FEUILLETON- xxxx. Zelfstandig leeren geven. Officiëele Berichten. Hierin schuilen een tweetal fouten, die dui delijk aan den dag treden, wanneer men dezen zin maar eens even uit elkaar haalt. Blijkens deze redeneering zoekt men den grond van het geloof in wat men ziet. Als men maar wat anders bij die kinderen opmerkte dèn zou men nog wel willen gelooven. Dat lijkt nu heel degelijk. Dat schijnt van dien aard te zijn, dat men zulken menschen de eer moet geven, dat ze niet oppervlakkig zijn. Toch spreekt de H. S. heel anders. In Hebr. 11: l lezen we van het geloof het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt en een bewijs der zakendie men niet ziet. De H. S. vermaant ons dus: den grond om de kinderen der geloovigen te beschouwen als bondgenooten en mitsdien voor geloovigen, moet ge niet zoeken in wat ge zietzoekt ge dien daarin dan mist ge uw bewijswant het geloof is een bewijs der zaken, die men niet ziet. Waarin moet dan die grond gezocht worden In Gods belojten. In die beloften, die God in een verbond heeft vastgelegd. In de beloften van dat genadeverbond, dat Hij in den Doop laat beteekenen en verzegelen. Het geloof moet een vasten grond hebben. Die grond is vast. Niet vast is wat men ziet. Wat men ziet kan wisselen nog onlangs werd er ergens op gewezen, dat de bekende en ook beruchte Nietszche, als knaap zoo indrukwek kend schoon psalmverzen kon voordragen, dat zelfs zijn medescholieren daardoor ontroerd werden. Daar was wat te zien bij dien knaap Wat een grond, zouden velen oordeelen, om hier te gelooven. Maar deze knaap is later als een ongeloovige spotter openbaar geworden. Begrijpelijk is de fout, dat men wat wil zien, maar het blijft een fout. En die op dezen verkeerden grond bouwt, bouwt verkeerd, hoe vroom ook het huis lijkt, dat hij alzoo optrekt. Wie zijn geloof niet bouwt op Gods beloften, bouwt op den zandgrond. Een omhuld ongeloof is ook ongeloof. God en zijn beloften te ver geten is, in wat vorm ook, ongeloof. Niet minder groot is de andere fout, die hiermee saamhangt dat zulk een geloof een tegroot geloof zou zijn. Zeker, we zingen op z'n tijd„Nooit kan 't geloof teveel verwachten/ maar als het er op aankomt dan acht men het veiliger z'n verwachtingen toch niet al te hoog te spannen. Wie niet den eenigen grond voor zijn geloof in de vastheid van Gods beloften zoekt, en alzoo God den smaad aandoet, dat Zijn woord eigenlijk niet tenvolie te vertrouwen is, komt er ook toe God de cere te ontnemen, dat, wat Hij belooft ook groot, buitengewoon groot is. En om nu het karakter van die zonde eenigermate te leeren verstaan, willen we beluisteren het nachtelijk gesprek, dat de HEERE voerde met Abraham, blijkens Gen. 15, en daarbij dan Abraham opmerkingen laten maken, die hij zelf niet gemaakt heeft, maar die hij zou gemaakt hebben, wanneer hij eens geredeneerd had, zooals velen nu meenen, dat zij beschei- denheidshalve moeten redeneeren. Eerst vindt ge daar Abraham, wat begrijpelijk is, twijfelmoedig. De belofte heeft hij ont vangen, dat hij een zoon zal ontvangen en tot een groot volk worden. Maar die beloftewerd nog maar niet vervuld, hoewel al eenige jaren verliepen. En als God dan tot Abraham zegt „Vrees niet, AbrahamIk ben u een schild, uw loon zeer groot," dan antwoord de Aarts vader„Heere HEERE, wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen henenga, en de bezorger van mijn huis is deze Damascener Eliëzer." Daarop verklaart de Heere, dat deze Eliëzer toch niet Abrams erfgenaam zou zijn maar een zoon, die uit zijn lijf zou voortkomen, en leidt dan Abram buiten de tent en zegtZie nu op naar den hemel en tel de sterren, indien Gij ze tellen kunt. Zóó zal uw zaad zijn. Dat was wel een groote belofte, die belofte van een zaad zöö groot, dat het evenmin te tellen zou zijn als het sterrenheir, en dan zulk een belofte aan iemand die nog geen kind had. Daarop had Abraham dan wel moeten ant woorden Heere dat is te groot, geef me vast maar een zoon, dien ik zien kan en maak dan dat getal veel kleiner, dan zal ik het misschien kunnen gelooven, want zoo'n talrijk zaad, dat is te groot om het te gelooven. Maar als Abram eens zoo geantwoord had, zou dat dan niet een beleediglng geweest zijn, voor dien almachtigen, trouwen God, die tot hem sprak? DOOE HUGO KING MA NS. 60) „O, als ze nu eens stierf, juist nu we geluk kig kunnen worden!* in deze laatste woorden legde zy al haar smart en jammer en toonde zy, hoe zy had geleden al dien tyd. „Je moet niet direct het ergste denken", gaf hy ten antwoord. Maar iuwendig overviel ook hem de vrees Het was, of zjj het zag, want plots gingen vloeien de tranen. Maar hy was niet by machte, ze te drogen. Want daar binnen klaagde die altyd maar pratende stem hem aan „Albert, wordt toch eens wakker „Wat is er schrok hy op. „Het gaat niet goed met zus. Je moet naar den dokter." Gejaagd sprong hy van het ledikant en jj 1de naar het bedje. Neen, het was zeker niet goed. Het was, of het kind al met den dood worstelde. „Ik ga onmiddellijk," zei hy en was spoedig de deur uit. Als Abram eens zoo geredeneerd had en we waren daarvan getuigen geweest dan zouden we ongetwijfeld tegen hem gezegd hebben „maar Abram! zoo moogt ge niet spreken, weet ge niet, dat God tot u spreekt, en dat de al machtige groote dingen kan doen, en dat Hij ze ook doen zal, wanneer Hij dat belooft!" Dat we dan verstaan hoe zondig diezelfde redeneering ook nu nog is en zoeken ons daar voor te wachten, opdat ook bij ons hetzelfde gevonde worde, wat van Abram dan beschreven staat: en Abram geloojde in den HEERE. Doe iemand dus maar beter met die eerste stelling achterwege te laten, niet minder geldt dit van de tweede„zulk een groot geloof heb ik niet*. Dat kan best waar zijn. Maar het is allerminst een oorzaak van roem een klein geloof te hebben. God veracht ook het kleine geloof niet. Daarin ligt rijke troost. Wie heeft wel niet eens noodig de vertroosting uit Ps. 103: Hij weet wat van Zijn maaksel zij te wachten. Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten. En dat wij stof, van jongsaf zijn geweest Maar wat God draagt mogen we niet gaan voorstellen als het normale. Allerminst mogen we van de zonde van kleingeloof gebruik maken om daarmee Gods waarheid te verduisteren en het voor te stellen alsof Gods beloften even klein zijn als ons geloof. „Zoo'n groot geloof heb ik niet" het kan zijn. Geen mensch mag U daarom verachten, maar gij moogt u er niet op beroemen. Ge hebt u deswege te verootmoedigen, en te bidden Heere vermeerder mij het geloof, opdat het zich evenver leere uitstrekken als uw beloften. Hoe verkeerd dan de conclusie is, uit deze praemissen getrokken, de conclusie, dat men dus maar niet bidden zal, zooals dat in de „Gebeden vóór en na het eten" geschiedt, be hoeft nu wel niet verder te worden aangetoond. De levenshouding, die ons betaamt tegenover God en Zijn belofte is een geheel andere, dan die openbaar wordt in de besproken redeneering. Die goede levenshouding is er eene van grooten ootmoed, van diepe zelfvernedering, maar dan ook van een groot geloof in God en zijn beloften. En wat we te zoeken hebben is niet een schijn-vrome gestalte in het afwijzen van Gods beloften, maar een waarachtige Godsvrucht, tot het aanvaarden daarvan in diepe verootmoedi ging, die niets verwacht van zich zelf, maar alles van Gods genade. Heij. UIT DE PERS. Zijn de kinderen jong, dan hebben zij geen eigen kas. Al wat zij uitgeven, moeten zij eerst ontvangen. Al heel spoedig leeren de meeste ouders hun kinderen sparen. Natuurlijk is dat goed, maar het kan ook de gierigheid bevorderen. Als het vermogen, al is het nog klein, ge durig aanwast, zet ook het kind heel licht zijn hart er op, geniet in den waschdom van zijn bezit, houdt gaarne wat het heeft en kan ten slotte niets ervan missen. Er zijn ouders, die, onbewust en opzettelijk, deze verkeerde neiging van het kind voeden en aankweeken. Zij laten het spaarpotje van hun kind onaangeroerd behalve wanneer er weer wat bij moet gedaan worden. Hoe gelukkig is dan het kind, als het tellen mag en al weer tot hooger bedrag komt dan den vorigen keer Staat het geld op een spaarbank, dan ziet het kind met zekere wellust het bedrag onge merkt hooger worden door de rente. O, wat is het een genot om verschenen renten bij te laten schrijven Veel ouders zijn niet blind voor dit gevaar. Van tijd tot tijd zeggen zij daarom tegen hun kind, als er eens iets bijzonders gevraagd wordt Nu mag je iets uit je eigen spaarpot geven. Vragen de kleintjes hoeveel dan wordt dit geheel aan het believen van het kind overge laten of er wordt voorzichtig een wenk ge geven. Dit dient tot hun beproeving. Andere ouders doen dat niet, zij volgen een heel ander stelsel, of liever een heel andere gewoonte. Zij laten den spaarpot hunner kin deren liefst intact. Zij zorgen zelf, dat deze Onmachtig iets te doen zat zjj bij het ledi- kantje van de kleine, die kreunde. O, kon het kind maar pratenKon het maar zeggen, wat haar scheelde, waar de pyn zat Wat een pijniging was het, daar te moeten zitten, zonder iets te kunnen doen. Waar bleef die dokter nu toch Gelukkig, daar hoorde zjj beneden de deur opengaan. Ér klonken stappen. De dokter was er dus by. Hy kwam nog te vroeg, want na nauw gezet onderzoek zag zjj wel aan zjjn zorg uit drukkend gelaat, dat hij den toestand ernstig inzag. „Zeg het mjj, dokter, o, zeg het mjj. Zeg alles. Is er geen hoop?" „De toestand is zeer ernstig. Geen hoop, dat zeg ik niet. Deze medicjjnen onmiddelljjk halen en ingeven. Over een paar uren kom ik terug' Beneden gekomen, zei hjj Albert: „U moet uw vrouw er maar op voorbereiden, dat het moet sterven. Ik zie er geen heil in". Het viel hem als een koud waterstraal op het lichaam. „Zou u er nog niet een dokter bjj halen? vroeg hjj. „Ik heb er geen bezwaar tegen en zal er straks een mee brengen. Maar het zal aan de zaak niets veranderen". Toen Albert uit de apotheek kwam vond hjj zjjn vrouw in tranen badend, terwjjl zjj bjj zjin binnenkomen hem vol verwachting aankeek. Mogeljjk had de dokter beneden nog iets anders gezegd Als een drenkeling zich vastklemt aan een stroohalm, zoo klemde zjj zich vast aan gespekt wordt. Op allerlei wijze doen zij dat met de te prijzen bedoeling om hun kinderen bij het grooter worden een som gelds voor hun uitzet te laten besparen. Hier is een schaduw zijde aan. Tegelijkertijd toch geven zij Zondags en op catechisatiedag van zich zelf aar. hun kroost een paar centen voor de collecten en de bussen mee. Het persoonlijke bezit zien deze kinderen gedurig toenemen, zij raken er aan gehecht maar tevens er ook aangewend om er niets van af te staan. Geven leeren zij van hun eigendom niet. Zij bouwen een toren van Babel voor zich zelf. Ook zijn er ouders, (en dit soort wordt vooral gevonden onder de eigengeërfden en nering doenden) die al vroeg hun zoons willen leeren zaken doen. Kinderen van winkeliers mogen handelen, terwijl zij overigens in dienst van vader staan, met een speciaal artikel, waarvan de winst voor hen is. Boeren geven in gelijken geest hun jongens een varken, een lam, een koe; wat er van komt, is voor hen. Tuinders staan een gedeelte van hun akker af en laten erop telen met vooruitzicht, dat de opbrengst voor de kinderen is. Op deze wijze leeren de jongens langzamerhand eigen zaken doen, krijgen zij een eigen bron van inkomsten, die steeds stijgen, en als het goed gaat, hebben zij op ruim twintigjarigen leeftijd een eigen handel en kapitaal. Al deze dingen zijn uitnemendmaar als diezelfde kinderen, dan altijd hun kerkgeld of centen van vader en moeder blijven krijgen, dan hebben zij niet geleerd een zeker percent van hun winst voor Gods koninkrijk af te staan. Dat moeten zij dan pas leeren, als zij getrouwd zijn en de zorgen komen. Hoe zullen zij dat kunnen doen De beste tijd is dan voorbij om te leeren geven met een onberzorgd hart. Ondanks vele gebreken in de opvoeding komt er gelukkig nog wel wat van terecht, maar niet bij allen. Ouders, leert uw kinderen zelfstandig geven niet van uw inkomen, maar van het hunne. (Rijnl. Kerkbode). B. KERKNIEUWS. DRIETAL TE Kampeu S. W. Bos te Dokkum. J Hoek te Soest. H. Meulink te Enschede. TWEETAL TE BuitenpostC. J. Ctoslinga te Oostliem J. F. Hnlsteijn te Middelstum. Ulrum S. Neerken te Schoonoord. R. de Jager te Nunspeet.. te Sleeuwijkcand. A. Dercksen H.M.zn. te Gouda. cand. M. Wielemaker te VLissiïigen. BEROEPEN TE Brouwershaven, Reeuwijk-Sluipwijk. Pijnacker-Noot- dorp, en Nieuwerkerk (Z.)P. v. d. Marei. cand. te Koudekerk a.d. Rijn Werkendam: P. van Dijk te Zaamslag Sint-Laurens, en Tienhoven H. W. H. van Andel. cand. te De Bildt Kollum D. van Dijk te Groningen; Reit.sum H. R. Pel te Stadskanaal Blokzijl W. Tom, cand. te Hilversum NiezijlH. Kaspers te Koudekerk aan den Rijn Zuidwolde (Dr.)P. Boes, cand. te Marken. MijdrechtP. v. d. Marei, cand. te Koudekerk a.d. Rijn. AANGENOMEN NAAR AxelJ S. Post te Oudega. BEDANKT VOOR Heemstede J. Hoek te Soest NiezijlJ. S. Schaafsma te Gasselternijeveea. Afscheid en Intrede. Engwierum. Zondagmorgen werd cand. S. J. Popma tot zijn dienstwerk ingeleid door dr. J. Waterink, van Amsterdam, met een pre- dicatie over Mare. 5 16 —19. Ds. Popma deed in trede met een leerrede over 1 Joh. 5:5. Na de intrede volgden toespraken namens den kerkeraad door ouderling Stuursma, namens gena- buurde kerken door ouderling Van der Meer, van Ee, en door den bevestig r dr. J. Waterink. Schoonebeek. Zondagmorgen werd cand. P. Bolt, in het ambt bevestigd en tot zijn dienstwerk ingeleid door prof. dr. J. Ridderbos met een predicatie over Matth. 13 52. Des middags verbond ds. Bolt, zich aan de gemeente met. een leerrede over het. kruis van Christus (1 Cor. 1 23, 24). Aan het einde van de predicatie richtte hij zich met een toespraak tot gemeente en kerke raad, tot zijn bevestiger en leermeester, tot ds. M. Uytenhoudt van Coevorden als consulent, tot. ds. J. F. Berkel, Herv. predikant, tot den Burgemeester dei- gemeente en tot het hoofd der Chr. school. De voorzitter van den kerkeraad sprak namens kerkeraad en gemeente een welkomstwoord tot den ieder woord, dat zou komen en misschien hoop kon geven. Het kostte hem geweldige inspanning, het haar te zeggen, dat die hoop ydel was, maar het moest toch. „Straks breDgt de dokter nog een dokter mee", zei hy. „Is het dan zoo slecht?" „Hjj hjj geeft geen hoop stokte hij. Toen viel zjj in zwijn Hjj belde de dienstbode en met vereende krachten slaagden zjj er in, haar bjj te brengen. „Moeder", waren haar eerste woorden. „Moe der". „Het is, zooals ik u dezen nacht al heb ge zegd. Misschien kan het kind nog een paar dagen leven, misschien ook niet. En wat uw vrouw betreft, ja, zjj is natuurlijk zeer verdrietig. Zjj moet wat afleiding hebben, dat is het eenige medicijn". De andere dokter knikte, als wilde hjj zeggen, dat hij het met zjjn collega eens was en toen vertrokken de beide medici, in wanhoop achter latend een moeder, die niet meer schreien kon en een vader, die de gerezen moeilijkheden niet meer overzien kon en die alle moeite deed, de stem van binnen tot stilzwijgen te brengen. Hij dacht aan Utrecht. Waar bleef de post? Het was toch acht uur O, als Theo het niet eens deedHoe zou Annie nu zjjn Hij moest weer maar eens naar boven. Zij wilde het bedje niet verlaten. Maar dat kon toch niet. Zjj moest afleiding hebben, ja, het was gemakkelijk ge zegd van dien dokter. Die decreteert maar. nieuwen predikant, Ds. Uytenhoudt voerde het woord name».? de classis Coevorden. Jubileum ds. R. van Reenen. Onder groote be langstelling mocht ds R. van Reenen, pred. te Putten (G.), vorige week zijn ambtsjubileum vieren. Des avonds hield ds. van Reenen, in verband met zijn eerste intree-preek te Tzummarum over Ps. 134, een gedachtenisrede, naar aanleiding van Ps. 84 12,13. Sprak bij vóór 25 jaar over den oproep tot den priesterlijken dienst, in het. heiligdom der gemeente, nu, na 25 jaar, ging het over de lieflijkheid van dien dienst. Gedenksteen Johannes Pistorius. Op initiatief van eenige inwoners heeft zich te Woubrugge een comité gevormd, om de nagedachtenis van Johannes Pistorius, die in 1522 aldaar als pastoor te Jacobs- woude bet Evangelie heeft gepredikt, in blijvende herinnering te brengen, door bet aanbrengen van een gedenksteen aan liet kerkgebouw De gedenksteen zal in wit marmer met, gouden letters worden uitgevoerd. In het agendum der vergadering van de Vereeniging van Geref. Predikanten, te houden te Utrecht, Woens dag 15 en Donderdag 16 April a s. is een wijziging gekomen. Des Woensdagmiddags zal prof. dr. V. Hepp een referaat houden over„De theologische denk beelden van Karl Barth". Dien middag wordt vergaderd in een der zalen van het hotel de l'Europe. Des avonds wordt er in het Jaarbeursgebouw een besloten ver gadering gehouden, welke een strikt huishoudelijk karakter zal dragen en alleen toegankelijk is voor de predikant-leden. Den volgenden morgen is aan de orde het referaat van ds. H. S. Bouma, van Leeu warden, over De prediking en onze kinderen, en des middags volgt het referaat van den heer C. Smeenk over..De predikant en het sociale leven". De ver gaderingen van Donderdag worden eveneens in het Jaarbeursgebouw gehouden. Een consciëntie kreet. De Raad der Geref. Kerk van Vorden, heeft verleden week Zondag in de beide godsdienstoefeningen, de navolgende vermaning van den kansel doen voorlezen „De Kerkeraad, het betreurend, dat nog steeds in sommige huisgezinnen onzer gemeente z.g.n. neutrale dagblad-leetuur wordt aangetroffen bij vernieuwing voor eenige dagen geleden kennis genomen hebbend van de voor onze Christ,e'ijke be ginselen zeer verderfelijke strekking, die uitgaat van hetgeen telkens te lezen staat in de Courant, die den naam van onze burgerlijke gemeente draagt, in welk blad ook de advertentiën voorkomen, te schandelijk om van deze plaats te noemen, ten aanzien van de zonde tegen het 7e gebod, heeft in zijn vergadering van 6 Maart. j.l. met algemeene stemmen besloten, de leden der gemeente ten ernstigste op het hart ea het, geweten t.c binden de noodzakelijkheid om der gelijke. de goede leer en de goede zeden ondermijnende lectuur, volstrekt uit de huizen te weren en geweerd te houden, en bidt de gemeente de genade Gods toe, om rekening houdend met den consciëntiekreet van den kerkeraad, met. een gerust hart te kunnen bidden, voor zich zelf en voor hare kinderen„Heere. leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den booze". Omtrent de oprichting van de Vereeniging tot exploitatie van Landhuizen voor Predikanten der Geref. Kerken „Publius", vernemen wij nader dat op verzoek van bet, bestuur de volgende heeren zich hebben vereenigd tot een commissie van advies prof. dr. Ch. G. Aalders, Hilversum prof. dr. A. G. Henig, Kampen en dr. J. G. Scheurer, Ermelo. Het bestuur is er in geslaagd drie tehuizen te verkrijgen, n.m. twee te Wijk aan Zee en een te Doorn, terwijl de bedoeling is nog twee tehuizen in het Gooi te openen. Zoo mogelijk zullen deze tehuizen Mei a.s. in gebruik kunnen worden genomen. Het secretariaat der Ver eeniging is gevestigd bij den heer H. J. Heule, te. Laren (N.-H.). Radio-kerkdienst op Zondag. Naar wij vernemen worden door het Bestuur der Nederlandsche Christe lijke Badio-Vereeniging besprekingen gevoerd met de Nederl. Seintoestellen-Fabriek te Hilversum om te komen tot een geregelde uitzending van een kerk dienst op Zondag. Ouderlingen op den preekstoel. In vele kerken is het geen vraag meer, of ouderlingen op den preek stoel mogen. Maar een halve eeuw geleden was 't iets zeldzaams. In een oude krant lezen wij tenminste onderstaand bericht uit Baarland Zondagvoormiddag trad in de Hervormde kerk voor de gemeente op de heer C. de Smit, van Wissekerke, N.-Beveland. Het is de eerste maal, dat een niet- predikant den kansel beklimt. Hij had tot tekst. 1 Petr. 5 6, 7. Dit geschiedde in 1881. Kerkbouw te Amsterdam. De Kerkeraad van Amsterdam heeft in zijn Don derdag gehouden vergadering de bespreking voort gezet. aangaande den kerkbouw aan de De Wittenkade, in verband met de gehouden aanbesteding, benevens de zaak van het Wijklokaal (Kerklokaal) in plan-Zuid en van het Wijklokaal aan het Ceramplein (Wijk III). De gunning aan de laagste inschrijvers voor kerk bouw aan de De Wittenkade werd verleend. GEREFORMEERDE KERK MIDDELBURG. Ingekomen met. attestatie uitColijnsplaat, Johanna Goulooze, Koepoortstraat E 63 Haarlem, Pieter Loof Als hy zyn moeder eens vroeg te komen Dat zou een heel gemak geven. Hy zou het Annie eens voorstellen. Daar ging de belDe post Uit Utrecht! Nerveus opende hy het couvert en vloog de weinige regels langs. „Ik zal het doen, terwille van moe en Ida. Kom vandaag, om over de voorwaarden te spreken" Hy slaakte eeu zucht van verlichting en las er overheen, dat er stondterwille van moe en Ida, wat voor hem niet erg vleiend was. Albert liep naar boven, naar Annie. Hy zou haar maar niets zeggen van den brief uit Utrecht. Na e-nige oogenblikken stelde hy haar voor, zyn moe te telegrafeeren en haar te vragen te komen. Hy moest naar de zaak en dan nog naar Utrecht, het kwam in orde. Zooals hy had verwacht, schonk zy aan dat laatste geen aan dacht. Op haar toestemmend an'woord verzond hy een telegram aan zyn moeder „Zus is zeer ern stig ziek. Geen hoop. Annie verlangt naar u*. Mevrouw Treebeek kon geen woorden meer vinden. Dat was een smart, als zy nog niet had meegemaakt „Ze was myn alles", snikte Annie, hartbre kend. „Myn alles. En nu dood O, het is niet om te dragen Hier hielpen geen troostwoorden, want ze waren er niet. Daar was geen hooger licht, daar was geen stil berusten in wat God deed, want daar was eeu volslagen gemis aan Godskennis. (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 2