Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
39e Jaargang.
Vrijdag 13 Februari 1925.
No. 7.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD
JEZUS VOOROP.
Zeer levendig teekent Markus ons
dit opgaan van Jezus naar Jeruzalem.
We zien Hem daar gaan met-Zijn dis
cipelen. Hij voorop, zij achter Hem aan.
Hij goedsmoeds, zij bevreesd. Hij met
beslistheid, zij aarzelend. Hij wetend,
dat lijden volgt, zij zulks vermoedend.
Naar Jeruzalem gaan ze op. Naar de
stad des grooten Konings. Naar de
tempelstad, waar Israël aan gehecht
was. Welk rechtgeaard Israëlietenhart
trok niet naar de hooggebouwde stad,
als het hoogfeest naderdeEn nu ging
het tegen Paschen. Dus trokken ze op
naar Jeruzalem. Velen deden alzoo. Ook
Jezus en Zijn discipelen.
'tls de laatste feestreis. Jezus weet
het. Zijn discipelen vermoeden het,
vreezen het. Ginds ligt Jericho, en daar
achter het laatste deel van den weg
met als eindpunt Jerusalem. Jezus gaat
hun voorzij volgen verbaasd, vreezend.
Hoe blijde waren vaak de vromen
opgegaan onder het Oude Testament
naar de heilige stad als de feesten aan
braken Geheele scharen trokken dan
op in blijmoedige stemming. De liederen
hammaaloth werden dan gezongen, Ps.
120134. Hoe vroolijk gingen dan de
stammen op naar Sions Godgewijden
top
Maar nu Neen, nu bij Jezus en Zijn
jongeren geen blijde stemming. Nu geen
loflied op de lippen, maar heilige ernst
op het gelaat. Jeruzalem is diep geval
len, 't is geworden de stad van moor
denaren, van bloedwraak, de bloedstad
Jeruzalem heeft de profeten gedood,
en gesteenigd die tot haar gezonden
waren. En nu zal datzelfde Jeruzalem
den Christus kruisigen.
Jezus gaat Zijn lijden tegemoet, dat
bange, dat bittere lijden. De discipelen
weten het nog niet, wat Hem al zal
overkomen. Toch zijn ze verbaasd, ze
vreezen. Want ze vermoeden wel, dat
het niet goed zal afloopen in Jeruzalem
met hun geliefden Meester Vijandig is
immers die stad. En het gevaar, dat
dreigt, is zoo groot
Let nu op het verschil tusschen Jezus
en de discipelen. Jezus o gewis,
groote ernst staat te lezen op'Zijn heilig
gelaat, maar toch kloekmoedig gaat
Hij voort. Met beslistheid en vastbe
radenheid en algeheele overgave des
harten aan den Vader. De discipelen
o, zij zijn verbaasd, zij vreezen. Zij
aarzelen, zij wankelen. Vrees vertraagt
hun pas. Ze zouden wel terug willen
naar Galilea
Jezus gaat voorop. En Hij weet, wat
Hij lijden moet. 't Zal zóó bang zijn, zóó
ontzettend als nog nooit iemand geleden
heeft. Verlaten zal Hij worden van Zijn
volk, van Israëlzelfs van Zijn disci
pelen En nog erger, o veel pijnlijker
nog: van God zal Hij verlaten worden.
Hij wéét dat alles, en toch gaat Hij op
naar Jeruzalem, gemoedigd, beslist,
zonder eenige aarzeling, in volle bereid
willigheid.
En de discipelen Zij weten van dit
alles niets af. Wel konden ze het weten
en moesten ze het weten, want de
profeten hadden het voorzegd en ook
Jezus sprak er meermalen over. Maar
ze hebben het niet begrepen. Alleen
vermoeden zij gevaar. En daarover ?ijn
zij verbaasd, bevreesd.
Onze natuur is afkeerig van lijden.
We zijn bang voor lijden. We willen
niet lijden. Geen wonder. We zijn niet
geschapen om te lijden, maar om ver
heerlijkt te worden, gelukzalig te zijn.
Maar geldt dat dan van Jezus niet Hij
is toch ook mensch, waar, echt mensch.
Is Hij dan niet atkeerig van lijden O
gewis. Zie het maar in Gethsémané,
waar Hij bidt: Vader, indien het moge
lijk is, laat dezen drinkbeker van mij
voorbijgaan. Zoo is ook bij Hem de
menschelijke natuur bang voor lijden.
Nochtans onderwerpt Hij zich aan Gods
wil. Hij is immers onze Borg. Hij geeft
zich geheel voor ons. Daarom voegt
Hij er bijdoch niet gelijk ik wil, maar
gelijk Gij wilt. Als Jezus kiezen moet
tusschen niet-lijden en dan ongehoor
zaam zijn, of wei-lijden in gehoorzaam
heid, dan kiest Hij het laatste. Wij vaak
niet. De mensch is geneigd God los
te laten.
Zoo gaat dan Jezus voorop op den
lijdenswegEn de discipelen volgen.
Wel aarzelend, wel verbaasd en be
vreesd, maar zij volgen toch. Dat is
geloof. Menigeen zou Hem niet gevolgd
zijn Menigeen zou teruggegaan zijn.
Hoevelen waren reeds teruggegaan en
wandelden niet meer met HemMaar
de discipelen volgen Hem. Zeker, ze
hadden blijmoediger, beslister en meer
vastberaden en met algeheele overgave
Hem moeten volgen. Maar toch, ver
oordeel hen niet te zeer. Val ze niet
al te hard Zij toonen toch geloof. Zij
doen zich liever geweld aan dan dat
ze Jezus verlaten. Al vreezen ze ook
en al zijn ze verbaasd, ze volgen Hem
toch.
De geloovige kent dikwijls veel vrees.
Er is vaak zooveel, wat bezorgdheid
veroorzaakt. Te veel geven we ons vaak
over aan ijdele zorgen, aan vreeze en
bekommering. En dan schijnt het soms
wel alsof er geen geloof is, alsof er geen
onderscheid is tusschen dien, die God
dient en dien, die Hem niet dient. En
nochtans wijkt het geloof niet. Het
wordt toch weer openbaar, soms meer
der, soms mindernu eens helderder,
dan weer flauwer. Maar 't blijft. En 't
wordt ook weer gezien In het volgen
van Jezus vooral.
Velen zijn weinig verzekerd van hun
deel aan Jezus. Zij durven Hem zich
niet toeëigenen. O, had ik maar deel
aan Hem Wist ik het maar met zeker
heid, dat ik Hem mocht toebehooren.
Kon ik dat maar vast gelooven, wat zou
ik dan blijmoedig levenZoo zucht de
ziel. Maar daaraan hapert het juist. Er
is geen inzicht, geen verzekerdheid,
geen blijmoedigheid, maar vrees en
beven.
Hebben ze dan geen geloof? Ja toch.
De wortel der zaak is wel in hen. Het
geloof is er en het werkt ook, maar
nog niet zoo duidelijk als zij het gaarne
willen. Waarin blijkt dan hun geloof?
Hoe openbaart zich dat voor ons oog?
Wel, in hun volgen van JezusZe zouden
niet gaarne van Hem wijken. Niet gaarne
Zijn Woord missen of Zijn dienst ver
zuimen. Niet gaarne ontbreken in de
samenkomst der gemeente of in het
gezelschap der vromen Zij zijn een
vriend en metgezel van allen die Zijn
Naam ootmoedig vreezen. Ze toonen
dat in hun leven. Hun handel en wandel
getuigt er van. In hun dagelijkschen
arbeid zelfs komt het uit, dat het hun
ernst is, den Heere te dienen, Jezus te
volgen.
Zalig hij, bij wien het zóó in waarheid
is. Al durven we ons het heil in Christus
dan niet toeëigenen, we kunnen Jezus
toch ook niet loslaten, niet van Hem
weggaan.
Zoo gaat Jezus voorop. Volgen wij
Hem. Bij Hem zekerheid, die vaste
schreden zetbij ons vaak vrees, die
de voet doet wankelen. Soms vertraagt
ons gaan aan Jezus' zijde tot een volgen
met verbazing en vreesstraks houden
we geheel den pas in, staan stil en
keeren om.
Maar Hij gaat voorop als een licht
in duisteren nacht. Laat ons dan op
Hem zien, Hem volgen. Laat ons niet
aarzelen, noch vreezen. Ook als Gods
weg naar Jeruzalem onnaspeurlijk is.
Ook als die weg naar het hemelsche
Jeruzalem door de diepte leidt Ziet, de
Heiland gaat ons voor. Jezus voorop
Hamming.
KERKELIJK LEVEN
Gereformeerde gemeenten in
Zeeland.
P. Koster.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v, d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten^ en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan'^de^Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 22 80.
En zij waren op den weg, gaande op naar
Jeruzalemen Jezus ging voor lien en zij
waren verbaasd, en Hem volgende, waren
zij bevreesd. En de twaalven wederom tot
zicli nemende, begon Hij hun te zeggen
de dingen, die Hem overkomen zouden.
Mark. 10:32.
Als ik de geschiedenis van de Gereformeerde
gemeenten in Zeeland wilde schrijven, dan zou
ik vele bladzijden kunnen vullen en dit zou
vooral het geval zijn met het tijdvak, dat thans
aan de beurtwis. Het is mij echter niet te doen
om een eenigszins volledige historie van deze
kerken, maar om een overzicht, dat inzonder
heid tot een juiste beoordeeling kan leiden.
Daarom onthoud ik mij ook zooveel mogelijk
van een oordeel over de personen, welke op
den voorgrond getreden zijn.
Het eigenaardige van dit tijdperk is, dat de
gemeenten van wijlen ds. Ledeboer contact
gekregen hebben met andere gemeenten in en
buiten ons gewest, welke ongeveer hetzelfde
karakter droegen. Over 't algemeen kunnen
we zeggen, dat deze gemeenten de voorkeur
gaven aan predikanten, welke niet gestudeerd
hadden. Aan de eene zijde is dit opmerkelijk,
want zij vereeren de boeken, welke in de 16e
en 17e eeuw geschreven zijn door predikanten,
die een academische opleiding genoten hadden.
Een man als Smytegeldt stond inzonderheid
hoog bij hen aangeschreven, doch ook een
Comrie en anderen vonden zij zeer goed. Hun
vertrouwen gaven zij in elk geval aan bekende
predikers uit vroegere tijden, maar zij wilden
thans van bestudeerde.predikanten niets weten.
Aan de andere zijde is het verklaarbaar, wijl
zij al den nadruk lieten vallen op een vorming,
welke iemand deelachtig was geworden op de
hemelsche academie. Het moest allereerst
duidelijk zijn, dat iemand waarlijk tot God
bekeerd was, voor hij in aanmerking kon komen
voor het ambt en verder moest hij een duide
lijke verklaring kunnen geven van zijn bizon-
dere roeping tot den predikdienst. Op deze
twee hoofdzaken letten zij en voorts meenden
zij, dat het anders dan wel schikken zou. Als
de H. Geest iemand leert, dan dachten zij was
het wel in orde. Wanneer iemand in die
kringen het vertrouwen genoot, dan werd er
gezegdHet is waar, dat de man wel niet
door studie verder gekomen is, doch dit achtte
men van minder belang. Wie dan ook met
aandacht de preeken gelezen heeft, die zoo nu
en dan het licht zagen, moet wel tot het be
sluit gekomen zijn, dat de verklaring van de
H. Schrift er zeer sober afkwam. Vorm en
inhoud van zulke preeken dragen het kenmerk,
dat zij niet beantwoorden aan billijke eischen,
welke men stellen mag aan uitgesproken en
uitgegeven preeken. Dit echter is geen be
zwaar, omdat gelijk iemand mij eens zeide
de gemeente tevreden moet zijn met wat de
Geest geeft.
Het ligt buiten mijn bestek om te onder
zoeken naar den oorsprong van de gemeenten,
waarmede er een vereeniging tot stand geko
men is. Het bracht in 't begin ook weinig
verandering. Alleen men kreeg de handen
wat ruimer, doordien onderscheiden voorgan
gers mede kwamen. De man, in wien velen
zagen den opvolger van ds. Janse, ging echter
niet mede. Boone, die intusschen predikant
geworden was, kon zich niet in de vereeniging
vinden. Hij vond te St. Philipsland, de woon
plaats van wijlen ds. van Dijke, zijn arbeids
veld. Hij wilde trouw blijven aan het ver
leden en dit heeft hij tot dusver getoond. Op
Walcheren echter heeft hij weinig invloed. Hij
komt nog weieens enkele keeren te Middelburg
preeken en er zijn nog altijd enkelen, die hem
aanhangen. Hoewel bij zulke gelegenheden
nog wel toehoorders zijn, toch kan men niet
zeggen, dat hij vasten voet aan wal krijgt.
Het is in elk geval niet mogelijk geweest om
hier een gemeente van eenige beteekenis bijeen
te brengen en het lijkt er dan ook wel op,
dat zijn standpunt hier weinig instemming
vindt. Op de gemeenten van Middelburg,
Oostkapelle, Meliskerke en Aagtekerke heeft
hij geen vat. Deze gemeenten schikken zich
gemakkelijk in den nieuwen toestand. Er is
eenige stribbeling geweest bij name in de ge
meente van Middelburg, doch met het vertrek
van ds. van Oord is dit vrijwel overgegaan.
De gemeente van Philipsland en enkele andere
kleine groepen ook in 't land van Zierikzee
bleven ds. Boone trouw.
De gemeente van Ter Neuzen, welke een
tijd lang tot het kerkverband der Geref. kerken
behoord heeft, is teruggekeerd tot de gerefor
meerde gemeenten. Zonder de Classis van
onze kerken te raadplegen beriepen zij daar
een zekeren Maliepaard, die tot een vrije kerk
van van der Velde te Rotterdam behoorde.
De Kerkeraad onder de leiding van genoemden
ds. v. d. Velde onderzocht hem en verklaarde
hem toegelaten tot den dienst des Woords en
der Sacramenten en zoo werd hij bevestigd.
De Classis weigerde hem als predikant op haar
vergadering te ontvangen en dit werd de aan
leiding, dat deze kerk van de Geref. kerken
losgemaakt is. Later is de band tusschen ge
noemden dominé en die gemeente op heel on
gewone wijze verbroken. Op deze wijze ging
de winst voor ons kerkelijk leven te loor.
Behalve deze gemeente bestaat er te Ter Neuzen
nog altijd een andere, welke indertijd koos
voor ds. Ruben en nu nog aangesloten is bij
andere, welke nu nog naar ik meen na den
dood van ds. Ilubrechtse een predikant hebben.
Tot dezen groep behoorden ook de gemeente
van wijlen ds. Bakker te's Gravenpolder, welke
verleden jaar nog al van zich deed spreken.
Een deel er van was met den bestaanden toe
stand niet tevreden en gevoelde neiging om
over te gaan tot het kerkverband der Geref.
gemeenten. Een ander deel wilde blijven bij
het laatste verleden. Dit leidde tot verdeeldheid,
welke in scheuring overging. De aardsche Rech
ter heeft zelfs zijn oordeel moeten uitspreken
over de vraag, aan wie het kerkgebouw met
den aankleve van dien zou behooren. Het
luidde aan hen, die niet veranderen willen
behooren de stoffelijke goederen. Wij deelen
dit mede, omdat het voor alle vrije kerken in
de toekomst van belang kan zijn. Het gevolg
is geweest, dat er nu in 's Gravenpolder een
nieuw kerkgebouw bij gekomen is. Wat een
verbrokkeling. Zoo verzwakt de actie, welke
van Gereformeerden zou kunnen uitgaan. Waar
lijk een droef schouwspel voor ieder, die naar
de vereeniging van alle Gereformeerden uitzien.
Doch daarover thans geen woord meer.
Nu ik toch op Z.-Beveiand aangekomen ben,
wil ik over dit eiland nog iets zeggen. De ge
reformeerde gemeenten hebben er te Borsele,
Goes, Ierseke, Krabbendijke en Rilland een
tamelijk stevige positie om van andere kleinere
kringen geen gewag te maken. Ik zeg dit ook,
omdat menigeen meent, dat Z.-Beveland meer
een voedingsbodem voor de vrij-Evangelischen
dan voor de gereformeerden heeft. Dit is blijk
baar niet juist. Als men Walcheren en Z.-Beve
land vergelijkt, kan men zeggen, dat het laatste
gunstiger voor de vrij-Evangelischen is dan het
eerste, doch verder moet men niet gaan. Later
hoop ik op dit verschil nog eens terug te
komen, als ik ook een woord wijd aan de zoo
genaamde evangelische richting.
Over het eiland Tholen kan ik kort zijn. Niet
omdat ei niet heel wat van te zeggen zou zijn.
De gereformeerde gemeenten hebben er een
plaats veroverd in de stad van dit eiland. Er
zijn bovendien wel andere groepen, maar die
staan tamelijk wel op zich zelf. Het begint er
nog maar. Er komt echter beweging. Het is
reeds een teeken dat ds. Kersten er optreedt
in de Herv. kerk. De Tholenaren zijn niet ge
makkelijk en de kerkelijke besturen beginnen
daar handen vol werk te krijgen. Heel de be
volking is er bijna orthodox. Maar door en door
conservatief. Wat er uit geboren zal worden
valt nu nog niet te zeggen. Maar duidelijk is,
dat er mannen van de gereformeerde gemeenten
het oog er op hebben en er graag het gebied
veroveren. Zij behoeven er evenwel niet op te
rekenen, dat het gemakkelijk zal gaan. De po
gingen aangewend om Scherpenisse in 't gareel
te spannen, zijn waarschijnlijk mislukt. Daar
gevoelen zij weinig voor een geregeld ker
kelijk leven.
Zeker echter is er voor de gereformeerden,
die los staan van het Herv. Kerkgenootschap,
een arbeidsveld, dat onder den zegen des Hee-
ren een rijken oogst kan opleveren.
Na deze aanduidingen het kenmerkende van
dit tijdvak.
Naar sommige bladen bericht hebben, her
denkt de heer P. Koster dezer dagen dat het
twaalf en een half jaar geleden is, sedert hij
zich aan de kerk van Valthermond als oefenaar
verbond en het dacht mij goed dit even te ver
melden in de Zeeuwsche Kerkbode. Aan deze
mededeeling werd nog toegevoegd, dat hij reeds
bijna vijftig jaar zich gewijd heeft aan de uit
breiding van Gods Koninkrijk.
P. Koster is een Middelburger, die reeds vroeg
lust had om mee te leven met de verschillende