentriciteiten en vreem- digheden en bedenkelijke afwijkingen op godsdienstig gebied, de groote meerderheid dergenen, die met de Zending medeleven, ook in Amerika, aan de belijdenis van den Christus als Zoon van God en eenig Ver losser van zondaren wenscht vast te houden". Voorwaar, dit is goede tijding uit een ver land. Zending is geen zaak enkel van dollars en Zendelingen, hoofdzaak is de positieve be lijdenis wie soms bij de berichten uit Amerika wel eens te veel gelet zag op het eerste, is dankbaar voor het laatste, en die vat weer nieuwen moed. Ook voor de stijgende budgetten van eigen Zending. Wie de boodschap van Matth. 2819 in zijn leven verstaat, draagt ook de zekerheid mee van Matth. 28:20. v. D. Sedert de laatste volkstelling op 31 Dec. 1920 toen het aantal leden van Gereformeerde Kerken bijna een half millioen bedroeg, is de groei nog altijd toegenomen. Thans na 5 jaar bedraagt het aantal van hen, die tot deze kerken be- hooren weer 36000 meer, dan in 1921. Dit geeft C. B. in het Geref. Weekblad het volgende in de pen Onze Geref. Kerken gaan vooruitDaar is in dit alles stof tot veel dank en aan bidding. Vlak na de Afscheiding en Dole antie was het nog slechts een veracht hoopje dompers van de nachtschool, dwe pers, die met hun tijd niet konden meeleven. En nu zijn wij gewassen in dit land. Er is oorzaak te zeggenRehoboth de Heere heeft ons ruimte gemaakt. Voor enkele jaren schreef Prof. Heij- mans: „Het Christendom is een verdwij nende verschijning". Maar tot op den huidigen dag weerlegt de geschiedenis zijn beweringen. God houdt zijn Kerk in stand. We stemmen wel mee in de dankbaarheid van den Zwolschen schrijver. Ook wij in Zee land kennen de gevallen, waarvan hij spreekt „In een gemeente als Zwolle b.v. gaat er bijna geen Zondag voorbij, waarop niet van den kansel worden voorgelezen de namen van Her vormden die toegang hebben begeerd tot de gemeenschap der Geref. Kerk". Doch ik herinner mij een eigenaardigen term van den voorzitter eener J.-V., reeds lang ge leden. Die bad stereotiep dat de Vereeniging niet alleen mocht groeien in ledental, maar bovenal in innerlijke kracht. En of die inner lijke geloofskracht gelijken tred houdt met den groei waarvan C. B. spreekt, is niet naar een statistiek uit te maken. Ze is er nog wel; maar wel niemand was er die prof. Aalders het durfde loochenen, toen hij op de Conferentie in Goes meende dat onze tijd arm was aan verzekerdheid des geloofs. En die armoede al zijn wij dankbaar voor uitwendigen groei getuigt toch niet van zoo veel inwendigen wasdom. Ik ben niet zoo heel enthousiast voor dit overkomen uit de Herv. Kerk; de drijfveeren, voornamelijk in de talrijke gevallen waaraan een gemengd huwelijk ten grondslag ligt, lijken zoo anders dan het feu sacré, de heilige warmte van '34 en '86. Maar beschouwd in het licht van den grooten achteruitgang bij andere groepen, hebben we met C. B. reden van dank; van ootmoedigen dank. Als het gebed om den Pinkstergeest van bin nen maar niet worde gemist. v. D. LXXVIII. Amice. In het Correspondentieblad van de Vereeni ging der Chr. Onderwijzers las ik kort geleden een stuk van dr. Los over een opvoedkundige in onze dagen. Mij trof daarin een verhaal uit Shakespeare's Koopmnn van Venetië. Er zijn verschillende mededingers naar de hand van de schoone PortiaEn nu moeten die minnaars een keuze doen uit drie doozen. De gouden doos heeft tot opschriftDie mij kiest zal krijgen wat velen begeeren. De zilveren doos: Die mij kiest zal krijgen wat hij verdient. De looden doosDie mij kiest moet geven en wagen al wat hij heeft. De Marokkaan kiest het goud en hij ontvangt een doodshoofd. De Prins van Arragon het zilver en hij ontvangt het portret van een dwaas Bassiano het lood en hij ontvangt het portret van Portia, met het recht haar tot zijn bruid te nemen. Dr. Los voegt er aan toe: „Door die keuze stempelt Shakespeare de dienende liefde tot het hoogste goed". Wat de Engelsche dichter door dit verhaal aantoonen wil, is hetzelfde wat in heel de Heilige Schrift ons door den Heiligen Geest wordt gepredikt. Het lijkt me toe, Amice, dat'we in onzen tijd dit elkaar wel eens herinneren mogen. Er komt soms bij menschen, die een groot woord hebben over allerlei kerkelijke toestanden een harteloos heid voor den dag, waar ge versteld van staat. Treft ge ze voor het eerst/,dan lijken het gefundeerde Christenen. Ze hebben den mond vol van zonde en genade; ze gebruiken de bekende termen. Beweenen de'breuken Sions. Keuren af dat er zoovelen aan het Avondmaal gaan. Breken er den staf over,?dat er zoo ge makkelijk gedoopt wordt. De kerkeraad gaat er veel teHicht overheen. Alles wordt tegenwoordig maar op den kansel toegelaten. Je krijgt zoo als je niet oppast de gedachte, dat het gelukkig is, dat er zulke menschen nog zijn als zijdie strenger van levensopvatting zijn dan anderen; die er niet zoo licht over heen loopen als anderendie veel inniger leven dan anderen. Maar, och Amice, wat vallen je die stafbrekers meestal tegen, als het op een daad van een voudige liefde aankomt. Klop niet aan om een extra gave voor de Zending: Zij zijn overtuigd: wij doen genoeg! Tracht hen niet te overtuigen van ongelijk in een twistzaak met hun broeder: Ze hebben geen ongelijkIs het inderdaad zoo, dat ze recht hebben en ge wilt dat ze naar Mattheus 18 handelen: Indien uw broeder tegen U ge zondigd heeft, zoo ga heen, bestraf hem tusschen U en hem alleen het begin van verzoening Ze zijn er ziels van overtuigd, dat ge Matth. 18 verkeerd leestLaat hij maar bij mij komen Is er tekort voor de Kerk, en vraag je hun het mee te helpen dekken: „De dominé's ver dienen veel te veel". Je vangt altijd slib. Op een kerkelijke samenkomst buiten den Zondag zie je ze niet. Geabonneerd op een kerkelijk blad zijn ze niet. Behalve een paar boeken, die ze lezen, altoos weer, altoos weer, lezen ze niet. En hebben ze eenmaal omtrent een persoon of zaak een meening, dan kun je verstandelijk redeneeren het helpt nietje kunt gemoede lijk redeneerenhet helpt nietje kunt heelemaal niet redeneeren... het helpt niet. Er gebeurt iets in de familie dat verheugt; Nu zullen ze over de brug komen. Ze komen niet. Er gebeurt iets, dat schoktnu zal de een heid hersteld worden ze wordt niet hersteld. Ik vermoed, dat ze de looden doos van Sha kespeare nooit zouden kiezen„Geven en wagen alles wat hij heeft." En toch is dit de eerste eisch van het Chris tendom AmiceLiefde. En vergevensgezindheid. En leven niet met het ik in 't centrum maar leven ook voor anderen. Ik vind het in het leven zulke droeve ge vallen. Want ik bespeur er zoo niets in wat Christus ons geleerd heeftEen nieuw gebod geef ik u Censuur kan in de meeste gevallen zulken niet bereiken. Want in openlijke ruzie leven ze nietzich te buiten gaan doen ze nieter mankeert niets aan alleen denk je onwille keurig aan een bos brandnetels als je met hen gesproken hebt. Wat baat het ons, zegt 1 Cor. 13, als we al het geloof hebben, en alle talen spreken, en we hebben geen liefde. De liefde zoekt zichzelf niet. Maar ze zoekt wel anderen. En 't geluk en 'theil van die anderen bevordert ook het heil en het geluk van haarzelve. Zooals het bij den Heiland was. Hij gaf zijn ziel als schuldoffer voor zijn volk maar in zijn opstanding voerde hij eigen leven en dat van zijn volk als buit. We hebben allen wel iets van den Marokkaangrijpen naar het begeer lijke voor onszelf. Maar het is voor ons waarachtig heil veel beter de looden kist te kiezen van om Christen' wille iets voor anderen te zijn De Marokkaan vindt den Dood. Bassiano vindt de liefde. v. D. Op 7 Juni 1903, zooals ik m.i. reeds opge merkt heb, werd de arbeid in de gemeente alhier door my weer opgenomen en voortgezet tot op dezen dag. Helaas ging ds. Roether in Breslau spoedig met zijne gezondheid zoo ach teruit, dat hy in 1906 geen dienst meer kon doen en in 1910 overleed. Zyn opvolger werd in 1907 ds. Dehmel, vroeger in Ihrhove en Laar en daarna in Elberfeld. In deze jaren was hier in Görlitz de kwestie actueel geworden, of menschen, die in den weg van hun ontwikkelingsgang in betrekkingen gekomen waren, waaraan dienst op Zondag was, alleen om die reden niet als leden in de gemeente mochten opgenomen worden. In aan merking kwamen enkele broeders en zusters, die we anders met volle vrijmoedigheid als zoodanig mochten erkennen. Jaren lang heeft deze vraag onze gemeente bezig gehouden. De broeders kerkeraadsleden, ik zelf incluis, onder zochten elk voor zich zelf en allen tesamen de Schriften en kwamen tot de overtuiging dat de Schotsch-Puriteinsche opvatting van den Zondag niet in 't N. Test. te vinden was. Wy stelden nu tegelijk met de kennisgeving van onze zienswijze onze diensten der gemeente ter beschikking. De gemeente, ofschoon nog niet met ons van dezelfde overtuiging, verzocht ons in het ambt te blijven, totdat de verdere ont wikkeling eene beslissing zou tot stand brengen. Breslau heeft helaas o.i. veel te haastig en zonder voldoende breede behandeling en zonder ons voorstel, om in dezen beide gemeenten hare vrjjheid te laten, ook maar in bespreking te nemen, in 1908 het „feitelijk niet bestaande" officieel kerkverband verbroken. Tevergeefsch was ons protest daartegen, waarin wy er op wezen, dat wy in alle wezenlijke punten immers ééns waren en dat wy naar oorsprong en ge schiedenis bij elkander hoorden vooral in onze eigenaardige geïsoleerde positie. Breslau wilde met ons in de toekomst eens per jaar om de beurt in Br. en G. eene vriendschappe lijke conferentie houden, wat ook geschied is, tot de oorlog begon. Dat was voor mij eene groote teleurstelling, omdat ik tijdens de krank heid van ds. Roether er naar gehaakt had, dat ds. Dehmel naar Silezïe zou komen. Wy zfin toen zeker beiden, predikanten en kerkeraden, wel wat hard van stal geloopen en kerkverband of dergelijke was er niet. Tijdens en na den oorlog zijn we weer veel nader met elkander in aanraking gekomen. Maar practisch beteekent dat niet veel by de 165 K.M. afstand en de finautiëele zwakheid van beide gemeenten en hare leden, wahrby nog het zeer klein getal derzelve en vooral van broeders in 'toog te houden is. Dit deed zich in den oorlogstijd nog meer gelden, temeer omdat ds. Dehmel en ik zelf ook jaren lang onder dienst waren, wijl wjj b\j oorlogsbegin nog niet 45 jaar oud waren en officieel als predikanten niet erkend waren. Van die weinige broeders sneuvelden nog en kelen en andere stierven tijdens en na den oorlog. Langen tyd waren beide predikanten ver van Breslau en Görlitz en dan weer konden zy, als soldaten in militaire kantoorster plaatse dienstdoende, in hun vrjjen tjjd de gemeenten eenigzins verzorgen. Het waren zeer moeilijke jaren voor ons beiden en dat in steeds klim mende mate terwy] later onze zonen ook nog opgeroepen werden. De oudste zoon van ds. D. is zelfs gesneuveld. Ten slotte kwam nog de revolutie, en toen ik met 28 Febr. 1919 uit den dienst ontslagen werd, waren mijne zwakke krachten bijna geheel op en er bestond geene mogelijkheid om iets tot hare herstelling te doen. En dan volgden de bekende jaren tot en met 1923, waar we „billioenaire" geworden zjjn met onze gemeenten. Had de Heere ons in die jaren niet hulpe uit het buitenland, vooral uit Nederland, doen toekomen, onze ge meenten zouden niet in staat geweest zijn, om ons ook maar met het allernoodigste te ver zorgen. Nadat ik sedert 1910 niet meer in Nederland geweest was, leidde het de Heere zoo, dat ik in 1921 en in 1923 één en twee maanden vele vrienden uit den Kamper studietijd en anderen mocht bezoeken en van myne voormalige leer meesters beide malen nog prof. Lindeboom mocht ontmoeten. Deze laatste was my in 1922 allervriendelijkst behulpzaam samen met andere broeders, om voor onze gemeente plm. f 1000 by een te brengen, waarvoor we het allernoo digste aan onze gebouwen konden in orde laten brengen, wat anders geheel onmogelijk zou geweest zjju. In 1921 was ik ook in aanraking gekomen met de Vrije Evangelische Gemeenten in Ne derland in Winschoten, Goes en Nijverdnl, waar toen de jaarlijksche bondsconferentie gehouden werd. Niettegenstaande vele persoonlijke en broederlijke vriendelijkheid, in die kringen door mij ondervonden, kon ik me met hun leer vol strekt niet vereenigen. Hun tendentieus (op zettelijk) anti-Calvinisme en hun uitwendige verbondsbeschouwing enz. stuitten me spoedig tegen "de borst. Toen ik derhalve in den vol genden winter naar eene vacant geworden Vrije Evangelische Gemeente uitgenoodigd werd, om daar met het oog op een eventueel beroep te preeken, heb ik dan ook rondborstig terug geschreven, dat ik daarop uit overtuiging niet kon ingaan. Wel brengt het onze geïsoleerde posit ie mede, dat wij in het over 't algemeen zoo geestelijk doode Oosten ons aangetrokken gevoelen tot allen, die met ons op den bodem van het on feilbare Woord van God staan te midden van den afval en 't opkomend anti-christendom om ons heen, toch hebben wjj door al die jaren en moeilijkheden heen in 't wezen der zaak ons Gereformeerde grondkarakter door 's Heeren goedheid mogen bewaren. Dat wjj de laatste jaren geen eigenlijken kerkeraad hier in Görlitz hebben gehad, is niet uit beginsel geschied, maar hangt o.a. vooral samen met het gebrek aan broeders, tengevolge waarvan we veel door gemaakt hebben lange jaren heb ik maar eenen ouderling naast me (met zijn beiden waren we de kerkeraad) zoodat we er toe overge gaan zijn, om alle dingen in den kleinen broederkring te regelen. Nu de Heere in de laatste jaren ons enkele broeders weer toege voegd heeft, zjjn we sedert korten tyd in on derhandeling om weer tot eenen kerkeraad te komen. Ook thans nog is 't getal der broederen zóó klein, dat er dan maar heel enkele zullen overblijven, die niet tot den kerkeraad behooren en zulke, die nog betrekkelijk zeer kort by de gemeente zijn, kerkeraadsleden moeten worden. Wij mogen hier niet beoordeeld worden naar de tegenwoordige kerkelijke toestanden in Ne derland, maar op zijn hoogst en dat nog niet eensnaar die in den alles eersten tjjd der af scheiding waarbij bovendien nog in 't oog moet gehouden wordeD, dat ten Uwent histoTsch Ge reformeerde bodem was, wat ten onzent echter volstrekt niet het geval was. Maar toch moest ik ook aan Breslau en Görlitz denken, toen prof. Hepp kort geleden in de Reformatie over de Geref. Kerken in Antwerpen en Brussel schreef, dat ze in elk geval hun eigene leden verzorgen, al is hun getal niet groot en dat ze in hunne omgeving eenHieht op den kandelaar zijn. Dat geloof ik ook van Görlitz en Breslau in alle bescheidenheid te mogen betuigen, Gode zjj dank en Gode ter eer Hermann Graefe. Dinsdag 9 Juni a.s. hopen we weer onze jaarlijksche Predikanten-Conferentie te hebben, ter plaatse waar den volgenden dag de Parti culiere Synode saamkomt, dus nu in de Gast- huiskerk te Middelburg. Voor de oudere collega's is een herinnering daaraan meer dan voldoende om hen te bewegen hun werk zoo te schikken, dat zij den dag daarvoor vrij houdenvoor hen is eigenlijk deze herinnering overbodig omdat ze reeds enkele weken vooruit daarmee al rekening hielden. Het genot op vorige conferenties ge smaakt doet hen naar de volgende weer ver langen. Maar de jongeren onder ons, bij wie deze ervaring nog niet spreekt, willen we gaarne voorzoover noodig opwekken uit de ver schillende deelen van Zeeland op te komen tot deze conferentie. Het is onze stellige over tuiging, dat die reis hen niet zal teleurstellen en ze voortaan ook zullen behooren tot de trouwe conferentiegangers. Temeer rekenen we ook op hun tegenwoor digheid nu de beide referenten behooren tot de jongste collega's. Ds. Moene van Oostburg hoopt dan terefe- reeren over: „Het paedagogisch element in Jezus' onderwijs" en ds. Wurth van Souburg over „Antithese en Synthese." De leiding der vergadering berust ook ditmaal nog bij ds. Bouma, van wien we, als gewoonlijk een instructief inleidend woord mogen ver wachten. Dienaren des Woords van buiten Zeeland, maar tijdelijk hier vertoevend, zijn hartelijk welkom. De leden onzer kerken, zoowel broeders als zusters, hebben op die vergadering ook vrijen toegang. Zij, die weieens onze vergaderingen hebben bijgewoond weten dat hun tegenwoor digheid op prijs werd gesteld. Brenge deze conferentie alle dertig Dienaren des Woords in Zeeland bijeen en blijke het dat deze vergadering, ook nu deelt in het hartelijk meeleven der gemeente. Heij. TWEETAL TE Oudega (Smal)H. Th. v. Munster te Echten. U. Bawalda te Oude en Nieuwe Bildtzijl. BEROEPEN TE HelmondW. H. Gispen cand. te Scheveningen. De Lier H. Boswijk te Gaast. Vreeswijk A. M. v. d. Berg te Nieuwerkerk a.d. IJssel. Oudega (Smal)H. Th. van Munster te Echten. Alteveer (bij Hoogeveen)D. B. J. v. d. Meulen te [Oostermeer. AANGENOMEN NAAR Geesteren-Gelselaar J. van Raalte cand. te Zalk. Reeuwijk-Sluipwijk J. C. Houtzagers cand. te De Bildt. BEDANKT VOOR StadskanaalJ. van Raalte cand. te Zalk. Tienhoven, Westmaas en Woudbrugge J. C. Hout- [zagers cand. te De Bildt. Strijen C. A. v. Nood te Vorden. Borger R. Brouwer te Herwijnen. Reitsum H. Steen te Zoutkamp. Voorschoten F. A. den Boeft te Kruiningen. Afscheid en Intrede. Axel. Zondag werd ds. J. S. Post. overgekomen van Oudega (Sm.,) door den consulent, ds. P. van Dijk van Zaamslag, bevestigd met een predikatie over Matth. 28 20. In den avonddienst deed ds. J. S. Post zijn intrede, met een leerrede over Hand. 4 33. Na den dienst werden de gebruikelijke toespraken gehouden. Namens Kerkeraad en Gemeente sprak ouderling S. P. de Ruijternamens de Classis ds. P. v. Dijk van Zaamslag en namens B. en W. burge meester Blok. Op verzoek van ouderling de Ruijter werd staande ds. Post toegezonden Ps. 134 3. Abcoude. Wegens ongesteldheid en op medisch advies, was ds. A. Mulder van Abcoude genoodzaakt zijn emeritaat aan te vragen. Aan den avond van den tweeden Pinksterdag nam hij afscheid van zijn gemeente met een predicatie over Rom. 8 35—39. De nestor van den Kerkeraad bracht den scheiden den leeraar namens Kerkeraad en gemeente hartelijk dank en sprak een woord van afscheid. Ds. D. K. Wielenga voerde het woord namens de classis, de Kerk van Baambrugge en de aanwezigen. Bijna 39 jaren was Ds. A. Mulder werkzaam in den dienst des Woords. Met veel zegen heeft hij mogen arbeiden. Stadskanaal en Suawoude. Ds. H. R. Pel, hoopt 26 Juli a.s. afscheid te nemen en 2 Aug. d.a.v. intrede te doen. Bevestiger is ds. M. P. Pel te Witmarsum Schoonhoven en Willige-Langerak. Ds. J. C.. Aalders hoopt Zondag 19 Juli a.s. intrede te doen. na bevestigd te zijn door ds. P. Roos van Lekkerkerk, In de gisteren gehouden buitengewone ver gadering van de classis 's-Gravenhage is na peremptoir examen toegelaten tot den Dienst des Woords en de Sacramenten, de heer P. H. van Eyclc, te Boskoop, beroepen predikant bij de kerk van Delft voor den missionairen dienst te Solo (Java). De heer van Eyk hoopt in Juli a.s. naar Indië te vertrekken. Het is 40 jaar geleden, dat Ds. E. Buurma, predikant te Achlum, te Onstweddermussel de be diening des Woords aanvaardde. Acht jaar later, op 6 Aug. 1893 werd deze standplaats verwisseld met Coevorden. "Vijf jaar later ging hij de grens over om de kerk van Wilsum (graafschap Bentheim) te dienen. Hier bleef hij tot 1 Sept. 1912, toen de omstandig heden hem emeritus maakten. Vier jaar later, 3 Sept. 1916, werd ds. Buurma weer dienstdoend predikant en wel te Medemblik, van waar hij 13 April 1919 naar Friesland trok om de gemeente van Hindeloopen te dienen. Hier bleef hij tot 2 Juli 1922, op welken datum hij zich verbond aan de kerk van Achlum. Pinkster-Maandag heeft de jubilaris een gedachtenis rede gehouden. Ds. J. Dijk, predikant te Haarlemmermeer, is voornemens wegens hoogen leeftijd emeritaat aan te vragen. De classis Grootegast (Gr.) heeft aan ds. A. Dekkers te Stroobos tegen 1 Augustus e.k. eervol emeritaat verleend. Kerksplitsing. Door de classis Rotterdam is gunstig geadviseerd op het verzoek van den Raad van de kerk van llillegersberg, om deze kerk te spiltsen in twee zelfstandige kerken, n.l. Terbregge- dorp en Straatweg-Hillegersberg Ingevolge dit gunstig advies, zal in de bestaande vacature-ds. Rooseboom voorzien worden door het beroepen van twee predi kanten. Giften en Legaten. Door wijlen mej. C. te Utrecht, is aan de Kerk, de Diaconie en de Zending dezer kerk ieder f 500 vermaakt, vrij van successie rechten. Jubilea und kein Ende. Het N. H. Kerkblad merkt het volgende op„Het aantal jubileerende dienaren des Woords begint den laatsten tijd be-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 2