Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 39e Jaargang. Vrijdag 6 Maart 1925. No. 10. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. UIT HET WOOSD DUUR GEKOCHT. 't Gebeurt wel, dat menschen duur verkregen goederen bezitten en genieten, zonder te bedenken, voor welken prijs die goederen werden ge kocht. Bij honderdtallen Nederlanders b.v. zijn er, die de voorrechten, de vrij heden en den vrede smaken, welke het Nederlandschap meebrengt, maar die vergeten zijn of misschien ook nog nooit geweten hebben, hoe duur die vrijheid vroeger is betaald, hoewel bloed en tranen er voor zijn gestort en met hoeveel moeite ze gehandhaafd werd en nog wordt. Om een ander voor beeld te noemenhet kind dat bij zijn ouders aan tafel zit, eet het brood, dat het door vader en moeder werd voor gezet en het laat het zich smaken, maar het weet niet, hoe dit brood in het zweet des aanschijns werd verworven en hoeveel zorgen van den vader werden gevergd, eer dat het maal kon worden aangericht. En laat nu vader aan dat kind een en ander vertellen van zijn moeitevollen arbeid, dat kind hoort het aan, doch wat vader zegt, is grooten- deels voor het kind orakeltaal, het begrijpt er niet veel van. Eerst later krijgt het daarvan begrip. Thans eet het dat brood, zonder te weten, hoeveel het kostte. Iets der gelijks nu, zien we bij de discipelen des Heeren vóór Zijn kruisdood Ze be hoorden Jezus toeze verkeerden dagelijks met den Vorst des levens, ze genoten de vrijheid der kinderen Gods, ze waren door den Zoon vrijgemaakt, maar ze kenden den losprijs n o g n i e t. En als de Heiland hun daarover sprak, dan hoorden ze het aan, maar ze verstonden het niet, ze begrepen het niet, het was voor hen verborgenheid. In onze dagen en in onze omgeving zien we nog al eens het omgekeerde van wat we bij de discipelen vinden. Z ij hadden zich vóór alles aan Christus overgegeven. Zij waren van Jezus en wisten, dat ze Hem toebehoorden en waren besloten bij Hem te blijven. Maar ze wisten toen nog niet, dat Christus' bloed de losprijs was, die voor hun vrij koop betaald moest worden. Thans zijn er velen, die wel weten te zeggen, waarom Christus leed en stierf, en die Zijn dood o zoo goed begrijpen, maar die verre van Hem de weelde bleven zoeken. Dat laatste is erger dan het eerste. Het is veiliger Hem ge- loovig te zoeken en te volgen al staat men voor vele vragen, dan goed op de hoogte te zijn, maar Hem te verwerpen. Nochtans moet het toch allernood zakelijkst worden genoemd voor een geloovige, zich er goed rekenschap van te geven, wat het heeft gekost, hem te redden van den dood De Schriften komen dan ook telkens op het lijden van Jezus terug. Wie van Jezus is, moet weten en altijd weer bedenken, wat Gods lieve Zoon moest doen en dragen, om hem te kunnen lossen Laat ik enkele redenen aangeven, waarom toch goed dient gelet op de grootheid van Jezus' offer. Ten eerste hoe duurder iets is, hoe meer het ge waardeerd wordt, als we het hebben Ons bezit zullen we des te meer op prijs stellen, naarmate het meer gekost heeft en moeilijker verkregen werd En zoo ook hier. De rechte kennis en ge dachtenis aan Jezus' lijden zal Gods kind te dankbaarder doen zeggen Wat zal ik voor de weldaan, die k genoot, dien trouwen Heere voor Zijn gena vergelden. Ten tweede: Hoe beter we in Jezus' zoenlijden de betaling zien van den hoogen, vollen, onwaardeerbaren losprijs, hoe krachtiger we den liefde band zullen voelen, die ons aan Hem bindt. Hij had er immers alles voor over. Hij deinsde voor niets terug. Zijn liefde is zoo oneindig groot gebleken in Zijn lijden en sterven. Ten derde dan zullen we zoo meer verzekerd worden van de genoegzaamheid van 't rantsoen, al zijn de zonden nog zoo groot. Ieder zondaar, hoe diep gezon ken ook, wordt geroepen op dat groote lijden te zien, want daarin wordt open baar, dat er geen zonde en geen schuld is onder de menschen, zoo groot, of de prijs, die Jezus betaalde, weegt er tegen op Ten vierde De zonde wordt ons dan te hartelijker en de droefheid over de zonde te grooter; want die zonde maakte zulk lijden noodzakelijk, onze zondeWij sloegen Hem die wonden. Wij deden door onze zonden dat kleed Hem dragen, „dat riet, die doornenkroon". En ten vijfdeDan zullen we beter verstaan, dat we gehee 1 gekocht zijn, omdat alles betaald is, dat we dus ook geheel Godes zijn, en in niets meer van onszelven. En dus ook gedrongen worden Hem in alles meer te verheerlijken. Daarom zegt de apostelGij zijt duur gekocht, zoo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uwen geest, welke Godes zijn En daarom zegt Petrus, als hij opwekt tot Godzaligen wandel„Wetende, dat ge niet door zilver of goud verlost zijt, maar door het dierbaar bloed van Christus". Dierbaar wordt het bloed van Jezus door den apostel genoemdEn alle geloovigen noemen het ook zoo dier baar bloed. De wereld der zonde zet het woordeken„dierbaar" vóór andere dingen, b v. vóór geld, vóór zilver en goud Het dierbare geld is daar meest alles. Algemeen is er in de wereld een onwaarachtige, leugenach tige schatting der dingen. De men schen schatten dikwijls hoog en dier baar, wat van niet of weinig nut is en ze tellen niet mee, wat van oneindig gewicht is. De werking der zonde kunnen we daarin zien. De zonde werkt verblindend, zoodat de mensch alles verkeerd beziet, en alles onder schat of overschat En dientengevolge staan op de menschelijke wereldmarkt de hoogste en ideaalste waarden aan- geteekend met de laagste koersen en de vergankelijke en minst beteekenende met buitensporig hooge koersen Wat rekent de zondaar b.v. met de eere Gods. Hij heeft daar niets voor over. Wat geeft men om het recht Gods en wat geeft men om het eeuwige leven. De zondige mensch geeft geld uit voor hetgeen geen brood is en zijn arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan. Maar Gode zij dank, daar zijn ook nog men schen, die hoogere dingen kennen dan de dingen, die betaald worden met klinkende munt Voor wie de wet van Gods mond meer waard is dan duizen den van goud en van zilver. En die nergens iets kostbaarders kunnen ont dekken dan het bloed van het onbe vlekt en onstraffelijk Godslam Wel hen, die daartoe behooren. Kamperland F. J van den Ende. KERKELIJK LEVEN. Om 't eeuwig welbehagen. Maandagmorgen. ZEEUWSCHE KERKBODE. Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN. Abonnementsprijs: per kwartaal ubij vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag- Afzonderlijke^nummers 8 cent. PefSVereeniging iZeeUWSChe Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aangde^Drukkers tLITTOOIJj&JOLTHOFF Advertentieprijs: 15 oent per regelbij jaarabonnement van Adres van de Administratie Spanjaardstraat, Middelburg. minstens 500 regels belangrijke reductie. Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0. Wetende, dat ge niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen over geleverd is, maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt lam. 1 Petr. 118, 19. Ook in onze kringen wordt er geklaagd, dat het leven minder diep gaat dan voorheen. Het is waar, wij moeten niet spoedig toegeven aan de neiging om alles donker in te zien, want op deze wijze zouden we ons wel eens schul dig kunnen maken aan het kwaad, waarvan wij anderen verdenken nl. aan het kwaad der op pervlakkigheid, maar wij moeten ons oor niet sluiten, als ons de verschijnselen getoond worden. En die zijn er zeker. Er zijn tijden geweest, waarin het hart en hoofd meer vol was van de onvergankelijke dingen van Gods Koninkrijk dan tegenover het geval is, althans voor zoover wij daarover oordeelen kunnen. Daarom verheugt het mij, dat ik op een ver schijnsel wijzen kan, dat naar iets anders wijst. Dr. K. Dijk, predikant te 's Gravenhage, heeft een reeks van artikelen in De Heraut geschre ven over het welbehagen Gods in menschen. Dat velen daarmee ingenomen waren, is duide lijk gebleken. Hij heeft ze daarna in boekvorm uitgegeven en nu is de eerste uitgave reeds aan den man gebracht en een tweede is noodig geworden. Wie zou dit gedacht hebben. Wij erkennen, dat de artikelen een grondige be handeling bevatten van dit leerstuk, maar het was niet te vermoeden, dat er zoovelen zouden zijn, die het geld over zouden hebben voor zulk een boek. Er blijkt uit, dat er onder ons nog belangstelling is, wanneer iemand een duide lijke uiteenzetting geeft over zulk een diepe waarheid. En dit is verblijdend en het maant tot omzichtigheid in ons oordeel. De inleiding verplaatst ons midden in 't gods dienstig leven van onzen tijd en teekent met enkele forsche trekken hoe ver ons tegen woordig geslacht afstaat van deze waarheid. Wanneer wij dit in rekening brengen kunnen we wel zeggen, dat al wie de Geref. belijdenis niet beaamt, niet vriendelijk gezind is tegen dit deel onzer confessie, ja er vaak vijandig tegenover staat. Wij behoeven dus niet te denken dat een boek als dit bij hen groote belangstelling zal vinden. Daarom is het te meer opmerkelijk, dat er reeds een tweede druk noodig bleek. Hoe is het nu te verklaren, dat dit werk zulk een goed onthaal heeft gevonden? De schrijver geeft eerst een historisch gedeelte, waarin hij nagaat, hoe er over dit deel onzer belijdenis in de verschillende eeuwen gedacht en gesproken is. Hij doet het wel kort, maar zeldzaam helder. Zonder al te groote inspanning kan men hem volgen. Daarbij is het een deugd, dat hij de personen, die bij de verdediging en de bestrijding op den voorgrond gestaan heb ben, met name noemt en aanduidt. Het zijn klinkende namen en ieder bijna weet er iets van. Het begint reeds met Augustinus en Pelagius, twee strijders, maar die geheel tegen over elkander staan. Noodig was het, dat deze strijd eenigszins uitvoerig geteekend werd, want men vindt de denkbeelden van deze mannen telkens weer, ja tot in onzen tijd toe. Hoewel het scheen, dat de voorstelling van den eerste geheel aan de vergetelheid prijs gegeven zou worden, blijkt het toch, dat mannen als Gotteschalk zelis in de donkere middeneeuwen den moed hadden om ze met klem te verkon digen en te handhaven. Op 't eind van dit tijdvak der kerkgeschiedenis zag het er anders maar treurig uit, wijl de Roomsche kerk in haar geheel de lijn van Augustinus had losge laten en overgegaan was in het spoor van het Semipelagianisme. Het Jansenisme heeft later nog een heroieke poging gewaagd om deze kerk te bewegen den verkeerden weg te ver laten, doch zonder dat het gelukt is. Een nieuwe tijd breekt aan met de Reformatie. De waarheid der vrije genade wordt weer ge predikt en het laat zich voorzien, dat het wel behagen Gods weer in 't volle licht geplaatst zal worden. Wij krijgen nu inlichting over Luther, Melanchton en de Lutherschen. Dan komt Zwingli aan de beurt. Natuurlijk wordt gewezen op de beteekenis van Calvijn. Be schreven wordt ook de strijd tusschen de Arminianen en de Gomaristen, terwijl een over zicht gegeven wordt van de dagen der Dordsche Synode tot heden. Een belangrijk slot brengt ons aan 't einde van dezen weg. Wie nu met de noodige aandacht op dit gedeelte van het werk let, heeft zeker zijn inzicht reeds verhel derd en is voorbereid om ook den schrijver te volgen, waar hij het leerstellig gedeelte onder zoekt. Soms kan het lijken, dat de menschen van onzen tijd zoo wars zijn van alle leerstel lingen, dat zij er niets meer van hebben moeten, maar uit den aftrek, welke dit boek vindt, komt duidelijk aan 't licht, dat nog niet allen met dit vergif besmet zijn. Zelfs de titel leer stellig gedeelte heeft blijkbaar de lezers nog niet afgeschrikt. Eerst volgen nu na de inleiding dertien hoofdstukken over den raad Gods in 't alge meen. Het is geen lectuur, welke men in enkele oogenblikken opnemen en verwerken kan. Wie zich geen inspanning getroosten wil, kan het gerust ter zijde leggen. Maar wie zich de moeite getroost, zal er wel bij varen, want het zal zijn inzicht in deze gewichtige waar heid verhelderen en zijn leven verrijken. Met een zeldzame duidelijkheid wordt hier stuk na stuk in goede volgorde behandeld en men raakt weldra vertrouwd met de wijze, waarop de schrijver te werk gaat. Over de Praedestinatie krijgen we vijf hoofd stukken. Als men dat hoort, dan komt de vraag op, heeft deze kortheid de duidelijkheid ook geschaad, maar wij meenen recht te hebben om te verklaren, dat dit hier niet het geval is. Dan volgt de uitverkiezing in tien hoofdstukken en ook hier een rustige en heldere uiteenzetting. Drie hoofdstukken over de verwerping geven licht over deze ontzachlijke waarheid, terwijl er dan nog acht hoofdstukken gegeven worden over wat rechtstreeks met deze leer in verband staat. Het laatste gedeelte is aan de practijk ont leend en kan ons dienen tot het mijden van het misbruik en tot het recht gebruik. Dit deel is inderdaad voor het leven van hoog belang en kan ons aansporen om onze roeping en verkiezing vast te maken. Zooals uit deze inhoudsopgave blijkt, heeft de schrijver ons een goed geheel gegeven en wij zijn dankbaar voor wat hij ons schonk en ook, dat er nog zoovelen zijn, die dit boek koopen en lezen willen. Als God het wil en ik leef, kom ik er nog wel eens op terug, want ik geloof, dat allen, die nog in de verkiezing eeren het hart der kerk, mee moeten werken om zulke boeken een goede plaats te bezorgen. Het is een boek niet alleen voor het verstand, maar ook voor het hart. liet handelt niet over dorre en afgetrokken begrippen, maar het leidt ons tot de H. Schrift en daardoor onder de voorlichting des H. Geestes tot God zelf, zooals Hij zich heeft ge openbaard. Bouma. Het is Maandagmorgen. De rustdag is voorbij. De dagelijksche arbeid wacht. Het leven on- waakt dan ook. Op de straten maakt de nach telijke stilte plaats voor de bedrijvigheid van den dag. Het zijn nog maar enkele menschen, die uit hun woningen gegaan zijn. Bij het station komt een enkele auto en aan het loket worden kaarten gevraagd. De eerste trein komt en de reizigers stappen in. De lucht is grauw en de donkerheid hangt over de vlakke velden. Het is daar buiten dor en doodsch. De boomen toonen alleen hun naakte takken, welke zich troosteloos verheffen naar boven. Doch daar is een katholieke kerk vlak aan den weg en door haar ramen valt het licht naar buiten in de eerste morgenschemering. Het doet wel dadig aan en onwillekeurig denkt men, dat is toch wel een teekenend beeld. Welk een schoone taak is aan de kerk van Christus beschoren. Gij zijt het licht der wereld. Gelijk de zon het licht is voor het aardsche leven zoo is zij niet een licht, maar het licht der wereld. Hoe zwaar en tastbaar zou de donker heid zijn zonder haar. Velen hebben het ver geten, wijl zij ai door beweren, dat de tijd voor de kerk voorbij is en dat zij heelemaal geen gunstigen invloed meer uitoefent. Aan veel kritiek staat zij bloot en allerlei verwijten wor den haar gedaan. Zij heeft dit nagelaten en dat verwaarloosd en zij is haar plaats niet meer waardig. Misschien was het vroeger an ders, maar voor dezen tijd deugt zij niet meer. Doch ook als wij de waarheid van Jezus' woord nog niet betwijfelen, kunnen we ons beklemd gevoelen, want welk een verantwoor delijkheid wordt er mede gelegd op de geloo vigen, die de roeping hebben om alzoo hun licht te laten schijnen dat de menschen hun goede werken zien en den Vader die in de he melen is, verheerlijken. De vraag rijst met kracht opkwijten de discipelen van Jezus zich van hun gewichtige en heerlijke taak? Zijn alle aanklachten zonder eenigen grond Wie zijn wij, dat wij zouden durven zeggen al die ver wijten zijn alleen de vrucht van bittere vijand schap. Waarlijk, het is wel tijd, dat elk bij zich zelf nagaat, of hij in zijn omgeving licht verspreidt, opdat we ons helder bewust zijn, j hoever wij nog verwijderd zijn van het doel, waartoe de Christus ons geroepen heeft. En dit mag elke historische kerk ook wel eens ernstig overwegen, opdat elke kerk zich wachte voor zelfmisleiding. Dat de menschen nog zoovaak spreken en schrijven over het gebrek dat zij in I de kerk zien, is een bewijs, dat zij het toch de moeite waard achten op haar te letten. Inmiddels vervolgt de trein zijn weg en bij de verschillende stations stappen enkelen uit en anderen komen binnen. Een hunner zegt: ik heb gisterenmorgen een mooie preek ge hoord en hij noemt den naam van den dominé ook. Onmiddellijk zegt een ander, dan zijt gij niet in de kerk geweest. Dit is ook zoo geeft de eerste toe, doch laat er op volgenhet is

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 1