Brieven uit Z.-VIaanderen.
FEUILLETON.
UIT DE PERS.
Verscherping van een
School-Vaccinedwang aanstaande
KERKNIEUWS.
Officiëele Berichten.
LXIII.
Amice.
Wat een prachtig weder hebben we in dezen
naherfst
Je herinnert je nog wel, hoe wij in onze
brieven wel eens een klaagzang aanhieven over
de modder van onze wegen.
Ik meende, dat het speciaal een euvel was in
Z.-Vlaanderen. Maar 'k las onlangs een stukje
van mijn Groninger collega, met ongeveer ge
lijke initialen als de mijne, waaruit bleek dat
natte herfstdagen het Noorden al evenmin iets
toegeeft als het Zuiden.
Reden tot klagen hebben we in dezen tijd in
't geheel niet.
Nu de oogst zoo wat binnen is, nu we hier
in Vlaanderen bij de oplaadplaatsen de stapels
suikerbieten opgetast ziendag aan dag de tal-
looze karren en hoogbeladen waggons voorbij
zien rijden, het Zuiden in, -- we moeten het
erkennen Amice, dat aller verwachting voor dit
jaar ver, zeer ver is overtroffen.
We hebben te vroeg geklaagd. Zijn wel eens
te vlug bij overigens wekenlangen regen aan
't murmureeren gegaan.
Aan 'teind van 'tjaar gekomen, is er meer
dan overvloedig reden om God te danken, voor
hetgeen Hij dit jaar op het veld deed groeien.
Mogen we allen zijn weldaden maar opmerken.
Vooral Z.-Vlaanderen lijkt me een gezegend
land.
Zelfs in den laten herfst komt dit uit.
Ik herinner me een avondwandeling in
Duitschland.
We hadden, ds. Graefe, Veldkamp en ik, op
onze terugreis van Breslau een omweg ge
maakt.
Niet ver van het Reuzengebergte zijnde,
wilden we de Schneekoppe beklimmen.
Waren 's avonds laat in een hotel aangeko
men op meer dan 1000 M. hoogte.
Na een paar uur gerust te hebben, in de
verwarmde gelagkamer, lokte de heldere maan
nacht ons naar buiten. Misschien konden we
achter de kam van onze berghelling de
Schneekoppe zien!
Die wandeling vergeet ik niet licht, Amice.
Die roodbruine rotswanden, steil omlaag.
Dofglanzend als koper in het maanlicht, daar
achter de vlokken zwarte schaduw van eiken
steen, van elk vooruitstekende klip.
En hoog in de kloven, blanke glinsterend
witte sneeuw.
Ons pad omhoog eenzaam.
Zwijgend meest liepen we voort, wijkend
voor wortels en knoesten van de lage dwerg
eiken. Boven ons de reine lucht, met de vorstin
des nachts in stralenden luister.
Schoon was dit alles, onvergelijkelijk schoon.
Maar onvruchtbaar!
Den anderen dag bleek het. Hoe hoogerwe
klommen in deze bergwereld, hoe meer de
dorheid toenam.
En de Schneekoppe zelf geheel kaal. Een
steile flank, kleiachtig en brokkelig als ware
er steen en puin uitgestort.
De vruchtbaarheid lag benedenIn het dal,
zoo ver onder de voeten.
Naarmate we daalden langs anderen weg,
namen boomgewas en struiken toe. Lager nog,
de bergweiden, en heel beneden in 't dal de
golvende roggeveldende weelde van rijpend
ooft; de wereld van welige akkers, niet zoo
schoon als daarboven, doch rijk en mild.
En nu in eenzelfden maanavond liep ik deze
week tusschen onze Vlaamsche landouwen.
'tWas vriezend. En de kou trok lichte nevels
uit den nog pas door de zon verlaten grond.
Blauwgrijs den hemel waarin enkele sterren
stonden.
In 't westen nog wat strepen van verdwij
nenden dag.
En daar lag de omgeploegde, reeds geëgde
landouwe voor me. Zwartvan dat zwart, dat
ge de vruchtbaarheid kunt aanzien.
En de lichte nevel hing over haar. Vlak noemt
men Vlaanderen. Maar ik heb nog geen vlakken
akker gezien. Het golft en glooit. En je kunt
er de golfslag van oude tijden nog in merken.
De deining, zooals je ze lang ziet in 't kielzog
van een groote zeeboot.
Toen deed het me een oogenblik diep aan
Pas hebben die gronden gedreund onder de
DOOR
HUGO KING MANS.
49)
„Je kunt je overal niet mee bemoeien", mom
pelde hy, zyn weg vervolgend.
De aangeschotene strompelde verder en zocht,
in een breede straat gekomen, naar een huis,
dat dan eindelyk bereikt scheen.
Na verschillende vergeefsche pogingen had
hy den sleutel in het slot en draaide dien om.
Met een smak sloeg de deur achter hem dicht.
Boven aan de trap werd een licht zichtbaar.
„Ben jy daar, Albert?"
,'k Heb niets met je te maken", stotterde hy.
Dat scheen dien avond zyn stopwoord te zjjn.
Vermoedelijk was het verschillende malen in
de kroeg gebruikt.
De vrouw boven aan de trap zuchtte diep.
Zy had het wel gedacht, toen het zoo laat
werd. Het kwam niet vaak voor, dat hy dronken
thuis kwam, wel meermalen onder den invloed.
Maar als het zoo erg laat werd, dan kon zy er
wel zeker van zjjn.
Annie Treebeek gaf geen antwoord op zjjn
ruwen onbeschoften uitval. Zy hield haar hart
vast, toen hy naar boven strompelde, bang, dat
zware wagens, die hun rijken oogst kwamen
rooven.
En in het afgesneden loof, dat ordeloos lag
tusschen en over de diepe sporen, leek iets
van een klacht.
Maar reeds weer wacht dat toebereide veld
om welig op te brengen, een volgend jaar,
wat nuttig is voor mensch en dier.
Dat heeft dit veld reeds jaren, reeds eeuwen
gedaan.
Nooit schier heeft zaaiing in najaar of lente
gevraagd, of het bracht in den zomer zijn
antwoord in klimmenden opbrengst.
Ze noodigt den boer tot denken, tot arbeiden,
de Vlaamsche landbouw is geen licht te ver
overen buit, maar kloeken arbeid en diepen
overleg beloont ze met overvloedigen zegen.
ZegenWant dat, Amice men hoeft er
nog geen Christen voor te zijn om het te zien
komt je die machtige broeiende protentie van
een op bezaaiing wachtenden zwarten akker
in den herfst wel zeggenDie akkers zijn van
God.
Van den boer, zeggen de menschen. Maar
de voren zelf, en de nevel die ze beschermt,
en de blauwe avondlucht die ze overzweeft
weten het anders: „van God" roepen ze.
Van God hun vruchtbaarheid, hun rijkdom,
hun schoonheid zelfs als ze kaal den winter
wachten.
Ook zij een bladzij van het schoone boek,
waarin Gods onzienlijke dingen leesbaar werden:
Zijn eeuwige kracht, zijn GoddelijkheidEn
Christenen denken dan een oogenblik aan ook
Gods uitnemendste Gave!
Zie, Amice, je hoeft naar 't bergland niet te
gaan, om die schoone bladzijden te lezen.
Ook, weligheid en vruchtbaarheid is schoon
heid, majesteit, is macht.
Maar weligheid en vruchtbaarheid is vooral
genade
Genade in de laagte, genade in het dal.
Genade, Amice, is een hard woord voor een
verheven, trotsch gemoed.
Om genade te ontvangen moet men klein
willen wezen. Ootmoedig zijn.
Gelijk in 't rijk der schepping, zoo is 't in
't Koninkrijk Gods.
Het kleine en lage is vruchtbaar.
Daar heeft Jan Luyken een wondermooi vers
over gedicht, waar ik mee wil besluiten
Terwijl het wintert op den berg, met
[sn:euw bedekt
Wiens hoog verheven kruin zich naar de
[wolken strekt,
Zoo groeit en bloeit het dal van vele
[lieflijkheden.
Wie dan den zomer mint, die hou zich
[naar beneden
Want veel beloften zijn het dal der
[needrigheid
Van d' Allerhoogste tot een zegen toegezeid.
Wie hierop acht en tracht in dezen grond
[te zaaien
Zal in de laagte veel hoogwaarde vruchten
[maaien,
En met zich voeren in de schuur der
[eeuwigheid,
Opdat hij ete en voor armoe zij bevrijd,
Maar alle harten, die in trotschheid zich
[verhoogen,
Zijn winterbergen en onvruchtbaar voor
[Gods oogen.
Z. v. D.
De memorie van antwoord op de opmerkin
gen in het Verslag der Tweede Kamer betref
fende het voorstel tot wijziging van de Wet
op besmettelijke ziekten, heeft een onverwachte
en groote teleurstelling bereid aan en nieuwe
onrust gebracht in de kringen, die bezwaar
hebben tegen de verplichte vaccinatie voor
schoolgaande kinderen. In plaats van verzach
ting stelt de Regeering, inderdaaddeze Recht-
sche Regeering, zij zelve, een krasse verscher
ping voor. In deze regelen
„Overwegende van de tegen het voor-
hy van de trap zou vallen.
Maar hy kwam heelhuids boven en stond
tegenover haar.
Nog steeds had zy na haar vraag geen woord
gesproken. Angstig keek zy hem aan.
Hy wilde haar kussen, maar huiverend trad
zy terug. Een ellendige dranklucht kwam haar
tegen en in haar kwam op een gevoel van af
schuw voor haar man.
„Nu, je behoeft niet bang te zyn, ik zal je
geen kwaad doen", hakkelde hij.
Toen deed hy pogingen, om zyn jas uit te
trekken, maar het gelukte hem slecht.
Zy was hem er in behulpzaam en weldra
hing het kleedingstuk aan den kapstok.
Hy waggelde naar binnen en zy volgde hem
met een traan in het oog, maar ook met een
gevoel van afschuw.
De klok sloeg drie uur. Het trok zyn op
merkzaamheid. Hy ging er vlak by staan en
bestudeerde met zyn dronkemansblik de wijzer
plaat.
Hy lachte, een schorre, akelige lach, die haar
huiveren deed.
„'t Is nog vroeg", zei hy, „kwart over twaalf".
En dan tot Annie: „Je behoeft me niet zoo
aan te kyken. Ik heb je geen kwaad gedaan".
Annie kon het niet langer verdragen en
barstte los: „Geen kwaad gedaan? Is dat een
manier om thuis te komen Je moest je
schamen En het is niet de eerste maal. Je bent
een schurk en je brengt je vrouw in het graf.
Ga nu maar gauw naar bed, want er valt nu
toch niet met je te praten".
Ho, ho, myn duifje, niet zoo kattig. Ik mag
stel ingebrachte bezwaren en van de ge
maakte opmerkingen heeft de Regeering
geleid tot een zoodanige wijziging, dat de
plicht tot een revaccinatie vastgesteld
wordt, voor zooveel betreft onderwijzers
en onderwijzeressen, alsmede leerlingen
boven de 11 jaar.
De redacteur van het Orgaan van den Bond
tegen Vaccinedwang, ds. H. J. C. Pierson, Pred.
te Ressen, zegt daarvan in 't Nov. no.:
„We hopen, dat de Kamer zoo verstan
dig zal zijn dit voorstel niet te aanvaarden.
De dwang wordt daardoor weer verscherpt.
Daarbij is 't nog de vraag, of niet een nieuw
conflict met de leerplichtwet ontstaat.
Immers, gesteldiemand weigert wat
zeer goed mogelijk is zijn kind nog
eens te laten inenten. Wat zal dan gebeu
ren? Hij zal zijn kind van de school
moeten nemen op elfjarigen leeftijd, zoodat
het de leerplichtjaren niet tot het einde
kan volgen. Is hier bovendien niet het
gevaar vooral op het platteland dat
men daardoor gemakkelijk zijn kind tegen
het 12de jaar thuis kan houden?
We zijn benieuwd te weten, wat de uit
werking ervan op het groote publiek in de
toekomst zal zijn. Eens, zoo denken velen,
dat gaat nog; maar tweemaal? Daar be
danken we voor. Misschien kan uit het
kwade nog iets goeds geboren worden,
n.l. dat de gelederen van de tegenstanders
van den dwang versterkt worden. Zeer
benieuwd zijn we daarom naar de toekomst.
Waarom onderwijzers en onderwijzeres
sen er ook aan moeten gelooven, gaat ons
verstand te boven. Of zijn die meer vat
baar dan andere ambtenaren enz?"
In het zelfde no. wordt herinnerd het vol
gend gedeelte van een rede, door wijlen Jhr.
Mr. A. F. de Savornin Lohman gehouden in de
Tweede Kamer, 19 Mei 1911:
„Dit is wat mij in deze zaak het meest
ergert, dat men hier een onrecht doet, door
aan de ouders de verplichting op te leggen
een behandeling te verrichten, die het
kan niet worden betwist in meer dan
één geval den dood of ellendige ziekten
heeft teweeggebracht voor het kind, waar
op die handeling wordt gepleegd. Dat
eischt de wet, en dat vind ik ik zal het
blijven zeggen tot mijn dood toe een
wetgevend schandaal". En wat verder,
waarbij hij zoo treffend juist schetst, hoe
de overheid in deze te handelen heeft
„Mijnheer de Voorzitter! Ik kan niet uit
staan, dat een Nederlandsch ingezetene,
wegens welk Staatsbelang ook, gedwon
gen wordt zijn kind aan een dokter over
te geven, terwijl hij meent daardoor dat
kind bloot te stellen aan een gevaarlijke
ziekte. Ik wil vrij zijn mij hieromtrent al
leen te verantwoorden jegens mijn God,
en wanneer de wet mij daaromtrent dwang
oplegt, verwacht ik, dat de Regeering, die
niet is vertegenwoordiger van de politieke
groepen der rechterzijde, maar de verde
diger van het recht, daartegen krachtig zal
opkomen en, ook al wordt zij door een
deel harer vrienden in het ongelijk gesteld,
zeggen zal wat naar haar overtuiging recht
is. En wanneer er dan aan deze zijde der
Kamer verscheidene leden niet medegaan,
dan kan zij toch zeggen, dat zij haar plicht
gedaan heeft. De Regeering zit daar niet
om iemand plezier te doen, ook niet aan
de rechterzijde, maar om te doen wat zij
zelf erkent recht en plichtmatig te zijn.
Daarom heb ik het niet kunnen nalaten bij
deze gelegenheid nog een krachtig woord
te spreken. Indien de Regeering van een
andere opinie is dan ik, indien zij meent,
dat hier geen onrecht geschiedt, dan zal
ik haar dit niet kwalijk nemen, maar dan
moet zij dat hier verklaren, en zich niet
bepalen tot de opmerking, dat omtrent
deze zaak nog geen communis opinio
(algemeen vastgestelde meening) bestaat,
want de Regeering is er juist om te maken,
dat er een communis opinio ontsta ten
opzichte van het recht".
Het was de laatste keer, dat de heer
Lohman in de Kamer over deze kwestie
toch ook wel eens wat hebben, is het niet
Wie weet, wat jij uitspookt
„Niets, dat het daglicht niet mag zien".
Hij lachte hoonend en keek haar onderzoekend
aan.
Het bloed joeg naar haar gelaat van schaamte
over de veronderstelling, die hy maken dorst.
Gekrenkt in haar eer, verliet zy de kamer, ging
naar het slaapvertrek, waar hij na veel moeite
ook verscheen, door de warmte, die in het huis
heerschte, meer en meer versuft.
Zy zag, hoe moeilyk het hem viel, zich te
ontkleeden. In de raadselachtige, grenzenlooze
liefde van de vrouw tot den man hielp zy hem,
hoewel met afschuw voor de dranklucht, zyn
kleeren uit te trekken en legde hem te bed.
Weldra was hy in slaap.
Annie Treebeek ging naar beneden, naar
hetzelfde vertrek van zooeven.
Zy zonk neer in een fauteuil, de hand onder
het hoofd, dat dreigde te bersten van pyn.
En toen stormden de gedachten op haar los.
Moest het nu zoo gaan Was het niet vol
doende, dat Albert schier avond op avond de
deur uit was, zich niet bekommerend om haar
Zou hy nu een dronkaard worden? Het was
niet de eerste maal, dat hy zoo thuis kwam
Maar zooals nu was het nog nooit geweest.
Zou het dan van kwaad tot erger gaan? En
hoe moest het dan met zyn zaak gaan O, als
vader het te weten kwam, wat zou zyn woede
grenzenloos zyn Maar hy mocht het niet weten.
Niemand had er mee te maken. Hy was toch
haar man, van wien zy zoo dol, dol veel hield
Nu nog? O, ja nu nog. Hield hy dan van
zou spreken. Toch bleef hij altijd nog
trachten de wereld te overtuigen van ons
goed recht. Onzen leden mochten wij des
tijds toezenden een exemplaar van zijn
brochure Een vaccine-aanbidder, waarin
hij op krachtige wijze te velde trok tegen
den aanval van den arts van Dieren, die
in zijn overmoed meende een gemakkelijke
taak te hebben met dezen reus in één slag
neer te vellen. Zelden zagen we zulk een
meesterlijk antwoord. Het was een ver
dediging in het bijzonder van het rapport,
in 1903 door de Kamercommissie opgesteld,
en dat ook een stuk van zijn leven was
geworden".
Is het niet bevreemdend, dat ook de Chris
telijke bladen over dit dreigend gevaar zwij
gen? Geraken zij en de Regeering allengs ge
heel onder de macht van de schreeuwerige
drukte, waarmee liberale, tyrannieke Vaccine
vereerders het voorstel der Regeering tot
tegemoetkoming aan de bezwaarden bejegenen?
En wat dunkt de Kiesvereenigingen, de
Antirev. èn de Chr.-Historische en deze Ka
merleden van dit dreigement?
En het Bestuur en de afdeelingen van „Pa
trimonium", dat ook den strijd tegen den Vac
cinedwang op zijn program heeft
Dat de Vaccineering van onderscheiden soort,
trots alle verdediging en bijna „religieuse" ver
eering, bij voortduring wel terdege gevaarlijk
is, blijkt o.m. uit dit bericht in de bladen.
In den nacht van 26 op 27 Oct. j.l.
zijn, in een kindertehuis te Baden bij
Weenen, zes kinderen, die tegen diphte-
ritis ingeënt waren, overleden. Men ver
moedt, dat het gebruikte serum schei
kundige veranderingen had ondergaan.
Wat dunkt U, lezer Mogen wij zwiigen
Is dat nu plicht, omdat een Christelijke Regee-
riug deze dwangverscherping voorstelt Of
moet juist daarom te luider en te krachtiger
worden getuigd èn bij het volk èn bij de
Regeering? Door allen die, als wijlen Jhr.
Savornin Lohman, in de bres willen staan voor
de vrijheid, met name om zijn kind te vrijwaren
voor blootstelling aan gevaarlijke ziekten
(De Wachter). L. L.
BEROEPEN TE
Doetinchemdr. S. P. Dee te Dwingeloo.
Kralingsche Veer: H. Veldkamp te St. Anna-
Jacoba-Polder.
Delft (2e miss. pred. te Solo) P. H. van Eijk
te Boskoop.
BEDANKT VOOR
H.-I.-AmbachtE. J. v. Voorst te Kootwijk.
Grijpskerk (Gr.)H. v. d. Zanden te Wapenvelde.
De LierF. A. den Boeft te Kruiningen.
DriesumH. Boswijk te Gaast.
Zuidhorn P. Bos te Stadskanaal.
AFSCHEID VAN
Woubrugge door ds. W. M. Ie Cointre met
1 Petr. 1 24, 25.
INTREE TE
Opperdoes door cand. W. Seinen met Col.
4 3 na bevestiging door dr. S. Neerkens van
Schoonoord met Joh. 21 15—17.
Schoondijke, 12 Nov. D. V. hoopt op Zondag
23 Nov. a.s. onze beroepen Herder en Leeraar
de heer K. Sietsma intrede te doen. De beves
tiging zal geschieden door onzen Consulent,
den WelEerw. heer ds. W. Moene van Oostburg.
Namens den Raad der Geref. Kerk
van Schoondijke,
A. J. Leenhouts, Scriba.
Anna Jacoba Polder 12 Nov. Verleden Zon
dag maakte onze geachte Herder en Leeraar
ds. Veldkamp de gemeente bekend, beroep
te hebben ontvangen van de Geref. Kerk van
Kralingsche Veer.
De wensch en bede van kerkeraad en ge-
haar? Soms meende zy van wel, maar dan
drukte als een loodzware last op haar hart de
bange, in-bange vraagHeeft hy mij wel lief,
zooals een man zyn vrouw behoort lief te hebben?
De klok sloeg half vier. Ze richtte zich op.
„Ik moet toch naar bed", dacht ze.
Maar ze kwam er niet toe.
Want ze zag weer haar man staan, by de
klok, onwys doende in zyn dronkenschap, hy,
de flinke kerel, die zoo werken wilde, met zyn
heldere kop en klaar verstand.
Weer kwam de vraag, die reeds zoo vaak de
laatste maanden haar had bekropen: Wat was
er toch met Albert? Ging het met de zaak
niet goed, al zei hy van wel Maar als het
werkelyk zoo was, waarom zei hy dat niet aan
zyn eigen vrouw Zeker, ze had thuis niets dan
voorspoed gekend, maar zy zou toch ook wel
de kracht hebben tegenspoed in zaken te dragen
Zy zou hem immers steunen in zyn pogingen,
om zich er weer boven op te werken Als zy
daarvoor moest bezuinigen in het huishouden
en in haar kleeding, wel zy zou het immers
doen zonder morren, zooals een echte vrouw
dat behoort te doen?
Het waren angstige, pyuigende vragen. Want
zonder Albert kon zy er geen antwoord op
geven. Hy moest, als er werkelyk iets was, haar
inlichten. Maar als zy hem vroeg, was stereotiep
het antwoord, dat er geen reden tot klagen in
de zaak was. En ook haar vader, die toch steeds
een oogje in 'tzeil hield, meende, dat het wel
aardig ging, al kon het beter. Maar hy weo3
er altyd op, dat het een jonge zaak was, die
moest groeien. Dat was het dus niet by Albert.
(Wordt vervolgd).