FEUILLETON-
xxxx.
Zelfstandig leeren geven.
Officiëele Berichten.
Hierin schuilen een tweetal fouten, die dui
delijk aan den dag treden, wanneer men dezen
zin maar eens even uit elkaar haalt.
Blijkens deze redeneering zoekt men den
grond van het geloof in wat men ziet. Als men
maar wat anders bij die kinderen opmerkte dèn
zou men nog wel willen gelooven. Dat lijkt
nu heel degelijk. Dat schijnt van dien aard te
zijn, dat men zulken menschen de eer moet
geven, dat ze niet oppervlakkig zijn.
Toch spreekt de H. S. heel anders.
In Hebr. 11: l lezen we van het geloof
het geloof nu is een vaste grond der dingen, die
men hoopt en een bewijs der zakendie men
niet ziet.
De H. S. vermaant ons dus: den grond om
de kinderen der geloovigen te beschouwen als
bondgenooten en mitsdien voor geloovigen,
moet ge niet zoeken in wat ge zietzoekt ge
dien daarin dan mist ge uw bewijswant het
geloof is een bewijs der zaken, die men niet ziet.
Waarin moet dan die grond gezocht worden
In Gods belojten. In die beloften, die God in
een verbond heeft vastgelegd. In de beloften
van dat genadeverbond, dat Hij in den Doop
laat beteekenen en verzegelen.
Het geloof moet een vasten grond hebben.
Die grond is vast. Niet vast is wat men ziet. Wat
men ziet kan wisselen nog onlangs werd er
ergens op gewezen, dat de bekende en ook
beruchte Nietszche, als knaap zoo indrukwek
kend schoon psalmverzen kon voordragen, dat
zelfs zijn medescholieren daardoor ontroerd
werden. Daar was wat te zien bij dien knaap
Wat een grond, zouden velen oordeelen, om
hier te gelooven. Maar deze knaap is later als
een ongeloovige spotter openbaar geworden.
Begrijpelijk is de fout, dat men wat wil zien,
maar het blijft een fout. En die op dezen
verkeerden grond bouwt, bouwt verkeerd, hoe
vroom ook het huis lijkt, dat hij alzoo optrekt.
Wie zijn geloof niet bouwt op Gods beloften,
bouwt op den zandgrond. Een omhuld ongeloof
is ook ongeloof. God en zijn beloften te ver
geten is, in wat vorm ook, ongeloof.
Niet minder groot is de andere fout, die
hiermee saamhangt dat zulk een geloof een
tegroot geloof zou zijn. Zeker, we zingen op
z'n tijd„Nooit kan 't geloof teveel verwachten/
maar als het er op aankomt dan acht men het
veiliger z'n verwachtingen toch niet al te hoog
te spannen. Wie niet den eenigen grond voor
zijn geloof in de vastheid van Gods beloften
zoekt, en alzoo God den smaad aandoet, dat
Zijn woord eigenlijk niet tenvolie te vertrouwen
is, komt er ook toe God de cere te ontnemen,
dat, wat Hij belooft ook groot, buitengewoon
groot is.
En om nu het karakter van die zonde
eenigermate te leeren verstaan, willen we
beluisteren het nachtelijk gesprek, dat de HEERE
voerde met Abraham, blijkens Gen. 15, en
daarbij dan Abraham opmerkingen laten maken,
die hij zelf niet gemaakt heeft, maar die hij zou
gemaakt hebben, wanneer hij eens geredeneerd
had, zooals velen nu meenen, dat zij beschei-
denheidshalve moeten redeneeren.
Eerst vindt ge daar Abraham, wat begrijpelijk
is, twijfelmoedig. De belofte heeft hij ont
vangen, dat hij een zoon zal ontvangen en tot
een groot volk worden. Maar die beloftewerd
nog maar niet vervuld, hoewel al eenige jaren
verliepen. En als God dan tot Abraham zegt
„Vrees niet, AbrahamIk ben u een schild,
uw loon zeer groot," dan antwoord de Aarts
vader„Heere HEERE, wat zult Gij mij geven,
daar ik zonder kinderen henenga, en de
bezorger van mijn huis is deze Damascener
Eliëzer."
Daarop verklaart de Heere, dat deze Eliëzer
toch niet Abrams erfgenaam zou zijn maar een
zoon, die uit zijn lijf zou voortkomen, en leidt
dan Abram buiten de tent en zegtZie nu op
naar den hemel en tel de sterren, indien Gij
ze tellen kunt. Zóó zal uw zaad zijn.
Dat was wel een groote belofte, die belofte
van een zaad zöö groot, dat het evenmin te
tellen zou zijn als het sterrenheir, en dan zulk
een belofte aan iemand die nog geen kind had.
Daarop had Abraham dan wel moeten ant
woorden Heere dat is te groot, geef me vast
maar een zoon, dien ik zien kan en maak dan
dat getal veel kleiner, dan zal ik het misschien
kunnen gelooven, want zoo'n talrijk zaad, dat
is te groot om het te gelooven.
Maar als Abram eens zoo geantwoord had,
zou dat dan niet een beleediglng geweest zijn,
voor dien almachtigen, trouwen God, die tot
hem sprak?
DOOE
HUGO KING MA NS.
60)
„O, als ze nu eens stierf, juist nu we geluk
kig kunnen worden!*
in deze laatste woorden legde zy al haar smart
en jammer en toonde zy, hoe zy had geleden
al dien tyd.
„Je moet niet direct het ergste denken", gaf
hy ten antwoord. Maar iuwendig overviel ook
hem de vrees
Het was, of zjj het zag, want plots gingen
vloeien de tranen.
Maar hy was niet by machte, ze te drogen.
Want daar binnen klaagde die altyd maar
pratende stem hem aan
„Albert, wordt toch eens wakker
„Wat is er schrok hy op.
„Het gaat niet goed met zus. Je moet naar
den dokter."
Gejaagd sprong hy van het ledikant en jj 1de
naar het bedje.
Neen, het was zeker niet goed. Het was, of
het kind al met den dood worstelde.
„Ik ga onmiddellijk," zei hy en was spoedig
de deur uit.
Als Abram eens zoo geredeneerd had en we
waren daarvan getuigen geweest dan zouden
we ongetwijfeld tegen hem gezegd hebben
„maar Abram! zoo moogt ge niet spreken, weet
ge niet, dat God tot u spreekt, en dat de al
machtige groote dingen kan doen, en dat Hij
ze ook doen zal, wanneer Hij dat belooft!"
Dat we dan verstaan hoe zondig diezelfde
redeneering ook nu nog is en zoeken ons daar
voor te wachten, opdat ook bij ons hetzelfde
gevonde worde, wat van Abram dan beschreven
staat: en Abram geloojde in den HEERE.
Doe iemand dus maar beter met die eerste
stelling achterwege te laten, niet minder geldt
dit van de tweede„zulk een groot geloof heb
ik niet*.
Dat kan best waar zijn. Maar het is allerminst
een oorzaak van roem een klein geloof te
hebben. God veracht ook het kleine geloof
niet. Daarin ligt rijke troost. Wie heeft wel
niet eens noodig de vertroosting uit Ps. 103:
Hij weet wat van Zijn maaksel zij te wachten.
Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van
krachten. En dat wij stof, van jongsaf zijn
geweest Maar wat God draagt mogen we niet
gaan voorstellen als het normale.
Allerminst mogen we van de zonde van
kleingeloof gebruik maken om daarmee Gods
waarheid te verduisteren en het voor te stellen
alsof Gods beloften even klein zijn als ons
geloof.
„Zoo'n groot geloof heb ik niet" het kan
zijn. Geen mensch mag U daarom verachten,
maar gij moogt u er niet op beroemen. Ge hebt
u deswege te verootmoedigen, en te bidden
Heere vermeerder mij het geloof, opdat het
zich evenver leere uitstrekken als uw beloften.
Hoe verkeerd dan de conclusie is, uit deze
praemissen getrokken, de conclusie, dat men
dus maar niet bidden zal, zooals dat in de
„Gebeden vóór en na het eten" geschiedt, be
hoeft nu wel niet verder te worden aangetoond.
De levenshouding, die ons betaamt tegenover
God en Zijn belofte is een geheel andere, dan
die openbaar wordt in de besproken redeneering.
Die goede levenshouding is er eene van
grooten ootmoed, van diepe zelfvernedering,
maar dan ook van een groot geloof in God en
zijn beloften.
En wat we te zoeken hebben is niet een
schijn-vrome gestalte in het afwijzen van Gods
beloften, maar een waarachtige Godsvrucht, tot
het aanvaarden daarvan in diepe verootmoedi
ging, die niets verwacht van zich zelf, maar
alles van Gods genade.
Heij.
UIT DE PERS.
Zijn de kinderen jong, dan hebben zij geen
eigen kas. Al wat zij uitgeven, moeten zij eerst
ontvangen.
Al heel spoedig leeren de meeste ouders hun
kinderen sparen.
Natuurlijk is dat goed, maar het kan ook de
gierigheid bevorderen.
Als het vermogen, al is het nog klein, ge
durig aanwast, zet ook het kind heel licht zijn
hart er op, geniet in den waschdom van zijn
bezit, houdt gaarne wat het heeft en kan ten
slotte niets ervan missen.
Er zijn ouders, die, onbewust en opzettelijk,
deze verkeerde neiging van het kind voeden
en aankweeken. Zij laten het spaarpotje van
hun kind onaangeroerd behalve wanneer er
weer wat bij moet gedaan worden.
Hoe gelukkig is dan het kind, als het tellen
mag en al weer tot hooger bedrag komt dan
den vorigen keer
Staat het geld op een spaarbank, dan ziet
het kind met zekere wellust het bedrag onge
merkt hooger worden door de rente.
O, wat is het een genot om verschenen
renten bij te laten schrijven
Veel ouders zijn niet blind voor dit gevaar.
Van tijd tot tijd zeggen zij daarom tegen hun
kind, als er eens iets bijzonders gevraagd wordt
Nu mag je iets uit je eigen spaarpot geven.
Vragen de kleintjes hoeveel dan wordt dit
geheel aan het believen van het kind overge
laten of er wordt voorzichtig een wenk ge
geven. Dit dient tot hun beproeving.
Andere ouders doen dat niet, zij volgen een
heel ander stelsel, of liever een heel andere
gewoonte. Zij laten den spaarpot hunner kin
deren liefst intact. Zij zorgen zelf, dat deze
Onmachtig iets te doen zat zjj bij het ledi-
kantje van de kleine, die kreunde.
O, kon het kind maar pratenKon het maar
zeggen, wat haar scheelde, waar de pyn zat
Wat een pijniging was het, daar te moeten
zitten, zonder iets te kunnen doen. Waar bleef
die dokter nu toch
Gelukkig, daar hoorde zjj beneden de deur
opengaan. Ér klonken stappen. De dokter was
er dus by.
Hy kwam nog te vroeg, want na nauw
gezet onderzoek zag zjj wel aan zjjn zorg uit
drukkend gelaat, dat hij den toestand ernstig
inzag.
„Zeg het mjj, dokter, o, zeg het mjj. Zeg
alles. Is er geen hoop?"
„De toestand is zeer ernstig. Geen hoop, dat
zeg ik niet. Deze medicjjnen onmiddelljjk halen
en ingeven. Over een paar uren kom ik terug'
Beneden gekomen, zei hjj Albert: „U moet
uw vrouw er maar op voorbereiden, dat het
moet sterven. Ik zie er geen heil in".
Het viel hem als een koud waterstraal op
het lichaam.
„Zou u er nog niet een dokter bjj halen?
vroeg hjj.
„Ik heb er geen bezwaar tegen en zal er
straks een mee brengen. Maar het zal aan de
zaak niets veranderen".
Toen Albert uit de apotheek kwam vond hjj
zjjn vrouw in tranen badend, terwjjl zjj bjj zjin
binnenkomen hem vol verwachting aankeek.
Mogeljjk had de dokter beneden nog iets anders
gezegd Als een drenkeling zich vastklemt
aan een stroohalm, zoo klemde zjj zich vast aan
gespekt wordt. Op allerlei wijze doen zij dat
met de te prijzen bedoeling om hun kinderen
bij het grooter worden een som gelds voor hun
uitzet te laten besparen. Hier is een schaduw
zijde aan. Tegelijkertijd toch geven zij Zondags
en op catechisatiedag van zich zelf aar. hun
kroost een paar centen voor de collecten en
de bussen mee. Het persoonlijke bezit zien deze
kinderen gedurig toenemen, zij raken er aan
gehecht maar tevens er ook aangewend om er
niets van af te staan. Geven leeren zij van
hun eigendom niet. Zij bouwen een toren van
Babel voor zich zelf.
Ook zijn er ouders, (en dit soort wordt vooral
gevonden onder de eigengeërfden en nering
doenden) die al vroeg hun zoons willen leeren
zaken doen. Kinderen van winkeliers mogen
handelen, terwijl zij overigens in dienst van
vader staan, met een speciaal artikel, waarvan
de winst voor hen is. Boeren geven in gelijken
geest hun jongens een varken, een lam, een
koe; wat er van komt, is voor hen. Tuinders
staan een gedeelte van hun akker af en laten
erop telen met vooruitzicht, dat de opbrengst
voor de kinderen is. Op deze wijze leeren de
jongens langzamerhand eigen zaken doen,
krijgen zij een eigen bron van inkomsten, die
steeds stijgen, en als het goed gaat, hebben zij
op ruim twintigjarigen leeftijd een eigen handel
en kapitaal.
Al deze dingen zijn uitnemendmaar als
diezelfde kinderen, dan altijd hun kerkgeld of
centen van vader en moeder blijven krijgen,
dan hebben zij niet geleerd een zeker percent
van hun winst voor Gods koninkrijk af te staan.
Dat moeten zij dan pas leeren, als zij getrouwd
zijn en de zorgen komen. Hoe zullen zij dat
kunnen doen De beste tijd is dan voorbij om
te leeren geven met een onberzorgd hart.
Ondanks vele gebreken in de opvoeding
komt er gelukkig nog wel wat van terecht,
maar niet bij allen.
Ouders, leert uw kinderen zelfstandig geven
niet van uw inkomen, maar van het hunne.
(Rijnl. Kerkbode). B.
KERKNIEUWS.
DRIETAL TE
Kampeu S. W. Bos te Dokkum.
J Hoek te Soest.
H. Meulink te Enschede.
TWEETAL TE
BuitenpostC. J. Ctoslinga te Oostliem
J. F. Hnlsteijn te Middelstum.
Ulrum S. Neerken te Schoonoord.
R. de Jager te Nunspeet..
te Sleeuwijkcand. A. Dercksen H.M.zn. te Gouda.
cand. M. Wielemaker te VLissiïigen.
BEROEPEN TE
Brouwershaven, Reeuwijk-Sluipwijk. Pijnacker-Noot-
dorp, en Nieuwerkerk (Z.)P. v. d. Marei. cand.
te Koudekerk a.d. Rijn
Werkendam: P. van Dijk te Zaamslag
Sint-Laurens, en Tienhoven H. W. H. van Andel. cand.
te De Bildt
Kollum D. van Dijk te Groningen;
Reit.sum H. R. Pel te Stadskanaal
Blokzijl W. Tom, cand. te Hilversum
NiezijlH. Kaspers te Koudekerk aan den Rijn
Zuidwolde (Dr.)P. Boes, cand. te Marken.
MijdrechtP. v. d. Marei, cand. te Koudekerk a.d. Rijn.
AANGENOMEN NAAR
AxelJ S. Post te Oudega.
BEDANKT VOOR
Heemstede J. Hoek te Soest
NiezijlJ. S. Schaafsma te Gasselternijeveea.
Afscheid en Intrede. Engwierum. Zondagmorgen
werd cand. S. J. Popma tot zijn dienstwerk ingeleid
door dr. J. Waterink, van Amsterdam, met een pre-
dicatie over Mare. 5 16 —19. Ds. Popma deed in
trede met een leerrede over 1 Joh. 5:5.
Na de intrede volgden toespraken namens den
kerkeraad door ouderling Stuursma, namens gena-
buurde kerken door ouderling Van der Meer, van Ee,
en door den bevestig r dr. J. Waterink.
Schoonebeek. Zondagmorgen werd cand. P. Bolt,
in het ambt bevestigd en tot zijn dienstwerk ingeleid
door prof. dr. J. Ridderbos met een predicatie over
Matth. 13 52.
Des middags verbond ds. Bolt, zich aan de gemeente
met. een leerrede over het. kruis van Christus (1 Cor.
1 23, 24). Aan het einde van de predicatie richtte
hij zich met een toespraak tot gemeente en kerke
raad, tot zijn bevestiger en leermeester, tot ds. M.
Uytenhoudt van Coevorden als consulent, tot. ds. J.
F. Berkel, Herv. predikant, tot den Burgemeester dei-
gemeente en tot het hoofd der Chr. school.
De voorzitter van den kerkeraad sprak namens
kerkeraad en gemeente een welkomstwoord tot den
ieder woord, dat zou komen en misschien hoop
kon geven.
Het kostte hem geweldige inspanning, het
haar te zeggen, dat die hoop ydel was, maar
het moest toch.
„Straks breDgt de dokter nog een dokter
mee", zei hy.
„Is het dan zoo slecht?"
„Hjj hjj geeft geen hoop stokte hij.
Toen viel zjj in zwijn
Hjj belde de dienstbode en met vereende
krachten slaagden zjj er in, haar bjj te brengen.
„Moeder", waren haar eerste woorden. „Moe
der".
„Het is, zooals ik u dezen nacht al heb ge
zegd. Misschien kan het kind nog een paar
dagen leven, misschien ook niet. En wat uw
vrouw betreft, ja, zjj is natuurlijk zeer verdrietig.
Zjj moet wat afleiding hebben, dat is het eenige
medicijn".
De andere dokter knikte, als wilde hjj zeggen,
dat hij het met zjjn collega eens was en toen
vertrokken de beide medici, in wanhoop achter
latend een moeder, die niet meer schreien kon
en een vader, die de gerezen moeilijkheden niet
meer overzien kon en die alle moeite deed, de
stem van binnen tot stilzwijgen te brengen.
Hij dacht aan Utrecht. Waar bleef de post?
Het was toch acht uur O, als Theo het niet
eens deedHoe zou Annie nu zjjn Hij moest
weer maar eens naar boven. Zij wilde het bedje
niet verlaten. Maar dat kon toch niet. Zjj moest
afleiding hebben, ja, het was gemakkelijk ge
zegd van dien dokter. Die decreteert maar.
nieuwen predikant, Ds. Uytenhoudt voerde het woord
name».? de classis Coevorden.
Jubileum ds. R. van Reenen. Onder groote be
langstelling mocht ds R. van Reenen, pred. te Putten
(G.), vorige week zijn ambtsjubileum vieren. Des
avonds hield ds. van Reenen, in verband met zijn
eerste intree-preek te Tzummarum over Ps. 134, een
gedachtenisrede, naar aanleiding van Ps. 84 12,13.
Sprak bij vóór 25 jaar over den oproep tot den
priesterlijken dienst, in het. heiligdom der gemeente,
nu, na 25 jaar, ging het over de lieflijkheid van
dien dienst.
Gedenksteen Johannes Pistorius. Op initiatief
van eenige inwoners heeft zich te Woubrugge een
comité gevormd, om de nagedachtenis van Johannes
Pistorius, die in 1522 aldaar als pastoor te Jacobs-
woude bet Evangelie heeft gepredikt, in blijvende
herinnering te brengen, door bet aanbrengen van een
gedenksteen aan liet kerkgebouw De gedenksteen zal
in wit marmer met, gouden letters worden uitgevoerd.
In het agendum der vergadering van de Vereeniging
van Geref. Predikanten, te houden te Utrecht, Woens
dag 15 en Donderdag 16 April a s. is een wijziging
gekomen. Des Woensdagmiddags zal prof. dr. V. Hepp
een referaat houden over„De theologische denk
beelden van Karl Barth". Dien middag wordt vergaderd
in een der zalen van het hotel de l'Europe. Des avonds
wordt er in het Jaarbeursgebouw een besloten ver
gadering gehouden, welke een strikt huishoudelijk
karakter zal dragen en alleen toegankelijk is voor
de predikant-leden. Den volgenden morgen is aan de
orde het referaat van ds. H. S. Bouma, van Leeu
warden, over De prediking en onze kinderen, en des
middags volgt het referaat van den heer C. Smeenk
over..De predikant en het sociale leven". De ver
gaderingen van Donderdag worden eveneens in het
Jaarbeursgebouw gehouden.
Een consciëntie kreet. De Raad der Geref.
Kerk van Vorden, heeft verleden week Zondag in de
beide godsdienstoefeningen, de navolgende vermaning
van den kansel doen voorlezen
„De Kerkeraad, het betreurend, dat nog steeds in
sommige huisgezinnen onzer gemeente z.g.n. neutrale
dagblad-leetuur wordt aangetroffen
bij vernieuwing voor eenige dagen geleden kennis
genomen hebbend van de voor onze Christ,e'ijke be
ginselen zeer verderfelijke strekking, die uitgaat van
hetgeen telkens te lezen staat in de Courant, die den
naam van onze burgerlijke gemeente draagt, in welk
blad ook de advertentiën voorkomen, te schandelijk
om van deze plaats te noemen, ten aanzien van de
zonde tegen het 7e gebod, heeft in zijn vergadering
van 6 Maart. j.l. met algemeene stemmen besloten,
de leden der gemeente ten ernstigste op het hart ea
het, geweten t.c binden de noodzakelijkheid om der
gelijke. de goede leer en de goede zeden ondermijnende
lectuur, volstrekt uit de huizen te weren en geweerd
te houden, en bidt de gemeente de genade Gods toe,
om rekening houdend met den consciëntiekreet van
den kerkeraad, met. een gerust hart te kunnen bidden,
voor zich zelf en voor hare kinderen„Heere. leid
ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den
booze".
Omtrent de oprichting van de Vereeniging tot
exploitatie van Landhuizen voor Predikanten der
Geref. Kerken „Publius", vernemen wij nader dat op
verzoek van bet, bestuur de volgende heeren zich
hebben vereenigd tot een commissie van advies prof.
dr. Ch. G. Aalders, Hilversum prof. dr. A. G. Henig,
Kampen en dr. J. G. Scheurer, Ermelo. Het bestuur
is er in geslaagd drie tehuizen te verkrijgen, n.m.
twee te Wijk aan Zee en een te Doorn, terwijl de
bedoeling is nog twee tehuizen in het Gooi te openen.
Zoo mogelijk zullen deze tehuizen Mei a.s. in gebruik
kunnen worden genomen. Het secretariaat der Ver
eeniging is gevestigd bij den heer H. J. Heule, te.
Laren (N.-H.).
Radio-kerkdienst op Zondag. Naar wij vernemen
worden door het Bestuur der Nederlandsche Christe
lijke Badio-Vereeniging besprekingen gevoerd met de
Nederl. Seintoestellen-Fabriek te Hilversum om te
komen tot een geregelde uitzending van een kerk
dienst op Zondag.
Ouderlingen op den preekstoel. In vele kerken
is het geen vraag meer, of ouderlingen op den preek
stoel mogen. Maar een halve eeuw geleden was 't iets
zeldzaams. In een oude krant lezen wij tenminste
onderstaand bericht uit Baarland
Zondagvoormiddag trad in de Hervormde kerk voor
de gemeente op de heer C. de Smit, van Wissekerke,
N.-Beveland. Het is de eerste maal, dat een niet-
predikant den kansel beklimt. Hij had tot tekst. 1
Petr. 5 6, 7.
Dit geschiedde in 1881.
Kerkbouw te Amsterdam.
De Kerkeraad van Amsterdam heeft in zijn Don
derdag gehouden vergadering de bespreking voort
gezet. aangaande den kerkbouw aan de De Wittenkade,
in verband met de gehouden aanbesteding, benevens
de zaak van het Wijklokaal (Kerklokaal) in plan-Zuid
en van het Wijklokaal aan het Ceramplein (Wijk III).
De gunning aan de laagste inschrijvers voor kerk
bouw aan de De Wittenkade werd verleend.
GEREFORMEERDE KERK MIDDELBURG.
Ingekomen met. attestatie uitColijnsplaat, Johanna
Goulooze, Koepoortstraat E 63 Haarlem, Pieter Loof
Als hy zyn moeder eens vroeg te komen
Dat zou een heel gemak geven. Hy zou het
Annie eens voorstellen.
Daar ging de belDe post
Uit Utrecht! Nerveus opende hy het couvert
en vloog de weinige regels langs. „Ik zal het
doen, terwille van moe en Ida. Kom vandaag,
om over de voorwaarden te spreken"
Hy slaakte eeu zucht van verlichting en las
er overheen, dat er stondterwille van moe en
Ida, wat voor hem niet erg vleiend was.
Albert liep naar boven, naar Annie. Hy zou
haar maar niets zeggen van den brief uit
Utrecht.
Na e-nige oogenblikken stelde hy haar voor,
zyn moe te telegrafeeren en haar te vragen te
komen. Hy moest naar de zaak en dan nog
naar Utrecht, het kwam in orde. Zooals hy had
verwacht, schonk zy aan dat laatste geen aan
dacht.
Op haar toestemmend an'woord verzond hy
een telegram aan zyn moeder „Zus is zeer ern
stig ziek. Geen hoop. Annie verlangt naar u*.
Mevrouw Treebeek kon geen woorden meer
vinden. Dat was een smart, als zy nog niet had
meegemaakt
„Ze was myn alles", snikte Annie, hartbre
kend. „Myn alles. En nu dood O, het is
niet om te dragen
Hier hielpen geen troostwoorden, want ze
waren er niet. Daar was geen hooger licht, daar
was geen stil berusten in wat God deed, want
daar was eeu volslagen gemis aan Godskennis.
(Slot volgt.)