Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
38e Jaargang.
Vrijdag 26 September 1924.
No 39.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD
is ditmaal niet ter drukkerij ontvangen.
Tot op het laatste oogcnblik, waarop
met afdrukken moest worden aange
vangen, is op de copy gewacht.
KERKELIJK LEVE li.
Een feestdag te Kampen.
DADERS DES WOORDS.
Het Gezinsgebed.
Reisherinneringen
KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs:
per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LiTTOOIJ Sc OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 28 0.
Mijn oog viel op de berichten over wat er
in Kampen gebeurde. We kunnen ons voor
stellen dat de bewoners dezer stad belang
stelden in de gebeurtenis, welke zoovelendaar
samenbracht. Het was dan ook een heele schare,
welke over de IJselbrug ging om tegenwoordig
te zijn bij de opening van het geheel geres
taureerde gebouw, waarin de Theologische
School een ruim en sierlijk onderdak heeft
gevonden. Er was blijdschap en er zijn heel
goede woorden gesproken en wij die er niet
tegenwoordig waren, zijn erkentelijk, dat we
de afbeeldingen konden zien, welke ons althans
eenigen indruk gaven van wat er tot stand
gekomen is.
Zeventig jaar is er voorbijgegaan, sedert de
school geopend werd. Van meet af werd in de
kerken der scheiding gevoeld, hoe noodig het
was, dat de toekomstige predikanten een behoor
lijke voorbereiding kregen. Zij hebben zich
altijd verre gehouden van hen, die de H. Schrift
minachtten en zich lieten voorstaan op hun
innerlijk licht, want zij wilden blijven in 't
spoor, dat de gereformeerde vaderen hen ge
wezen hadden. Overtuigd als zij waren, dat
de Koning der kerk het zoo wilde. Nimmer
hebbben zij zich laten verlokken om de dwaling
te huldigen, dat de H. Geest buiten den Christus
om aan Zijn kerk de Schriftgeleerden gaf, die
onderwezen zijn in het koninkrijk der hemelen
en die uit den schat nieuwe en oude dingen
voortbrengen. Er was in den beginne gebrek
aan wel toegeruste dienaren en al waardeerden
zij het, dat er mannen opstonden, die met hart
en toewijding zich geven wilden aan den
opbouw van Sion, toch zagen zij er naar uit
om aan de kerk te geven, dienaren des woords.
die bekwaam waren anderen te leeren. Het was
echter niet mogelijk allen te vereenigen tot het
voorgestelde doel. Er was te veel verschil van
zienswijze, en er ontstonden onderscheiden
scholen, waarin deze en gene ai zijn best deed
om in de bestaande en dringende behoefte te
voorzien.
Na vele pogingen welke mislukten, kwam
eindelijk de school tot stand. Opmerkelijk is
't, dat eerst niemand dacht, om haar te Kam
pen te vestigen. Ook later is er vaak moeite
gedaan, om haar een andere plaats te geven.
Doch zij was en is aldaar gebleven tot op dezen
dag, en wij kunnen het ons thans haast niet
meer denken of Kampen en de Theologische
School der Geref. kerken behooren bij elkan
der. De eerste leeraren waren Brummelkamp,
de Cock, de Haan en van Velzen. Toen we
in 1875 te Kampen kwamen, waren drie ervan
nog op hun plaats. Met welke verwachtingen
waren we er heen gereisd en met welke hooge
achting zagen we op naar hen, die er reeds
van 1854 arbeidden. In ons oog was het ge
bouw voornaam en de aula een echt gezellige
zaal om er samen te komen. Niet gemakkelijk
vergeet ik één der avonden, toen ik daar een
student een preekvoorstel hoorde doen. Hij
sprak naar mijn hart en ik genoot er stichting.
Doch daar kwam de kritiek aan het woord.
Eerst maakten sommige studenten op- en aan
merkingen en vervolgens oordeelden de pro
fessoren ook niet malsch over het gehoorde.
Dit ging mij te bar en ik begreep niet, hoe het
mogelijk was, dat er zoo over gesproken werd.
Het was voor mij een ontnuchtering, welke mij
in den eersten tijd pijnlijk viel. Ik stond toen
nog aan den omtrek van 't leven, dat daar
heerschte, en eerst langzamerhand werd ik er
mee vertrouwd.
Aan Professor de Cock werd ik 't eerst ge
wend, omdat we bij hem ter catechisatie gin
gen. In mijn vorigen leermeester had ik een
uitnemenden catecheet gehad en daardoor was
mij de belijdenis onzer kerken eenigermate
helder en kostelijk geworden. Het viel mij niet
moeilijk de duidelijke uiteenzetting van de
grondwaarheden te volgen en ik heb dan ook
het catechetisch onderwijs van Prof. de Cock
met groot genoegen gevolgd. Het was voor
mij steeds een aangenaam uur. Met Professor
Brummelkamp kwamen we alleen in aanraking
op het recitatie uur, waar allen, die nog in de
letteren onderwezen werden, behoorden te
komen Het was te zien, dat allen daar
graag kwamen. Welke wijze wenken werden
daar gegeven in betrekking tot de voordracht.
Dit was juist iets voor hem, die op goede
vormen zoo gesteld was en in wien we voor
oogen hadden, hoe een mensch zich gedragen
moet. Hij eischte van ons in dit opzicht wel
eens wat te veel, maar we wisten tevens, dat
het zoo behoorlijk was. Professor van Velsen
zagen we alleen, als hij naar het lokaal ging,
waar hij zijn colleges gaf. Maar als het zijn
beurt was om te preeken, dan gingen we naar
de kerk in de verwachting, dat het een goede
ure zou zijn. Wat kon hij preeken. Met welk
een kracht sprak hij over den ernst van 't leven.
Hoe schilderde hij soms het oordeel. Hoe
dringend slonk zijn stem, als hij de gemeente
opriep tot het geloof in Jezus. Eenige preeken
zijn me onvergetelijk gebleven.
Professor Steketee gaf les in de klassieke
talen, de bescheiden maar zeldzaam geleerde
man. Wat kon men veel van hem leeren.
Hoe zeldzaam fijn waren zijn gedachten en
hoe wist hij ons de schoonheid van de oude
talen te doen opmerken. De heer Mulder
onderwees in het Nederlandsch en de moderne
talen. Vaak moesten we reeds om acht uur
bij hem zijn en niet altijd waren we gestemd
om ons in te spannen. Hij was een man met
een warm hart voor ons en van zeldzamen
ijver. Het lag niet aan hem, dat wij bij een
overgangsexamen niet een goed figuur maakte.
En nu moet ik nog noemen Prof. Noordtzij
die destijds pas was gekomen en die opzien
verwekte door zijn inleiding op de boeken des
O. en des N. Testaments. Later begreep ik
eerst, welk een beteekenis zijn college hadden
\oor de opleiding. Alleen de laatste heeft tot
voor eenige jaren zijn arbeid kunnen voort
zetten. Nu zijn allen reeds langer of korter
overleden.
De school bloeide, dit was ook het geval
nadat ik haar verlaten had. In 1902 echter
braken er bange jaren voor haar aan. Doch
dit is thans Gode zij dank voorbij. Het aantal
studenten klom steeds en er zijn er tegen
woordig ongeveer honderd. Vijf Professoren,
die een goeden naam hebben, geven hun krach
ten aan hun gewichtig werk en de Rector
Esser staat hun bij.
Het oude gebouw voldeed niet meer aan
matige eischen en er was reeds lang sprake
van dat er verbetering moest komen. Zoodra
de Curatoren oordeelden, dat men moest over
gaan tot den arbeid, bleek het, dat er in de
kerken bereidvaardigheid was om eene groote
som daarvoor op te brengen. Het zal voor
allen, die daar waren, wel een blijde ure ge
weest zijn, toen zij het nieuwe gebouw konden
betreden en in oogenschouw nemen. Het is
ook voor allen, die de school liefhebben, een
genot, om dit te mogen beleven. Zij zien er
in een gedenkteeken van 's Heeren trouw, die
genade en eere geeft aan allen, die in oprecht
heid voor Hem leven.
Vóór 70 jaar werd er op allerlei wijze ge
smaald en de onderneming belachelijk gemaakt,
nu waren twee raadslieden der Kroon tegen
woordig om het openlijk uit te spreken, dat
aan deze inrichting voor Hooger Onderwijs
de Regeering des lands zich verplicht gevoelde.
De Heere blijve met Zijn geest wonen en
werken in de harten der leeraren en leerlingen!
Bouma.
In het gezin en in het gebed liggen twee
factoren, die voor het menschelijk leven in 't
algemeen en het Christelijk leven in 't bijzonder
van de grootste beteekenis zijn. Ze geven de
banden, de één zich uitstrekkende in verticale,
de andere in horizontale richting, waarin het
leven wordt gewekt, onderhouden en bloeit.
Denk het gebed weg en de verticale lijn
ontbreekt, de lijn naar den hemel, naar God
en alzoo de band aan Hem bij wien alleen de
levensbron is. Om te spreken in de taal van
Jacobs droom bij Bethel, de ladder ontbreekt,
welks opperste in den hemel is, en waarlangs
de engelen Gods kunnen op- en neerdalen.
Altijd moest dan ook in het Heilige van den
tabernakel en den tempel het licht branden,
ten teeken dat nooit het gebed mocht onder
broken worden. Wanneer eens het gebed op
hield, het gebed van den Hoogepriester in den
hemel en het gebed der gemeente op aarde, zou
er geen zegen meer van God afdalen, alle leven
zou ophouden. Het gebed vormt den levenwek-
kenden en levenonderhoudenden band, die de
aarde aan den hemel bindt.
En soortgelijken zegen geeft God in het gezin.
Denk het gezin weg, dan is weg de band, die
ouders aan kinderen bindt, en de kinderen aan
de oudersweg de band tusschen broeders en
zusters, tusschen de families en de geslachten
en stamverwante volkeren. Dan valt de mensch-
heid uiteen in zooveel millioenen losse stukken,
die aan elkander geenerlei gemeenschap heb
ben. En als reeds nu, nu er tallooze banden
zijn onder de menschen, zooveel strijd is tus
schen de volkeren, en tweedracht tusschen
geslachten en families, ja de kinderen van één
gezin, hoeveel te grooter zou dat kwaad zijn,
wanneer niet uit oorzaak van eenigen band er
eenig gevoel was van saamhoorigheid. Dan
zou dat leven in onderlingen strijd ondergaan
en ophouden.
De groote beteekenis van den zegen in gebed
en gezin ons geschonken, komt dan ook wel
daarin uit, dat de Satan, de groote moordenaar
van den beginne, die het toelegt op de dooding
van alle leven, het juist op die beide 't meest
voorzien heeft, en alle pogingen aanwendt om,
zoo het kon, beide te doen verdwijnen.
Het gebed is hem een gruwel. Daartegen
richt hij bij voorkeur zijn wapenen. Daarom wil
hij den mensch doen gelooven, dat het gebed
ijdel is, een dwaasheid, omdat er in den hemel
geen oor zou zijn om te hooren, noch ook een
hand om te helpen. Zoo is te verklaren, dat in
de literatuur der wereld, zooveel bittere dingen
staan over het gebed en den bidder.
Maar ook het gezin is hem een doorn in het
oog. In onzen tijd vermenigvuldigen zich de
pogingen om het gezin van zijn beteekenis en
macht en invloed te berooven. Voor het gezin
moet de staat in de plaats komen. Alles wat
tot nu toe het gezin deed voor zijn leden, moet
aan dat gezin ontnomen worden en dat moet
voortaan de staat doen. De staat moet zorgen
voor de voeding en de opvoeding der kinderen.
En dat niet bij wijze van uitzondering als het
abnormale. Niet alleen dan, wanneer de ouders
wegvielen door den dood, of anders onmachtig
of onwillig werden de kinderen te verzorgen.
Neen ook dan, wanneer er die ouders nog zijn
en in staat en bereid dat werk te doen, moeten
de kinderen aan de ouders worden ontnomen
en de staat moet er voor zorgen. Dat is, volgens
sommigen, de normale toestand. Zoo behoort
het eigenlijk. En wie geen vreemdeling is in de
Schriften, verstaat dat achter al dat woeden
tegen het gezin, werkt de macht en de bedoeling
van Satan, die bij het wegvallen van het gezin,
zou zien verdwijnen één van de geduchlste
bolwerken tegen zijn streven de ontbinding en
dies de ondergang der menschheid.
Als dan het gebed van zoo groote beteekenis
is voor het leven, en ook het gezin, wat rijke
zegen ligt er dan in de saamvoeging van die
beide, in het gezinsgebed. Dat geeft dan de in-
eenstrengeling van die beide zegenende banden
en daarin versterking van den band en alzoo
een vol en rijk genieten van de levenwekkende
en levenonderhoudende genade.
En als dan die beide ook nu, en nu in
bijzondere mate, worden bedreigd, en Satan en
wereld zich opmaken om die beide weldaden
Gods ons te ontnemen, dan behooren we vooral
hier wakende te zijn tegen de listige omlei
dingen van den Satan.
Zoo achten we dan ook voldoende gemo
tiveerd, dat we pogen gaan over het gezins
gebed een en ander te zeggen.
Wie nu als Dienaar des Woords in Zeeland
komt, nadat hij in andere deelen van ons land
reeds gearbeid heeft, wordt aangenaam verrast,
wanneer hij, hier arbeidende, bemerken mag,
dat het gezinsgebed nog bijna allerwege ge
vonden wordt.
Zoo toch is het niet overal in ons land.
Althans in de provincies Zuid-Holland en
Utrecht, waar schrijver dezes eenige jaren
mocht arbeiden, vond hij dat anders.
't Gebeurt daar wel dat het maar uitzon
dering is, wanneer de vader zijn gezin voor
gaat in gebed en dankzegging. Op huisbezoek
zijn het heele rijen van gezinnen, waar telken
male weer, jaar uit jaar in, moet gesproken
worden over en aangedrongen op het gezins
gebed.
Natuurlijk wordt er in die gezinnen wel
gebeden. Anders zouden ze den naam van
christelijke gezinnen onwaardig zijn. Dan zou
ook op den duur vermaning niet voldoende
zijn, maar censureering moeten volgen.
Gebeden wordt er wel in die gezinnen. Maar
elk doet het op zichzelven, stil. De vader, de
moeder, de kinderen. Het is er stil als er, ge
beden wordt; benauwend stil. Alleen wordt
die stilte soms vervangen door het geluid van
de stem van een kinddat een gebed opzegt.
Maar ook dat ontbreekt nog vaak.
En wanneer dan in die gezinnen gewezen
wordt op het gezinsgebed, de noodzakelijkheid
en den zegen daarvan, dan wordt dit alles wel
toegestemd, maar als verontschuldiging door
den huisvader ingebracht, dat er voor hem
zooveel bezwaren aan verbonden zijn, dat hij
het niet aandurft. En dat dit niet altijd over
dreven is, kan wel daaruit blijken, dat een
huisvader, die eindelijk voor den op hem ge-
oefenden drang bezweek, en zijn priesterlijke
roeping ging vervullen, ons verzekerde, dat hij
het in jaren niet zoo benauwd had gehad, als
op dien dag, ook al was hij daarna o zoo
dankbaar, dat hij zich gewonnen gegeven had
aan de roeping Gods. Daaruit volgt dan ook,
dat het groote inspanning vraagt van de
opzieners der gemeente, toch altijd maar weer
bij het huisbezoek dat punt ter sprake te
brengen, en de hoofden der gezinnen te wijzen
op hun dure roeping in dezen.
Het is dan ook een ware verademing,
wanneer men jarenlang zich mee aan dien
arbeid gaf, tot de blijde ontdekking te komen,
dat dit werk hier overbodig is, omdat in alle ge
zinnen zonder uitzondering, het gezinsgebed
gevonden wordt; niet ieder stil voor zich
zelven bidt, maar het hoofd, van het gezin, uit
aller naam, overluid den Heere bidt en dankt.
Het dankbaar opmerken en genieten van dien
zegen Gods, maakt echter niet, overbodig ook
onder ons, in Zeeland, over het gezinsgebed
iets te zeggen.
Heij.
VI.
Voorloopig einddoel van onze reis was
Görlitz, waar we de gasten zouden zij^i van
pastor Herman Graefe, om yan daaruit een
onderzoek in te stellen naar .het Geref. leven
in Silezië. Van de resultaten van dit onderzoek
hoop ik in m'n volgende opstellen iets mede
te deelen. Eene beschrijving van. de kerkelijke
toestanden in Görlitz, en van ons» verblijf in
't gastvrije huis van pastor Qraefe bewaar ik
eveneens tot een volgende maal. Ik wilde 't nu
alleen hebben over onzen kerkgang in 't vrij-
evangelische kerkje van Graefe.
Nu zal misschien een lezer een rilling krijgen
als hij hoort, dat wij de reformirte d.i. Gerefor
meerde kerk aldaar voorbij liepen, en kerkten
bij de vrij-evangelischen, en met name een
Goesenaar die dit leest zal z'n hoofd schudden
over dezen snellen afloop der wateren. Edoch
what is in a name, en zoo ooit dan geldt hier
dat „nomina odiosa sunt", maar evenzeer dat
namen bedriegelijk zijn We zullen wel van alle
blaam gezuiverd zijn als ge hoort, dat de
„Gereformeerde kerk" althans te Görlitz puur
modern is, en dat het wy-evangelisch daar niet
zeggen wil vrij-zinnig, maar de aanleiding in
houdt, dat men zich gebonden acht alleen aan
het evangelie, het Woord Godsdoch ten op
zichte van catechismus, formulieren enz. een
vrije positie wenscht te behouden. Zonder een
beoordceling hiervan te geven, meende ik dat
deze naamsverklaring even vooraf moest gaan
we kunnen nu in de kerk zitten zonder dat
ons geweten ons „bijt*, zooals de Duitscher
zegt.
Van de „vrijheid" konden we ons al spoedig
overtuigen.
De pastor toch beklimt de kansel zonder
„gevolg".
Geen optocht van ouderlingen, geen handen-
gevende of wegwijzende voorloopers, hij de
pastor alleen, wegens 't eenvoudige feit, dat
er geen kerkeraad is
Goed te keuren is dit natuurlijk allerminst,
hoewel ik me voorstellen kan, dat een dergelijke
vrijheid voor sommige pastores wel eens om te
watertanden is, terwijl deze vrijheid een
misschien niet ongewenschte oplossing bieden
zou voor het geweldige vraagstuk dat onlangs
in een niet onvermaarde stad de A en B ker-