Bouma.
t P J. de Kruijter.
Bouma.
Een Jubilé
Bouma.
Ds. L. Bouma Ds. P. van Dijk
wordt
Ds P. van Dijk Ds L Bouma
Brieven uit Z.-VIaanderen.
KERKNIEUWS.
om zijn taal en zijn zeden, dat het mij een
eere blijft, dat ik een zoon ben van dit land
en volk Maar het tegenwoordige Zeeland bindt
mij meer dan het huidige Friesland, het eerste
ken ik, terwijl het laatste mij van lieverlede
vreemd is geworden. Als ik hier ergens kom,
gelijk mij dit in de laatste maanden nog al
eens gebeurd is, dan ontmoet ik haast altijd
vrienden en bekenden, met wie ik dadelijk van
gedachten wisselen kan over wat onze belang
stelling heeft, doch, dat zal aldaar niet zoo zijn.
Het, zal mij vooral in het begin bezwaarlijk
vallen, dat ik dit alles missen moet.
Nadat de kerken mij op zeer welwillende
wijze mij mijn emeritaat verleend hadden, stond
één ding bij mij vast, n.I. dat ik, als God mij
de gelegenheid en de kracht gaf, wilde blijven
arbeiden. Daarbij kwam, dat het mij niet uit
lokte om eiken Zaterdag van huis te gaan om
verschillende redenen. Ik zeg dit niet, omdat
men mij minder gastvrij ontving, waar ik kwam,
want het tegendeel is waar. Overal waar ik
geweest ben, heeft men mij met hartelijke vriend
schap opgenomen en ik bewaar van elke plaats
de meest aangename herinneringen. Het lachte
mij echter toe om te mogen arbeiden in een
kleine gemeente, welke niet bij machte was een
eigen predikant te hebben, waaraan ik mij nog
geven kon. Welnu, de kerkeraad en de ge
meente van Hijum boden mij dit welwillend
aan en ziedaar de eerste reden welke mij be
woog na zoovele jaren naar mijn „heitelan"
terug te keeren. Er kwam bij, dat vóórzoover
zij nog leeft, onze familie er woont en dit heeft
ook haar invloed geoefend.
Met de bede, dat de Heere de kerken van
Zeeland doe groeien en bloeien, en dat Hij al
mijn vrienden en kennissen zegene, ga ik heen.
Onverwachts ging deze broeder heen. Hij
was in den regel gezond en bereikte den ge-
zegenden ouderdom van 79 jaar. In mijn oog
was hij een Zeeuw door en door. Door zijn
schoenhandel in de Langeviele was hij op
Walcheren bekend. Vroeger zat hij daar achter
zijn toonbank vaak te lezen of te schrijven.
Daaruit bleek, dat hij nog andere dingen be
langrijk vond behalve zijn winkel. Dit was
dan ook zoo. Vele jaren diende hij als diaken
in de Gereformeerde kerk van de Lange Delft.
Hij heeft de Di. Budding, de Bruin, Middel
e.a. nog gekend. De geschiedenis der kerk in
Zeeland van de 19e eeuw interesseerde hem en
hij wist er veel van. Hij was anti-revolutionair
in de politiek en ofschoon hij een bewonderaar
van dr. Kuyper was, gevoelde hij veel sym
pathie voor Lohman. Uit kracht van deze over
tuiging behoorde hij tot de mannen, die het
Dagblad „De Zeeuw" mede in 't aanzijn riep.
Litereair was hij aangelegd, wat uitkwam in
de vale artikelen, welke hij in De Zeeuw vóór
en n heeft geplaatst. Hij was een voorstander
van het christelijk onderwijs en heeft als se
cretaris menig jaarverslag uitgebracht over de
scholen van de Gravenstraat en van Heeren
gracht. Hij vroeg eens verlof om een linde te
mogen plaatsen voor de nieuwe school in de
Gravenstraat, 't welk hem gaarne verleend werd
en wij hopen, dat deze boom nog lang de
herinnering van dezen strijder voor onze scho
len moge verlevendigen. De ontwikkeling van
het christelijk vereenigingsleven juichte hij toe
en verheugde er zich over.
Hij behoorde niet tot de pessimisten hij zag
in den regel den zonnigen kant. Hij deed mij
vaak denken aan 't woord van Salomo„een
vroolijke ziel is een gedurige maaltijd". Hij was
aangenaam in den omgang.
Van 't begin van de stichting „Vrederust" te
Bergen op Zoom heeft hij zitting gehad in 't
moderamen van het Bestuur en heeft hij elk
jaar de leden der vereeniging ingelicht over den
stand van zaken. Hij deed het altijd op zijn
eigen frissche manier, zoodat ieder er gaarne
nota van nam.
Nu is er ook aan dit werkzame leven een
einde gekomen. Voor enkele jaren heeft hij zoo
ernstig geleden aan een hevigen aanval van
griep en wij dachten, dat hij er niet meer van
boven op zou komen. Eens zat ik aan zijn bed
en hij heeft mij toen gezegd, op welken grond
zijn hoop rustte. En die grond was de door
God ons geschonkene in Christus Jezus.
Wanneer wij dit leven overzien, dan zeggen
we, dat het in breederen kring tot een zegen
geweest is en laat het de treurende familie tot
een troost zijn, dat hij in woord en daad ge
tuigenis heeft afgelegd. De lust des harten is
geweest om God te mogen dienen.
Dat ieder onzer zich haasten om den vrede
met God bovenal te zoeken.
Dezer dagen sloeg ik het eerste nommer
van het Zeeuwsch Kerkblad open en vond daar
een artikel van ds. Laman, die destijds te
Zierikzee stond. Ik las het nog eens na en ik
dacht bij mij zelf; ja, zoo was hij. Hij was
een zoon der scheiding, maar hij kon zich
geheel vinden in de vereeniging der kerk, tot
stand gekomen in 1892. Hij betreurde het, als
hij merkte, dat er ergens eenige schadelijke
verdeeldheid heerschte en hij heeft dan ook
meegewerkt om in zijn eigen omgeving de
eenigheid des geestes te behartigen.
Daarna heeft hij menigmaal in ons Blad ge
schreven en hij kon het. De lezers grepen naar
het verschenen nummer en zij sloegen nooit
over, wat hij ten beste gaf. Hij bezat de
schoone gave om pakkend te schrijven en velen
onzer herinneren zich de uitnemende stukken,
welke hij ons heeft aangeboden.
Hij is nog een tijd lang redacteur geweest en het
was een leemte, toen hij ons ging verlaten.
Hij verrijkt nu nog het Kerkblad van Drenthe
en Overijsel, alsmede de Asser Kerkbode met
zijn voorlichting.
Hoewel hij reden meende te hebben om
Zeeland te verlaten, toch willen wij niet ver
geten, wat hij voor de kerk van Kruiningen
en voor die van Zierikzee allermeest is ge
weest en verder voor de kerken in onze
provincie. Hjj kwam niet alleen spoedig op de
Particuliere Synode, maar hij was daar ook
een gewenscht man. Heel zijn optreden sprak
van bescheidenheid, maar tevens kwam uit,
dat hij een man van een helder oordeel was.
Hij had een rein hart en dit ging gepaard
met een zeer grondige en vaste overtuiging.
Het kostte hem geen moeite om de welwillend
heid van zijn medemenschen te verwerven,
het sprak vanzelf, dat men naar hem luisterde
en acht gaf op wat hij zeide en schreef.
Wij zijn nog erkentelijk voor wat God ons
in dezen broeder eenige jaren in ons gewest
heeft willen geven en wij deelen dan ook in
de blijdschap, welke thans zijn deel is, nu hij
terugzien kan op den arbeid, welke hij vijf-en-
twintig jaar heeft mogen verrichten.
De Koning die dezen dienaar vele en rijke
gave heeft geschonken, blijve met hem, sterke
hem lichamelijk en geestelijk en bekwame hem
voor zijn dienst.
Hij gedenke ook zijn gade, met wie onze
broeder nu een kwart eeuw heeft moge leven,
ja Hij gedenke in Zijn gunst alle leden van
zijn huis
Een afscheids- en intreebeurt behooren al
mee tot de belangwekkendste van onze kerkdien
sten.
In ons kerkelijk leven moge dat niet zóó
sterk uitkomen als in sommige andere kerken,
waar het verschil in opkomst by een gewone
en zoo'n extra beurt zich wel eens verhoudt als
1 tot 10, ook onder ons rekent men bij zulke
gelegenheden toch op een grooteren toeloop en
ziet men den koster met z'n hulpe benevens
de leden van administratieve commissies in
volle actie.
Dat is dan ook wel te verstaan.
Een afscheidsbeurt heeft de bekoring van
het weemoedige der herinnering aan het ver
leden. Een iutree, die van het interessante der
verwachting voor de toekomst.
Uit dien hoofde kan dit nummer van onze
Kerkbode ook geacht worden zeer belangrijk
te ziin. We vinden hierin immers het afscheid
van ds. L. Bouma als redacteur en het optre
den in die hoedanigheid van ds. P. van Djjk.
Toch kunnen ook zulke afscheids- en intree-
beurten wel eens teleurstellen en niet brengen
wat men er zich van voorstelde.
Het kan er wel eens mee gaan als met die
afscheidsbeurt, waarheen een vrouwtje enkele
zakdoeken had meegenomen, in de verwachting,
dat haar tranen zóó overvloedig zouden vloeien,
dat zy die alle wel noodig zou hebben en die
teleurgesteld de kerk verliet omdat zy er niet
één had behoeven te gebruiken. Of ook als met
dien jongen man, die meende dat de prediker tal
van beloften zou doen voor de toekomst, en
die toen de dominee zulke beloften niet deed,
in de overtuiging dat. hy met zjjn bevestigend
antwoord op de vragen van het formulier al
genoeg beloofd had meende dat zoo'n in
treebeurt ook al niet bijzonder interessant was.
Misschien brengt de lectuur van dit nummer
een soortgelijke teleurstelling aan onze lezers
en vinden ze het lang zoo weemoedig en in
teressant niet als ze dat hadden verwacht.
Men wijte dat dan niet aan ons, maar men
zij er dankbaar voor dat het zoo wezen kan.
Het weemoedige toch van dit afscheid en
we zyn daar allen zeer dankbaar voor wordt
sterk getemperd omdat het geen volledig af
scheid is. Ds. Bouma blijft schrijven in onze
Kerkbode zoolang God hem daarvoor de krach
ten geeft. Werd reeds lang overwogen, in onze
Kerkbode een rubriek op te nemen waarin
opzettelijk aan het geestelijk leven meer aan
dacht werd gewijd, ds. Bouma wilde de ver
zorging van die rubriek op zich nemen en we
mogen hopen, dat we als van ouds, van week
tot week, van de vrucht van zijn denken zul
len mogen genieten.
En het interessante van deze intree kan niet
bijster groot zijn, omdat de nieuwe redacteur
ds. P. van Dyk geen onbekende is in onzen
lezerskring.
De verandering kan getypeerd worden in wat
we boven dit artikel zetten. Wie op den kop van
ons Blad let, zal zien dat de naam van ds. L.
Bouma daar juist staat boven dien van ds. P.
van Dijk. Dat wordt nu omgekeerd, nu ds. P.
van Djjk redacteur wordt en ds. Bouma mede
werker.
Daarmee is evenwel niet gezegd dat die
uiterlijk kleine wijziging geen beteekenis zou
hebben.
Die omzetting van namen beteekent toch het
afsluiten van een heel lange periode van ge-
zegenden redactioneelen arbeid door ds. Bouma
voor de kerkelijke pers van Zeeland verricht.
Het afscheid is gelukkig geen volledig af
scheid, maar het is toch ook een afscheid. Als
redacteur van onze Zeeuwsche Kerkbode gaat
ds. Bouma ons verlaten. En is het dat de wee
moed getemperd wordt, omdat h\j in andere
hoedanigheid ons Blad hoopt te blijven dienen,
die weemoed laat zich toch niet geheel terug-
dwingen, omdat we gevoelen en de blijvende
en de komende redacteur voelen dat heel sterk
dat we zoo veel verliezen.
Het is ons een behoefte namens de lezers van
onze Zeeuwsche Kerkbode ds. Bouma hartelijk
dank te zeggen, dat hy op zoo degelijke en
aangename wijze door onze Kerkbode leiding
gaf aan ons kerkelijk leven, en een behoefte
ook, hem te verzekeren, dat we het daarom op
hoogen prijs stellen, dat hij als medewerker zijn
persarbeid blijft voortzetten.
De Heere ga met hem en de zijnen en blijve
hem nog tal van jaren sterken om blijmoedig
te getuigen van de goedertierenheid en het
recht des Heeren, en te bidden voor en te
arbeiden aan de volmaking der heiligen.
Met ds. P. van Dijk als redacteur verschijnt
geen onbekende in den kring van onze lezers.
Het bekorende van het onbekende ontbreekt
bjj zijn optreden als zoodanig. Voor belusten
op hel sensationeele van het nieuwe moge dit
een jammer ding zijn, voor ons Blad achten
we dit een zegen. We weten wat we aan ds.
van D\jk hebben en wat we van hem, ook
zonder dat hij ons tal van beloften doet, voor
de toekomst mogen verwachten. Niet minder
gezellig dan de aftredende redacteur kon praten
over de Friesche meren en weiden, kan het de
optredende over de vette klei en wijde velden
van zijn Vlaainsehe land.
Bij zijn optreden als redacteur denken we
aan de belofte, dat de zonen zullen zijn in de
plaats der vaderen, ds. van Dijk weet zich
dankbaar een geestelijken zoon van ds. Bouma.
Deze geestelijke zoon zal den arbeid van ds.
Bouma willen voortzetten in denzelfden geest.
En daarom zien we hem met vol vertrouwen
dien arbeid aanvaarden en hopen we dat hij,
Zeeuw onder de Zeeuwen, gedurende een reeks
van jaren met lust en opgewektheid als redac
teur van de Zeeuwsche Kerkbode moge kunnen
arbeiden. Heij.
LXXV.
Amice.
We hebben de jaarlijksche predikantencon
ferentie in Utrecht weer achter den rug.
Ik ben niet de eenige, die deze vergaderingen
in de Paaschweek niet gaarne zou missen.
Misschien is het, omdat wij zoo ver buiten
het centrum wonen, en daarom nog niet zoo
aan die groote samenkomsten'gewend zijn, maar
het verwondert mij altoos wel wat, dat naar
verhouding de periferie-dominees, dat zijn die
in del uithoeken wonen, lang niet slecht in
Utrecht vertegenwoordigd zijn.
Och ja, woon je in of bij Utrecht, dan kun
je van alles mee maken, hoeveel vergaderingen
in de Paaschweek of er daar alleen in de Jaar
beurs niet gehouden zijn 1 En voor centrum-
menschen verliest de jaarlijksche partij veel van
het nieuwe, dat ze voor de excentrische pre
dikanten heeft. Ik meen dat het Cats ds.
Datema zou zeggen daar komt weer het Zeeuw
sche conservatisme voor den dag ik meen
dat het vader Cats was, die zeide
Wie taarten eet, den ganschen dag
Maakt dat hij niet meer taarten mag.
Doch de taart, die het Bestuur van de pre
dikantenconferentie elk jaar weet op te disschen,
heeft nog aanlokkelijkheid genoeg ook voor
menschen, die met de „onderzoeking dezer
dingen" wat meer betrouwd zijn.
Er was heel wat animo. Ik stel me voor,
dat het niet mee zou vallen, wanneer onze
hoorders eiken Zondag zoo goed luisterden
naar onze preeken als men naar prof. Hepp
luisterde. Wat een aandacht voor dezen Barth.
Op den duur verkeerde het een weinig. Het
ging delvergadering eenigszins gelijk Karl Barth
het zelf ergens zegt
„Wir alle gehören manchmal zu den Mer
kenden, manchmal zu den Nicht-merkenden."
„Wij allen behooren menigmaal tot de op
lettenden, menigmaal ook tot de niet opletten
den."
Toen het wat lang duurde, en de stof niet
zoo meer boeide, en de electrische ventilator
je een dubbele doofheid bezorgde, door over
vloedig lawaai en niet minder overvloedigen
tocht, geschiedde het, dat het met veler „den
ken und reden, sehen und handelen üm eine
Ecke ging" zegt Barthdat veler denken,
dat was zoo erg niet, en zien, idem,
maar ook veler spreken en doen, en daar had
onze nieuwe praeses, prof. Grosheide zijn
lieven nood mee, een andere richting uitging.
Voor wie overigens bij Karl Barth vele
frissche opmerkingen hebben genoten, was de
waarschuwende waardeering, en om een
bekend filosoof natebootsen de waardeerende
waarschuwing die Prof. Hepp ons deed hooren,
van 't begin tot het eind interressant. En velen
zullen met verlangen naar het gedrukte refe
raat uitzien.
Het gezellig samenzijn was wat nieuws
en wat goeds. De hoofdschotel leek in zijn
aankondiging op het menu niet bijster een
feestschotel, hoewel de kok Capabel was,
„tragiek van het ambt" scheen niet bij
zonder toepasselijk op de gezelligheid, die men
van plan was maar van dien schotel is
smakelijk gegeten.
Dat was goed, Amice 1 Daar in de door
kenners mooi geroemde zaal van het Jaar
beursgebouw zaten oude en jonge predikanten.
Knus rond tafeltjes; waaraan je thee dronk
of je thuis was.
Je kreeg er wijding. Er werd gesproken over
de bezwaren maar ook over de voorrechten
van het ambt, er waren veel, zeer veel sprekers,
die uit hunne langer of jonger ervaring schoone
soms minder schoone dingen ten beste gaven.
Er was enthousiasme bij sommigen te be
luisteren voor hun goddelijke roepinganderen
spraken meer in mineur, maar je voelde je
eensgeestes, en gesterkt gingen dien avond
velen naar hun logies.
De tweede dag op zulk een conferentie is
altijd wat rustiger dan de eerste. De kennis
making is dan afgeloopende eerste gesprek
ken na een heel jaar afwezig zijn, zijn gevoerd
en zoo is vooral de morgen van den tweeden
dag bijzonder rustig. Een mooie speech was
die van Ds. Bouma, den oudsten zoon van
onzen Middelburgschen nestor. Hij sprak over
de vraag of het gewenscht is de Kinderkerk-
beweging te steunen. Zijn 5 stellingen heb je
zeker gelezen. Hij was gezond conservatief op
dit punt. De kinderen moeten al vroeg komen.
Je moet dit ook al weer niet overdrijven
zuigelingen doe je verstandig maar thuis te
laten doch terecht werd er door den spreker
op aangedrongen, dat de kinderen niet gauw
te vroeg mee worden gebracht.
Een idealistische gedachte was het, dat in
de huisgezinnen de preek moest worden
naverteld.
Ik vermoed, dat voor vele ouderen het een
onbegonnen;werk zou zijn. Kinderemonthouden
vaak gemakkelijker dan ouders
Maarldat het zeer nuttig en loonendjs voor
een oplettend luisteren, de kinderen thuis naar
allerlei dingen uit [de i preek f te vragen, daar
ben je het met Ds. Bouwa zeker over eens.
Er was een prettig debat." lemand'in mijn
buurt maakte de opmerking: „Zie nu eens aan,
de inleider zelf en drie van zijn debatters zijn
menschen zonder kinderenzoo gaat het, die
er buiten staan, hebben er dikwijls een beteren
kijk op dan die er midden in zijn".
In ieder geval, Amice, is het voor velen, die
de practijk van deze dingen kennen, wel eens
nuttig het zuivere beginsel te hooren verdedigen.
Het was een schoone leerzame en prettige
morgen.^ We kunnen er niet genoeg ook in
Zeeland op aandringen, dat onze kinderen
vroeg mee komen. Jong "gewend [is oud gedaan.
Ze onthouden niet alles, zegt ge. 't Zal wel
waar zijn, welk volwassen hoorder doet dat?
't Is trouwensTmaarTgelukkig ookl dat de
menschen niet 'al onze preeken^'onthouden,
zeide de inleider.
Hoe het stormde Donderdagmiddag weet je,
en dat je dan ver in 't Zuiden wonende ook
om de Schelde denkt, begrijp je. Zoo heb ik
dan de middagvergadering waar delheer Smeenk
sprak over „De predikant en^het sociale leven*
maar zeer ten deele bijgewoond. Het was ook
toen vol in de zaal. Het lijkt me toe, dat die
conferenties er al beter bij onze predikanten in
vallen. Het zijn lang niet altijd defjongeren. Ik
zag er menschen met grijze hoofden en nog
veel meer met hoofden, die willen mochten dat
ze nog grijs konden worden.
Je ontvangt er een frisch bad in je vriend
schap in je onderlinge samenspreking in wat
je aan onderwerpen te hooren krijgt.
Er gaat m.i. een geestelijke kracht van uit,
die niet gering te schatten is. Het is nog wat
anders of je een rede leest, dan of je ze van
den spreker zelf hoort.
Na den drukken wintertijd op de dorpen
wordt zoo de Paaschweek voor de dominé's
een verkwikking, waarnaar je al weken van te
voren verlangt.
Nog een kleinigheid, Amice. Voor enkele
weken las ik in onze Kerkbode een antwoord
van onzen weldra van ons scheidenden redac
teur ds. Bouma op een vraag of het eenig be
zwaar in zich heeft een enkele maal naar een
Roomsche Kerk te gaan als er geen dienst is
bij ons.
Je weet het waarschuwend antwoord. Nu
kwam mij het eerste nummer van „Onze Tijd"
in handen. Daar leest ge
„Mag een Geref. op hooge feestdagen een
dienst in de R.-K. Kerk bijwonen
De R.-K. Bazuin stelt deze vraag naar
aanleiding van een artikel in de Zeeuwsche
Kerkbode.
Het doet ons leed, dat wij de Redactie
van De Bazuin een illusie ontnemen moeten,
waar zij schrijft: „In onze Kerken, vooral
op hooge feesten wordt het aantal protes-
tantsche kerkbezoekers steeds grooter*,
want de kwestie waar het omgaat is niet
zoo heel belangrijk. De protestanten kerk
bezoekers wonen niet een R.-K. dienst
bij om den dienst, doch om de muziek,
enz.
Het mag dan geen belangrijke kwestie zijn,
ik meen toch dat de opmerking van de R.-K.
Bazuin dat op hooge feesten het aantal protes
tanten toeneemt, een streep zet onder wat ds.
B. schreef. We hebben er als Gereformeerden
niet te maken; en gaan we er heen om de
muziek, dan gaan we er toch heen om dat de
Roomsche liturgie ons aantrekt. Want de muziek
(bedoeld zal zijn „de zang") is niet het minst
aantrekkelijke en daarom ook gevaarlijke deel
van den Roomschen eeredienst.
Het gaat er mee als met iemand van wie ik
hoordeIk was op een feestdag in een andere
kerk geweest. Slap preekje. Heb ie het er goed
gehad? Bijzonder! Mooie preek? Wel neen.
Maar 'k heb zitten denken, wat zijn wij in onze
stad het was een stadsmensch toch bij
zonder gelukkig met onzen dominé 1
Zoo kun je overal schik hebben. Als je in
't water ligt, het een zegen achten, dat we als
menschen gelukkig op den drogen grond zijn
aangewezen.
Alleen maar, je valt niet opzettelijk in het
v/ater om de gewone droogte eens extra te
leeren waardeeren. Ik geloof heel goed, dat
een kerkgang bij de R. K. het gevolg kan
hebben dat ons protestantsch bewustzijn ver
levendigd wordt waardoor „wij den eenvoud
in diepen ernst van den dienst in eigen Kerk meer
leeren begrijpen en waardeeren dan te voren".
Ben je ziek, dan kan er blijdschap en dank
baarheid in je hart zijn, dat je altijd zoo goed
gezond zijt, zoo'n zieke is zelfs te benijden
maar om opzettelijk je eens een dag ziek te
maken om de gezondheid meer te leeren waar
deeren, is wat gevaarlijker. Dat bedoelt Onze
Tijd niet, natuurlijk.
Maar ik ben op dit punt banger dan hij. Ik
weet wèl voorbeelden van protestansche men
schen die zich althans tot de liturgie en de
vormenschoonheid in [de R.K. machtig aange
trokken voelen.
Z. v. D.^
BEROEPEN TE
Giessen-Oucl- en Nieuwkerk: J. Dijkstra, cand. te Warns.
Capelle a.d. IJselW. H. Bouwman te Lopik.
HelmondB. Telder, cand. te Utrecht.
GlanerbrngT. Sap te Gouda.
TzummaruraD. G. A. Brouwer te Paesens.
AANGENOMEN NAAR
MoerdijkC. Kapteyn, cand. te Oegstgeest.
BEDANKT VOOR
Bedum J. de Waard te Bunschoten.
Hendrik-Ido-AmbachtJ. Meijer te Fijnaart.