Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 39e Jaargang. Vrijdag 3 April 1925. No. 14. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. MEIJ te Koudekerke. jVaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD JEZUS GEKRUISIGD. Het beteekenisvolle feit van Jezus' kruisiging wordt ons in de H. Schrift op korte en sobere wijze vermeld. Korter en soberder dan Markus het doet, kan het haast niet. Geen enkele poging doet hij om het verschrikkelijke van die kruisiging u aan te wijzen. Door niet één woord zoekt hij op uw gevoel of verbeelding in te werken. Neen, alsof hij een kroniek schreef en zelf buiten de feiten en gebeurtenissen stond, die hij boekte, heet het sober En zij kruisigden Hem. Gij vraagt natuurlijk niet of de Evan gelist ongevoelig was voor de vreese- lijkheid van Jezus' kruisiging, voor de smart en den smaad dien men zijn Heiland aandeed, toen men Hem na gelde aan het vloekhout. Dat zij verre! Maar gij verstaat het, dat hij van tee- kening en schildering zich heeft ont houden, eenvoudig omdat het onbe schrijfelijke zich niet beschrijven laat. Zoo wilde het de H. Geest, en daarom zal er soberheid in ons woord zijn wan neer wij spreken van het diepe mysterie onzer verlossing, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde. Slechts op ééne zaak wil de Evan gelist ons opmerkzaam maken, en wel op den tijd waarin het onbeschrijfelijke plaats vond Het was de derde ure, zegt hij. Waarom deze nauwkeurige tijdsbepaling bij de anders zoo sobere beschrijving Het zal wel zijn om ons naar Israels tempel te verwijzen. Juist op dat uur toch ging de levie- tische priester in het Voorhof het mor genoffer ontsteken voor de zonden des volks, om het daarna in het Heilige den Heere te wijden met reukwerk en gebeden. En juist op dat uur zal nu ook de priester naar Melchizedeks orde ten offer worden gebracht. Daar, in den tempel, was het maar schaduw en afbeelding, maar hier op Golgotha zal vervuld worden wat in den 40sten psalm van den Messias gezegd was Brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëischttoen zeide Ikzie, Ik kom, in de rol des boeks is van mij geschreven Ik heb lust, o mijn Goc}, om uw wel behagen te doen, en uwe wet is in het midden mijns ingewands. Neen, dat Jezus gekruisigd is toen het de derde ure was, bij ons de negende in den morgen dat is niet zonder het kennelijk bestuur van Hem geweest, die het op den berg des Heeren zal voorzien, die van eeuwigheid zich zelf een lam ten brandoffer heeft voor zien. En zij kruisigden Hem. Zij, die dit deden, waren Romeinsche krijgsknechten Het is niet te denken dat zij hun werk met ontroering of veel gevoel zullen verricht hebben Zij waren immers soldaten, gewoon aan dergelijke dingen. Wie weet of ze niet reeds velen gekruisigd of op andere wijze ter dood gebracht hadden, en zelf hadden ze op slagvelden den dood reeds menig maal onder de oogen gezien Al pra tende en lachende hebben ze Jezus eerst aan het kruis gebonden en daarna aan het kruis genageld. Later hebben ze zelfs met Hem den spot gedreven. Zij wisten niet wat zij deden. Zij voerden trouwens ook maar den last uit van den Landvoogd Want achter deze soldaten staat Pilatus, de zwakke, willooze en karakterlooze Rechter, wiens taak het geweest was den On schuldige te beschermen tegen de boos heid en nijdigheid der Joden. Een en andermaal heeft hij Jezus' onschuld be leden. Maar hij was een lafaard, een eer- en plichtvergeten Rechter, die be zweek voor den stormachtigen aan drang van het volk, dat in verblinding den kruisdood voor zijn Koning eischte. Pilatus draagt daarom de verantwoor delijkheid voor wat zijne krijgsknechten gedaan hebben. Maar zie, achter dezen Romeinschen Stadhouder staat het volk der Joden. Pilatus blijft verantwoordelijk, maar wij moeten niet vergeten, dat hij gehandeld heeft naar het uitdrukkelijk verlangen der ontzinde Joden, die, onder aan voering van hunne Overpriesters en Ouderlingen, den doodelijken dag van Jezus begeerd hebben. Als de stadhou der naar een uitweg zocht om Jezus vrij te laten, werd hij telkenmale hierin verhinderd door het geroep der Joden Kruis Hem, kruis Hem Zij deinsden er niet voor terug om het bloed des Recht vaardigen in te roepen overzichzelven en hunne kinderen het bloed, dat door God zoo vreeselijk bij hen gezocht is en ook nog steeds gezocht wordt. En achter dit diep schuldig Israël staat wederom de menschheid, ons gansche menschelijke geslacht. Niet Israël en de heidenen alleen, maar de gansche menschheid, welker vertegen woordigers zij waren, wij allen hebben den Heere Jezus gekruisigd. Als z ij het niet gedaan hadden, zouden w ij het doen. Zoo is het grondbeginsel, het bestaan onzes harten. En daarom hebben wij Israël en de heidenen te beschouwen als de uitvoerders van een werk, waaraan wij allen van nature lust en welbehagen hebben. De duisternis haat het licht en wil van het licht niet bestraft zijn. Het is de menscb, die in het Paradijs de hand opgeheven heeft tegen God, zijnen Schepper, en het is wederom de mensch, die in bond met Satan op Golgotha zich vergrepen heeft aan den Gezalfden Gods. Maar nu dienen wij nog één stap verder te gaan, want de reeks is niet ten einde Achter den mensch, achter ons zondig geslacht, dat op Golgotha den Heere Jezus gekruisigd heeft, staat God zelf! De gemeente te Jeruzalem heeft dit beleden, als zij zeide Want in der waarheid zijn vergaderd tegen uw heilig Kind Jezus, welken Gij gezalfd hebt, beide Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls, om te doen al wat uwe hand en uw raad tevoren bepaald had, dat geschie den zou. Zie, dit is het eeuwig wonder van genade en recht, dat Gods hand in de kruisiging van Jezus was dat Hij Zijnen Eeniggeborene niet gespaard maar overgegeven heeft, opdat Hij rechtvaardig zij en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is. In den eeuwigen Vrederaad, in het verbond der genade tusschen den Vader en den Zoon lagen reeds het vloekhout en de nagelen, waardoor Christus ge kruist is. En die nagelen zijn onze zon den, die Hem toegerekend zijn. God wilde de kruisiging van Jezus. Hij zou een Borg en Middelaar der uit verkorenen zijn. Daarom zijn aan Hem hunne zonden overgedragen, is op Hem hunne schuld gelegd, is aan Hem hun vloek voltrokken. Dien, die geene zonde gekend heeft, heeft God zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem Dat is het groote en dierbare Evangelie van het kruis, dat in de wereld gepredikt en geloofd wordt Een ander Evangelie is er niet. Een iegelijk, die het gelooft, die den gekruisigden Jezus omhelst met een geloof dat de H. Geest in het hart werkt, die zal niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben Is de gekruisigde Jezus ook u dier baar geworden Voor velen is Hij, met zijn kruis, een ergernis en dwaasheid. Zij wenschen in de zonde te leven, om welke Christus gestorven is, en daarom versmaden zij den eenigen Borg en Zaligmaker. Wel ker oordeel en verdoemenis zeker en rechtvaardig is. Maar gelukkig zijt ge te noemen als uw hope op den Heere is. Onuitspre kelijk groot is ons voorrecht, als we gelooven mogen Hij is om onze over tredingen verwond, om onze ongerech tigheden is Hij verbrijzeld. In Jezus is het handschrift onzer zonden aan het kruis genageld. Die zonden hebben Hem den dood gedaan, maar zijn ge vloekte dood aan het kruis brengt ons de zegening des eeuwigen levens. Zoo heeft uw God het gewild en be paald, naar de vrijmacht zijner genade Menschen hebben Jezus gekruisigd, maar daarin verheerlijkt zich Gods eeuwig welbehagen, tot uwe zaligheid. Love daarvoor den Heere uwe ziel DADERS DES WOORDS. Het gezinsgebed. ZEEUWSCHE KERKBODE Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f* 1, Afzonderlijke nummers 8 cent. Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 280. En liet, was de derde ure, en zij kruisigden Hem. Mark. 15 25. Van der Veen. XVII. Omdat we in dit artikel nader willen stil staan bij den inhoud der „Gebeden vóór en na het eten" laten we ze voor 't gemak der lezers hier nog eens afdrukken. Heere, almachtige God, Gij die alles geschapen hebt, en nog door uwe Godde lijke kracht onderhoudt, en het volk Israël in de woestijn gespijzigd hebt; wil uwen zegen uitstrekken over ons, uwe arme dienaars, en ons heiligen deze gaven, die wij van uwe milde hand ontvangen, opdat wij die matiglijk en heiliglijk naar uwen goeden wil gebruiken, en daardoor bekennen, dat Gij onze Vader, en een oorsprong alles goeds zijt. Geef ook, dat wij altijd, en vóór alle dingen, zoeken het geestelijke brood Uws Woords, met hetwelk onze zielen gespijzigd worden ten eeuwigen leven, hetwelk Gij ons bereid hebt door het heilig bloed van Uwen lieven Zoon, onzen Heere Jezus Christus. Amen. Gebed na het eten Heere God, hemelsche Vader, wij danken U voor alle Uwe weldaden, die wij zonder ophouden van Uwe milde hand ontvangen dat het Uw Goddelijke wil is ons te onder houden in dit tijdelijke leven, en ons te verzorgen met al onze nooddruft; maar inzonderheid, dat Gij ons wedergeboren hebt tot de hoop van een beter leven, het welk Gij ons geopenbaard hebt door Uw heilig Evangelie. Wij bidden U, barmhartig God en Vader, dat Gij niet toelaat, dat onze harten hier in deze aardsche en vergan kelijke dingen zouden geworteld zijn maar dat wij altijd mogen opwaarts zien ten hemel, verwachtende onzen Zaligmaker Jezus Christus, totdat Hij op de wolken verschijnen zal tot onze verlossing. Het „Gebed vóór het eten" bevat alzoo een drietal beden: lo. Wil Uwen zegen uitstrekken over ons. Uwe arme dienaren 2o. Wil ons heiligen deze gaven, die wij van Uwe milde hand ontvangen 3o. Geef dat wij altijd en vóór alle dingen zoeken het geestelijk brood Uws Woords. En het „Gebed na het eten" bevat een tweetal dankzeggingen gevolgd door een bede: lo. een dankzegging voor de verzorging in de tijdelijke nooddruft; 2o. een dankzegging voor de genade der wedergeboorte tot de hoop op een beter leven 3o. een bede om door het geloof te leven in de verwachting der toekomst van onzen Heere Jezus Christus. Deze gebeden rekenen alzoo met den mensch zooals God dien schiep ziel en lichaamdie beide nemen ze dan in de goede verhouding wat betreft hun orde en beteekenis en eindelijk stellen ze de vervulling der nooddruft van dat lichaam en die ziel in het licht van het Maranatha. De bidder vergeet niet, dat hij ook voor de verzorging van zijn lichamelijke nooddruft van God afhankelijk ishij acht die verzorging ook belangrijk genoeg om er God om te bidden. Dat lijkt bij een bidder tevanzelf sprekend om er nog met eenigen nadruk op te wijzen. Het is ook van zelf sprekend, maar een scheef getrokken geestelijk leven vergeet maar al te vaak dingen, die in zich zelf overduidelijk zijn. Wie hoorde wel niet eens van gebeden, die werden uitgesproken als het gezin aan den disch zat, en die, hoewel minuten lang uitgerekt, met geen enkel woord spraken van de verzor ging des lichaams? Dat ook het lichaam be hoort tot het beeld Gods, waarnaar de mensch gemaakt is, en dat dus ook dat lichaam moet verlost worden, zal de verlossing volkomen zijn, hoe vaak wordt het besef daarvan gemist in kringen, die toch beter weten moesten. De troost van den Christen bestaat, naar luid van Zondag 1, daarin, dat hij met ziel en lichaam het eigendom van Christus is. Deze belijdenis zou wel niet één Gereformeerde willen prijs geven het bezit daarvan zou hij zich niet willen laten ontrooven. Maar dat houdt niet in dat hij dit bezit ook winstgevend maakt voor zijn geestelijk leven. In dit opzicht gaat het met vele Christenen als met dien rijken ouden man, van wien men vertelde, dat hij bankbiljet ten van honderd en duizend zoomaar in de lade van de tafel had liggen die deze toch niet wou missen, want hij kon al heel weinig missen, maar die met dat geld ook niets deed tot ver aangenaming van eigen leven of dat van anderen. Zoo hebben velen Christenen een rijk bezit aan geestelijke goederen, maar omdat ze die niet winstgevend maken, leven ze als geestelijk armen. En tot dat bezit is met name te rekenen, de belofte, die een kind van God heeft ook voor zijn lichaam. Voor dat lichaam heeft hij de belofte der verzorging in dit leven, en van de wederopstanding des vleesches. En die be loften zijn niet overbodig. Die behooren tot zijn geestelijke nooddruft, want de mensch heeft ook een lichaam. Met die behoefte rekent dus God. Maar met die behoefte moet dan ook de mensch rekenen. En een voortdurende her innering komt den bidder toe, wanneer hij in het gebed vóór en na het eten van dag tot dag die nooddiuft des lichaams voor den Heere brengt. Maar niet minder dan tegen die eenzijdigheid, die het lichaam verwaarloost, moet gewaakt tegen die andere, die de ziel doet schade lijden. Men zegt dat tegenwoordig in de hoogere intellectueele kringen het materialisme heeft afgedaan, en dat geen wijsgeer, uit hoofde van vrees voor zijn goeden naam als denker, het meer wagen zou dat materialisme te verdedigen. In het practisch leven evenwel heeft de stof- vergoding nog tal van aanhangers. Als het gerucht gaat en het is zelfs meer dan een gerucht dat nog al enkelen, die anders op staatkundig terrein kozen voor de christelijke beginselen, nu óf van de partijen, die deze beginselen voorstaan zich zullen afkeeren, óf althans van stemming voor die beginselen zich zullen onthouden, dan komt daarin openbaar een zeer vergaande waardeering van het stof felijke boven het geestelijke. Dat verschijnsel op zichzelf behoeft niet te verwonderen. De mensch rekent van nature meer met de zienlijke dingen dan met de on zienlijke; meer met het lichaam dus dan met de onzienlijke ziel. Dat verandert nog niet, wanneer hij ook een weinig aan God gaat denken. Daar waren er in jezus' dagen, die lang niet onverschillig stonden tegenover Hem, zelfs de eere van een profeet Hem gaarne wilden geven, Hem dan ook zochten, maar het dan zooals de Heere zei deden omdat ze van de brooden gegeten hadden. Hun werd dan ook met nadruk toegeroepenwerkt niet om de spijze, die vergaat, maar werkt om de spijze, die blijft in het eeuwige leven. Maar te meer moet er daarom met deze zonde en de neiging tot deze zonde gerekend worden dat men aan het lichamelijke niet zijn zorg geeft met verwaarloozing van het geestelijke. Het stoffelijke is er ook en het gaat voorop. Het natuurlijke is 't eerst, daarna het geestelijke. Maar uit dat vooropgaan volgt niet dat het belangrijker zou zijn. Dan zou de heraut, die voor den koning uitgaat, meer beteekenis moe ten hebben dan de koning. Dan zou het voet stuk, omdat het eerder geplaatst wordt dan het standbeeld meer waarde hebben dan het laatste. In deze gebeden nu wordt de rechte ver houding in 't oog gevat. De stoffelijke nood druft wordt genoemd en in de eerste plaats genoemd, maar aanstonds wordt dan de stof felijke gave weer dienstbaar gemaakt aan het geestelijke. Daar wordt gebeden, dat God die gaven moge heiligen, d.w.z. in zijn dienst stel len, opdat de gezegende bidder die gaven gebruike naar Gods wil, matiglijk en heiliglijk, en daarvoor Gode de eere geve van Zijn trouwe Vaderzorg. En wanneer de bede is opgezonden, dat men ook die stoffelijke gaven geestelijk moge ge bruiken, volgt de bede, waarin de geestelijke nooddruft met klare woorden wordt genoemd

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 1