DADERS DES WOORDS.
Het gezinsgebed.
V Anders dan andere kinderen.
Brieven uit Z.-Vlaanderen.
KERKNIEUWS.
bestaande, welke geen gemeenschap met elkan
der onderhielden.
Van deze twee was Bakker de krachtigste,
die weldra in zijn kring als predikant werd
erkend en die dan ook buiten Zuid-Beveland
volgelingen telde. In het land van Axel waren
twee groepen, welke in hem een voorganger
eerden, een te Terneuzen en een te Axel.
Bovendien waren er ook in andere oorden van
ons land, die hem steunden. Vader's invloed
beperkte zich voornamelijk tot Walcheren en
hij zvond te Meliskerke'zijn arbeidsveld, waar
hijJZondags voorging. Voor die kerken was het
een geluk, dat ds. Janse een kalm en bezadigd
man was, die trouw zijn arbeid in verschillende
kerken en kerkjes verrichtte en die door zijn
wandel in de kringen, welke hem waren ge
volgd, achting en vertrouwen genoot. Hij deed
naar buiten niet van zich spreken, maar hij leefde
geheel voor J de gemeenten, welke in hem
haar Leidsman zagen.
Wanneer ik dit eerste tijdvak der historie
overzie, dan valt het op, dat al deze kerken
inderdaad niets anders beoogden dan trouw te
blijven aan het standpunt, dat ds. Ledeboer
ingenomen had. Zij bleven in de overtuiging
leven dat de breuk met het Hervormd kerk
genootschap bestendigd moest blijven. Zij ble
ven inzien, dat dit genootschap de oude paden
had verlaten en.'geheel in strijd was met de leer,
de dienst en de tucht der vaderen. Zij dachten
er niet aan om terug te keeren tot de Synodale
organisatie. In dit opzicht was er geen verschil
met de kerken der Afscheiding.
Vervolgens hebben zij de belijdenisschriften
der Geref. kerken in eere gehouden en erkend,
dat de Dordtsche Kerkorde in de regeering
geeerbiedigd moest worden. Ook hierin bleven
zij het spoor volgen, door ds. Ledeboer hen
gewezen.
Toch kwamen in hun kringen twee ver
schijnselen voor, welke men ter juiste beoor
deeling niet uit het oog mag verliezen. Zij ge
bruikten vaak de O. Testamentische uitlatingen
over Sion, als zij spraken over de Herv. Kerk,
waaruit de verwachting geboren werd, dat God
die kerk wegens haar zonden wel tijdelijk aan
eigen dwaasheid had overgelaten, maar dat Hij
naar Zijn beloften haar eens weder oprichten
zou uit haar diep verval. Hoewel zij met geen
enkelen draad aan dat genootschap meer ver
bonden waren, toch leefden zij in de hoop,
dat het nog eenmaal anders zou worden. Daar
uit moet verklaard worden, dat als er mannen
opstonden als ds. Klaarhamer, hun belangstelling
aanstonds gewekt was. Velen kwamen dan ook
onder het gehoor van zulke predikers, totdat
het hun bleek, dat ook deze beweging niet
leidde tot de herstelling van de kerk der vaderen.
En het andere wasds. Ledeboer was een
zonderling man, die veel waarde hechtte aan
indrukken en zich vaak leiden liet door sub
jectieve overwegingen. Dit was aanleiding, dat
velen eenzijdig werden en de kennis der
waarheid niet op rechten prijs wisten te stellen.
Inplaats van zich te houden aan den eenige
regel des geloofs en des levens neigden velen
er sterk toe, om uitspraken van bekeerde man
nen en vrouwen haast als onfeilbaar te schatten.
En dit heeft menigmaal tot veel misverstand
en vooroordeel geleid. En daardoor was het
gevaar niet denkbeeldig, dat velen, in de toekomst
het rechte spoor bijster zouden worden.
Duidelijk is, dat het eerste tijdperk gesloten
werd bij het sterven van ds. Dijke. Over de
verdere ontwikkeling schrijven wij nader.
Bouma.
XI.
De bidders in het gebed vóór en na het eten
stellen zich voor den Heere zoo zagen we
de vorige maal als Uwe arme dienaren
als dezulken, wien „het eeuwige leven bereid is
door het bloed van Uwen lieven Zoononzen
Heere Jezus Christus" als die uitspreken „wij
dankm U inzonderheiddat Gij ons wederge
boren hebt tot de hoop van een beter leven."
Het zou ons niet verwonderen, wanneei
menigeen, die op den naam van Christen, zelfs
Gereformeerd Christen aanspraak maakt, deze
gebeden reeds om deze beschouwing van het
Christelijk gezin onbruikbaar ja verwerpelijk
vond.
In het boekje „Pastorale Ervaringen" door ds.
- Faber deze ds. Faber is niet de tegenwoor
dige predikant van Hoogeveen, die vroeger de
kerk van Serooskerke diende, maar blijkbaar
een predikant van de Ned. Herv. Kerk komt
voor het verhaal van een vrouw, in de wande
ling „vrome Bet" genoemd, van wie een doch
tertje ernstig ziek werd. Toen de dominee dat
kind bezocht en haar de boodschap des Evan
gelies bracht, deed hij dat o.a. in deze woorden
„God wil je ziel gezond maken en in den hemel
brengen. Je weet wel, dat wij menschen zondig,
dat is slecht, boos en verkeerd zijn. Nu wil de
Heere ons onze zonden vergeven en ons goed
maken. De Heere Jezus is op deze aarde ge
komen".
Verder kon hij toen niet komen. De moeder
viel hem in de rede: „Houd maar op, dominee,
dat is toch praat van niksIk ben vanmorgen
ook al met haar bezig geweestik heb gezegd,
er staat in de Waarheid„Jacob heb Ik lief
gehad en Ezau heb Ik gehaat" en dat het alles
niets geeft als de hemel haar niet komt te be-
keeren Kind, heb ik gezegd, als de hemel
de hand aan je komt te slaan, dan komt het
terecht, maar anders zal je voor eeuwig liggen
te branden in de hel".
En op de vraag van den dominee of zij haar
kind aleens gezegd had, dat ze bidden moest
dat de Heere de hand aan haar sloeg, was het
antwoord van die moeder: „Dat kind bidden
Het is nog maar een kind, een onbekeerd
schepseltjeAls er eens een rechtvaardige komt,
dan zal ik dien vragen voor haar te bidden.
Naar anderen hoor de hemel toch niet".
Het is zeker wel ondenkbaar, dat deze moeder
met haar kinderen deze gebeden zou willen
bidden. Tenminste, wanneer ze over de be-
teekenis der woorden had nagedacht. Stel
u haar voor met haar kinderen dankende„wij
danken u inzonderheid dat Gij ons wederge
boren hebt tot de hoop van een beter leven!"
Bezwaren tegen 'deze gebedenzijn echter
niet alleen te zoeken in den kring van de
verkeerd-lijdelijken, als waarvan „vrome Bet"
een zeer onsympathiek vertegenwoordigster is.
Blijkens uitlatingen ook van andere'.kringen
zullen velen daar tegen deze gebeden allerlei
bezwaren moeten inbrengen als deze„kan een
Christen-huisvader zoo maar bidden? mag hij
zoo maar van de leden van zijn gezin uit
spreken, dat die wedergeboren zijn en erfge
namen van het eeuwige leven?"
We hebben immers allen wel eens gehoord
van het z.g.n. „verderfelijk Verbondsmethodis-
me", dat een kerkelijk onderscheiden optreden
reeds uit dien hoofde gewenscht, ja noodzake
lijk maakte.
In „De Gereformeerde Kerk" meende nog
onlangs ds. Lingbeek daartegen weer te moeten
waarschuwen. Naar aanleiding van het verslag
eener rede van dr. Waterink over „Onderwijs-
evolutie'erTOnderwijs-reformatie". Volgens een
verslag "van die rede in het weekblad „Staat
en Kerk" van een zekeren I. B., zou dr. Wate
rink gezegd hebben„En als er in 't Doops-
formulier staat, dat God de kinderen in genade
aangenomen*heeft, dan is dat de waarheid, dan
zijn die kinderen anders dan andere kinderen,
die niet gedoopt zijn (veronderstelde wederge
boorteI. B.)ien kunnen we b.v. voor de be
oefening van de karakterstudie van de Verbonds-
kinderen niet gebruiken de karakterstudie of
persoonlijkheidsleer van ongeloovige Paeda-
gogen, bv. wat betreft de karakterindeeling van
Heijmans". Daarbij teekent dan ds. Lingbeek
aan: Onze gedoopte kinderen zijn „andersdan
andere kinderen". In die enkele woorden komt
het geheele beginsel der Neo-Geref.-Opvoeding
voor den dag. Volgens deze Nieuw-Gerefor-
meerden zal men bij de opvoeding moeten uit
gaan van het stelsel en dus ook aan de kinderen
moeten leeren dat zij „anders zijn dan andere
kinderen." En ds. Lingbeek aarzelt dan niet
neer te schrijven: „Wij achten het de pest
let welde pest voor onze kinderen om hun
te leeren dat zij anders zijn dan andere kinde
ren. Dat immers maakt hen wel tot hoogmoe
dige partijgangers, maar niet tot zondaren voor
God, die enkel van en door genade kunnen
leven".
Deze ds. Lingbeek zou als huisvader niet
gebruik kunnen maken van deze huiselijke ge
beden, alzoo uitsprekende: „Wij danken U dat
Gij ons wedergeboren hebt." In zulk een gebed
moet hij pestkiemen zien en wie wil, nog wel
in zijn eigen gezin, aan de verbreiding daarvan
meewerken
En wat nu al heel opmerkelijk is, en bijzonder
teekenend is wel dft, dat De NederlanderDag
blad tot verbreiding van de Christelijk-Histo
rische beginselen, dit stuk belangrijk genoeg
achtte om het in zijn „Pers-Kroniek" van 11
Dec. jl. een plaats te geven. En dat zonder
eenige commentaarEn dus wel om deze reden,
dat ook de Redactie van „De Nederlander" het
noodig achtte volgens de Christelijk-Historische
beginselen, met instemming deze waarschuwing
van I. B. en ds. Lingbeek in breeder kring te
doen uitgaan.
Wat zullen we tot deze dingen zeggen?
We kunnen dan beginnen met te zeggen, dat
we deze gebeden achter in ons Kerkboek vinden.
Dat we die niet zelf daar hebben geplaatst,
maar ze daar vinden. Dat we ook niet een
bijzonder Kerkboek hebben voor Neo-Gerefor-
meerden, maar het aloude Gereformeerde Kerk
boek. Het Kerkboek, dat als vrucht van de
historie tot ons gekomen is. Het Kerkboek ook
waaruit we kunnen leeren hoe in de historie
door de Christenen, de Gereformeerde Christe
nen, het Christelijk huisgezin beschouwd werd,
waardoor we dus Christelijk-historisch kunnen
leeren denken, bepaaldelijk zelfs als Neder
landers.
We kunnen dan voortgaan met te zeggen,
dat ons niet bekend is een voorstel uit den
kring van ds. Lingbeek of ook uit den breederen
kring der lezers van „De Nederlander" om deze
gebeden, voor de Christelijke gezinnen gevaar
lijk als de pest", uit het Kerkboek toch te ver
wijderen. Uit den kring der lijdelijken als „vrome
Bet" is zulk een voorstel natuurlijk niet te ver
wachten, maar van hen mocht dat toch gevor
derd worden.
Of moeten die „pestkiemen" daar maar blijven?
Als ds. Lingbeek en „De Nederlander" hun
pijlen richten op de Gereformeerden van dezen
tijd, dan moeten ze, dat is Christelijk, wijl een
eisch van het Christendom, historisch handelen
en hun pijlen ook richten op de Gereformeerde
vaderen, van wie het tegenwoordig Gerefor
meerd geslacht weer geleerd heeft Gereformeerd
te denken. Dan moeten ze gaan aantoonen, dat
de vaderen, die ook deze gebeden opgesteld
hebben en men noemt daarbij namen als
Micron en Calvijn buitengewoon gevaarlijke
beginselen hebben gehuldigd en vorderen, dat
ook deze gebeden zoo spoedig mogelijk uit
ons Kerkboek worden verwijderd.
Tot tijd en wijle dit geschiedt zullen we uit
gaan van de gedachte, ondanks I. B., ds. Ling
beek en „De Nederlander", dat we ook in deze
gebeden betrouwbare Gereformeerde besturing
hebben vooi onze beschouwing van het Christe
lijk gezin.
Zijn verontwaardiging over het, als de pest
gevaarlijke, beweren van dr. Waterink poogt
ds. Lingbeek ook te motiveeren.
Hij doet dat, heel kort, volgenderwijze
„De apostel Paulus schrijft: Want er is geen
onderscheid, want zij hebben allen gezondigd,
en derven de heerlijkheid Gods en worden om
niet gerechtvaardigd", etc.
En aangaande zichzelf betuigt dezelfde Apostel:
„Want ik weet dat in mij dat is in mijn
vleesch geen goed woont".
Wanneer dit laatste in het verband wat be-
teekenen zal, dan moet ds. L. daarmee willen
bewijzen, dat de apostel Paulus van zichzelven
wilde zeggen, dat hij niet anders was dan
andere menschen dat hij niet van de andere,
dat is hier dan de onwedergeboren menschen,
onderscheiden was.
Denk u dat even inPaulus, door Gods Geest
wedergeboren, verklaart toch dat hij niet van
de onwedergeborenen onderscheiden was
We stemmen toe dat, als Paulus dan nog niet
mocht zeggen, dat hij ook anders was dan
andere menschen, de „Neo-Gereformeerden"
wel buiten de maat roemen, wanneer zij leeren,
dat een wedergeboren mensch, al woont er in
zijn vleesch geen goed, toch anders is dan een
natuurlijk mensch.
Maar we meenen dat als Paulus die opvat
ting van zijn woorden, die ds. Lingbeek daar
van geeft, nog eens zou kunnen hooren, hij zou
antwoorden: „U hebt mij dan toch niet goed
begrepen, want ik heb in datzelfde verband
geschreven: „Zoo dan ik zelf dien met hzl ge
moed de wet Gods", en iets verderde wet
des Geestes des levens in Christus Jezus, heeft
mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des
doods". Rom. 726 en 8: 2". En in 1 Cor. 2
maakt diezelfde apostel, zichzelven insluitende,
toch wel zeker een onderscheid tusschen de
geloovigen en de ongeloovigen, en beweert hij
toch wel degelijk, dat de eersten anders zijn
dan de andereals hij schrijftdoch wij hebbeu
niet ontvangen den geest der wereld, maar den
Geest die uit God is".
En wanneer ds. Lingbeek nu eens had willen
bedenken dat Paulus' belijdenis: „ik weet dat
in mij, dat is in mijn vleesch geen goed woont"
niet buitensloot zijn belijdenis, dat hij, met alle
geloovigen toch ook anders was dan de onge
loovigen en van hen onderscheiden, dan had
hij misschien óók kunnen bedenken, dat het
beweren „dat onze kinderen anders zijn dan
andere" niel buitensluit maar juist insluit, dat
ook in hun vleesch geen goed woont, en zij van
nature niet anders dan andere kinderen zijn.
Maar dan had ook z'n uitval tegen de „Neo-
Gereformeerden" achterwege kunnen blijven".
Heij.
LXIX.
Amice.
In mijn jeugd heb ik eens het vers van De
Genestet „Critiek" moeten leeren. Ge weet
hoe het begint.
Mijn boezem juicht U toe.
Waar machtig en welsprekend
Van voorhoofd rein, van hoofd gezond,
Uw rechten op de faam en op 't vooroordeel
[wrekend.
Gij fiks uw oogen slaat in 't rond.
Ik meen althans, dat zoo 't begin is. „Nu
vind ik dat de dichter wel een weinig te ver
gaat in zijn eisch. Ge kunt best criticus zijn,
al is uw woord zoo welsprekend niet. En je
hoofd behoeft ook zóó gezond niet te zijn, of
je mag er wel over dit en over dat een eigen
meening op na te houden.
Het heele vers is wat gezwollen.
Een enkelen eisch echter moogt ge bij 't
oefenen van critiek echter wel stellen.
Wat De Genestet noemt„Met opgehaald
vizier".
Daar is niets wat zoo hatelijk is, als allerlei
schimpscheuten te moeten lezen, b.v. op Ge
reformeerden, en ge weet niet van wie ze zijn.
In het Algemeen Weekblad voor Christendom
en Cultuur leest ge wekelijks een rubriek „Oog
en Oor". De Schrijver is Stikkedei, een ietwat
scherpte onderstellend pseudoniem.
Het schijnt dat die een danigen hekel heeft
aan ons-soort-menschen.
Hij gispt in het laatste No. een advertentie
in de Nederlander, waarbij voor de Stichting
Bloemendaal wordt gevraagd een gehuwde kok
zonder kinderen.
De schrijver zet er dan deze notitie bij
Da's kort maar krachtig en er is geen
woord Fransch bij. Wat zemelen we nog
over last of genoegen. Zonder! Punctum.
En dan instemmen met doel en grondslag.
Minstens de 3 formulieren voor den ge
huwden kok. Of althans de bekende geref.
beginselen, inclusief de doodstraf. En
vooral met het oog op deze laatste is dit
„zonder" de oplossing. Dan vervangen we
psalm 127 door hetZalig zijn de on-
vruchtbaren".
Ziezoo, we kunnen die weer in den zak steken.
De Heraut krijgt een duw, en onze stichting
Bloemendaal krijgt er éénStikkedei schijnt
slechts oor en oog te hebben voor de fouten
bij ons, Gereformeerden.
Nu is het waar, Amice, dat ik zulke adver
tenties toch ook niet gaarne lees. Ik versta,
dat er oorzaken kunnen zijn, waarom liever
een kinderloos echtpaar voor zulk een betrekking
gewenscht is. Die motieven liggen zelfs zoo ver
niet weg. En waar er nu ook gehuwde koks
zonder kinderen zijn, is het volstrekt nog geen
premie op de kinderloosheid, als men op der
gelijke stichtingen zulke koks prefereert.
Ik weet, dat er heel wat ambtenaren op
Vrederust zijn, die kinderen en ook wel veel
kinderen hebben. Ik ken er op Bloemendaal ook.
En mocht de te benoemen gehuwde kok de
blijdschap smaken op Bloemendaal Vader te
worden, dan behoeft Stikkedei volstrekt niet
te denken, dat tegelijk met de gebooracte de
ontslagbrief in huis komt.
Daarom had bedoelde criticus zijn gif nog
wel in 't fleschje kunnen laten. Er was voor
zijn stekeligheid geen aanleiding. De 3 formu
lieren hadden er niets mee te maken.
Dat zulke advertenties gemeenlijk afkeuring
verdienen, is echter ook waar.
Ge moet elk geval op zichzelf beoordeelen.
Ik kan me heel goed begrijpen, dat Bloemen
daal nog nooit bij een oproep voor een anderen
tak van dienst dit „zonder kinderen" er bij
noodig geacht heeft.
Het moest overigens in Geref. kringen vast
staan, dat gezinnen met kinderen den voor
rang genieten.
We moeten Ps. 127 als geloovigen ook door
onze christelijke levenspractijk waar maken.
Dat we van kinderen echter in onze kerken
nog niet zoo afkeerig zijn: ik had twee broeders
op bezoek kort geledensamen hadden ze
19 kinderen. Vorig jaar vroeg mij een vader
n allen ernst'of ik niet een naam wist voor
izijn eerlang te verwachten zoon of dochter
al zijn familieleden waren reeds vernoemd.
In Vlaanderen en in Zeeland komen Gode
zij dank "nog groote gezinnen voor.
Vaders 'en moeders met tien of meer kinde
ren zijn? geen zeldzaamheid.
Ik acht ditfook met^het oogJop|de!uitbreiding
van Gods Koninkrijk een zaak om dankbaar
voor te zijn.
Nu nog",wat anders,SAmice.
Ik had in mijn eersten brief van dit jaar
geschreven, dat er met Nieuwjaarsmorgen
weinig volk in de kerk komt, en dat ik dit
niet gced keuren kon. Nu ontvang ik'een brief,
waaronder meer op het andere ga ik niet
in dit
Ik zou dit willen jvragenIndien al die
wenscherij van den 'kansel (zelfs aan den
kerkeraad) eens afgeschaft werd, en een
korte, doch pakkende preek voor zoo'n
morgen werd gehouden, zou dat niet meer
menschen naar de kerk doen gaan?
Ja, wat zal ik daarvan zeggen. Ik heb dit
ook in mijn jeugd wel bijgewoondik vond
het als kina wat aardig. Eerst kwam de ker
keraad en dan de „onderwijzers van school"
en de voorlezer toen nog een permanente
vervolgens de koster en zijn gade, en eindelijk
de „stokman". Dat was dan de man die inde
namiddagdiensten met den stok tegen de bank
sloeg als de lange preeken niet eens pakkend
genoeg waren; en hij meende dat er genoeg
slapers bijeen waren om zijn „slag te slaan".
Ik ken andere predikanten tegenwoordig, die
dit niet meer doen; ik bedoel niet lange en
niet-pakkende preeken houden maar die
„wenscherij". En nu schijnt bij zulken de
Nieuwjaarsdienst nog schaarscher bezocht.
Sommige leden van je kerkeraad meenen
dan„dat komt omdat de toespraken verdwe
nen zijn".
't Was nog al plechtig ook als een van de
ouderlingen het woord richtte tot Ds en Me
vrouw toen waren de meeste dominé's nog
getrouwd en „zonder voorspel" staande Ps.
134 gezongen werd. „Elkander toegezongen",
zooals de term luidde.
Ik constateer dus dat noch mèt, noch zónder
toespraken, de zaak is opgelost.
Blijft het pakkende, korte woord.
Laat ik daar het zwijgen toedoenje keert
soms met schaamte in in je zelf. En soms
Een kleine historie't Was in den Haag.
Iemand komt enthousiast uit de kerk. Genoten
had de man onder de prediking van wijlen
ds. Doorn toen nog in het Nobelstraatje. Zijn
hart boordevoleen prachtpreek.
Onderweg met een broeder naar huis. Hoe
hebt u 't gehad? De koude waterstraal siste
op zijn vurig gemoed. De eerste dwarsstraat
was een uitkomst.
Ja wat dat „pakkend" aangaat!
Het van een ander wel eens anders gehoord
te hebben is soms al voldoende. De zegen"
is al weg N. B.
Gebed om gepakt te worden. Amice.
Ook op Nieuwjaar.
En 't heele jaar door.
v. D. Z.
TWEETAL TE
OnstweddeH. H. Schoemakers te Zwartsluis en
W. H. v. d. Vcgt te Drachster-Compagnie.
BEROEPEN TE
Oud-VossemeerJ. Ozinga te Bennekom.
WarnsJ. Meijer te Fijnaart.
DoetichemW. F. Korfker te Bavneveld.
AmersfoortJ. Ubels te Varsseveld.
Dirurswoude K. Spoelstra, eand. te Sappemeer.
MarkenL. E. Smilde, eand. te Utrecht.
AANGENOMEN NAAR
Sclioonebeek P. Bolt, eand. te Nunspeet.
HaastrechtL. E. Smilde, eand. te Utrecht.
BEDANKT VOOR
De Lier1). K. Wielenga te Baambrugge.
Meeden, Rottevalle, Laar (Gr. B.), Westzaan, West
maas en RaardP. Bolt, eand. te Nunspeet.
Wons. Giessen Oud en Nieuwlcerk, Reit,sum, Zweeloo,
Zalk, AarlanderveenSt,. Laurens en Marken: L. E.
Smilde, eand. te Utrecht,
Praep. examen. De heer P. Boes, Theol. can-
didaat, is door de classis Edam praeparatoir geëxa
mineerd en beroepbaar verklaard bij de Geref. Kerken.
Zijn adres is voorloopig Eiland Marken.
Waddinxveen. Na door Ds. J. J. Wielenga
van Alblasserdam bevestigd te zijn, zal Ds. W. Veder
Zondag 22 Maart a.s. intrede doen.
Prof. Dr. H. H. Kuyper, die 26 Jan. zijn 25-jarig
ambtsjubileum als hoogleeraar aan de Vrije Universiteit
viert, heeft Zondag 25 Jan. het Woord bediend in
de Geref. Kerk van Zaandam.
In de morgengodsdienstoefening in de Nieuwe kerk
had de hoogleeraar een predicatie over Exodus
28 30, terwijl hij in de avondgodsdienstoefening in
de Oude kerk tot tekst had 2 Tim. 4 68.
Aan het einde van deze predicatie sprak Prof.
Kuyper in verband met zijn jubileum met enkele
woorden de gemeente toe. die hem. na het. gebed
toezong Psalm 121 4.
Dr. S. O. Los, predikant te 's-Gravenhage,
mocht 27 Jam zijn 30-jarige ambtsbediening herdenken.
Geboren in 1871, studeerde Dr. Los aan de Theol.
School te Kampen en werd in 1895 bevestigd bij de
Geref. Kerk van Zalk en Veecaten. In 1897 vertrok
hij naar De Lier, welke gemeente hem in 1901 naar
Hilversum vertrekken zag. In 1907 nam hij een be
roep aan naar de Geref. Kerk van Pretoria. In 1914
volgde zijn benoeming tot hoogleeraar aan de Theol
School t.e Potchefstroom. In 1921 legde hij het hoog-
leeraarsambt neer en repatrieerde. Den 26sten Jan.
van dat jaar werd hij bevestigd als predikant bij de
Geref. lcerk van Den Haag. Den 12den Mei van het
volgende jaar promoveerde de jubilaris aan de Vrije