Brieven uit Z.-Vlaanderen. KERKNIEUWS. Officiëele Berichten. van Kirjath-Jearimdie profeteerde tegen de stad en tegen dit land, naar al de woorden van jeremia. En als de Koning Jojakim, mits gaders al zijne geweldigen, en al de vorsten zijne woorden hoorden, zocht de Koning hem te doodenals Uria dat hoorde, zoo vreesde hij en vluchtte en kwam in Egypte. Maar de Koning Jojakim zond mannen naar Egypte, Elnathan, den zoon van Achbor, en andere mannen met hem, in Egyptedie voerden Uria uit Egypte en brachten hem tot den Koning Jojakim, en hij sloeg hem met het zwaard en hij wierp zijn dood lichaam in de graven van de kinderen des volks. Maar de hand van Ahikam, den zoon van Safan, was met Jeremia, dat men hem niet overgaf in de hand des volks, om hem te dooden. Jeremia 2620—24. Jeremia en Uria, twee profeten, maar welk een onderscheid! Jeremia de oorspronkelijke en Uria de nabootsing. Jeremia, een echt profeet des Heeren, en Uria een profeet in zakformaat. Jeremia, die spreekt, die moet spreken de woorden Gocls en Uria, die slechts spreekt naar al de woorden van Jeremia. Jeremia biedt het origineel, Uria komt met een flauwen afdruk. Zeker, ook Uria profeteert. Ook Uria profi- tegen de stad en tegen het land. En Uria spreekt zelfs naar al de woorden van Jeremia. Hij is medestander, niet tegenstander van Jeremia. Maar ach, hij is niet van Jeremia's portuur. Hij is een naprater. Jeremia is de echte, de ware profeet des Heeren, geroepen door God zeiven. Wij kennen Jeremia zeer van nabij, omdat hij door zijn talrijke persoonlijke uitlatingen ons een diepen blik gunt in zijn innerlijk zieleleven. Hoe had Jeremia aanvankelijk voor zijn grootsche roeping teruggebeefdJeremia was een zwaarmoedig man. Hij kon weenen als een kind en hij spreekt dan ook met Oostersche naïeviteit over zijn weenen. Hij was een profeet, die worstelde onder den last des Heeren. Hij sidderde menigr werf onder den zwaren last. Soms wilde hij zelfs zijnen God ontloopen, zijnen Zender den neerdrukkenden dienst opzeggen. Maar hij kon niet. Hoort hem klagen: „Dies zeide ik: Ik z^l den Heere niet gedenken, en niet meer in Zijnen naam sprekenmaar het werd in mijn hart als een brandend vuur, besloten in mijne beenderen." Neen, het gelukte den profeet niet zichzelf het zwijgen op te leggen. God was en God bleef hem te machtig. Jeremia is de lijder-profeet. Het viel hem zwaar, o zoo zwaar de onheils-tijdingen uit te spreken. Had hij volk, stad en tempel niet innig lief? Zegt hij niet tot den Ileere: „Ik heb toch niet aangedrongen meer dan een herder achter U betaamde; ook heb ik den doodelijken dag niet begeerd, Gij weet hetwat uit mijne lippen is gegaan, is voor Uw aangezicht geweest." Neen, niet voor zijn genoegen was Jeremia de onheilsprofeet. Harde dingen te zeggen, voortdurend harde dingen te zeggen, het strookte waarlijk niet met zijn ietwat zachte en weeke natuur. Daarbij kwam, al meer verloor Jeremia de sympathie van vorst en volk. Men schold hem voor een verrader van land en volk. Hij was in veler oog een défaitist. Maar Jeremia was een Luther. Met Luther sprak hij de woorden„Hier sta ik, ik kan niet anders." Jeremia mocht niet anders dan spreken de woorden Gods. Al bedreigde men zijn leven, al grijnsde van alle zijden de marteldood hem aan, voor Jeremia ging de waarheid boven alles. Ach, zulk een man is Uria, de zoon van Semaja, niet. Zeker, ook hij profeteerde in den naam des Heeren. Ook hij kondigde den onder gang van stad en tempel luide aan. Hij profe teerde tegen de stad en tegen het land, naar al de woorden van Jeremia. Een valsch profeet was hij niet. Het woord des Heeren ver draaien, hij denkt er niet aan. De prediking van Jere'mia neemt hij woordelijk over. Ver zachten zal hij des profeten woorden niet. Ook Uria is gehoorzaam aan het woord Gods. Ook Uria wil dienen de waarheid Door vleitaal de sympathie van vorst en volk voor zich te winnen, de gedachte alleen is hem reeds ondragelijk. Maar al spreekt hij naar al de woorden van Jeremia, een profeet van Jeremia's portuur is hij niet, is hij allerminst. Vandaar straks zijn vluchten naar Egypteland, als de Koning hem zoekt te dooden. Zijn leven heeft hij toch voor de zaak des Heeren niet veil. Hij vlucht zoo snel als zijn rappe voeten hem doen voortijlen. Hij vlucht naar Egypte. Ook Jeremia staat men naar het leven, maar Jeremia vlucht niet, vlucht nooit. God is hem te sterk. Hij kan zeggen „HeereGij zijt mij te sterk geweest, en hebt overmocht." Jeremia spreekt niet en staat niet in eigen kracht. Als de doodsdreiging ook tot Jeremia komt, spreekt hij de woorden„Doch ik, ziet, ik ben in uwe handendoet mij, als het goed, en als het recht is in uwe oogen maar weet voorzeker, dat gij, zoo gij mij doodt, gewisselijk onschuldig bloed zult brengen op u, en op deze stad, en op hare inwonerswant in der waarheid, de Heere heeft mij tot u ge zonden, om al deze woorden voor uwe ooren te spreken." Hoe rustig staat Jeremia tegenover den mar teldood. En wat zien we nu Jeremia wordt niet ge dood. Voor zijn zedelijk overwicht zwichten Koning en volk, Jeremia durft men niet aan. Men gevoelt„Jeremia heeft tot hen gesproken in den naam des Heeren, huns Gods." Maar den laffen, voortvluchtigen Uria vreest men niet. Voor zulke profeten deinst de godde- looze Koning niet terug. Uria wordt dan ook uit Egypte teruggehaald en door den Koning met het zwaard gedood, (a, smadelijk is zijn eindezijn dood lichaam wordt geworpen in de graven van de kinderen zijns volks. Jeremia bleef gespaard. Want de hand van Ahikam, de zoon van Safan, was met Jeremia, dat men hem niet overgaf in de handen des volks, om hem te dooden. Jeremia en Uria, welk een onderscheid! Jeremia waagt het met zijn God en overwint. Uria steunt op eigen kracht,* welke hem in de ure van gevaar ontzinkt, en hij komt jammer lijk om. Hoe gaarne zou de goddelooze Jojakim ook aan Jeremia zijn woede hebben gekoeld. Maar voor de grootheid van dezen man Gods moet zelfs Jojakim zwichten. Uria daarentegen, die wel profeteert naar al de woorden van Jeremia, maar Jeremia's ziele- grootheid mist, dwingt geen eerbied af. Op dit schichtig hert durft de Koning zijn honden wel loslaten. Zelfs Jojakim gevoeltÜria is niet een waar profeet, is geen held des geloofs. Een ieder onzer versta dit. Wij leven in een tijd van karakter-schaarste, in een tijd van pluim-strijkende woorden. Nog zijn er de velen, die roepen om zachte woorden. Men wil in zijn gevoel gestreeld worden. Men wil het zoetsappige. Men vergeet, dat het Woord des Heeren gelijk is aan een hamer, die een rotssteen vergruizelt. In onze dagen zijn er vele Uria's die wel spreken naar al de woorden van groote leiders en voorgangers des volks, die met de woorden van groote mannen te koop loopen, maar geen lijders willen zijn voor het Godswoord. Als de sympathie der menschen zich tegen hen keert, laten zij Gods zaak in den steek, keeren zij aan de zaak des Heeren den rug toe en zoeken ze in vluchten hun heil. Geen wonder, dat zelfs de wereld deze mannen niet acht. Daarom, kleeft den Heere aan. Leeft in innige gemeenschap met uwen God, dan zal de Heere ook van u maken helden des geloofs. In onzen slappen tijd hebben wij aan zulke mannen en vrouwen dringend behoefte. Geve de Heere ons zulke menschen, tot eere Zijns Naams! LIX. Amice. Enkele weken geleden stond in onze Kerk bode overgenomen een stukje van ds. K. S. Het liep over een opmerking van De Wekker die in de scheurkalender Maranatha weer een bewijs meende gevonden te hebben, dat de Gereformeerden aan „Verbondsmethodisme" lijden. Je herinnert het je nog wel. De Wekker schreef na haar aanhaling uit de Saambinder „Wij zien hier weer duidelijk waartoe een eenzijdige verbondstheorie voert. Men veronderstelt de wedergeboorte der kin deren des verbonds op grond van het ver bond en doopt ze op dien grond Als men maar blijft bij de Kerk en dus het verbond niet breekt, is men behouden. Terecht zegt „de Saambinder"Ik verfoei die leer". Het is mijn bedoeling niet Amice, iets af te doen van wat ds. K. S. zeide naar aanleiding van dit schrijven. „Een gereformeerde leer is dit niet. Die opinie over Jobs kinderen zal niet die van iedereen behoeven te zijn". Zoo is ook mijn meening. Doch wat De Wekker niet weet en wat ook aan ds. K. S. onbekend is, willen we hier even meedeelen. We hebben nog niet lang geleden een win- terlezingvan een Chr. Geref. predikant uit een niet onvermaarde stad ergens in ons vaderland gehoord ook over de geschiedenis van Job. Mij dunkt als die Chr. Geref. dominé de op merking van De Wekker gelezen heeft, zal hij öf met schaamte de zinnen geschrapt hebben in zijn lezing, die aanvingen met deze woorden „Mag ik eens een veronderstelling wagen M. H." en waarbij we precies kregen wat hier geïn crimineerd werd, öf hij zal de Wekker vriendelijk onder het oog brengen, dat er ook wel onder niet onvermaarde christelijk gerefor meerde collega's dergelijke onderstellingen publiekelijk uitgesproken worden. Zie Amice, 't is noode, dat ik die mededeeling doe. Men heeft zelfs van Chr. Geref. zijde ver wondering over het stukje in De Wekker ge sproken, en gevraagd: „Hoe hebben wij het nu?" Dat hebben we hier toch ook in de Chr. Geref. Kerk gehoord? En alleen op speciaal verzoek meng ik mij in deze dingen. Want over 't algemeen houd ik van dit twist geschrijf niet. Ik weet wel, je kunt niet alles over je kant laten gaan. Maar toch vraag ik me wel eenswat baat al dat gekijf en getwist Ieder onder onze Gereformeerden is er in zijn ziel van overtuigd dat het onwaarachtig is als men schrijft: „Als men maar blijft bij de Kerk en dus het verbond niet breekt, is men behouden Dat leert geen enkel predikant. Dat zegt in 't huisbezoek geen enkel opziener der Gemeente. Dat weet b.v. ds. Wisse die was niet de man der Winterlezing vanz ijn oud-collega's in Kampen even goed als ikdie leer heeft ds. Elzinga nooit op den kansel gebracht. Dat heeft ds. Westerbeek van Eerten nooit gepredikt. Ik ben in verschillende steden en dorpen jaren en jaren lang hoorder van het Woord ge weest, voor ik zelf in „de bediening" kwam. Ik heb A-kerken bezocht, ben in B-catechi saties geweest, heb in vereenigde kerken het woord gehoord, nooit heb ik dit gehoord „Als men maar blijft bij de Kerk en dus het verbond niet breekt, is men behouden". Dat leerde men in groote steden niet als Den Haag, en dat leerde men in kleinere dorpen niet als in Ede. Weet ge Amice wat ik altijd geleerd heb en gehoord van jonge en oude dienaren, in allerlei toonaard, in goed verzorgde of minder goed verzorgde preeken? „Den ernstigen eisch tot zelfonderzoek, of de eenige en genoegzame grond voor de eeuwigheid aanwezig wasJezus Christus en dien gekruist". Daar heeft ds. Littooij en ds. Klaarhamer, daar ds. Keulemans en ds. Hulsebos, daar ds. Veenstra en ds. Steketee, ds. v. d. Hoorn en ds. de Jager van Serooskerke ik zal er nu maar noemen die b.v. op Walcheren ook door Walchersche Chr. Geref. predikanten in hun jongensjaren gehoord zijn over gepredikt. Die waarheid hebben dominé's van A en van B gebracht. Al hebben ze die waarheid niet laten wandelen in het kleed van de 18e eeuw als de 19e eeuw reeds lang haar intree had gedaan. Al hebben ze die waarheid niet misschien in den vorm gebracht, als waarover thans enkele chr. geref. en oude geref. predikanten hebben te beschikken. En die waarheid brengt men nog. Maar nog eens, Amice, hoewel mij ook het hart soms boordevol zit, ik zwijg over die dingen. Want ik verblijd me eensdeels als Christus verkondigd wordt ook al is het „onder een deksel". En ik zou het nuttiger vinden als wij, die daarin toch, hoop ik, eens zijn, dat wij alle heil in Christus zoeken, tezamen „den Filistijn op den schouder" konden vliegen. Tracht intusschen je ergernis te verbijten. Zie het maar lijdelijk aan, als b.v. een jonge- dochter, die je weigert tot het doen van be lijdenis alleen om haar kind te doen doopen, uit baloorigheid wegloopt en binnen een paar weken èn belijdenis doet voor een Oud Geref. Kerkeraad èn haar kind ziet gedoopt. Om één ding ben ik blijHet twistgeschrijf passeert onze menschen meestal. En ze oordeelen gelukkig niet naar wat over hun dominé's maar wat door hun dominé's gezegd wordt. En dan staat behalve misschien een hooge uitzondering dit wel vast, dat het dan toch wel een witte raaf is, als iemand op een Geref. kansel leeren zou„Ge zijt behouden als ge maar blijft bij de Kerk en dus het verbond niet breekt". Dan staat het wel vast, dat zooiets te zeggen öf een onkunde is, waarover de Wekker zich schamen moest, öfmaar laat ik dat woord niet uitspreken, Amice. Intusschen wil ik tot onderlinge „beleering" twee woorden van Kuyper aanhalen. Het eene: „Het verbond heeft twee zijden; een geestelijke, eeuwige kern en een zichtbare openbaring in den tijd. Het Verbond bestaat èn mwendig èn mïwendig. Het is als de tarwekorrel die niet rijpt, dan bij het op wassen met het kaf vermengd, deels zelfs door dat kaf gedragen." i) Het andere: „Te zeggen, dat in den Doop, blijkens het Doopsformulier aan elk gedoopt kind, hoojd voor hoojd, personeel en wezenlijk de belojte van eeuwige zaligheid wordt is niets dan een vernietigen van het rijke leven, dat uit dit formulier u tegengeurt, door Arminiaansch gif". 2) Leg daar nu de uitspraak van De Wekker tegenover en kom uit de tegenspraak uit, als je dat mogelijk is, Amice. Lees je dat boekje over de Leer der Ver bonden nog wel eens? Z. v. D. 1) Leer der Verbonden. Volksuitg. blz. 177. 2) ld. 181. TWEETAL TE NaardenH. Haspers te Koudekerk a. d. Rijn. K. Prins te Niezijl. Culemborg: B. Alkema te Maarssen. G. Staal cand. te Zwolle. AarlanderveenW. S. Pontier te Maasdijk. K. Sietsma cand. te 's Gravenhage. BEROEPEN TE ZutfenA. J. Fanoy te Ferwerd. HoogeveenW. Faber te Serooskerke. Zegwaart-Zoetermeer, Schoondijke, Grijpskerke: K. Sietsma cand. te 's Gravenhage. TzummarumDr. S. P. Dee te Dwingeloo. EnumatilN. Duursema te Nieuw-Amsterdam. Elburg en KallumerpompG. Staal cand. te Zwolle. AANGENOMEN NAAR LutjegastG. H. de Jonge te Vrijhoeve-Kapelle. BEDANKT VOOR HoogeveenJ. Hoek te Soest. Driesum e.a. en Tzummarum: S. P. Dee te Dwingeloo. INTREE TE Souburg door Cand. G. B. Wurth met Rom. 1 16-17a, na bevestiging door ds. Brussaard van Bloemendaal met Jer. 1 6-7. Scharendijke door Cand. J. W. van Tol met 1 Kon. 3 9a, na bevestiging door ds. Gerker van Assen. Dragten door ds. J. H. Kuiper met Joh. 17 3 na bevestiging door zijn vader ds. L. Kuiper van Kampen met Ps. 126 5-6. Apeldoorn door ds. P. C. de Bruin met 2 Petr. I 19. Middelburg door ds. R. Hamming met 1 Cor. 3 7, nadat hij Zondagmorgen bevestigd was door ds. L. Bouma met Matt. 13 52. AFSCHEID VAN Meeden door ds. J. Duinen met Fil. 1 27. Cand. W. Tom is gaarne bereid de kerken te dienen met de prediking, maar zal tot nader aankondiging een eventueel beroep niet in overweging kunnen nemen. Zijn adres is: Vondellaan 1, Hilversum. Te De Bildt overleed 58 jaar oud, ds. A. Brummelkamp, em. pred. van Vrijhoeve-Capelle. De overledene was een kleinzoon van Prof. Brummelkamp. Hij diende de kerken van Purmerend, Deventer B en Vrijhoeve-Capelle. Reeds jaren was hij lijdende. Legaten. Wijlen Mej. C. J. E. Gosenson 22 Aug. j. 1. te Dieren overleden, heeft o.m. gelegateerd aan de Ger. kerk te Dieren f 2000; aan de diaconie aldaar f 1000; aan de Zending voor Utrecht en Gelderland f 600aan Scheurers hospitaal f 100; aan de V. U. te Amsterdam f 300aan de Theol. School te Kampen f 300. Alle legaten zijn vrij van successierechten. Ds. M. H. K. Mol, predikant der Geref. Kerk van Zwartewaal, is voornemens tegen 15 Nov. a.s. emeritaat aan te vragen. Ds. Mol is bijna 75 jaar oud en werd in 1875 bevestigd te Dirkshorn, waar hij ongeveer 11 jaar stond, om in 1886 deze plaats te verwisselen met Dussen. Op 15 Sept. 1889 werd ds. Mol te Zwartewaal bevestigd, welke Gemeente hij dus Maandag a.s. 35 jaar gediend zal hebben. Bijna een halve eeuw heeft ds. Mol dus in het ambt gestaan. Ds. H. W. Felderhoff, predikant bij de Geref. Kerk van Zevenhuizen (Z.-H.) herdacht heden zijn 30-jarig ambtsjubileum. Geboren 21 Jan. 1866 werd ds. Felderhoff 16 Sept. 1894 bevestigd bij de Geref. Kerk van Jutrijp-Hommerts (Fr.). In 1898 vertrok hij naar Doesburg, om in 1912 deze plaats te verwis selen voor Rozenburg. Sedert 1921 staat ds. Felderhoff bij de Geref. Kerk van Zevenhuizen (Z.-H.). Friesche Predikanten-Conf. De Gerefor meerde predikanten in Friesland komen op 9 Oct. a.s. in jaarlijksche conferentie te Leeuwarden bijeen. Ds. E. Beukema van Niawier zal spreken over „Het normatief karakter en de blijvende beteekenis van de Bergrede", terwijl ds. D. K. Wielenga, van Ijlst, zal refereeren over: „Pri mitief heidensch denken tegenover Christendom en Cultuur". Utrechtsche Geref. Ouderlingenconferentie. Woensdag 24 September a.s. wordt te Utrecht, in het gebouw voor Chr. Sociale Belangen de 3de Utrechtsche Provinciale Conferentie van Ouderlingen in de Geref. Kerken, gehouden. In de morgenvergadering zal de heer G. Scherpenzeel Czn., te Breukelen, een inleiding houden over„Wat hebben wij als ouderlingen te doen, om onze leesdiensten zoo in te richten, dat zij het meest profijtelijk zijn voor de ge meenten In de middagvergadering zal ds. K. Fernhout, van Vreeland,een referaat houden over: „Onze kerkelijke tucht". Combinatie beroepingswerk. De Kerkeraad der Geref. Kerk te Raamsdonksveer heeft tot antwoord gekregen op zijn voorstel, inzake combinatie tot het beroepingswerk, van den Kerkeraad der Geref. Kerk van Drimmelen dat het conceptvoorstel van de Geref. Kerk van Raamsdonksveer niet kan worden geaccepteerd. De Kerkeraad te Drimmelen zond nu een ander voorstel in, dat door den Kerkeraad van Raams donksveer ernstig zal overwogen worden. De Geref. Kerk van Sloterdijk zal voor taan heeten: „Amsterdam-West". Eerste steenlegging. Te Zwolle werd de eerste steen gelegd van de derde kerk, waarbij het woord gevoerd werd door de pastores loei. Serooskerke {W). Zondagmorgen 14 Sept. maakte onze geachte leeraar ds. Faber bekend, dat door hem een beroep van de Kerk te Hooge veen was ontvangen. We hopen spoedig te hooren, dat Z.Eerw. vrijmoedigheid moge vinden, bij ons te blijven. Namens den Kerkeraad. Abr. Melis, Scriba. Gaping e. De zusterkerken in de classis Mid delburg welke hun gewaardeerde belang stelling willen toonen door het zenden van afgevaardigden bij de intrede van den Eerw. Heer C. von Meyenfeldt D.V. op 28 September a.s. 's avonds half 7 worden verzocht hiervan mededeeling te doen vóór 26 Sept. aan onder- geteekende. Namens den Kerkeraad, S. Simonse, Scriba. De Kerkeraad der Ger. Kerk van Vrouwe polder verzoekt den Kerken in de classis zich te doen vertegenwoordigen bij de a.s. intrede van haar beroepen Predikant, den Eerw. Heer C. von Meyenfeldt, die D.V. zal plaats hebben 28 Sept. a.s. des namiddags 2 uur. De Kerkeraad. KERKERAADSVERGADERING „Smal," Middelburg, 18 September 1924. 1. Opening. Voorzitter ds. Bouma. 2. Gezang, Schriftlezing, Gebed. 3. De voorzitter spreekt namens de ver gadering een woord van hartelijke verwel koming tot ds. Hamming, hetgeen door dezen wordt beantwoord. Vervolgens spreekt ds. Telkamp de belangstelling uit van de ver gadering in verband met de ongesteldheid van Mevr. Bouma en haar vreugde in haar aanvan kelijk herstel. 4. Presentie: afwezig met kennisgeving 3 brs. oud. 5. Notulen. Voorzitter maakt van deze ge legenheid gebruik om namens de vergadering deelneming te betuigen in het tragisch verlies, hetwelk ds. Telkamp in zijn familie heeft ge troffen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1924 | | pagina 2