DADERS DES WOORDS.
Het gezinsgebed.
FEUILLETON-
Officiëele Berichten.
dringt zich de vraag ophoe zal het straks
gaan, zal de ziekte plaats maken voor gezond
heid of niet Zullen we voor elkander gespaard
worden of zal er een scheiding plaats hebben
Het is niet te berekenen, hoe groot het getal
van hen is, die onder een zwaren last gebogen
het oude jaar uitgaan, want er zijn ook ouden
van dagen, die aan alles merken, dat het leven
verdwijnt als een damp en dat alle heerlijkheid
der menschen vergaat. Tot dusver ontkomen
zij aan den greep van de kille hands des doods,
maar zij weten het, dat zij spoedig aan de
beurt zullen zijn en met droefheid in 't hart
denken zij er aan, dat alles als een kleed ver
oudert en dat niets zijn stand kan behouden.
Zij staan aan het einde van de levensreis en
zij zien er tegen op om voor goed heen te
gaan. De jaren zijn als luchtschepen voorbij
gevaren en de overige dagen zullen even snel
heenvliegen. Zij zien geen toekomst meer en
de gedachte verontrust, dat zij hun plaats onder
de levenden niet lang meer zullen kunnen in
nemen.
En nu gedacht ik nog niet aan hen, die in 't
afgeloopen jaar zich iemand zagen ontvallen,
aan wien zij bizonder gehecht waren. Zij gingen
het nieuwe jaar in zonder te beseffen, dat de
dood in hun woning zou komen. Zij wisten wel,
dat het leven aan de vergankelijkheid onder
worpen is, en dat de dood elk uur verschijnen
kan, maar zij wenschten zoo, dat zij ook in 't
afgeloopen bij elkander mochten blijven. Doch de
wensch werd niet vervuldhet ging geheel
tegen de begeerte in, er ontstond een ledige
plaats en er kwam rouw in 't hart. Hoe nader
zulk een heengegane ons stond, hoe smartelijker
het viel en hoe grooter de droefenis was. Hier
was het een oude van dagen wiens kracht ver
ging, daar een man of een vrouw op de middag
hoogte van 't leven, die het tijdelijke met het
eeuwige wisselde, ginds een, die aan den ingang
van het leven nog stond en elders een kind,
dat zulk een aangename afwisseling in den huise-
lijken kring bracht. En alsde Kerstdagen komen
als de jaarwisseling aanstaande is, komen oude
herinneringen met nieuwe kracht naar voren en
doen de wonden weer bloeden, o Hoeveel leed
is er op aarde, altijd worden nieuwe graven
geopend. Het leven stelt wel zijn eischen aan
hen,die achterblijven en dit is gelukkig, maar velen
zijn er wiens hart zich meer met de gestorvenen
bezig houdt dan met hen, die in zijn onmiddelijke
omgeving leven. Als men nog nimmer de diepe
smart heeft gekend, dan kan men er nog ge
makkelijk over spreken, ja zeker met meegevoel,
maar wie brengt de balsem aan,'als het hart
doorpriemd wordt. Doch wij mogen dezen kant
niet verder uit. Ook zij, die lijden moeten het
oog er voor open houden, dat het verlies niet
zoo smartelijk zou zijn, indien zij niet veel ont
vangen hadden in hen die hen verlieten. Het is
wel bezwaarlijk, maar het behoort toch zoo te zijn
want wij mogen de weldaden niet vergeten,
welke wij vroeger hebben genoten en we daar
mede eindigen in Hem, wiens goedertierenheden
wij gezien en ondervonden hebben in 't leven
dat achterligt. Vooral ook hebben we te waar-
deeren, als we niet behoeven te treuren als zij,
die geen hoop hebben en het moet ook in
dagen van groote beproeving blijken, dat ge-
loovigen in God hebben een Bron van kracht
en verkwikking. Wij mogen niet toegeven aan
't denkbeeld, alsof God ons zou plagen uit lust
tot plagen, veeleer is het roeping om er naar
te staan om een levendigen indruk te houden
van 's Heeren goedgunstigheid.
Gevaar loopen wij in een donkeren weg om
onze ziel te kwellen met allerlei vragen, waarop
we aan deze zijde van 't graf geen antwoord
bekomen zullen en ons zelf hoe langer hoe
dieper in onze droefheid te begraven. Daarom
houde ieder onzer het oog op den Heere, klage
aan Hem zijn nood en storte zijn hart voor Hem
uit, opdat wij ervaren, dat Zijn goedheid in
nood en dood voor de Zijnen oneindig groot is.
Aan alle lezers zij een gezegende jaarswisseling
toegewenschtBouma.
VI.
In het licht van de enkele algemeene regelen,
die we in de voorgaande artikelen poogden aan
DOOR
HUGO KING MANS.
53)
Een scherp gefluit weerklonk en langzaam
zette de trein zich in beweging, toen op de
treeplank een heer sprong, Johans coupédeur
openrukte en naar binnen vloog.
„Net op het nippertje," hygde hy, buiten
adem schier.
Johan werd even bleek, toen hy den man
zagzyn hart bonsde.
De laatkomer keek hem toen ook aan en
geljjktjjdig klonk het
„Hé, Treebeek!"
„Bouter
Treebeek stak zijn hand uit en Bouter drukte
die.
Een oogenblik was er een beklemmende stilte.
Johan zag de voorbije dagen weer vóór zich
den tijd, dat hij zoekende was en zoover van
God was afgedwaald.
En Bouter had in de gevangenis gezeten
wegens manslag. Het drukte hem. Men kon
het zien, als men het wist.
Zij zaten tegenover elkaar. De trein snelde
voort.
Johan wilde wat vragen, maar de woorden
bestierven hem op de lippen.
te geven, willen we een antwoord zoeken te
geven op de vraag, of het gezinsgebed, gelijk
dat onder ons veelvuldig gevonden wordt, aan
de daar genoemde vereischten voldoet.
:~4Vergissen we ons nu niet al te zeer, dan
wordt in zeer vele,! zoo niet in de meeste ge
zinnen gebruik gemaakt van formuliergebeden.
Daardoor wordt onze vraag een-tweeledige
allereerst de inhoud van de meest gebruikte
gebeden in overeenstemming is met wat
in het gebed van een Christelijk gezin moet
worden gevorderd en dan de andere vraag, of
het gebruiken van een jormuliergebed, hoe
voortreffelijk ook, kan geacht worden te allen
tijde ten volle^aan de zielsbehoeften'in een
Christelijk gezin te voldoen.
Als eerste van de gebruikte gebeden noemen
we het „Onze Vader."
Op dit gebed nu heeft, blijkens meedeeling
in De Heraut'van 21 Sept. j.l., de moderne
emeritus hoogleeraar Prof. Oort heel wat aan te
merken. Vond ook hij vroeger het „Onze Vader"
een voortreffelijkfgebed waarom hij het dan ook
onbeperkt geprezen had, in den laatsten tijd
was [zijn oordeel !daarover minder7gunstig ge
worden en meende hij een heele reeks bezwaren
daartegen te moeten inbrengen.
En blijkens een'tweede artikel van Prof. H.
H. Kuyper, in De Heraut van 28 Sept., ging een
ander," nog dienstdoend, modern hoogleeraar,
Prof. H. Windisch, wel niet geheel met de
critiek van zijn college Prof. Oort mede, maar
achtte ook deze het „Onze Vader" volstrekt
niet een volmaakt gebed. Volgens dezen hoog
leeraar is het nog wel bruikbaar voor de een-
voudigen en nog-niet-verlosten, maar is een
Christen, die den Geest ontving er eigenlijk
boven verheven.
Deze critiek, die vertegenwoordigers van de
moderne richting durven uitbrengen op het ge
bed, datjezus zelf zijn discipelen leerde, bewijst,
waar het hen zóóver doet afdalen, hoe ver
keerd hun beginsel is, krachtens hetwelk zij
zich veroorlooven critiek uit te oefenen op het
Woord Gods.
Niet ons is het geoorloofd critiek te oefenen
op Gods Woord, maar Gods Woord, ook het
„Onze Vader", hebben we te aanvaarden als
een regel voor de critiek waarmee we ons zelf,
ook in ons bidden, hebben te beoordeelen.
Voor ons is dan ook geen vraag, of de in
houd van het „Onze Vader" wel zou beant
woorden aan de vereischten van het Christe
lijk gezinsgebed. Wanneer het zou zijn, dat
het niet overeenkwam met de regelen, die we
zouden meenen daarvoor te moeten stellen,
dan zou de fout niet liggen in het „Onze Vader"
maar in die aldus opgestelde regelen en zouden
die dus naar den inhoud van het volmaakte
gebed moeten worden gewijzigd om daarmee
overeen te stemmen.
En is het voor ons geen vraag of het „Onze
Vader" wel een goed gebed is voor den Chris
ten, als we de andere, de geoorloofde en nood
zakelijke vraag gaan stellen, wat we van het
„Onze Vader" voor ons bidden kunnen leeren,
dan blijkt wel uit de verklaring van dit vol
maakte gebed, gelijk die in den Catechismus
Zondag 45—52 gegeven wordt, wat rijk aan
inhoud het is en hoe het op volmaakte wijze
in kort bestek saambindt al wat in het rechte
gebed niet mag ontbreken.
Daarom is het ook bij uitnemendheid ge
schikt voor het gezinsgebed. Alle nooden ook
van het gezin, de stoffelijke en geestelijke doet
het voor den Heere brengen. Het geeft uit
drukking aan het besef van gemeenschap, dat
in het gezin moet werken, wanneer het niet
spreekt van „mijn" maar van „ons". Het wijdt
het heele gezinsleven aan God, wanneer de
aardsche vadeimet dat gebed, in naam van
zijn gezin, nadert tot den Vader, die in de
hemelen is. Het komt met een gedurige her
innering, dat die Vader in de hemelen er niet
is om al de wenschen, die in dat gezin mochten
leven te vervullen, maar dat ook dat gezin
hierin vindt het doel van zijn bestaan, dat de
naam van dien Vader geheiligd worde, Zijn
koninkrijk komeZijn wil zou geschieden gelijk
in den hemel alzoo ook op de aarde.
Een rijke zegen kan genoten worden in het
gezin, waar dat gebed door den vader eerbie
dig wordt uitgesproken, en allen dat van harte
bidden en meebidden.
„Je bent niet meer in Arnhem, hé?" vroeg
Bouter. „Ik heb er van gehoord".
Uit' de laatste woorden begreep Johan, dat
hy op de hoogte was van zyn verdere levens
loop.
„Stroosnyder heeft bet my verleden week
verteld", ging Bouter als ter verklaring verder.
„Het verwonderde my niets".
Verbaasd keek Johan hem aan, wat de ander
opmerkte.
„Neen", zei hy. „Ik heb het altyd wel gedacht.
Je opvoeding stond je in den weg en je
zoudt terugkeeren, niemand, die er meer van
overtuigd was dan ik. Enfin, ieder mensch moet
nu eenmaal zyn bestemming maar volgen".
Johan dacht aan de woorden, gesproken door
zijn meisje, gistermiddag, op het kerkhof van
Buurtwolde. Zij had precies hetzelfde gezegd.
Maar wat was er een verschilZooals God het
heeft opgeteekend in het boek van Zyn raads
besluiten Hy zei dede mensch moet zyn be
stemming volgen
„Ja", vervolgde Bouter. „Jy bent nooit met
hart en ziel socialist geweest. Je waart het tegen
wil en dank".
„Je hebt gelijk", antwoordde Johan. „Ik was
in het tydperk van het zoeken".
„En nu heb-je dan gevonden, zooals je ten-
m nste meent".
„Neen, niet zooals ik het meen, maar zooals
ik het zeker weet".
„Nou, ik weet daar niks van. Maar ik moet
zeggen, dat je een gelukkige sterveling bent.
Overigens wil ik je wel vertellen, wy waren
zoo intiem met elkaar, dat ik het wel zeggen
Niet in alle gezinnen is het echter regel het
„Onze Vader" te gebruiken, in sommige bedient
men zich van den bedezang voor het eten, in
ons Psalmboek achter de psalmen opgenomen.
De bede/die de. huisvader namens z'n gezin
opzendt, luidt dan aldus:
O Vader, die al 't leven voedt,
Kroon onze tafel met Uw zegen,
En spijs en drank ons!met dit goed,
Van Uwe milde hand verkregen
Leer ons voor overdaad ons wachten
Dat w' ons gedragen als 'tbehoort;
Doe ons het hemelsche betrachten
Sterk onze zielen door Uw woord.
Van dit gebed geldt niet, als van het „Onze
Vader", dat het boven critiek verheven zou
zijn. Dit gebed heeft z'n vorm ontvangen van
een mensch, en als bij alle menschenwerk mag
hier dus de vraag gesteld worden, of het met
terdaad beantwoordt aan de vereischten, die
aan het gebed voor een Christelijk gezin moeten
gesteld worden. Zelfs dan nog zou die critiek
geoorloofd zijn, wanneer dit gebed gelijk
men allicht zou denken, omdat het een plaats
kreeg in ons Kerkboek kerkelijk was goed
gekeurd. Immers ook onze belijdenisgeschriften,
die kerkelijk werden vastgesteld, blijken aan
critiek onderworpen. En wanneer iemand zou
kunnen aantoonen, dat iets in die belijdenis
geschriften niet in overeenstemming was met
de H/Schrift, zou daaruitlvolgen dat die be
lijdenis op dat punt zou moeten worden herzien
en gewijzigd. Wafer ten deze gebeurde met
een zinsnede infart. 36 van onze Ned. Geloofs
belijdenis, spreekt hier een duidelijke taal. Maar
zelfs die kerkelijke goedkeuring heeft de bede
zang niet ontvangen. Prof. Biesterveld zegt
ervan in zijn „Het Gereformeerde Kerkboek"
bl. 50„Over de liederen voor huiselijk gebruik
sprak de Synode, (bedoeld is die van Dord
recht) van zelf nietu. En dit zelfde geldt dus
ook van den Dankzang na het eten.
Dat nu dit gebed voor het Christelijk gezin
onbruikbaar zou zijn, willen we zeker niet be
weren. Trouwens dan zou het ook wel uit ons
Psalmboek geweerd .zijn, of althans daaruit zoo
spoedig mogelijk verwijderd.
Maar dat dit gebed zou uitmunten door
eigenschappen, die het voor het Christelijk
gezin bijzonder geschikt zouden doen zijn, dat
kunnen we al evenmin ervan getuigen.
We kunnen ons al indenken, dat er gezinnen
zijn, waarin de bede: „leer ons voor overdaad
ons wachten" ietwat pijnlijk aandoet omdat er
voor zulk een zich-te-buiten-gaan aan overdaad
schijn of schaduw van de mogelijkheid zelfs
ontbreekt. Stel u voor die bede, in de dagen
van de distributie, toen er, ook in wat men
wel eens de gegoede kringen noemt, meer dan
gevaar bestond voor ondervoeding. En zulke
gezinnen zijn er ook nu, buiten den distributie-
tijd nog. En gaat het nu wel aan, dat een vader
dan zijn kinderen laat meebidden, dat ze voor
overdaad zich zullen wachten? Is er dan niet
veeleer reden,^.hun voor te bidden, dat ze
tevreden mogen zijn met, ja nog dankbaar zijn
voor wat ze ontvingen, en dat God ook in dat
weinige gelijk Hij vaak toonde te doen een
groote voedende kracht mocht leggen
Maar er is ook meer op te merken. De zegen
wordt alom toegeschreven aan Gods milde hand
en terecht. Maar er is bij God ook meer dan
mildheid, daar is bij Hem ook genadewanneer
Hij onze tafel kroont met Zijn weldaden. Al
leen wanneer verstaan wordt dat het door Gods
genade is, kan de mildheid in die gave worden
erkend en beleden, zelfs dan wanneer de gave
maar weinige zijn.
Wanneer gebeden wordt: „dat w'onsgedra
gen als yt behoortis daar op zichzelf' niets
tegen in te brengen, maar moeilijk is toch te
ontkennen dat de bede van het hart, die daar
aan ten grondslag moet leggen, zich krachtiger
en inniger kan uiten.
Daar is dan ook, gelijk we later nader hopen
aan te toonen, in ons Kerkboek een ander ge
bed te vinden, dat veelmeer aan de behoeften
van het Christelijk gezinsgebed beantwoordt en
aan het gezinsleven zou hetjzeker ten goede
kunnen komen, wanneer deze bedezang voor
het eten, daarvoor zou plaats!maken. Heij.
kan, dat ik ook de oude niet meer ben".
„Bedoel je, datje geen S.D.A.P.er meer bent?"
„Ja, dat bedoel ik", en er kwam een bittere
klank in zyn anders zoo sympathieke stem,
„ja, dat bedoel ik. Ik heb er genoeg van. Je
weet, wat er met my is gebeurd?"
Johan knikte.
„Welnu, ik heb er voor geboet. Ik heb ge
zeten en men schuwt my thans als, als, ja, als
de pest. Dat is het goeie woord. Partygenooten,
van wie ik had gedacht, dat zy my zouden
vooruithelpen, als ik weer vry kwam, draaien
het hoofd om, als ze my zien En een kamer
lid, tot wien ik my wendde, zeide, zeer pathe
tisch„Je hebt onze mooie beweging te schande
gemaakt". Fraai, niet?
Maar ik heb hem toegesnauwdIk heb ge
daan, wat jullie my hebben geleerd. Ik heb met
de daad den klassenstrijd gepredikt". En toen
heeft hy my de deur gewezen".
Johan luisterde aandachtig. Was het met hem
ook niet zóó gegaan, zy het dan in anderen
zin. Had hy het óók niet by menschen gezocht,
inplaats van naar God te gaan?
Hy wilde iets zeggen, maar de ander voor
kwam hem.
„Zeg, Treebeek, ik weet wat je wil zeggen.
Maar doe my één genoegenga niet preeken.
Want ik moet er niets van hebben".
„Ik wilde niet gaan preeken, Bouter. Ik wilde
alleen maar zeggen, dat je het niet by menschen
moet gaan zoeken. Dat deed ik ook. Maar het
baatte niet. Jy ondervindt het ook. Neen
„Zie-je wel, dat het een preek gaat worden
Spaar me die, Treebeek. Ik ben er niet voor
VERGADERING der Zendingsdeputaten
met het Comité der Zendende Kerk
te Middelburg 12 December 1924.
De morgenvergadering stond onder leiding
van ds. Doekes, die de vergadering opendeen
voorging in gebcL
Door de mist, ongesteldheid en uitstedigheid
waren vier deputaten verhinderd dè vergadering
bij te wonen.
Er was een schrijven ingekomen [van ds.
Merkelijn, dat goede tijding bevatte. Door de
gunst onzes Gods over hem was zijn gezond
heid steeds goed en mocht,hij zonder één dag
verhinderd te worden, met lust zijn veelvou-
digen arbeid verrichten. Ook zijn gezin maakt
het goed. De oudste jongen echter had een
aanval gehad van malaria tropica maar was
nu weer hersteld.
De arbeid mocht dus geregeld voortgaan.
En als is de groei niet gelijk aan die van een
wonderboom, er is toch een gestadig toenemen.
Op de eene plaats meer, op de andere minder.
Een vruchtbaar veld is vooral Tempel. Bijna
bij iedere avondmaalsviering, die ook om de
drie maanden plaats heeft, zijn er volwassenen
die belijdenis des geloofs afleggenen onder
deze vele pryjaji's. Tempel heeft al verschei
dene helpers geleverd voor den Zendingsarbeid
en onder hen met kloeke kracht en grooten
ijver.
In Blondo blijft de arbeid goed gaan. De
finantieele toestand heeft zich gelukkig een
weinig hersteld. Toch is er nog een te kort
van f 2000,—. Blondo zelf werkt mee om den
last te verlichten. Er is nu aan die armen-
kolonie een mattenmakerij verbonden en ook
is er een begin gemaakt met weven van aller
lei stoffen. Een der Javanen te dier plaats is
daartoe bekwaamd op een textielfabriek te
Bandoeng. Zoo leeren de vrouwelijke bewo
ners van Blondo weven handdoeken, servetten,
keper enz. en de gemaakte goederen worden
met eenige winst verkocht. Prachtig was de
steun, die uit Magelang kwam. Een bazaar,
daar gehouden, bracht op f 2500,zegge
twee en een halfduizend gulden. Dat was
dubbel waard nu de hulp uit Holland teleur
stelde. De prikkaarten brachten wel wat op,
maar vele kerken hielden zich stil. En ook
werd de hoop niet vervuld, die er was op
den verkoop van het boekje over de Zending
van br. Lok. Daar zijn nu nog zoovele kerken,
waar geen enkel ex. verkocht werd of zeer
weinige. Wij mogen toch niet onderstellen,
dat in die kerken geen belangstelling is voor
het Zendingswerk. Wij willen dat ook nog
niet. Maar we moeten toch de kerkeraden en
zendingscomité's eens aan dat boekje herin
neren. In elke kerk is wel een broeder of
zuster te vinden, die er mee wil werken.
Van Parakan en 't hospitaal kwamen ook
goede berichten. De samenkomsten worden
steeds drukker bezocht, 't Lijkt een hoopvol
terrein te wezen. Maar ook hier gaat de ar
beid niet zonder teleurstelling. Zuster Nete
lenbos zal zeer waarschijnlijk heengaan. En
wie zal dan die plaats vervullen?
Sinds het vorige jaar arbeidt ds. Merkelijn
ook in Temangoeng, omdat br. Horstman daar
zekere Bernard heeft ingehaald, een man van
de Pinksterbeweging, die 't werk der Zending
meer schade doet, dan voordeel.
Met den schoolarbeid loopt het over 't al
gemeen besteen paar desa's uitgezonderd.
Indië heeft echter ook zijn nieuwe regeling
voor 't schoolwezen en dientengevolge andere
bepalingen voor subsidie. Deze laatste zijn
niet in 't voordeel der Zending. De oprichting
van desa-scholen is door deze regeling zeer
bemoeilijkt, omdat geen subsidie meer gegeven
wordt voor den bouw en meubileering dezer
scholen.
Na met belangstelling van al deze dingen
kennis te hebben genomen, hebben deputaten
in deze morgenvergadering verschillende zaken
bezien, die in de middagvergadering met het
Comité der Zendende Kerk zouden worden
behandeld.
Deze middagvergadering werd geleid door
ds. Telkamp. Een der broeders uit het Comité
was absent.
in een stemming. Ik heb dus, om verder te
gaan, de party vaarwel gezegd en ben nu niets
meer. Dat is het allerbeste".
„Niets bestaat niet", gaf Johan op deze op
merking ten antwoord. „Een mensch, die zegt,
niets te zyn, is toch altijd iets".
„Van die redeneering begryp ik niet veel.
Overigens snap je heel goed, wat ik bedoel,
als ik zeg, dat ik niets ben".
„We kunnen er heel moeilyk over praten",
ging Johan verder. „Ik kan alleen maar de
hoop uitspreken en God bidden, dat Hy je
genadig zij. Je moet toch van Hem alles ver
wachten. Menschen laten je in den steek, je
hebt het nu zelf ondervonden".
„'n Mooie leer", spotte Bouter", we moeten
volgens jou, christelijk leven, dat wil zeggen,
dat wij allen broeders moeten zyn, en dan
wordt daar zoo koud gezegdvan menschen
moet je het niet verwachten, 't Is fraai, dat
moet ik zeggen."
„Ik geloof, dat wy langs elkaar heen praten.
Ik bedoel alleen met myn woorden, dat men
schen ons het ware geluk, de zielevrede niet
kunnen schenken. Dat kan alleen God in
Zyne genade. Zeker, menschen kunnen ons
den weg wijzen, dat hebben ze my ook gedaan
en ze zullen het my iu de toekomst nog meer
doen, maar dat is heel iets anders, dan het
ware geluk verkrijgen. Om dat te erlangen,
moet er een oprecht zoeken van God zyn, ik
kan uit ondervinding spreken. En dan niet
een God, zooals de mensch zich dien voorstelt,
maar de eenige, waarachtige God, zooals Hy
zich openbaart in Zijn Woord in den By bel".
(Wordt vervolgd).