Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
39e Jaargang.
Vrijdag 15 Mei 1925.
No. 20.
RedacteurenDs. \P, VAN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
UIT HET WOORD
JEZUS' ONDERWIJS.
Naar de Schriften wees de opgestane
Heiland, wijl daarin zoo duidelijk sprake
was van den weg, die door den Messias
naar des Vaders raad en wil betreden
moest. Het lag aan de discipelen zelf,
dat zij het zich zoo gansch anders
hadden voorgesteld. Duidelijk genoeg
was Christus in Zijn onderwijs geweest
en steeds liet Hij hoorenzeker de
Messias moet verhoogd, doch niet tot
de aardsche heerlijkheid van den Davi-
dischen troon, maar wel moet Hij ver
hoogd aan een kruis gelijk de koperen
slang weleer. Die prediking was niet
iets nieuws, want Christus legt Zijn
vinger op de Schriften des Ouden Tes
taments en die getuigden van Zijn lijden
en sterven en ook van Zijne opstanding.
Alles wat in de Schriften aangaande
Hem, aangaande Zijn weg en werk
Zijne vernedering en verhooging stond
beschreven moest vervuldzóó zelfs,
dat er geen enkele tittel of jota ter
aarde viel.
Nu het verstand der discipelen door
Christus kracht is geopend, lezen zij
de Schriften zoo gansch andersnu
zien zij overal in de Wet van Mozes
en de Psalmen en de Profeten getee-
kend den Messias en ook, dat God
Zijn volk niet onkundig gehouden had,
maar duidelijk had ontvouwd den weg
Gods noodzakelijk tot redding en zalig
heid der Zijnen. Christus moest lijden
moest opstaan naar de Schriften. Het
kon niet anders, want die Schriften zijn
het Woord van den on veranderlijken
God, Die Zijn raad en wil uitvoert naar
Zijn welbehagen.
Door Jezus' onderwijs en de opening
van het verstand der discipelen is het
oog daarvoor geopend en weidt de ziel
in de Schriften met een verwonderd
oog, doch nu moet ook de rijkdom
van den in Christus gevonden schat
uitgedragen in het midden van eene
wereld, die in donkerheid omdoolt. De
last, die Jezus' discipelen opgelegd wordt,
is werkelijk niet licht. Wat moet en
kan dat elftal in het midden van zulk
een groote wereld en tegenover zooveel
vijandschap
o Zeker in zichzelven niets, maar zij
gaan in Christus' kracht Zijnen naam
uitroepen in het midden der volkeren
en alomme prediken bekeering en ver
geving der zonden. Overal zal tegen
stand zich openbaren en wat is dan
de kracht van deze enkelingen tegen
over die millioenen
Niets anders dan Jezus bevelgaat
dan henen en onderwijst al de volkeren,
waarbij komt Zijne onveranderlijke be
lofte: en ziet, Ik ben met ulieden al
de dagen tot de voleinding der wereld.
Daarbij hebben zij zulk een uitnemend
voorrecht, waarop Jezus den discipelen
wijst n.l. gij zijt getuigen van deze dingen.
De apostelen hebben in het midden
van de volkeren getuigenis af te leggen
van alles, wat zij hebben gezien en
gehoord, want zij zagen Jezus' werk
aanschouwden Zijne dadenhoorden
Zijne woorden genoten Zijn voortdu
rend onderwijs, dat altijd weer terug
wees en was gegrond op de Schriften.
Zij hadden gevolgd den weg van Jezus'
vernederingwisten te spreken van
Zijn lijden en dood en met eigen oog
hadden zij den opgestanen Christus
gezien, ja zelfs met hunne handen ge
tast. Wel kan dus gezegd, dat zij ge
tuigen waren van al deze dingen, die
in de laatste dagen hunne harten had
den beroerd.
Jezus' discipelen waren oog- en oor
getuigen zelf hadden zij het gezien en
gehoord. Zij hebben het niet van an
deren gehoord en ontvangen, neen,
zij zelf waren getuigen van dat alles
geweestalles was voor hen onbedrie-
gelijke zekerheid. En dat alles moge
zij nu niet voor zichzelven behouden,
maar daarvan hebben zij ook te ge
tuigen in het midden der volkeren,
overal predikende den naam van Jezus
en in dien naam bekeering en vergeving
der zonden.
Van deze dingen zijt gij getuigen,
predikers, boodschappers. Ontzaggelijke
taak! en die moet gij volbrengen. Vol
brengen enkel en alleen door te ge
tuigen van alles, wat Jezus had gebro
ken en gedaangetuigen van Zijne
vernedering en verhooging.
De apostelen moesten echter meer
zijn dan boodschappers van het feit der
opstanding en ook toegerust om de
prediking tot bekeering en vergeving
der zonden te brengen in rechtstreeks
verband met Christus' dood en opstan
ding en daartoe gaf Christus Zijnen
jongeren eene heerlijke belofte. Wij
kunnen ons voorstellen, dat de disci
pelen bij het hooren van zulk een last,
die op hunne zwakke schouderen werd
gelegd, beefden van ontroering, maar
dan treedt Jezus hen zoo vriendelijk
begenadigd tegemoet en het klinkten
ziet. Ziet door het geloof en aanvaardt
het Mijne discipelenIk zal u niet be
geven of verlaten, want Ik zend de
belofte Mijns Vaders op u, waarmede
niets anders is bedoeld dan de beloofde
n 1. de Heilige Geest. Uwe taak, disci
pelen, is te getuigen van alle deze
dingen en de Mijne u te zenden de
belofte Mijns Vaders. De belofte van
de uitstorting des Heiligen Geestes,
wordt hier zonder eenige nadere be
paling de belofte bij uitnemendheid
genoemd, want daarop loopen alle be
loften uit. Het Oude Testament getuigt
van de gave des Geestesvan de uit
storting des Geestes en ook Christus
heeft er telkens weer op gewezen,
dat Hij den discipelen zou schenken
eenen anderen Trooster, Die bij hen
blijven zou in der eeuwigheid en hen
leiden in alle waarheid Als Jezus dat
zoo tot Zijne dicipelen zegt, treft ons
Zijne grootheid en ook de kracht van
Zijn zoenarbeid en ook dat Hij Zich
bewust is van de verhooging, die Hij
tegemoet snelt, waar Hij hier zoo dui
delijk uitkomen laat, dat de vervulling
van de gewichtige belofte over de zen
ding des Heiligen Geestes enkel en al
leen plaats grijpt door Zijne tusschen-
komst.
De belofte des Vaders n.l den Hei
ligen Geest zendt Jezus op u, Mijne
discipelen. Wanneer? dat voegt Hij er
niet aan toe. De discipelen hebben te
blijven, te wachten in Jeruzalem gedul
dig te wachten en te verbeiden den tijd
huns Konings. Zijne belofte hebben zij
en die belofte wordt vervuld. Die ge-
looven haasten niet Wacht dan, ja
wacht.
Jezus beval Zijnen discipelen te predi
ken bekeering en vergeving der zonden,
onder alle volkeren, beginnende van
Jeruzalem, maar nu moeten zij rustig
wachten en niet eer die prediking be
ginnen, voordat zij zullen aangedaan zijn
met kracht uit de hoogte. In het kort
gezegd, wijst ook die uitdrukking op
den Heiligen Geest, die door Christus
uit den hemel over de discipelen zal
worden uitgestort. De Heilige Geest
zal 's Heeren jongeren aangorden met
eene kracht, die niet is van deze wereld
en die moed schenkt te getuigen bij
alle bedreiging.
De bijstand des Geestes kunnen de
discipelen in de zware taak niet missen
en daarom hebben zij te wachten, tot
dat zij zullen zijn aangedaan met kracht
uit de hoogte der hemelen en de Geest
Gods, Die het beginsel is der kracht,
zal 's Heeren jongeren aanvuren met
blijden moed zich te werpen in het mid
den der wereld met de verkondiging
van den Christus der Schriften.
Jezus Christus en Dien gekruist en
opgewekt. Ziet dat nu is nog steeds de
taakde taak, waartoe elk belijder en
de gansche kerk des Heeren is geroe
pen, doch zal zij die roeping betrachten
naar 's Heeren eisch, zoo versta zij steeds
te bidden om de leiding en bekrach
tiging des Heiligen Geestes
Jezus roept tot getuigen. Weest dan
Zijne getuigen door woord en wandel
en dat kan slechts, als door Gods ge
nade Jezus Christus de Borg en Zalig
maker werd ook van u persoonlijk. Dan
kunt gij u ook troosten met de belofte
uws Heilands. Ook in de hemelen ver
hoogd vergeet Hij de Zijnen niet, maar
van daar zond Hij den Heiligen Geest
en past door dien Geest Zijn zoenwerk
aan uwe harten toe.
Ook dat naar de Schriften.
K. B. S.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Een kleinigheid vergeten.
Brieven uit Z.-VIaanderen.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag-
Afzonderlijke nummers 8 oent. PcrSVCTGöniging Zeeuwsche Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Advertentieprijs: 15 cent per regelbjj jaarabonnement van Adres van de Administratie Spanjaardstraat, Middelburg.
minstens 500 regels belangrijke reduotie. Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0.
En gij zijt getuigen van deze dingen.
En zietIk zend de belofte Mijns
Vaders op u; maar blijft gij in de stad
Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan
zijn met kracht uit de hoogte.
Lucas 24 48 en 49.
In het scherpe artikel, dat in de Saambinder
ds. Kersten richt tegen ds. K. S. wordt, spre
kende over de Kuyperiaansche leeraars, gezegd
„Men is verbeten op de Oude-Gerefor-
meerde Hollandsche en Schotsche schrij
vers",
en een weinig later
„Leest mijne vrienden, leest de goede
oude schrijvers, leest ook Andrew Gray,
leest Boston, Erskine, Comrie, Vermeer,
v. d. Kemp, Brakel en leert uw kinde
ren ze hoog te houden.
Ds. K. ziet een kleinigheid over het hoofd
lo. Dat dr. Kuyper èn door zijn wetenschap
pelijke èn door zijn practikale geschriften, de
man is geweest die niet maar een enkelen
preekenbundel van een enkelen ouden schrijver,
maar den rijken dogmatischen inhoud van zeer
vele oude werken ons naderbij heeft gebracht.
Naar zijn eigen woord zag hij het als zijn taak
„het stof der oude schrijvers" weer af te blazen.
2o. Dat de dogmatiek van Bavinck, die al
deze Kuyperiaansche leeraars ongeveer voor
hun examen moeten kennen, en waarmee ze
op hun studeerkamer nog dag aan dag kennis
maken, hen van zeer nabij met die oude
schrijvers in aanraking brengt.
3o. Dat op voorbeeld van Kuyper en Bavinck,
die zelf oude schrijvers b.v. „Sions Roem" en
de werken van Erskine hebben uitgegeven
ook vele van de hier gesignaleerde leerlingen
deden in vertaling of in nieuwe spelling ver
schenen door hun bemoeiing werken van Calvijn,
Zanchius, Voetius, Costerus e.a.
We nemen aan, dat de Schrijver zelf van die
ouden studie maaktdoch dan verwondert het
u toch eenigszins, dat in het lijstje ook een
aanbeveling van Comrie staatMeent ds. K.
het als hij zijn lezers en hun kinderen het be
st udeeren van Comrie aanbeveelt Ook in zijn
leer van de Rechtvaardigmaking
Maar hoe zullen de Gereformeerden op de
Synode van Utrecht 1905 ds. K. dan zelf
noemen? v. D.
LXXVII.
Amice.
Bijzonder mooi is de Meimaand tot dusver
nog niet geweest. Het is eiken dag maar weer
regenkoud en guur waait de Voorjaarswind.
Het doet je soms zoo troosteloos aanals je
een beetje verlaat, in den avond langs de natte
velden rijdt, en je ziet tusschen twee buien de
maan glanzen op de vette, gladde bietenlanden.
Als een grijs glimmende effen vloer liggen ze
voor je, alsof niet reeds vele weken lang het
zaad in die akkers verlangde naar open grond
en rulle kluiten.
Wat duurt de tijd tusschen zaaien en oogsten
dikwijls lang
Op het land. En ook in geestelijke dingen.
Daar is toch wel een beetje tragiek van het
ambt! Het is tragiek van den landbouw dat
men op droge, zonnige, windige voorjaars
morgens met rijke beloften het zaad in de
voren werpt.
En nauwelijks er in; daar kletteren de drup
pels en striemen de vlagen, en het land slaat
toe, tot een breiïge modder, die de wind straks
van boven verkorst, zoodat er geen doorkomen
voor het teedere plantje aan is.
Zaaitijd is weenenstijd. 't Was reeds in Ps.
126 zoo: Wie het zaad draagt, dat men zaaien
zal, gaat al gaande en weenende.
Daar wordt veel zorg gekoesterd, als het
goede weer wat achterblijftzorg van arbeiden,
die hun dagloon zien verregenen, zorg van
boeren, die de hoop op hun gewin beginnen
te verliezen.
Tragiek van het ambt, ook in het geestelijke.
Wat baat al de arbeid, dien we aan de zielen
ten koste zien gelegd
Ge strooit het zaad in uw opvoeding thuis
op uw schoolhet Catechetisch onderwijs, de
kerk maar waar blijft het Is het dood gegaan
onder de kluiten? Op uw vereenigingen kunt
ge de jongelui schier niet krijgennaar een
verkooping, of naar een feest, dan is geen wind
te sterk en geen afstand te ver.
En 't zijn de jongelui niet alleen. Ge behan
delt uw tuchtzaakge argumenteert met Gods
Woord maar ge stoot op een harden bovenkorst
van liefdeloosheid, en betweterij.
Uzelf trappeert gij intusschen ook op het
gemis van wat de Apostel kende en wat hem
bezieling tot zijn arbeid schonk: „De liefde
van Christus dringt mij
De koude voorjaarswind en de ruwe hagel
vlagen rond je en in je
Maar goed en dankbaar is dat niet. Want er
is reden genoeg om niet te klagendoch te
hopen
Vergelijkt ge het landschap van nu met dat
van een maand geleden, dan is er zoo groot
verschil.
Ja, de bietenveldenmaar schijnt, zooals van
daag, de zon, dan ziet ge toch de hoopvolle
groene reekjes al staanen ge weet wat het
zwaarste groeit, dat maakt de langste jeugd door.
Dan moet je het graan zienen de haver,
en de gerst. Je begrijpt niet, hoe 't zoo kan
wat staat dat graan al dicht op de stoelen
breede, dikke groene banen, met schier geen
scheidingen meer er tusschen, één groene zee.
En daar onder den wijden hemel in vlakken,
geel en goud, het bloeiend koolzaad. Ieder zijn
lust, maar ik geef voor zulk een geweld van
geur en kleur als een bunder bloeiend koolzaad
me biedt, de bonte tulpen en hyacinthen in
Holland graag weg.
Wat een weeldeDe nog niet vol ontloken,
zwaar gebogen donkergele kopjes op de stralend
gouden pracht der andere bloemenen dan
met zon- en schaduwvlakken stoeiend er over
heenbewogen door den zwaren wind die
toch niet meer dan het oppervlak beroert.
Zie van onder staan reeds wijd uit de lange
hauwen vol van zaad.
't Voorjaar duurt lang, maar de belofte is er
voorzeker zal hij met gejuich wederkomen,
dragende zijne schoven.
't Natuurverbond. Gods trouw en waarheid,
die elk jaar bevestigd worden, die Hij op
wondere wijze bevestigt, ook in zoo'n bloeienden
bunder geel koolzaad.
Maar die trouw en waarheid is toch niet
minder groot in het verbond zijner genade?
En zooals de boer nu op hope zaaien moet en
in werkzame verwachting leven voor den oogst,
zoo hebben wij ook in elk ambt die roeping
werkzaam te blijven èn te hopen.
Het is toch niet alles tragiek I Wanneer de
latere bieten nog bijna opkomen moeten, ver
toont zich reeds de vrucht van het vroegere
koolzaad.
Wij kunnen maar arbeiden en trouw zijn in
onzen plicht. Het wordt wel eens meer gezien,
dat de beste grond het langste kaal blijft.
Ik kreeg eens een les van een eenvoudig
arbeider.
In een dorp, welks naam er op wijst, dat de
bodem niet bepaald van het vaste gehalte is,
stond voor een paar jaar eind Mei alles reeds
hoog opgeschoten. Geen akker was meer kaal.
En het koren bijna een arm lang.
Mijn weg voerde door een zwaren, jongen
ingedichten polder, waar een lid mijner ge
meente aan 't werk was. Wat viel mij die
zware grond tegen Overal nog maar een begin
alles nog in eersten groei.
'k Sprak mijn verwondering over dit verschil
uit. Maar toen kreeg ik niet de eenvoudige wijs
begeerte die onzen landslieden eigen is, de
boodschap„Ziet ge, dat is nu net als in uw
werk. Op de zwaarste gronden moet je het
hardste werken en je wacht er het langst tot
je wat ziet. Maar als 't Juli is en Augustus, dan
moet je maar eens terugkomendan staat het