Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 38e Jaargang. Woensdag 24 December 1924. No. 52. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. AAN DE LEZERS! Het is ons aangenaam, den Lezers te kunnen meedeelen, dat met ingang van het nieuwe jaar ons Blad zal ver schijnen in eenigszins vergroot formaat, en in meer compressen druk; waardoor het mogelijk wordt belangrijk meer lec tuur te geven dan tot heden het geval was. Het is ons ernstig streven den inhoud van ons Blad. door het openen van nieuwe rubrieken, te verrijken, waartoe nog meerdere Medewerkers aan ons Blad zullen verbonden worden. De Redactie hoopt in het eerstvolgend nummer daaromtrent nadere mededeeling te doen. Het Bestuur der Persvereeniging Ds. R. J. VAN DER VEEN, Voorz. P. OOSTERBAAN, Secr. UIT HET WOORD"" Bij het einde des jaars. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. w. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN. Abonnementsprijs: Advertentieprijs: 'per kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 cent. 15 cent per regeibij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 280. ZIET HIJ KOMT. Ziet Hij komt, zegt de Heere der heirscharen. Matth. 3:1. De dagen zijn kort; de avond komt vroegde nachten zijn lang, Het mor genlicht komt traag en van den gloed, welke op een heerlijken zomerdag aan schouwd wordt, merken we weinig. Buiten is het stil. De velden liggen verlaten. Hier en daar zijn er nog koeien, welke het laatste gras zoeken. Geen lijster fluit, geen leeuwerik zingt, geen vink hoort men en de kieviten zitten bij elkaar of vliegen traag op, maar voor een oogenblik. Heel de natuur zucht en houdt haar winterslaap. Geheel anders is het in de groote steden, waar het menschenleven steeds in beweging is en onophoudelijk voort gedreven wordt. De volkerenwereld verkeert in spanning, want ieder ge voelt, dat het zoo niet langer kan, dat er verandering moet komen en vraagt zich af op welke wijzen het gaan zal. De mannen, geroepen tot het leiden van hun volk, beheerschen de omstan digheden niet en zij blijken machteloos te zijn om een doortastende verbetering aan te brengen. Is het vreemd, dat schier allen uitzien naar een man, die de verwarring doet plaats maken voor de orde, en de onrust voor rust Het is de onzekerheid, welke de veerkracht verlamt en het hart met vrees vervult. Ziet, klinkt een stem van boven en de geloovigen in alle landen heften het hoofd op en luisteren. Het is een woord uit het verre verleden, maar dat zijn kracht behoudt voor alle tijden. Ziet, Hij komt, zoo klonk het reeds Israël in de ooren dat misnoegd neer zat, wijl de eene tegenheid de andere volgt. Het had zich voorgesteld, dat als maar eenmaal de heilige stad en de heilige tempel gebouwd waren, wel betere tijden volgen zouden, maar het werd hun van dag tot dag duidelijker, dat niet kwam, wat zij zoo vurig ge- wenscht hadden. Een groot voorrecht had het toenmalige Israël voor bij de tegenwoordige volken, het luisterde nog als God sprak door den mond van Zijn knechten en het richtte het oog naar de toekomst, welke weldra aan breken zou, want het werd hem zoo luide toegeroepen, dat er een Redder in den nood zou verschijnen. Ziet, Hij komt. Wie is het? Zip hebben een nauwkeurige aanwijzing. Snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere, dien gij zoekt, te weten de Engel des verbonds aan wien gij^üst hebt. Het zou veel geweest zijn, indien God had beloofd, dat er een Held tot hen zou komen die zich aan hun hoofd zou stellen om hen uit alle aardsche moeie- lijkheden te bevrijden. Maar meer mogen zij verwachten De Engel des Verbonds zelf zou verschijnen. Israël kende Hem. Was Hij niet vroeger verschenen .om aan Abraham te zeggen, dat deze tot een zegen voor alle vol keren 'zou zijn. Had Hij zich niet vertoond aan Mozes, aan Jozua, aan Gideon en anderen en steeds had Zijne komst heil bewerkt. Hij zou komen, niet traag maar snel, niet tot een enkele, gelijk voorheen, maar tot Zijn tempel, tot al Zijn volk. En Hij is de Heere, machtiger dan alle andere leidslieden, ja dan alle koningen en heerschers samen. Hij dien zij zochten, naar wien zij verlangden, in wien zij lust hadden. Hij is de Engel des Verbonds, wien opgedragen was om te zorgen voor het verbond eens met Abraham opge richt en later met het geheele Israël gesloten. Hij waarborgde aan het volk, dat God Zijn verbond zou houden en Hij zorgde er voor, dat het volk dit verbond nimmer krachteloos kon maken. Welk een waarde had dit voor allen, die naar Hem vroegen en op Hem hoopten, want dit verbond bevatte al wat een mensch behoeft, tijdelijke en eeuwige zegeningen ja daarin gaf God zich zelf aan Zijn volk En een volk, 't welk God heeft tot Zijn eigendom kan niet omkomen en zal in elke duis ternis het licht zien. Ziet, klinkt het ons tegen. Hij is ge komen. In de volheid des tijds. Hij is gekomen in Bethlehem's stal en naar dit woord luisteren allen in alle landen, die zich bewust zijn, dat zij een Helper in den nood, een Zaligmaker behoeven die hen verlossen en redden kan, hoe droevig hun toestand, hoe drukkend hun leed, hoe groot hun ellende ook moge zijn. Daarom is de Kerstnacht een ster aan den donkeren hemel en een licht in elke duisternis. Hij is ge komen de Beloofde van ouds, de Ko ning Israëls, de Bevrijder uit eiken druk, de Engel, die ons de schatten van het verbond heeft verworven en in wien al de beloften Gods ja en amen zijn. Het ongeloof roeptneem die kribbe, neem die doeken weg, maar aan een geloovige is Hij juist dierbaar om die krib en om die doeken. Op deze wijze verstaat Hij, dat Hij die rijk was arm is geworden opdat wij door Zijn ar moede rijk zouden worden. Daarom willen wij weer in den geest staan in dien geringen stal om ons neer te buigen met de herders en met de wijzen uit het Oosten om Hem te aan bidden. Begrijpen doen we het niet, dat Hij tot ons wilde komen in de ge- .stalte van een hulpeloos wicht, wij kunnen ons slechts over zulk een daad verwonderen en het is ons zalig, wan neer we alles uit het oog verliezen en slechts in dit kindeke aanschouwen den Eengeboren Zoon des Vaders in wien alleen het arme gefolterde menschen- hart rust kan vinden, Ziet, Hij komt. Zoo klinkt het ook ons nog in de ooren. Koningen ver schijnen en verdwijnenkoninkrijken komen op en gaan ten grondealles woelt hier om verandering en de lan den kunnen niet tot rust komen. Er zijn steeds goede tijdingen geweest maar zij werden snel achterhaald door slechte, zoodat schier niemand meer een goede tijding voetstoots durft aan nemen, omdat in de laatste jaren tel kens opgewekte verwachtingen steeds in bittere teleurstellingen eindigen. Maar als we ons op het Kerstfeest rond om de kribbe scharen, dan ontvangt ons geloof versterking, en onze hoop groeit er, wijl in het Kindeke van Maria blijkt, dat God aan Zijn woord gedach tig is en Zijn belofte steeds vervult. Gelijk Hij gekomen is, in de volheid des tijds, zoo zal Hij wederkomen aan 't eind der dagen en Hij zal Zijn volk redden uit al hun lijden. Eens brengt Hij ons uit alle benauwing in de volle ruimte en wij zingen eeuwig van Zijn goedertierenheden. Nog is de hemel der volken donker, nog is het uitzicht in de naaste toekomst niet bevredigend, geen nood, Hij komt ook in deze woeli ge tijden, en zelfs dc verwarring welke hopeloos schijnt, baant den weg voor Hem, wiens Naam Heer der Heeren en Koning der Koningen is We hooren als 't ware in de onrust der volken het naderen van Zijn voetstappen en wij zingen Hij komt, Hij komt om de aar de te richten, de wereld in gerechtig heid, al 't volk, daar 't wreed geweld moet zwichten, worde in rechtmatig heid geleid. Zoo zien wij met de geloovigen onder de O. Bedeeling uit naar de vervulling van de belofte en wij gaan met het oog op haar onzen vaak moeilijken weg goedsmoeds. Gelijk eenmaal de herders een ongekende blijdschap heb ben genoten, zoo zullen wij een vreug de maken, wanneer Hij ons tot zich nemen zal, welke de stoutste verwach ting overtreft. Daarom begroeten we in deze korte en in menig opzicht donkere dagen het Kerstfeest, dat ons uitnoodigt om te zien, de liefde des Vaders, die Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft en om tevens vooruit te blikken naar den dag, waarop we onzen Zaligmaker ver wachten. De Heere geve U en mij de rechte stemming, opdat wij Zijn Naam in waarheid prijzen mogen. Bouma. KERKELIJK LEVEN. Het jaar kwam en ieder zag het in de ge stalte, welke hem het meest aantrok. Velen vergelijken het oude jaar bij een grijsaard, die aan 't einde van zijn dagen gekomen is en het nieuwe jaar bij een aanvallig kind, dat door zijn lach de harten verovert. Het wekt in menig hart nieuwe hoop. Het oude bracht teleurstel ling, maar het nieuwe zal uit zijn overvloed wel goede dingen schenken. Het oude heeft zijn tijd gehad, doch het nieuwe opent een verschiet, dat er zonnig uitziet. Sommigen zagen het anders. De ervaring had hun geleerd, minder hoopvol gestemd te zijn. Zij hadden reeds onderscheiden malen een oude jaarsavond beleefd en zij herinnerden zich met weemoed, dat het verleden hun veel, 't welk hun lief was, ontnomen had en dat de verwach tingen, welke een nieuwjaarsmorgen ook in hen verwekt had, in teleurstelling waren geëindigd. Het was wel een nieuw jaar, doch de oude zorgen waren gebleven en bij het vele goede, dat zij hadden genoten, was het hun toch dui delijker geworden, dat de menschheid in haar geheel niet veel beter was geworden. Er mocht in menig opzicht vooruitgang te merken zijn. Ontegenzeggelijk kreeg de mensch meer macht over de hem omringende natuur, want ontdek kingen en uitvindingen vermeerderen zich vooral in de laatste tijden met een verbazende snel heid en wie zou zich daarover niet verblijden, temeer omdat het bewustzijn toenam, dat we er nog lang niet waren. Hoe menigmaal zouden wij nog met vei wondering aanschouwen, wat menschen tot stand hadden gebracht. De moge lijkheden waren nog vele en wij kunnen dan ook de verwachting koesteren, dat wij steeds hooger klimmen zullen. Het schijnt wel, dat er voor het kennen en het kunnen van ons geslacht haast geen grenzen zijn en dat aan ontplooiing van onze krachten geen einde is. Maar met dat al kan het bezwaren, dat het er in zedelijk en godsdienstig opzicht niet beter op wordt. De worsteling der eeuwen gaat door en de afval van God en Zijn woord, van Christus en Zijn kruis is nog altijd groot. Hoe we het jaar 1924 ook mogen ingegaan zijn heeft allereerst beteekenis voor ons per soonlijk leven wij willen daarover zwijgen in elk geval wij staan nu aan 't einde van dit jaar. Het Oude jaar is bijna uit en ieder heeft behoefte er aan om bij dezen mijlpaal gekomen, terug te zien. Voor zoover het ons mogelijk is willen wij ook in den kring van onze naaste betrekkingen zijn. Wij gevoelen altijd den band, die ons samensnoert, maar vooral merken wij dit heel duidelijk bij de jaar wisseling. Het geeft een gevoel van verademing, wanneer wij al de onzen nog rondom ons zien en wij met elkander nog danken mogen voor de bewaring welke over ons was. Het is eigen aardig, dat we dikwerf in 't begin van 't jaar onze oogen laten gaan in de ruimte, terwijl wij bij het einde meer letten op wie in onze onmid- delijke nabijheid leven. En als er dan niet één, aan wie we bizonder gehecht zijn, mist dan zeggen wijlaat ons ons verheugen en erken telijk zijnook al is 't dat het oude jaar ons ontnam, wat wij gaarne behouden hadden. Het komt dan uit dat het leven meer is dan al het andere en wij stellen dan ook de rijke weldaad op prijs, dat we nog ademen mogen in het uitspansel. Het kan best zijn, dat er herinne ringen zijn, welke ons de rechte levensvreugde rooven, maar het gevoel, dat wij gespaard zijn, houdt de overhand en met eenige dankbaarheid om het eens zeer zwak te zeggen gaan wij van het oude in 't nieuwe jaar over. Anders is het reeds, als we met bezorgdheid moeten zien op een in onzen kleinen kring, bij wie zich verschijnselen opdoen, welke wijzen op een ziekte, welke het dierbare leven al is het nog maar uit de verte bedreigt. En hoevelen zijn er ook thans, die in een dergelijken toe stand zich bevinden. Zeker, er is dankbaarheid, omdat zij met elkander het einde des jaars hebben mogen beleven, doch dit gaat gepaard met zorg voor de toekomst, en meer dan anders,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1924 | | pagina 1