UIT DE PERS. KERKNIEUWS. Officiëele Berichten. door Zijn Goddelijke kracht onderhoudt en het volk Israël in de woestijn gespijzigd heeft. Naar de onderwijzing van den catechismus in Zondag 46, moet de aanspraak van het gebed dienen om van stonde aan in het begin van ons gebed in ons de kinderlijke vreeze en toevoorzicht tot God te verwekken. Hoe leent zich daartoe dan deze aanspraak, die de gedachten des bidders heenleidt naar dien God, die de almachtige is, die alles onder houdt, die dat ook getoond heeft te kunnen en te willen, als Hij het volk Israel in de woestijn let welde woestijn gespijzigd heeft. Hoe mogen de bidders dan verwachten dat Hij ook in hun lichamelijke nooddruft zal kunnen en willen voorzien, Hoeveel rijker is deze aanspraak dan die in den bedezang voor het eten. Daar„o Vader, die al 't leven voedt." Hier ook die verwijzing naar het vaderschap Gods, als iets verder in de bede staat„opdat wij bekennen, dat Gij onze vader zijt." Zoo ook in het gebed na het eten: „Heere God, hemelsche Vader." Maar in het gebed vóór het eten vindt ge ook een verwijzing naar Gods almachtigheid en een pleiten op Gods daden in de geschiedenis van zijn volk Israel. Hier beluistert ge dengebeds- toon, die past in een Christelijk gezin. Bij dat Christelijk gezin behoort immers de belijdenis Ik geloof in God den vader, den almachtige, schepper des hemels en der aarde. En van die belijdenis hoort ge in dit gebed den weerklank. Nog meer komt uit dat in deze gebeden een Christelijk gezin zich tot God wend, wanneer we verder zien, hoe deze bidders zich voor God stellen. Ze doen dat als uwe arme dienaarsals dezulken, wien het eeuwige leven bereid is door het bloed van uwen lieven Zoon, onzen Heere Jezus Christus; als dezulken, die uitspreken „wij danken u inzonderheid, clat Gij ons weder geboren hebt tot de hoop van een beter leven (zie het gebed na het eten). Hoeveel rijker is ook hier de aanduiding van de bidders. In bedezang en dankzang alleen „ons" en dan in den bedezang met een een- toonige afmattende herhaling van dat woord. In de bedezangkroon onze tafel met uw zegen En spijs en drenk ons met dit goedLeer ons voor overdaad ons wachtenDat w' ons ge dragen, als 't behoortDoe ons het hemelsche betrachten; Sterk onze zielen door uw woord. Heel anders hier. Hier behoeft niet gevraagd te worden, wie die „ons" zijn. Ze dienen zich zelf aan als, arme dienaren Gods, als erfge namen van het eeuwige leven, als weder geborenen. Bij zoo duidelijke taak blijkt wel dat hier een Christelijk gezin bidt. Heij. V Opkomend CJericalisme In de Amsterdamsche Kerkbode van 4 Jan j.l.schreef B. W.(ielenga) een artikeltje„Wees Gereformeerd", om daarin te betoogen dat, nu de kerkeraad besloot als Kerk het Woord Gods aan de afgedwaalden te brengen, alle leden verplicht zijn aan de uitvoering van dat besluit mee te werken. Hij volgt daarbij deze redeneering ,In de Gereformeerde Kerk heerscht slechts één gezag, namelijk de autoriteit van Koning Jezus, geopenbaard in Zijn heilig Evangelie. Wat volgt hieruit? Dit: wanneer een Kerkeraad, onder aanroeping van Gods Naam en onder afbidding van de leiding des Heiligen Geestes, een besluit ge nomen heeft, dan moeten wij ons allen daaraan onderwerpen, erkennende in deze beslissing de leiding van onzen Koning. Zeker, de Kerkeraad kan zich vergissen. Maar, tenzij gij hebt aangetoond, dat de Kerkeraad op het verkeerde pad is, of van u iets vraagt, dat ingaat tegen uw geweten, ge biedt de bescheidenheid en voorzichtigheid, ja juist de teederheid van consciëntie, dat ge u niet afzijdig houdt, nog veel minder sabotage pleegt, maar van harte u geeft aan de gemeen schappelijke taak. Wie dit weigert, wie door zijn kritiek de actie ondermijnt, of door onthouding de actie verzwakt, toont daarmede, dat hij geen besef heeft van gezond gereformeerd kerkelijk leven. Laat ons dan ook nu, ten opzichte van het besluit des Kerkeraads, om als Kerk het Woord Gods aan de afgedwaalden te brengen, alzoo als Gereformeerde menschen handelen. Misschien behoort gij tot degenen, die gan- schelijk niet enthousiast staan tegenover het Kerkeraadsbesluit. Wellicht hebt ge een heele reeks bezwaren, het ééne al wichtiger dan het andere. Als het aan u gelegen had, dan zou de Ker keraad nooit tot deze nieuwe daad gekomen zijn. Welnu, als dit zoo is, dan hebt juist gij een prachtige gelegenheid om te toonen, dat ge werkelijk een Gereformeerd Christen zijt, name lijk door het offer van uw eigen opinie te leggen op het altaar van de Kerk, die gij liefhebt, en wier welvaart gij zoekt. Dan komt het er juist voor u op aan, uiting te geven aan het diep liggende beginsel, dat wij leven in een gemeenschap, waar de één den ander uitnemender moet achten dan zich- zelven. Dan wordt speciaal van u geëischt, het ver trouwen, dat de Heere Zijn Kerk regeert, en haar leidt naar Zijn raad, ook al gaat het niet precies en alles naar uw zin". In deze redeneering schuilt naar het ons voorkomt, een bedenkelijk element, dat wat begint te gelijken op clericalisme. Zeker wordt er in erkend, dat een kerkeraad zich vergissen kan. En daarom wordt ook het recht gevindiceerd om dat te mogen aantoonen. Maar het mogen aantoonen is nog niet hetzelfde als het kunnen aantoonen. Wellicht zoo wordt betoogd hebt ge een heele reeks bezwaren, het één al wichtiger dan het andere. Toch mogen die bezwaren, die ook principieele bezwaren kunnen zijn, niet gehandhaafd. De eigen opinie moet geofferd op het altaar van de kerk. Naar den regel door hem hier gesteld, heeft, dunkt ons dr. Wielenga indertijd zelf, bij zijn benoeming tot hoogleeraar aan de Theol. School te Kampen, niet gehandeld. Daar was een Synode, die onder aanroeping van Gods Naam en onder afbidding van de leiding des Geestes een besluit nam, dat dr. Wielenga hoogleeraar moest worden. Aan zulk een besluit zegt dr. Wielenga moeten wij ons allen onderwerpen, erkennende in aeze beslissing de leiding van onzen Koning. Hebt ge bezwaren, gewichtige bezwaren, dan hebt ge een prachtige gelegenheid om te toonen, dat ge werkelijk een Gereformeerd Christen zijt, door het offer van uw eigen opinie te leggen op het altaar van de Kerk. Alzoodr. Wielenga had die benoeming moeten aannemen. We weten echter allen dat hij dat niet deed. Hij oordeelde daar anders overhad bezwaren en heeft die niet op het altaar der kerk geofferd. Dat is ook niet noodig, zoo zegt dr. Wielenga, wanneer ge maar aantoont dat een kerkeraad (of Synode) zich vergist heeft, want een ker keraad kan zich vergissen. Heeft dr. Wielenga intertijd aangetoond dat de Synode zich vergiste met die benoeming? Hij heeft een poging gedaan om dat aan te toonen, een krachtige?poging. Maar is hem dat ook gelukt? Wie maakte dat uit? En heeft met autoriteit verklaard, dat de Synode zich vergiste Heeft de Synode dat zelve erkend en dr. Wielenga van de opvolging der benoeming ontslagen Of heeft dr. Wielenga dat tenslotte persoonlijk beslist naar zijn eigen consciëntie Het recht daartoe willen we dr. Wielenga allerminst ontzeggen, maar als hij dat recht voor zichzelf opeischt meenen we dat hij ook niet mag redeneeren zooals hij deed in het artikel: „Wees Gereformeerd". Heij. De Standaard van 10 Jan. jl. bevatte een uitvoerige Letterkundige Kroniek, tot aankondi ging en tevens aanprijzing van het boek van dr. Dijk „Om 't eeuwig Welbehagen". Alleen betreurde de schrijver dezer recensie, dat aan het historisch gedeelte in het werk van dr. Dijk nog niet een exegetisch deel vooraf ging, ook al behandelt dr. Dijk in het leerstel lig deel en passant enkele Schriftplaatsen. Waarom hij dit betreurt wordt dan gemoti veerd met een beroep op de geschiedenis en een paar aanhalingen van wat ds. Gispen Sr. daarover indertijd schreef. Dat stuk lijkt ons belangrijk genoeg oin het ook hier nog eens een plaats te geven. „Dat nu betreuren we, omdat juist met be trekking tot dit dogma der praedestinatie meer malen het verwijt is gehoord, dat het zich exegetisch niet laat rechtvaardigen. We denken hier b.v. aan het referaat over .de leer der verkiezing volgens het Nieuwe Testament", door dr. Isaac van Dijk, toen nog predikant te Kollum, gehouden op de jaarlijk- sche vergadering der Ned. Herv. Predikanten- Vereeniging te Utrecht op 24 April 1878. Hij beweerde toen den exegetischen weg te be wandelen. Waarom dan ook docent H. de Cock en ds. S. A. van den Hoorn in de Vrije Kerk van 1878 gepoogd hebben om langs den exe getischen weg zijn stuk te weerleggen. Zij deden dat toen, mede op aandrang van ds. W. H. Gispen, die in genoemd tijdschrift reeds had opgemerkt „Is de exegese van dr. Van Dijk de ware, dan kunnen wij gerust aannemen, dat het Calvinisme uit een schriftuurlijk oogpunt vernietigd is. Wij hebben ons dan alleen te verwonderen, dat de grootste kerkvaders, de machtigste Hervormers en de vermaardste godgeleerden vóór de revolutie zóó stekeblind zijn geweest, bovenal dat Calvijn zelf zoo heeft moeten wurmen om zijn stelsel in de Schrift te vinden of te brengen, en zulk een onhoudbaar stelsel zoo diep in de consciëntie van zeer machtige volken doorgedrongen is, en een bron heeft kunnen worden van zede lijke kracht en grootheid, die de bewondering opwekken van alle geslachten." Dr. Isaac van Dijk had o. m. ook beweerd de leer der praedestinatie rust op een onbe wezen dualisme in het resultaat der wereld ontwikkeling. Hieromtrent merkte Ds. Gispen op: „En nu het dualisme in het resultaat der wereldgeschiedenis; wij verklaren, dat het ons ontroert. Maar wij matigen ons niet aan de bevoegdheid, om uit te maken, wat voor God al of niet rechtvaardig, al of niet met zijn heilig en heerlijk wezen overeenkomende is. Wij verklaren daarenboven, dat de ethische theologie voor de vraag van het persoonlijk leven, voor de vraagwaarom ben Ik Ik en niet een andervoor de vraagwaarom men- schelijke individuen in het eind dorre bladeren worden, die de liefde Gods zelfs niet redden kan, evenzeer blijft staan, en het dualisme, dat ze met zooveel geleerden zwier de voordeur uitzond, door de achterdeur weer binnen laat komen? En wij herinneren de geleerde voor standers dier theologie het woord van Christus „De ure komt, in welke allen, die in de graven zijn, Zijn stem zullen hooren, en zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis." Echt-Gispiaansch is voorts wat Gispen ten slotte schreef: „Als men in een kring geboren en opgevoed is, waar het populaire calvinisme den toon aangeeft; als men gezien en onder vonden heeft, wat dat populaire calvinisme in de handen van onkundige en dweepachtige menschen worden kanals men door jaren- langen Evangeliearbeid het ontzaglijk misbruik, dat van de leer der vrije genade door sommigen gemaakt wordt, van nabij heeft leeren kennen; als men zelf, in naam van dat calvinisme, door enkele verdacht wordt van fijn Remonstrant te zijn, en dus niet geheel zuiver in het stuk van de verkiezing en de onmacht te staano, dan is er somtijds veel noodig, om met hart en ziel te zeggenIk ben een calvinist, eens calvinisten zoonDan luistert men met een heilbegeerig hart naar mannen, wier geleerd heid en Christelijken levensernst, ongeveinsde hoogachting en eerbied inboezemen. Maar als gij u dan door deze mannen hebt laten onder richten, en geboeid zijt door zooveel schoons en waars, doch in 'teind ontdekt, dat zij u niet verder brengen, dan waar de semi-Pela- gianen vóór eeuwen reeds waren, en om het groote vraagstuk fladderen als de duif om Noachs arke, dan gaat gij weder tot uwe oude leer meesters terug. In de kritiek over het calvinisme vindt gij het een en ander, dat u juist en waar voorkomtmaar in het het kritiekste blijft gij staan aan de zijde van het arme en ellendige volk, dat het calvinisme nog met geheel het hart aankleeft. Den smaad van dat volk aan vaardt gij, omdat het uw volk en hun God uw God is." De recensent voegt er dan nog aan toe „We bevelen dit woord van den ouden Gis pen ter overdenking aan, in 't bijzonder aan de jonge menschen in onzen tijd, die door de ethische theologie bekoord worden. Tot de behandeling toch van het leerstuk der prae destinatie drongen dr. Dijk vooral ook de be zwaren. die telkens in onzen kring tegen deze belijdenis oprijzen, en waarmede met name onze jonge menschen te kampen hebben. Zelfs uit den"|kring| derjGereformeerde 'kerken ontving de schrijver immers brieven met de vraagwat baat het u, dat gij al deze dingen onderzoekt en gelooftwat geeft?ons'vdie"uiteenzetting van de dogma's, we hebben de ervaring van Jezus noodig. Hiertegenover leze men nu wat dr.* Dijk zoo schoon zegt van de beteekenis*der praedesti natie voor het persoonlijk leven. Over de'eerste vrucht!van de belijdenis der uitverkiezing voor het leven van den geloovige, nl. dat 's Heeren kind alleen van genade leeft, zegt hij„Een kind des Heeren, dat van genade leeft, denkt klein, denkt niets van zichzelf. De genade Gods maakt nederig, en stempelt het geestelijk leven tot een ootmoedigen wandel met den Heere. En daaraan voegt zich terstond een tweede bate toe. De belijdenis der praedestinatie draagt ook deze zegenrijke vrucht, dat de geloovige zich niet vermoeit om God tegen te komen met aller lei goede' werken, om daarmede nog iets te verdienen. Hij pijnigt zich niet met de vraag wat moet ik nu weer doen om mijn schuld te betalen. Hij laat zijn leven niet opgaan in allerlei bedrijvigheid, die hij als verdienste rekent, doch hij rust alleen in Gods liefde en genade, in Zijn werk. En dat bewaart ten derde voor onrust. Dat geeft aan het leven vrede. Dat maakt het geestelijk leven stil en kalm, en alleen hij, die roemt in het eeuwig welbehagen, en zich vastklemt aan Gods lief- desbestel, kan in der 'waarheid betuigen Immers is mijn ziel stil tot God, van Hem is mijn heil (Psalm 622). En in die stilheid neemt hij eiken dag weer uit eigen zwakheid en onwaardigheid de toevlucht tot Hem, Die ons eerst heeft liefgehad, en Die de eenige Springader is van vergeving en ontferming, van barmhartigheid en trouw." Moge de bestudeering van .'dr. Dijks' boek inderdaad bevorderlijk zijn aan zulk een „leven uit vrije genade". DRIETAL TE Doetinchem C. J. Goslinga te Oosthem, D. Chr. Karssen to Hattem en W. L. Korfker te 13 am e veld. BEROEPEN TE Oldekerk (Gr.): R. Haitsma cand. te Oosterliolt (bij Kampen). ScheemdaII. Boswijk te Gaast. Hendrik-Ido-AmbachtR. Haitsma. cand. te Oosterliolt St. Lanrens L. E. Smilde, cand. te Utrecht. Zutfen II. Hummelen te Bedum. AANGENOMEN NAAR VledderA. A. v. Opstal, cand. te Nijensleek (gem. Vledder). ZwammerdamG. J. Wissink te Velseroord. BEDANKT VOOR Kampen W. H. den Houting Jr. te Huizen. Ulrum J. D. Heersink te Oude-Pekela. Driesum W. v. Gelder te Langeslag. BierumJ. Bosch te Westbroek. Afscheid en Intrede. Krabbendijke. Zondag 18 Januari werd ds. A. Andree. van Werkendam overgekomen, bevestigd door ds. A. P. Lanting, van Wolphaartsdijk, met als tekst Efeze 4 vers 11 116. Des namiddags deed ds. Andree intree met een predikatie over Col. 1 27 b en 28. Beide malen, vooral 's middags, was de nieuwe kerk vol. De con sulent, ds. Dej Boeft van Kruiningen. was bij de intree aanwezig. Deze hield van November af de catechisaties, waarvoor hem dank werd gebracht. De naburige kerk van Rilland-Ba' h hield 's middags geen godsdienstoefening, zoodat ook de leden dier kerk de intree van ds. Andree bij konden wonen. De gebruikelijke toespraken werden gehouden door ouderling Schwartz, ds. Den Boeft en ds. Lanting. Haamstede. I)s. W. Goedliuys nam Zondagmiddag 18 Januari afscheid van zijn gemeente met een leer rede over Deut. 33 27. Na verschillenden toespraken nam ouderling Van der Linde het woord, om namens kerkeraad en gemeente den scheidenden leeraar hartelijk dank te zeggen voor den ambtelijken arbeid hier verricht, hem en zijn gezin toevvenschend Gods zegen. De gemeente zong Ps. 134 3. Hierna sprak ds. v. Tol, de consulent, namens de classis Zierikzee. Het kerkgebouw was overvol. Tegenwoordig waren de beide Herv. predikanten, de beide Burgemeesters en verdere autoriteiten. Staande zong men bij het scheiden Ps. 1214 Hoek. Zondag 18 Januari werd cand. J. B. Vanhaelen alhier in zijn ambt bevestigd door ds. A. Lau- wers van Brussel met een leerrede over 1 Tim. 4 16. Ds. Vanhaelen deed 's middags zijn intrede. Hij ver bond zich aan de gemeente met een leerrede over Joh. 4 3138. Aan het slot van den dienst werd hij hartelijk toegesproken door ouderling D. de Putter, namens kerkeraad en gemeente, door ds. S. Groene- veld namens de Classis Axel en door zijn bevestiger als vriend en als vertegenwoordiger der Geref. Kerk van Brussel. Kollum. Zondagnamiddag 18 Januari nam ds. J. Dekker afscheid van Kollum met een predikatie over Openb. 3 11. Aan liet. slot richtte hij hartelijke woorden van af scheid tot kerkeraad en gemeente en catechisanten. Onderling l. Bakker sprak namens kerkeraad en ge meente eenige hartelijke woorden van afscheid tot den scheidenden leeraar en wenschte hem en zijn gezin des Heeren zegen toe. Hij verzocht te zingen Ps. 121 4 en Ps. 1381. Namens de Classis Kollum werd ds. Dekker op hartelijke èn zeer waardeerende wijze toegesproken door ds. H. Knoop. Nadat. ds. D. dank gezegd had voor de gesproken woorden en ge uite wenschen, ging|hij£in dankgebed voor. De kerk was overvol. Ds. J. W. Gunst, te Woerden, die eenigen tijd rust moest nemen, hoopt Zondag 1 Febr. a.s. weer voor zijn gemeente op te treden. De datum van de 25-jarige ambtsbediening van ds Joh. Jansen te IJmuiden is niet zooals het Jaarboekje der Gereformeerde Kerken en ook eenige bladen reeds abusievelijk meldden. 10 Febr. 1925. maar 10 Febr. 1926. Zondagmorgen hield ds. O. de Roos, te Rinsu- mageest, bij zijn 35-jarig ambtsjubileum een herden kingspredikatie over Psalm 71 17 en 18. Ds. A. C. Sonneveldt. De door zijn emigratie- plannen in ons land niet onbekende predikant, ds. A. C. Sonneveldt, denkt Woensdag 21 Jan. a.s. weder naar Argentinië te vertrekken, om er zijn herderlijk werk te hervatten. Meer dan VJt jaar heeft hij nu in het vaderland doorgebracht met lezingen te houden over Argentinië en de emigratie daarheen, en met vó.or verschillende Kerken op te treden in de bediening des Woords. Vooral de Geref. Kerk van Aalsmeer, die door het overlijden van ds. Fokkinga nog steeds herderloos is, beeft hij menigmaal gediend. Aan de predikatie van Zondagmiddag voegde de leeraar 'n kort woord van afscheid toe, waarna ouderling De Ruig namens Ker keraad en Gemeente den vertrekkende hartelijk dank bracht voor het hier verrichte werk. Hierna werd ds. Sonneveldt toegezongen: „DeHeer zal u steeds gadeslaan", waarna in de consistorie gelegenheid was om afscheid te nemen. In den korten tijd, dat hij hier was, had ds. Son neveldt door zijn ernstige en1 warme prediking de achting en genegenheid van vele gemeenteleden ver worven. VERGADERING van de classis Axel op 15 Januari te Neuzen. 1. Namens de roepende kerk van Zaamslag opent ds v Dijk de vergadering. Hij laat zingen Ps 25 2, leest Matth 5 112 en gaat voor in gebed 2. Alle kerken blijken wettig vertegenwoordigd. 3. Moderamen ds. Moene praeses ds. Groeneveld scriba en ds. van Dijk assessor. 4. Notulen worden gelezen en goedgekeurd. 5. Ingekomen stukkena) Een schrijven van de classis Z. dat ds. H. weer beroepbaar is. b) Een droeve mededeeling van de classis H. Beide voor kennisgeving aangenomen. 6 Inzake het voorstel van de kerk van Hoek tot regeling der classicale quota wordt een commissie benoemd die een alzijdig onderzoek instellen zal en op een der volgende vergaderingen van de classis met een voorstel zal komen. Die commissie zal bestaan uit de brs. Groeneveld, Sietsma en De Ruiter. 7. In verband met. een voorstel Schoondijke neemt de classis het besluit, dat zij verzoeken zal, dat de Partic. Synode er bij alle classes op aandringen, dat ook inzake de Zending alle classes tenminste het bedrag opbrengen dat zij naar verhouding harer quota verschuldigd zijn. 8. De Zendingsdeputaat ds. Gr. dringt er op aan dat voor Blondo en voor het hulphospitaal Yan Parakan in alle kerken der classis met, de bekende middelen wat gedaan zal worden. 9. Inzake art. 10 der Hand. Partic. Syn. Yan Zeeland 1924 wordt aan de kerken een voorstel mede gegeven. 10. Aangaande art. 14 al. 4 dier Handel, spreekt de classis als haar oordeel uit, dat voor alle kerken de regeling van art. 13 in onze provincie terstond bij overlijden of emeriteering in werking b hoort te treden. 11. Brs Scheele en Hamelink rapporteeren dat liet boek van den class, quaestor in orde is. De praeses dankt hem voor zijn beheer. 12. Bij de rondvraag naar art. 41 wordt aan de kerk van A. advies gegeven in een tuchtzaak. 13. De steun door de Kerk van H. voor 1925 aan gevraagd wordt verleend 14. De volgende classicale vergadering zal zijn D.V. 3en Donderdag in Mei te Neuzen Roepende kerk Axel. 15. Korte notulen worden gelezen en goedgekeurd. 16. De praeses gaat voor in dankzegging en sluit de vergadering. Op last der classis, P. v. Dijk, assessor. VERGADERING der Classe I Tholen D.V. op Woensdag 4 Februari a.s., in de Geref. Kerk te Bergen-op-Zoom. Agenda: 1. Opening dei' vergadering. 2. Nazien der Credentiebrieven. 3. Lezen en vaststellen der notulen. 4. Zaken uit de notulen. 5. Ingekomen stukken. 6. Behandeling instructies. 7. Bapporten. 8. Rondvraag naar artikel 41. 9. Aanvraag vacature-beurten. 10. Rondvraag. 11. Lezen persverslag. Mede te brengen collecten, a. Hulpbeh. Studenten, b. Theol. School. Namens de Classe, E. Tange, Scriba. De Classis Zierikzee zal D.V. vergaderen op Woensdag 18 Februari. Punten voor 't agendum s.v.p. vóór 8 Februari. Namens de roepende Kerk. C. J. Wielenga, Praeses. D. Mulder. Scriba. Middel b u r g. De vergadering van de Com missie van Beheer zal niet plaats hebben Vrijdag 31 Januari a.s. maar Vrijdag 6 Februari, plaats en tijd als gewoon. De secretaris. M i d d e 1 b u r g. Verhooging vrijwillige bijdragen. Zitting der commissie tot 't, in ontvangst nemen dei- resultaten Woensdag a.s. 8.30 —9.30 uur, consistorie Noorderkerk,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 2