Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 39e Jaargang. Vrijdag 24 April 1925. No. 17. RedacteurenDs. ,P. VAN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. Een andere Redacteur. Aan de lezers van ons Blad deelen we mede, dat ds. Bouma wegens zijn vertrek uit Zeeland zijn taak heeft moeten neerleggen en dat de Persver eeniging „De Zeeuwsche Kerkbode'' in diens plaats benoemd heeft ds. P. van Dijk te Zaamslag. Uitgevers gelieven boeken en tijd schriften ter recensie tot ultimo Juni te zenden aan ds. A. C. Heij te Koude kerke (W.). Van Juli tot December aan ds. P. van Dijk te Zaamslag. UIT HET WOORD OP DE ZEE VAN TIBERIAS. Simon Petrus was onder Jezus' Apos telen een krachtige persoonlijkheid. Levendig van temperament, driftig van aard, afkeerig van peinzen en lang na denken, was hij niet de man van de gedachte maar van de daad. Zoo ziet ge hem altoos, wanneer hij in de Evan geliën optreedt, en zoo leert ge hem ook thans weer kennen, nu hij met een zestal andere discipelen toeft aan de zee van Tiberias. Hij was daar om met hen te wachten op de komst van Jezus, want deze had de jongeren bevolen naar Galilea te gaan, met de belofte dat ze Hem aldaar zouden zien. Maar Jezus kwam niet. Dag na dag ging voorbij, maar hunne verwachting bleef onvervuld. En hoor, daar klinkt het nu op eenmaal zonder eenige nadere inleiding van Simons lippen Ik ga visschen. Overleg heeft hij niet gepleegd. Naar het oordeel der anderen in het minst niet gevraagd. Maar hij voor zich had er nu trek in om de zeebuit te verschalken. En of de anderen nu met hem mee willen dan wel liever aan het strand blijven, voor hem staat de zaak zóó, dat hij op het water moet, dat hij zijn hart eens ophalen wil. in de beoefening van het oude beroep. Daarom Ik ga visschen Menschen met een karakter als Petrus kunnen u wel eens ergeren. Zij storen zich vaak aan niemand of niets, zij loopen zoo licht uit het gareel, zij volgen dikwijls alleen maar eigen hoofd en wil. Maar wees langmoedig en zachtmoedig jegens hen en sta ze vooral niet on handig tegen, want zoodoende zoudt ge hen niet leiden, maar slechts prik kelen. Zie ook het goede dat in hen schuilt niet voorbij. Velen blijven in beschouwingen en redeneeringen han gen en komen nooit of slechts laat tot de daad. Maar de Petrus'-naturen steken de hand uit de mouwna kort beraad volbrengen zij wat zij willen, zij pakken aan en Brengen de dingen venier. Wat hier zoo heerlijk is om op te merken, is ditdat Jezus alle naturen hebben wil en gebruiken kan. Daar waren aan de zee van Tiberias samen Simon Petrus en Thomas gezegd Di- dymus en Nathanaël, die van Kana in Galilea was, en de zonen van Zebedeüs en twee anderen, en het waren allen discipelen van Jezus. Hij had ze allen lief, hoe onderscheiden en uiteenloopend deze mannen ook waren, en in Hem waren zij ook allen één. Ook voor u is er bij Jezus plaats, welke uw aard of natuur ook zij, en Hij wil niet alleen de zonden u vergeven, maar ook uw hart en persoonlijkheid heiligen. Ik ga visschen Dat woord van Petrus bracht geene ontstemming bij de disci pelen teweeg, maar 't werd in broeder lijken zin aangehoord. Zij zeiden tot hemWij gaan ook met u. Simons woord had oude liefde in hunne harten wakker geroepen, en niet alleen om hem te gerieven, maar ook om eigen begeerte in te willigen, volgen allen hem naar het strand en klimmen terstond met hem in het schip. Wie zou het hun ten kwade willen duiden Aan niets minder hebben we hier te denken dan dat zij tot hun oude beroep voor goed wilden wederkeeren. Neen, zij vergaten het niet dat ze voor een heilig doel naar Galilea waren ge zonden, zij bleven hunne geestelijke roeping en bestemming wel indachtig. Niet tevergeefs hadden zij de ure doorleefd waarin Jezus op hen blies, zeggendeOntvangt den H. Geest, ge- lijkerwijs mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook ulieden Maar naar de wijze beschikking des Heeren gevoelden zij zich in een tijdperk van overgang. Zelf was Jezus niet meer bij hen, en tot de apostolische bediening waren zij nog niet uitgezondenhet was nu een ure des wachtens voor hen. En wat voor kwaad zou er dan in gelegen zijn dat zij in dezen tijd het oude handwerk nog weer eens opvatten, waartoe zeker wel bij niemand de lust ontbrak en dat ook noodig was om in hunne behoeften en nooddruft te voorzien Met een vrije en geruste consciëntie gaan zij dan uit op de wateren, om buit te maken wat de zee in onuitputtelijken rijkdom in hare diepten besluit. En in dien nacht vingen zij niets. MerkwaardigAan den tijd lag het niet, want het was nacht, het beste tijdstip om te vangen Aan hun kunde en bekwaamheid lag het ook nietzij kenden het vischwater door en door, zij wisten precies door ervaring van hunne jeuga af waar ze wezen moesten en waar niet, en met de geheimen om de netten juist te zetten en goed op te halen waren zij bekend als de besten. Aan hun vlijt lag het ook niet, want zij probeerden het nu eens hier en dan eens daar, zij hielden met taaie vol harding vol, heel den nacht lang, en toen de morgenstond reeds gloorde waren zij nog altijd bezig. Maar alles was tevergeefsin dien nacht vingen zij niets Voor die discipelen niet alleen een teleurstelling, maar ook een geloofs- beproeving Wel hebben zij kennis gehad aan het woord der Schrift dat de tegenspoeden des rechtvaardigen vele zijn, maar hunne ziel moet ook gedacht hebben aan de belofte dat de hand des vlijtigen zal worden gezegend. Het baart altijd weer een strijd voor de kinderen Gods, die de beloften hebben voor dit en het toekomende leven, wanneer hun oprechte en ijverige pogingen met onvruchtbaarheid worden geslagen en daarbij hun oog bespeurt dat de dwaas op rozen wandelt. Maar als God beproeft, heeft Hij daarvoor heilige en wijze redenen. Als onze arbeid niet met vrucht gekroond wordt, wil de Heere ons daarin wel eens doen gevoelen hoe diep afhan kelijk wij van Hem en zijnen zegen zijn Met onze kracht is niets gedaan, maar aan Gods zegen is alles gelegen. Nooit mag wie Christen is het woord van den psalmist vergetenHet is tevergeefs dat gijlieden vroeg opstaat, eet brood der smartenhet is alzoo, dat Hij het zijnen beminde als in den slaap geeft. Wie gelooft, heeft daarom wel de hand aan den ploeg te slaan, maar moet zijne afhankelijkheid blijven gevoelen en in de bede tot God om zegen de rust voor zijn hart vinden. Zalig voorrecht getrouw te zijn in het ons aanbevolen werk, en toch tot in het allerdiepste der ziel er van doordrongen te zijn dat wij zonder den Heere niets kunnen doen. Ook wil de Heere ons door tijdelijke teleurstelling wel voorbereiden om groo teren zegen met dubbele opmerkzaam heid van Hem te ontvangen. De diep teleurstellende nacht op de zee van Tiberias heeft er toe bijgedragen om in de 153 groote visschen, die straks in het net besloten waren, het wonder op te merken, het wonder van Jezus' macht en goedheid. Toen riepen allen met dank en vreugdevolle hartenHet is de Heere Ja, het was de Heere, die naar zijn trouw de discipelen gedacht. En Hij is het nog, die altoos hunner gedachtig blijft. Hij zal het op zijn tijd ook met u weimaken, en naar zijnen rijkdom vervullen al uwe nooddruft, in heerlijk heid, door Christus Jezus. KERKELIJK LEVEN. Bij mijn heengaan. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pin., en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 cent. Advertentieprijs: 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE Adre3 van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0. De Redactie Redactie Simon Petrus zeide tot hen; Ik ga visschen. Zij zeiden tot hem Wij gaan ook met u. Zij gingen uit en traden terstond in het schip; en in dien nacht vingen zij niets. Joh. 213. Van der Veen. Het is voor mij niet aangenaam om mijn laatste woord als Redacteur van de Zeeuwsche Kerbode thans te moeten schrijven. Elke lezer zal dit wel verstaan. In het nummer van 3 Juli 1903 schreef ik mijn eerste artikel en sedert dien tijd bleef ik aan het Blad verbonden. Daaruit blijkt, dat de Persvereeniging, welke eerst het Zeeuwsch Kerkblad en later de Zeeuwsche Kerkbode uitgaf, mij haar vertrouwen bleef geven. Het past mij dit met een enkel woord te vermelden, om mijn erkentelijkheid aan haar te toonen. Het was mij tot bemoe diging, wanneer ik bemerkte, dat zij mij op mijn plaats wilde laten blijven. Het heeft mij goed gedaan, want het werd mij langzamerhand een behoefte om telkens een woord tot de gerefor meerden in Zeeland te richten. Ik heb dezen arbeid niet al zuchtende maar met opgewektheid mogen verrichten. Moeielijkheden zijn er aan al ons werk verbonden, doch ik heb ondervonden, dat deze al heel weinige zijn geweest. Ik kan zeggen, dat deze taak mij bizonder aange naam is geweest en vandaar dat ik haar niet dan ongaarne neerleg. Dit verhindert mij echter niet aan mijn opvolger alles goeds toe te wenschen. Wij hadden ons allen voorgesteld, dat een ander deze plaats zou ingenomen hebben, maar nu het heel duidelijk gebleken was, dat ds. v. d. Veen van Goes meende zich daaraan niet te moeten geven, kunnen we met blijdschap ds. van Dijk begroeten in 't vertrouwen, dat hij met volle toewijding zijn gaven aan ons Blad zal geven. Hij heeft reeds getoond in zijn brieven uit Z. Vlaanderen, dat hij over een goede pen beschikt omdat hij met opmerk- zamen blik niet alleen het kerkelijk leven aldaar, maar ook in ons gewest ja in ons vaderland gadeslaat. Meermalen trokken zijn pittige op merkingen ook buiten Zeeland de aandacht en wij mogen er op rekenen, dat hij deze plaats met eere zal innemen. Wij hopen dan ook, dat zijn nieuwe arbeid aan ons Blad mede moge bijdragen om dezen Zeeuw nog lang voor ons gewest te mogen houden. Het zal toch steeds duidelijker aan 't licht komen, dat wij aan zulk een man behoefte hebben. De Heere spare en bekwame hem. Aan de vele lezers breng ik dank voor de welwillendheid, waarmede zij mijn artikeltjes hebben ontvangen en ik wensch, dat zij rijk gezegend mogen zijn. Gaarne zou ik allen de hand gedrukt hebben, eer ik de Provincie uitga, maar dit is eenmaal niet mogelijk. Onder hen heb ik velen, die ik persoonlijk ken en die ik meermalen ontmoet heb. Mag ik nu alleen zeggen, dat het mij aangenaam zal zijn, wanneer ik ook later verneem, dat het hun en de kerken hier welgaat. De Wachter Israëls houde Zijn oog in gunst over allen in genade open en leide ieder hunner door Zijn raad en make hen bekwaam tot Zijn zaligen dienst, o Het is zulk een voorrecht, als wij met het oog op Hem onzen weg mogen bewandelen. Het lag in den aard der zaak dat ik het meest in aanraking ben gekomen met de drukkers van ons Blad, de heeren Littooij en Olthoff, en het is mij een genoegen te kunnen verklaren, dat zij zich steeds beijverd hebben om de Zeeuwsche Kerkbode in een behoorlijk gewaad te doen verschijnen. Zij hebben steeds meege werkt om den bloei van ons Blad te bevorderen en zij hebben er zich over verblijd, dat de Zeeewsche Kerkbode meer en meer plaats vond onder ons Gereformeerd volk. Zij hebben ook mij mijn taak steeds vergemakkelijkt en ik hoop van harte, dat zij ook in de toekomst nog veel voor ons Blad mogen doen. Het zij mij nog vergund om te gedenken aan hen, die van 't begin af met mij ons Blad hebben geredigeerd. Op de vergaderingen van de Redactie hebben wij altijd een genoegelijk uur gesleten. Er was weieens verschil van zienswijze, vooral in dagen, waarin de kerken stonden voor gewichtige beslissingen, maar het heeft aan de onderlinge waardeering en samen werking geen schade veroorzaakt. Zoodoende zijn mijn herinneringen aan de onderscheiden broeders van aangenamen aard en ik ben dank baar, dat ik met hen korter of langer heb kunnen samenwerken. De overledenen vermeld ik nog met name. Hulsebos en Littooij waren de eersten, die ik als zoodanig heb leeren kennen. Voor beide heb ik hooge achting ge koesterd, want het bleek mij steeds helderder, dat zij alleen het heil van Sion op 'tooghad den. Van hun rijke ervaring heb ik menige winst genoten en zij blijven bij mij dan ook in gezegende gedachtenis. Geruimen tijd heb ik later naast mij gehad ds. Kerkhof van Souburg, een man, die een onderwerp grondig bestu deerde en die een helderen en eigen kijk op ons kerkelijk leven had. Hij had een krachtigen wil en daardoor had hij een invloedrijke positie. Hoewel wij het niet altijd eens waren, heb ik toch steeds hem gewaardeerd om zijn kennis en om zijn oprecht verlangen om de Geref. Kerken te dienen. Het was voor mij een ver goeding, dat ds. Heij zijn ledige plaats innam, aan wien ik dan ook met ds. v. Dijk gerust de leiding van ons Blad durf over te laten. Het is mijn bede, dat onze Bode tot in verre toe komst gezegend moge zijn om steeds goede tijding te brengen. Het is mij niet duidelijk, heeft menigeen mij gevraagd, wat U bewogen heeft Zeeland te verlaten? Er is, hoe kan het anders, menig antwoord gegeven. Het spreekt vanzelf, dat ik deze antwoorden voor rekening Iaat van allen, die ze gegeven hebben. Gaarne echter wil ik er iets van zeggen. Ieder, dunkt me, begrijpt, dat ik, die 36 jaar geleden in Zeeland gekomen ben en met uitzondering van twee jaar er al door gewoond en gewerkt heb, aan deze pro vincie gehecht ben. Ontveinzen wil ik het niet, dat ik mij eerst in Ter Neuzen vreemd gevoelde. Het heeft eenige maanden geduurd, eer ik mij eenigermate thuis gevoelde. Maar weldra veranderde het. Ik kwam dichter bij mijn omgeving te staan en ik begon de men schen te verstaan. Met genot heb ik zeven jaar in 't land over de Schelde gewoond en al spoedig kreeg ik band aan 't kerkelijk leven in de Classis Goes en vervolgens aan dat van heel de provincie. Aan de kerken van Zeeland dank ik het, dat ik als haar afgevaardigde de gewicht tige Synode van Leeuwarden in 1891 mocht bijwonen. Eveneens viel mij dit voorrecht tebeur- in 1892, het jaar van de vereeniging der kerken, welke uit de Afscheiding van 1834 en van 1886 waren voortgekomen. In 1896 ben ik heengegaan doch keerde in 1898 terug. Middelburg bood mij een woon plaats, welke van meetaf veel aantrekkelijkheid voor mij heeft gehad. Het is een rustige stad, waar het gejaagde leven van onzen tijd zich slechts zwak doet gelden. Daarbij is het een historische plaats, waar het verleden zich overal nog toont in zijn kracht. Welk een tal van monumentale gebouwen, van welke sommige reeds bijna 1000 jaar zijn. Het is ook een mooie stad voor wie een oog heeft om het schoone te ontdekken. En dan heel de omgeving, Wal cheren, Zeelands tuin, met zijn wegen en paden welke steeds meer bekoring op iemand uit oefenen. De bevolking met haar zin voor het echt gemoedelijke maakt, dat zelfs een Fries er zich heelemaal thuis gevoelt. Neen, ik ga niet heen omdat ik het hier moe ben, veeleer vrees ik, dat ik met heimwee terug denken zal aan zooveel, dat mij lief geworden is. Dit wilde ik zeggen, opdat niemand het ver moeden zou hebben, dat ik het beschouw als een verlaten van een mij vreemd land, waar ik enkel ter wille van mijn werk blijven moest. Naar mijn gevoel zou ik goed gedaan hebben, als ik hier bleef. Maar wij kennen het spreek woord: de mensch overdenkt zijn weg, doch de Heere stiert zijn gang en het gaat dikwerf anders dan wij ons voorstelden. Ik ga ook niet heen, omdat het tegenwoordige Friesland mij aantrekt. Graag wil ik erkennen, dat ik dit gewest waardeer om zijn verleden, dat ik het Friesche volk liefheb om zijn taaie vol harding in den strijd, welke het twintig eeuwen gevoerd heeft om zijn land, om zijn vrijheid,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 1