DADERS DES WOORDS. Het gezinsgebed. V Anders dan andere kinderen. Brieven uit Z.-Vlaanderen. KERKNIEUWS. bestaande, welke geen gemeenschap met elkan der onderhielden. Van deze twee was Bakker de krachtigste, die weldra in zijn kring als predikant werd erkend en die dan ook buiten Zuid-Beveland volgelingen telde. In het land van Axel waren twee groepen, welke in hem een voorganger eerden, een te Terneuzen en een te Axel. Bovendien waren er ook in andere oorden van ons land, die hem steunden. Vader's invloed beperkte zich voornamelijk tot Walcheren en hij zvond te Meliskerke'zijn arbeidsveld, waar hijJZondags voorging. Voor die kerken was het een geluk, dat ds. Janse een kalm en bezadigd man was, die trouw zijn arbeid in verschillende kerken en kerkjes verrichtte en die door zijn wandel in de kringen, welke hem waren ge volgd, achting en vertrouwen genoot. Hij deed naar buiten niet van zich spreken, maar hij leefde geheel voor J de gemeenten, welke in hem haar Leidsman zagen. Wanneer ik dit eerste tijdvak der historie overzie, dan valt het op, dat al deze kerken inderdaad niets anders beoogden dan trouw te blijven aan het standpunt, dat ds. Ledeboer ingenomen had. Zij bleven in de overtuiging leven dat de breuk met het Hervormd kerk genootschap bestendigd moest blijven. Zij ble ven inzien, dat dit genootschap de oude paden had verlaten en.'geheel in strijd was met de leer, de dienst en de tucht der vaderen. Zij dachten er niet aan om terug te keeren tot de Synodale organisatie. In dit opzicht was er geen verschil met de kerken der Afscheiding. Vervolgens hebben zij de belijdenisschriften der Geref. kerken in eere gehouden en erkend, dat de Dordtsche Kerkorde in de regeering geeerbiedigd moest worden. Ook hierin bleven zij het spoor volgen, door ds. Ledeboer hen gewezen. Toch kwamen in hun kringen twee ver schijnselen voor, welke men ter juiste beoor deeling niet uit het oog mag verliezen. Zij ge bruikten vaak de O. Testamentische uitlatingen over Sion, als zij spraken over de Herv. Kerk, waaruit de verwachting geboren werd, dat God die kerk wegens haar zonden wel tijdelijk aan eigen dwaasheid had overgelaten, maar dat Hij naar Zijn beloften haar eens weder oprichten zou uit haar diep verval. Hoewel zij met geen enkelen draad aan dat genootschap meer ver bonden waren, toch leefden zij in de hoop, dat het nog eenmaal anders zou worden. Daar uit moet verklaard worden, dat als er mannen opstonden als ds. Klaarhamer, hun belangstelling aanstonds gewekt was. Velen kwamen dan ook onder het gehoor van zulke predikers, totdat het hun bleek, dat ook deze beweging niet leidde tot de herstelling van de kerk der vaderen. En het andere wasds. Ledeboer was een zonderling man, die veel waarde hechtte aan indrukken en zich vaak leiden liet door sub jectieve overwegingen. Dit was aanleiding, dat velen eenzijdig werden en de kennis der waarheid niet op rechten prijs wisten te stellen. Inplaats van zich te houden aan den eenige regel des geloofs en des levens neigden velen er sterk toe, om uitspraken van bekeerde man nen en vrouwen haast als onfeilbaar te schatten. En dit heeft menigmaal tot veel misverstand en vooroordeel geleid. En daardoor was het gevaar niet denkbeeldig, dat velen, in de toekomst het rechte spoor bijster zouden worden. Duidelijk is, dat het eerste tijdperk gesloten werd bij het sterven van ds. Dijke. Over de verdere ontwikkeling schrijven wij nader. Bouma. XI. De bidders in het gebed vóór en na het eten stellen zich voor den Heere zoo zagen we de vorige maal als Uwe arme dienaren als dezulken, wien „het eeuwige leven bereid is door het bloed van Uwen lieven Zoononzen Heere Jezus Christus" als die uitspreken „wij dankm U inzonderheiddat Gij ons wederge boren hebt tot de hoop van een beter leven." Het zou ons niet verwonderen, wanneei menigeen, die op den naam van Christen, zelfs Gereformeerd Christen aanspraak maakt, deze gebeden reeds om deze beschouwing van het Christelijk gezin onbruikbaar ja verwerpelijk vond. In het boekje „Pastorale Ervaringen" door ds. - Faber deze ds. Faber is niet de tegenwoor dige predikant van Hoogeveen, die vroeger de kerk van Serooskerke diende, maar blijkbaar een predikant van de Ned. Herv. Kerk komt voor het verhaal van een vrouw, in de wande ling „vrome Bet" genoemd, van wie een doch tertje ernstig ziek werd. Toen de dominee dat kind bezocht en haar de boodschap des Evan gelies bracht, deed hij dat o.a. in deze woorden „God wil je ziel gezond maken en in den hemel brengen. Je weet wel, dat wij menschen zondig, dat is slecht, boos en verkeerd zijn. Nu wil de Heere ons onze zonden vergeven en ons goed maken. De Heere Jezus is op deze aarde ge komen". Verder kon hij toen niet komen. De moeder viel hem in de rede: „Houd maar op, dominee, dat is toch praat van niksIk ben vanmorgen ook al met haar bezig geweestik heb gezegd, er staat in de Waarheid„Jacob heb Ik lief gehad en Ezau heb Ik gehaat" en dat het alles niets geeft als de hemel haar niet komt te be- keeren Kind, heb ik gezegd, als de hemel de hand aan je komt te slaan, dan komt het terecht, maar anders zal je voor eeuwig liggen te branden in de hel". En op de vraag van den dominee of zij haar kind aleens gezegd had, dat ze bidden moest dat de Heere de hand aan haar sloeg, was het antwoord van die moeder: „Dat kind bidden Het is nog maar een kind, een onbekeerd schepseltjeAls er eens een rechtvaardige komt, dan zal ik dien vragen voor haar te bidden. Naar anderen hoor de hemel toch niet". Het is zeker wel ondenkbaar, dat deze moeder met haar kinderen deze gebeden zou willen bidden. Tenminste, wanneer ze over de be- teekenis der woorden had nagedacht. Stel u haar voor met haar kinderen dankende„wij danken u inzonderheid dat Gij ons wederge boren hebt tot de hoop van een beter leven!" Bezwaren tegen 'deze gebedenzijn echter niet alleen te zoeken in den kring van de verkeerd-lijdelijken, als waarvan „vrome Bet" een zeer onsympathiek vertegenwoordigster is. Blijkens uitlatingen ook van andere'.kringen zullen velen daar tegen deze gebeden allerlei bezwaren moeten inbrengen als deze„kan een Christen-huisvader zoo maar bidden? mag hij zoo maar van de leden van zijn gezin uit spreken, dat die wedergeboren zijn en erfge namen van het eeuwige leven?" We hebben immers allen wel eens gehoord van het z.g.n. „verderfelijk Verbondsmethodis- me", dat een kerkelijk onderscheiden optreden reeds uit dien hoofde gewenscht, ja noodzake lijk maakte. In „De Gereformeerde Kerk" meende nog onlangs ds. Lingbeek daartegen weer te moeten waarschuwen. Naar aanleiding van het verslag eener rede van dr. Waterink over „Onderwijs- evolutie'erTOnderwijs-reformatie". Volgens een verslag "van die rede in het weekblad „Staat en Kerk" van een zekeren I. B., zou dr. Wate rink gezegd hebben„En als er in 't Doops- formulier staat, dat God de kinderen in genade aangenomen*heeft, dan is dat de waarheid, dan zijn die kinderen anders dan andere kinderen, die niet gedoopt zijn (veronderstelde wederge boorteI. B.)ien kunnen we b.v. voor de be oefening van de karakterstudie van de Verbonds- kinderen niet gebruiken de karakterstudie of persoonlijkheidsleer van ongeloovige Paeda- gogen, bv. wat betreft de karakterindeeling van Heijmans". Daarbij teekent dan ds. Lingbeek aan: Onze gedoopte kinderen zijn „andersdan andere kinderen". In die enkele woorden komt het geheele beginsel der Neo-Geref.-Opvoeding voor den dag. Volgens deze Nieuw-Gerefor- meerden zal men bij de opvoeding moeten uit gaan van het stelsel en dus ook aan de kinderen moeten leeren dat zij „anders zijn dan andere kinderen." En ds. Lingbeek aarzelt dan niet neer te schrijven: „Wij achten het de pest let welde pest voor onze kinderen om hun te leeren dat zij anders zijn dan andere kinde ren. Dat immers maakt hen wel tot hoogmoe dige partijgangers, maar niet tot zondaren voor God, die enkel van en door genade kunnen leven". Deze ds. Lingbeek zou als huisvader niet gebruik kunnen maken van deze huiselijke ge beden, alzoo uitsprekende: „Wij danken U dat Gij ons wedergeboren hebt." In zulk een gebed moet hij pestkiemen zien en wie wil, nog wel in zijn eigen gezin, aan de verbreiding daarvan meewerken En wat nu al heel opmerkelijk is, en bijzonder teekenend is wel dft, dat De NederlanderDag blad tot verbreiding van de Christelijk-Histo rische beginselen, dit stuk belangrijk genoeg achtte om het in zijn „Pers-Kroniek" van 11 Dec. jl. een plaats te geven. En dat zonder eenige commentaarEn dus wel om deze reden, dat ook de Redactie van „De Nederlander" het noodig achtte volgens de Christelijk-Historische beginselen, met instemming deze waarschuwing van I. B. en ds. Lingbeek in breeder kring te doen uitgaan. Wat zullen we tot deze dingen zeggen? We kunnen dan beginnen met te zeggen, dat we deze gebeden achter in ons Kerkboek vinden. Dat we die niet zelf daar hebben geplaatst, maar ze daar vinden. Dat we ook niet een bijzonder Kerkboek hebben voor Neo-Gerefor- meerden, maar het aloude Gereformeerde Kerk boek. Het Kerkboek, dat als vrucht van de historie tot ons gekomen is. Het Kerkboek ook waaruit we kunnen leeren hoe in de historie door de Christenen, de Gereformeerde Christe nen, het Christelijk huisgezin beschouwd werd, waardoor we dus Christelijk-historisch kunnen leeren denken, bepaaldelijk zelfs als Neder landers. We kunnen dan voortgaan met te zeggen, dat ons niet bekend is een voorstel uit den kring van ds. Lingbeek of ook uit den breederen kring der lezers van „De Nederlander" om deze gebeden, voor de Christelijke gezinnen gevaar lijk als de pest", uit het Kerkboek toch te ver wijderen. Uit den kring der lijdelijken als „vrome Bet" is zulk een voorstel natuurlijk niet te ver wachten, maar van hen mocht dat toch gevor derd worden. Of moeten die „pestkiemen" daar maar blijven? Als ds. Lingbeek en „De Nederlander" hun pijlen richten op de Gereformeerden van dezen tijd, dan moeten ze, dat is Christelijk, wijl een eisch van het Christendom, historisch handelen en hun pijlen ook richten op de Gereformeerde vaderen, van wie het tegenwoordig Gerefor meerd geslacht weer geleerd heeft Gereformeerd te denken. Dan moeten ze gaan aantoonen, dat de vaderen, die ook deze gebeden opgesteld hebben en men noemt daarbij namen als Micron en Calvijn buitengewoon gevaarlijke beginselen hebben gehuldigd en vorderen, dat ook deze gebeden zoo spoedig mogelijk uit ons Kerkboek worden verwijderd. Tot tijd en wijle dit geschiedt zullen we uit gaan van de gedachte, ondanks I. B., ds. Ling beek en „De Nederlander", dat we ook in deze gebeden betrouwbare Gereformeerde besturing hebben vooi onze beschouwing van het Christe lijk gezin. Zijn verontwaardiging over het, als de pest gevaarlijke, beweren van dr. Waterink poogt ds. Lingbeek ook te motiveeren. Hij doet dat, heel kort, volgenderwijze „De apostel Paulus schrijft: Want er is geen onderscheid, want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods en worden om niet gerechtvaardigd", etc. En aangaande zichzelf betuigt dezelfde Apostel: „Want ik weet dat in mij dat is in mijn vleesch geen goed woont". Wanneer dit laatste in het verband wat be- teekenen zal, dan moet ds. L. daarmee willen bewijzen, dat de apostel Paulus van zichzelven wilde zeggen, dat hij niet anders was dan andere menschen dat hij niet van de andere, dat is hier dan de onwedergeboren menschen, onderscheiden was. Denk u dat even inPaulus, door Gods Geest wedergeboren, verklaart toch dat hij niet van de onwedergeborenen onderscheiden was We stemmen toe dat, als Paulus dan nog niet mocht zeggen, dat hij ook anders was dan andere menschen, de „Neo-Gereformeerden" wel buiten de maat roemen, wanneer zij leeren, dat een wedergeboren mensch, al woont er in zijn vleesch geen goed, toch anders is dan een natuurlijk mensch. Maar we meenen dat als Paulus die opvat ting van zijn woorden, die ds. Lingbeek daar van geeft, nog eens zou kunnen hooren, hij zou antwoorden: „U hebt mij dan toch niet goed begrepen, want ik heb in datzelfde verband geschreven: „Zoo dan ik zelf dien met hzl ge moed de wet Gods", en iets verderde wet des Geestes des levens in Christus Jezus, heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods". Rom. 726 en 8: 2". En in 1 Cor. 2 maakt diezelfde apostel, zichzelven insluitende, toch wel zeker een onderscheid tusschen de geloovigen en de ongeloovigen, en beweert hij toch wel degelijk, dat de eersten anders zijn dan de andereals hij schrijftdoch wij hebbeu niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest die uit God is". En wanneer ds. Lingbeek nu eens had willen bedenken dat Paulus' belijdenis: „ik weet dat in mij, dat is in mijn vleesch geen goed woont" niet buitensloot zijn belijdenis, dat hij, met alle geloovigen toch ook anders was dan de onge loovigen en van hen onderscheiden, dan had hij misschien óók kunnen bedenken, dat het beweren „dat onze kinderen anders zijn dan andere" niel buitensluit maar juist insluit, dat ook in hun vleesch geen goed woont, en zij van nature niet anders dan andere kinderen zijn. Maar dan had ook z'n uitval tegen de „Neo- Gereformeerden" achterwege kunnen blijven". Heij. LXIX. Amice. In mijn jeugd heb ik eens het vers van De Genestet „Critiek" moeten leeren. Ge weet hoe het begint. Mijn boezem juicht U toe. Waar machtig en welsprekend Van voorhoofd rein, van hoofd gezond, Uw rechten op de faam en op 't vooroordeel [wrekend. Gij fiks uw oogen slaat in 't rond. Ik meen althans, dat zoo 't begin is. „Nu vind ik dat de dichter wel een weinig te ver gaat in zijn eisch. Ge kunt best criticus zijn, al is uw woord zoo welsprekend niet. En je hoofd behoeft ook zóó gezond niet te zijn, of je mag er wel over dit en over dat een eigen meening op na te houden. Het heele vers is wat gezwollen. Een enkelen eisch echter moogt ge bij 't oefenen van critiek echter wel stellen. Wat De Genestet noemt„Met opgehaald vizier". Daar is niets wat zoo hatelijk is, als allerlei schimpscheuten te moeten lezen, b.v. op Ge reformeerden, en ge weet niet van wie ze zijn. In het Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur leest ge wekelijks een rubriek „Oog en Oor". De Schrijver is Stikkedei, een ietwat scherpte onderstellend pseudoniem. Het schijnt dat die een danigen hekel heeft aan ons-soort-menschen. Hij gispt in het laatste No. een advertentie in de Nederlander, waarbij voor de Stichting Bloemendaal wordt gevraagd een gehuwde kok zonder kinderen. De schrijver zet er dan deze notitie bij Da's kort maar krachtig en er is geen woord Fransch bij. Wat zemelen we nog over last of genoegen. Zonder! Punctum. En dan instemmen met doel en grondslag. Minstens de 3 formulieren voor den ge huwden kok. Of althans de bekende geref. beginselen, inclusief de doodstraf. En vooral met het oog op deze laatste is dit „zonder" de oplossing. Dan vervangen we psalm 127 door hetZalig zijn de on- vruchtbaren". Ziezoo, we kunnen die weer in den zak steken. De Heraut krijgt een duw, en onze stichting Bloemendaal krijgt er éénStikkedei schijnt slechts oor en oog te hebben voor de fouten bij ons, Gereformeerden. Nu is het waar, Amice, dat ik zulke adver tenties toch ook niet gaarne lees. Ik versta, dat er oorzaken kunnen zijn, waarom liever een kinderloos echtpaar voor zulk een betrekking gewenscht is. Die motieven liggen zelfs zoo ver niet weg. En waar er nu ook gehuwde koks zonder kinderen zijn, is het volstrekt nog geen premie op de kinderloosheid, als men op der gelijke stichtingen zulke koks prefereert. Ik weet, dat er heel wat ambtenaren op Vrederust zijn, die kinderen en ook wel veel kinderen hebben. Ik ken er op Bloemendaal ook. En mocht de te benoemen gehuwde kok de blijdschap smaken op Bloemendaal Vader te worden, dan behoeft Stikkedei volstrekt niet te denken, dat tegelijk met de gebooracte de ontslagbrief in huis komt. Daarom had bedoelde criticus zijn gif nog wel in 't fleschje kunnen laten. Er was voor zijn stekeligheid geen aanleiding. De 3 formu lieren hadden er niets mee te maken. Dat zulke advertenties gemeenlijk afkeuring verdienen, is echter ook waar. Ge moet elk geval op zichzelf beoordeelen. Ik kan me heel goed begrijpen, dat Bloemen daal nog nooit bij een oproep voor een anderen tak van dienst dit „zonder kinderen" er bij noodig geacht heeft. Het moest overigens in Geref. kringen vast staan, dat gezinnen met kinderen den voor rang genieten. We moeten Ps. 127 als geloovigen ook door onze christelijke levenspractijk waar maken. Dat we van kinderen echter in onze kerken nog niet zoo afkeerig zijn: ik had twee broeders op bezoek kort geledensamen hadden ze 19 kinderen. Vorig jaar vroeg mij een vader n allen ernst'of ik niet een naam wist voor izijn eerlang te verwachten zoon of dochter al zijn familieleden waren reeds vernoemd. In Vlaanderen en in Zeeland komen Gode zij dank "nog groote gezinnen voor. Vaders 'en moeders met tien of meer kinde ren zijn? geen zeldzaamheid. Ik acht ditfook met^het oogJop|de!uitbreiding van Gods Koninkrijk een zaak om dankbaar voor te zijn. Nu nog",wat anders,SAmice. Ik had in mijn eersten brief van dit jaar geschreven, dat er met Nieuwjaarsmorgen weinig volk in de kerk komt, en dat ik dit niet gced keuren kon. Nu ontvang ik'een brief, waaronder meer op het andere ga ik niet in dit Ik zou dit willen jvragenIndien al die wenscherij van den 'kansel (zelfs aan den kerkeraad) eens afgeschaft werd, en een korte, doch pakkende preek voor zoo'n morgen werd gehouden, zou dat niet meer menschen naar de kerk doen gaan? Ja, wat zal ik daarvan zeggen. Ik heb dit ook in mijn jeugd wel bijgewoondik vond het als kina wat aardig. Eerst kwam de ker keraad en dan de „onderwijzers van school" en de voorlezer toen nog een permanente vervolgens de koster en zijn gade, en eindelijk de „stokman". Dat was dan de man die inde namiddagdiensten met den stok tegen de bank sloeg als de lange preeken niet eens pakkend genoeg waren; en hij meende dat er genoeg slapers bijeen waren om zijn „slag te slaan". Ik ken andere predikanten tegenwoordig, die dit niet meer doen; ik bedoel niet lange en niet-pakkende preeken houden maar die „wenscherij". En nu schijnt bij zulken de Nieuwjaarsdienst nog schaarscher bezocht. Sommige leden van je kerkeraad meenen dan„dat komt omdat de toespraken verdwe nen zijn". 't Was nog al plechtig ook als een van de ouderlingen het woord richtte tot Ds en Me vrouw toen waren de meeste dominé's nog getrouwd en „zonder voorspel" staande Ps. 134 gezongen werd. „Elkander toegezongen", zooals de term luidde. Ik constateer dus dat noch mèt, noch zónder toespraken, de zaak is opgelost. Blijft het pakkende, korte woord. Laat ik daar het zwijgen toedoenje keert soms met schaamte in in je zelf. En soms Een kleine historie't Was in den Haag. Iemand komt enthousiast uit de kerk. Genoten had de man onder de prediking van wijlen ds. Doorn toen nog in het Nobelstraatje. Zijn hart boordevoleen prachtpreek. Onderweg met een broeder naar huis. Hoe hebt u 't gehad? De koude waterstraal siste op zijn vurig gemoed. De eerste dwarsstraat was een uitkomst. Ja wat dat „pakkend" aangaat! Het van een ander wel eens anders gehoord te hebben is soms al voldoende. De zegen" is al weg N. B. Gebed om gepakt te worden. Amice. Ook op Nieuwjaar. En 't heele jaar door. v. D. Z. TWEETAL TE OnstweddeH. H. Schoemakers te Zwartsluis en W. H. v. d. Vcgt te Drachster-Compagnie. BEROEPEN TE Oud-VossemeerJ. Ozinga te Bennekom. WarnsJ. Meijer te Fijnaart. DoetichemW. F. Korfker te Bavneveld. AmersfoortJ. Ubels te Varsseveld. Dirurswoude K. Spoelstra, eand. te Sappemeer. MarkenL. E. Smilde, eand. te Utrecht. AANGENOMEN NAAR Sclioonebeek P. Bolt, eand. te Nunspeet. HaastrechtL. E. Smilde, eand. te Utrecht. BEDANKT VOOR De Lier1). K. Wielenga te Baambrugge. Meeden, Rottevalle, Laar (Gr. B.), Westzaan, West maas en RaardP. Bolt, eand. te Nunspeet. Wons. Giessen Oud en Nieuwlcerk, Reit,sum, Zweeloo, Zalk, AarlanderveenSt,. Laurens en Marken: L. E. Smilde, eand. te Utrecht, Praep. examen. De heer P. Boes, Theol. can- didaat, is door de classis Edam praeparatoir geëxa mineerd en beroepbaar verklaard bij de Geref. Kerken. Zijn adres is voorloopig Eiland Marken. Waddinxveen. Na door Ds. J. J. Wielenga van Alblasserdam bevestigd te zijn, zal Ds. W. Veder Zondag 22 Maart a.s. intrede doen. Prof. Dr. H. H. Kuyper, die 26 Jan. zijn 25-jarig ambtsjubileum als hoogleeraar aan de Vrije Universiteit viert, heeft Zondag 25 Jan. het Woord bediend in de Geref. Kerk van Zaandam. In de morgengodsdienstoefening in de Nieuwe kerk had de hoogleeraar een predicatie over Exodus 28 30, terwijl hij in de avondgodsdienstoefening in de Oude kerk tot tekst had 2 Tim. 4 68. Aan het einde van deze predicatie sprak Prof. Kuyper in verband met zijn jubileum met enkele woorden de gemeente toe. die hem. na het. gebed toezong Psalm 121 4. Dr. S. O. Los, predikant te 's-Gravenhage, mocht 27 Jam zijn 30-jarige ambtsbediening herdenken. Geboren in 1871, studeerde Dr. Los aan de Theol. School te Kampen en werd in 1895 bevestigd bij de Geref. Kerk van Zalk en Veecaten. In 1897 vertrok hij naar De Lier, welke gemeente hem in 1901 naar Hilversum vertrekken zag. In 1907 nam hij een be roep aan naar de Geref. Kerk van Pretoria. In 1914 volgde zijn benoeming tot hoogleeraar aan de Theol School t.e Potchefstroom. In 1921 legde hij het hoog- leeraarsambt neer en repatrieerde. Den 26sten Jan. van dat jaar werd hij bevestigd als predikant bij de Geref. lcerk van Den Haag. Den 12den Mei van het volgende jaar promoveerde de jubilaris aan de Vrije

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 2