Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
39e Jaargang.
Vrijdag 22 Mei 1925.
No. 21.
Redacteuren: Ds. P. VAN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD
HEMELVAART.
In de voorafgaande verzen zagen wij
de samenvatting van Jezus' onderwijs
gedurende de 40 dagen tusschen den
opstandingsdag en de ure van Zijn
hemelvaart. Dat onderwijs riep de
discipelen terug naar de Schriften
wekte hen op herauten te zijn van den
komenden Koning en de volkeren op
te wekken buigt toch voor Jezus en
biedt Hem uwe gaven en schatten,
doch bovenal uw hartbekrachtigde
hen tot zoo ontzaggelijke taak door de
belofte van de komst van den anderen
Trooster, Die leiden zou in alle waar
heid en vervullen met wondere hoop.
Uit liefde tot Zijne jongeren is Jezus
niet dadelijk na de overwinning van
dood en graf heengegaan om Zijne
plaats in te nemen aan de rechterhand
des Vaders, maar nog 40 dagen is Hij
hen verschenen met vele gewisse ken-
teekenen en heeft Hij hunne oogen
geopend voor den onpeilbaren rijkdom
der Schriften om hen alzoo voor te
bereiden voor hunne dure roeping en
de naderende scheiding. Evenwel be
hoeven de discipelen niet te treuren,
want zij hebben 's Vaders belofte en
over hen zal komen de kracht uit de
hoogte, die hen van Jezus en Zijn werk
zal doen getuigen.
Nu is dan ook het oogenblik des
scheidens aangebroken. Als de trouwe
Herder leidt Hij Zijne jongeren tot bui
ten Jeruzalem en bestijgt met hen den
Olijfberg, op welks oostelijke helling
gelegen was het door Lucas genoemde
Bethanië. 't Gaat hier slechts om eene
plaatsbepaling. Jezus leidde Zijne disci
pelen uit Jeruzalem naar den berg dicht
bij Bethanië en ook op dien tocht heeft
de Christus nog veel tot Zijne discipelen
gesproken, althans maken wij dat op
uit de vraag, welke zij den Meester
stelden over de oprichting van het
Koninkrijk over Israël. Zelfs op dat
oogenblik doen zij Jezus verdriet aan
door hun hardnekkig vasthouden aan
den Joodschen waan en daarom snijdt
Hij door Zijn antwoord hunne nieuws
gierigheid kortweg af door te wijzen op
de grenzen, die het menschenkind niet
overschrijden mag, wijl die zaken be-
hooren tot het Goddelijke domein On-
dertusschen is het doel van den tocht
bereikt. Waar de blik zich ook wendt,
overal speurt het oog plaatsen van het
grootste belang uit Jezus' levenswerk
hier op aarde. Doch nu niet langer het
oog naar beneden gericht. Ziet wat er
op den Olijfberg gebeurt. Christus heft
Zijne handen op en Hij zegende Zijne
jongeren. Zegenend gaat Hij heen als
zegenende Hoogepriester wil Hij schei
den, waar Hij eerst als Profeet Zijn
onderwijs gaf en als Koning den last
in Zijn naam de wereld op te eischen
voor Jezus.
Zegenend is Hij gescheiden, belovende
genade, vrede en troost. En terwijl Hij
zegent, scheidt Hij van hen, alsof Hij
Zich aan den discipelkring onttrok en
er een afstand kwam tusschen Hem en
hen en ziet, dan wordt Hij opgenomen
in den hemel. Niet langer raken 's Hee-
ren voeten den Olijfberg. Als door on
zichtbare kracht wordt Hij opgeheven
en langzaam en plechtig vaart Hij voor
't oog Zijner discipelen ten hemel. Hij
werd opgenomende Vader nam Hem
op ten teeken, dat Zijn wil door Jezus
was volbracht en Hem nu te geven het
loon op Zijn zielearbeidHem te doen
genieten de vreugde, die Hem was
voorgesteld.
Zichtbaar, plaatselijk, lichamelijk is
uw Jezus ten hemel opgenomen en dat
mag 's Heeren volk troosten bij alle be
strijding, want niets hebt gij op den
hemelvaartsdag verloren, wel veel ge
wonnen. Jezus is heengegaan naar den
hemel om daar Zijn werk voort te zet
ten uw Koning is gekroond en Zijne
heerlijkheid is ook de heerlijkheid der
gemeente, want met Hem is zij in den
hemel gezet. En ook nu nog in het
midden van de branding der eeuwen
kan 's Heeren volk rustig staan op het
onwankelbare fundament in de weten
schap Jezus is Koning en naar Zijne
majesteit, Geest en genade wijkt Hij
nimmermeer van ons.
Hemelvaartsdag moet wezen een dag
der vreugde. Zoo was het voor Jezus
Zelf; voor de engelen des hemels en
zou 's Heeren kerk op dezen dag bij
vernieuwing noodig hebben het ernstig
vermanend woord, dat de jongeren op
des Olijfsbergs top ontvingen uit den
mond der zalige troongeesten
Jezus' scheiden is slechts voor een
tijd. Hij komt weer. Hij komt terug om
de Zijnen te brengen daar, waar Hij
nu is. Ook daar werkt Hij ten uwen
nutte, maakt uwe woning gereed in 's
Vaders huis Jezus' hemelvaart predikt
die der gemeente, want straks wordt hij
Gode tegemoet gevoerd in de lucht en
dan zal zij altoos met den Heere wezen.
Troost elkander met deze woorden bij
al uw strijd. Op hemelvaartsdag niet
getreurd of nieuwsgierig naar boven
geblikt of Jezus niet direct in heerlijk
heid terugkomt om het Koninkrijk op
te richten, neen, met de discipelen op
de knieën in stille aanbidding, wijl Hij
is de Koning, de Zaligmaker Zulke aan
bidding erkent Jezus als de Koning
van eigen hart en roept in bewondering
Zijnen naam uit over het wereldrond.
Zoo vervuld door de aanbiddelijke
grootheid van Sions Koning, Die dood
en graf verwon en thans den hemelschen
troon beklom, kunnen de discipelen
terugkeeren naar Jeruzalemnaar Je
ruzalem, dat Jezus verwierp en waar
toch de beloofde Trooster over hen
zal worden uitgestort en zij zullen
moeten beginnen met de prediking van
van bekeering en vergeving der zonden
in Jezus' naam.
Zij keerden weer niet met vreeze en
beving; niet treurende of zuchtende,
maar wel met groote blijdschap. In
Efrata's velden bij Jezus' komst in het
vleesch de prediking van groote blijd
schap door engelenwoord; hier bij den
wederkeer van den Olijfberg naar Je
ruzalem groote blijdschap in het hart
der discipelen vanwege de heerlijkheid,
die hun Jezus verkreeg.
En teruggekeerd in Jeruzalem gaan
zij op de gezette tijden naar den tempel
en daar in het openbaar deden zij, wat
zij in de onderlinge samenkomsten
telkens weer dedenzij loofden en
prezen God om al hetgeen, dat Hij in
en door Jezus Christus haa gewrocht.
Loven en dankenDat is hemel
vaartsdagstemming. Op den dag der
kroning van uw Heiland en Zaligmaker,
Die thans rechtens op den troon in de
hemelen is gezeten, is het de roeping
van 's Heeren kerk God te loven en
te danken.
Hij, de Vorst der aard,
Is die hulde waard.
Helaasdanken en loven is er zoo
weinig bij Gods volk en het komt, wijl
het zijn rijkdom in Christus zoo weinig
bewust is. Wel zijn wij onverstandigen
en tragen van hart.
Op Jezus' hemelvaartsdag love en
danke ook uw ziel GodeOok dat is
naar de Schriften.
K. B.
S.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Uit Friesland.
Karl Barth.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaard straat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 80.
En Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië
en Zijne handen opheffende zegende Hij
hen. En het geschiedde, als Hij hen
zegende, dat Hij van hen scheidde en werd
opgenomen in den hemel.
En zij aanbaden Hem en keerden weder
naar Jeruzalem met, groote blijdschap.
En zij waren allen tijd in den tempel,
lovende en dankende God. Amen.
Lucas 24 5053.
Eer ik er mij toe zet om over het geestelijk
leven enkele artikelen te geven, wil ik nog
enkele indrukken mededeelen welke mijn nieuwe
woonplaats op mij gemaakt heeft.
Toen de Zeeuwsche Kerkbode van 1 Mei 1.1.
mij bereikte, begreep ik eerst niet goed, dat
ik zoo ver van het eilanden-gewest verwijderd
was. Het was een ander huis, het was ook
een geheel andere studeerkamer, dan mijn vorige
woning, maar dezelfde meubelen stonden om
mij heen, al hadden zij nog niet alle een eigen
plaats gevonden. Doch van lieverlede drong
het tot mij door, dat ik Zeeland verwisseld had
met een van de noordelijke provinciën. Het is
ons nog vreemd en daarom deed het ons goed
ons bekend blad te mogen lezen. Dankbaar
was ik ook aan de tegenwoordige redacteuren,
dat zij mijn stukken wilden laten drukken op
de plaats, waar mijn vroegere bijdragen een
onderdak hadden gevonden. Met meer aandacht
dan an ers las ik de Kerkelijke berichten en
het was mij vreemd, dat ik niet meer deelde
in wat mij in den loop der jaren lief geworden
was.
Als ik mijn ramen uitzie, dan denk ik aan
mijn vroegeren overbuurman, den eschdoorn,
welke nu denkelijk al mooi in 't blad begint
te komen. Hoe menigmaal heeft hij mij aan 't
denken gebracht over het geheimzinnige leven
in plant, en dier en menschhoe vaak heb ik
geluisterd, als des avonds de menschen er met
elkander een gezellig uurtje hadden. Vóór de
ramen van mijn studeerkamer staan enkele
bloeiende pereboomen, waarmee ik wellicht ook
wel op meer vertrouwelijken voet zal komen.
Aan musschen ontbreekt het ook nietspreeuwen
komen af en toe ook eens en zelfs brengt een
vink mij een bezoek. Was het op het Hofplein
zeer rustigover onrust behoef ik ook hier niet
te klagen. Overigens kan ik niet veel zien,
want enkele huizen in mijn nabijheid beletten
mij dit uitzicht. Alleen over een hooimijt heen
aanschouw ik boomen en de lucht, welke in
deze dagen veel verandering toont. Verder merk
ik van het gejaagde leven van dezen tijd niet
veel en ik ben wel in de gelegenheid om in
deze stilte na te denken, wat naar ik hoop
winste voor mij zijn zal.
Heel de omgeving leent er zich ook toe. Het
dorp is zeer klein. Met enkele stappen ben ik
er door. De menschen zijn hier vriendelijk. Met
de naaste buren hebben wij reeds kennis ge
maakt, onder wie er onderscheidene zijn, die
tot de gemeente behooren. Landbouw is hier
de hoofdzaak en deze vordert ieder haast op.
Ik krijg den indruk, dat de bevolking zeer een
voudig en arbeidzaam is. Er wordt hier druk
gewerkt, en men ziet uit naar droge en warme
dagen. In de enkele weiden, welke er zijn, loopt
het vee te grazen en vindt er thans overvloed
van malsche gras. De vele veldbloemen geven
er een aangename en afwisselende kleur aan.
De lammeren geven er een verhoogde levendig
heid aan. Dit alles lokt mij nog al eens uit om
naar buiten te gaan er. van dit schouwspel te
genieten.
Een Christelijke school is hier niet. De kin
deren ontvangen onderwijs in het naburig Hal-
lnm, dat een klein halfuur gaans verwijderd is,
een flink dorp met een welvarende bevolking.
De strijd in het maatschappelijke doet zich hier
ook gelden. Toen wij hier kwamen, was pas
een kortstondige werkstaking van de landar
beiders geëindigd, waaraan allen meegedaan
hadden. Zij werken hier per dag van 's morgens
zes tot 's avonds zes uur, met twee uren rust
tusschenbeide, zoodat de werktijd tien uur is.
Het uurloon bedroeg een kwartje en zij eischten
nu dertig cent. De patroons hebben na een
paar uur den eisch ingewilligd. Een landarbeider
heeft alzoo achttien gulden per week. Doch
hoe vaak gebeurt het, dat hij niet werken kan,
omdat het regent. Elk uur, dat hij niet arbeiden
kan, gaat er af, zoodat het zelden gebeurt, dat
hij het volle weekloon ontvangt. Het is waar,
dat menige arbeider bovendien nog een stukje
land heeft, dat hij zelf bewerkt, maar dit moet
hij dan ook doen in den vroegen morgen of
in den laten avond.
Het kerkelijk leven laat hier nog al te wen-
schen over. Hier staat wel een Hervormde
Kerk, doch waarin alleen om de veertien dagen
gepreekt wordt. De dominé woont te Finkum,
waarmede het gecombineerd is. Onderscheiden
menschen wonen hier, die nimmer naar de kerk
gaan. Zij zijn ontwend en lezen in huis den
bijbel ook niet. Zij schijnen weinig waarde te
hechten aan de onzienlijke dingen en zij klagen
nietwat kleeft mijn ziel aan 't stof. Zij zoeken
wat beneden is en zij bedenken wat de aarde
aanbiedt. Sommigen, die daar nog geen rede
bij hebben, verontschuldigen zich in de meening,
dat zij geen tijd er voor hebben. Het is dan
ook waar, dat ch meesten ijverig werken voor
hun dagelijksch brood en bedacht zijn om fat
soenlijk voor 't licht te komen, maar over de
groote vragen, welke het leven stelt, denken
zij naar 'tmij voorkomt weinig na. Zij staan
aan de zijde van de ongeloovigen, maar geven
zich geen rekenschap van het standpunt, waarop
zij staan. Belangstelling toonen zij, zoodra de
loonkwestie ter sprake komt en zij brengen hun
stem uit op de candidaten, die hun het meest
belooven. Het is eigenlijk in den grond een
arm leven zonder veel verheffing en zoo gaan
de dagen voorbij, terwijl het hart onbevredigd
blijft. Het blijkt hier duidelijk dat een moderne
prediking op den duur het godsdienstig leven
niet sterkt, veeleer verzwakt en vermindert.
Wanneer ik echter verder heel de omgeving
naga en ik vergelijk den kerkelijken toestand,
zooals die voor een veertig jaar was en nu,
dan merk ik duidelijk, dat de Gereformeerde
Kerken veel aan invloed hebben gewonnen. De
geregelde bearbeiding heeft kennelijk vrucht
gedragen en het is te voorzien, dat dit zoo
voortgaan zal. Dit geldt voor de zijde naar het
Bild en nog meer in Noordelijke richting. Daar
is een samenwerking van school en kerk, welke
met goeden moed vervult en de invloed doet
zich bespeuren in maatschappelijk en staatkundig
opzicht. Daar is nog zeker veel te winnen,
want er liggen nog velden, waarop bij trouwe
bearbeiding het zaad ontkiemen en opgroeien
kan.
Tot mijn blijdschap is mij gebleken, dat de
oude uitspraak „Friesland zingt niet", onjuist
is. Zelfs op ons klein dorp is een zangvereeni-
ging, welke zich elke week oefent in de heer
lijke kunst. Als mijn inlichtingen juist zijn en
ik twijfel er niet aan, dan zijn hier in den om
trek tal van jonge menschen, die lust tot muziek
en zang hebben. Dit acht ik een groot voor
recht. Een zingend volk gaat niet te gronde.
Dit woord van Luther is nog altijd waar. Het
is bovendien een uitnemend middel tot ver
breiding van de waarheid. De inhoud van een
bij herhaling gezongen lied blijft het eigendom
en kan onder den zegen des Heeren zulk een
goede uitwerking hebben. Welk een beteekenis
heeft het, als ons hart in vreugde en in droef
heid zich uiten kan in een lied, dat juist ver
tolkt, wat in ons leeft.
Na hartelijke groete
L. Bouma.
Naast het verwerpend oordeel over dezen
Duitschen godgeleerde, in Prof. Hepp's rede,
trof ons het zoo mogelijk nog krasser vonnis,
dat prof. Kohnstamm over hem velde in Utrecht,
een week na Paschen.
In het Algem. Weekblad voor Christendom en
Cultuur zegt hij:
Voor mij gaat het hierom, dat als Barth
gelijk heeft, ik geen enkel woord van den
Bijbel, laat staan van het Evangelie heb
begrepen. Voor mij gaat het hierom, dat
als de dialectische theologen geiijk hebben,
ik niet behoor tot de Gemeente des Heeren,
(want de gemeente heeft dan geen Heer
meer,) maar tot de volgelingen van Kajafas.
De Heer der Gemeente toch is niet
een of andere onaanschouwelijke, schim
mige abstractie, maar Hij die aan zijn
broeders in alles gelijk (geworden is) uit
genomen de zonde... Dien Jezus nu dreigt
deze theologie ons te ontrooven, en dat te
verhoeden is tenslotte het eenig belangrijke.
Ik heb ter vergadering reeds aangehaald
het woord van Barth
„Laat het ten opzichte van den histo-
„rischen Jezus er mee staan, zooals het
„staat, Jezus de Christus, de Zoon des
„levenden Gods, behoort noch tot de
„historie, noch tot de zielkunde want wat
„historisch of psychisch is, is als zoodanig
„vergankelijk. De opstanding van Christus
„of wat hetzelfde zegtzijn wederkomst,
„is geen historische gebeurtenis. (Das Wort
„Gottes p. 95)
Wat aangaat Jezus' zondeloosheid wijst prof.
Kohnstamm nog op een andere uiting van Barth
„Zoo ook zijne zondeloosheid; zij is in
„haar openbaring in Jezus' doen en laten
„werkelijk even zoo licht en tastbaar te
„bestrijden als bij ons en zij is feitelijk
„door Jezus' onbevangen tijdgenooten
„op het ondubbelzinnigst bestreden."
Op deze uitlatingen, die prof. K. het hartestuk
van Barths theologie noemt, Iaat prof. K. volgen
Met zoo geweldige middelen als hier is
het idealisme nog nooit opgetreden tegen
het Christendom, tot eerherstel van Kajafas.
Inderdaad het eerherstel van Kajafas. Want
óf Hij die voor den Hoogen Raad stond
had het recht zich te noemen den Weg