Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
3êe Jaargang.
Vrijdag 29 Augustus 1924.
No. 35.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD
VERTROUWEN OP GOD.
Vóór David dit zegt, spreekt hij iets
anders uit: „De Heere zal een hoog
vertrek zijn voor den verdrukte",
Een hoog vertrek is een rotsburcht.
Een rots zelf is reeds onneembaar.
De vijand kan ze met zijn strijdwagens
niet berijdenkan ze met zijn pijlen
niet bereiken kan ze alleen met het
uiterste levensgevaar beklimmen.
Is zulk een rots dan nog versterkt,
zijn er van boven tallooze holen en
schietgaten in uitgehouwen, dan kan
de vijand allen tegenstand wel nalaten.
Dan is het een Jebus tot in vele ge
slachten onverwinlijk.
Op zulk een rotsburcht kunt ge be
trouwen in tijden van benauwdheid,
van aanval.
Vlucht ge daarheen, dan bereikt u
de pijl niet, dan verplettert u de strijd
wagen niet, dan zijt ge veilig voor
zwaard en lans.
De Heere wordt door David in men-
schelijke taal vergeleken bij zulk een
rotsburcht.
Dat is de Heere. Door zijn recht
vaardigheid, waardoor Hij het opneemt
voor den verdrukte, de partij kiest van
den arme.
En nu zegt de dichterWie uwen
naam kennen, zullen op U vertrouwen.
God is zulk een rotsvesting voor zijn
volk gebleken.
Hier staat uw Naam! Want de Naam
des Heeren is een sterke toren.
Ge verstaat de beeldspraak. Naam
is openbaring.
Een rechte naam zegt wat ge aan
iemand hebt
Dit is volkomen waar bij den Heere.
Zijn Naam ziet zijn Wezen. Zijn Naam
is HEEREde God der trouw.
Ik zal voor U, mijn volk blijven, die
Ik ben.
Ik word in mijn trouw niet veranderd,
daarom stel ik U altijd in veiligheid als
ge tot Mij vlucht.
Zijn Naam is Rotsburcht, hoog vertrek.
Wie dien Naam kent, zal op Hem
vertrouwen.
Hoe kent David dien Naam? Uit
zijn getuigenis, en uit de ervaring van
zijn leven.
Hoe kennen wij dien Naam Zijn
trouwe Toevlucht?
Lees het in Zijn Woord, in zijn be
loften, waarvan nooit één ter aarde
viel.
Zie die helpende trouw geschreven
aan 't kruis van den Middelaar.
Aanschouw dien Naam in Zijne ge
meente, zijne kerk op aarde, die Hij
beschutte tegen de poorten der hel,
alle eeuwen bewaarde tegen de mach
ten der zonde. Zijn Naam een hooge
burchtGe kent hem uit uw geschie
denis, en de historie uwer ouders, uwer
vaderen.
Geeft Hij geen licht in uw donker
heid geen vreugd in uw smart
Leidt Hij nog niet altijd in de ruimte
die in benauwdheid tot Hem gevloden
zijn Staalt Hij nog thans niet den
arm van hen, die Hem verwachten.
Die dien Naam eenmaal kennen,
stellen op geen ander goed hun be
trouwen meer dan op Hem alleen
Zij zullen op U vertrouwen
Op U voor tijd en eeuwigheid, en
niet op de goederen der wereld: want
zelfs de sterkste goederen zijn geen
onneembare burcht voor den dood.
Op U en niet het vertrouwen des
harten op arbeid of gezin, op geld of
invloed, want tegen de levensvijanden
zijn ze niet sterk genoeg ze nemen de
benauwdheid voor de eeuwige toekomst
niet weg.
Vertrouwen op U en niet op mij zelf
het allerminst op mijzelfwant ik
ben mijzelf tot grootsten vijand ik moet
het meest beschut tegen mijn eigen
zondig Ik.
Bewaar mij, o Burcht, voor mijn
vleesch, mijn zondig hartbewaar mij
voor mijn betrouwen op mijn gestalte,
voor mijn eigen valsche gerustheid.
Wie Uwen Naam eenmaal kennen
in 't geloof die zullen op U betrouwen.
Hoe openbaart zich bq de kinderen
Gods dit betrouwen
In het dagelijks toevlucht nemen tot
den Heere Jezus Christus.
In het alles alleen van genade ver
wachten.
In het afzien van en uitgaan uit en
den rug toekeeren aan eigen krachten
en deugden voor God.
In het telkens terugkeeren met uw
struikelingen, uw lusteloosheid, uw on
geestelijkheid tot den Naam, die alleen
trouw is.
Openbaart het zich niet in de onte
vredenheid over U zelf, in de schaamte
over U zelf, in het soms als steelsgewijze
omhoog blikken naar 't kruis, omdat
ge na zoo dikwijls er heen geblikt te
hebben, toch weer voor uw hart, voor
uw consciëntie gevallen bleekt.
Openbaart het zich niet daarin, dat
ge leed draagt dat uw zijn van de ge
meente nog zooveel minder is dan uw
schijn in de gemeente. Is dit betrouwen
op God niet een u zelf roepen voor
de rechtbank van Gods Woordeen
u stellen voor uw door dit getuigenis
verlicht geweten en het te erkennen
Mijne gerechtigheid is geene, en de
eenige hoop op eeuwige veiligheid is
Christus' gerechtigheid: de ware Toe
vlucht voor een zondaar?
Maar dan zit in dit wantrouwen van
u zelf reeds een wondere genade uws
Gods in.
Want wie leerde u van u zelf afzien
en omzien naar een vasten, objectieven
rotsbodem.
Wie leerde u, ook na herhaalde ver
slapping, met behoefte terugkeeren tot
den van God gegeven Christus.
Uw weinigen wil zelfs te beweenen.
Uw berouw daarover, dat ge dikwijls
zoo weinig berouw hebt
Is het niet een erkennen, dat ge u
zelf terug vindt in de teekening in Zijn
Woord van den brozen, boozen mensch
Een aanvaarden, zwak misschien nog,
van de vrijmakende waarheidalleen
Gods genade op Golgotha verheerlijkt
brengt mij in veiligheid.
Augustinus zeideHet is reeds ge
nade, genade te begeeren.
De stille spijt, de stille schaamte voor
God, dat ge zoo weinig zijt die ge
schijnt is teeken van leven.
Betrouwen begint met eigen zwakheid
te zien.
Betrouwen op God begint met de
zekerheid der noodzakelijkheid van een
Toevlucht.
Er is dikwijls weinig zekerheid des
geloofs, omdat genade niet onderkend
wordt als genade.
Stel u op den bodem der Schriften.
Grijp God aan in zijne beloften.
Laat u in uw moedeloosheid niet
afhouden van de Rots, des Heeren
Naam.
Ga met uw moedeloosheid tot God.
Ga met uw lusteloosheid, uw beweende
onverschilligheid tot den Eeuwig-Ge
trouwe.
Ga met a 1 uw zonden, uw vijanden
zijn het, tot den Naam des Heeren.
Grijp zijne sterkte aan, Vrede zal
Hij met U maken.
Z. v. D.
UIT DE PERS.
Spoken zien.
Opvoeding tot vrijheid.
Vaste medewerkers: D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
A b o n n e m e n t s p r ij s per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijkejnummers 8 cent.
Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan. de Drukkers littooij olthoff
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 80.
En die uwen naam kennen, zullen
op U vertrouwen.
Ps. 9 11a.
Ik lees in De Wekker:
In de „Saambinder", het blad der Geref.
gemeenten, wordt gewezen, op den Scheur
kalender „Maranatha', bewerkt door ds. Knap
en dr. de Moor.
Een blaadje van dien kalender behandelde
den tekst:
Daartoe had hij zeven zonen en drie doch
ter en" Job 4213.
De verklaring luidt aldus
Wanneer Job na zijne loutering door den
Heere hersteld wordt in zijn vorigen geluk
kigen staat ontvangt hij, als ter vergoeding, al
hetgeen hij verloren had van den Heere dubbel
terug. Er is evenwel één uitzondering, die in
onzen tekst vermeld wordt. Had hij tevoren
zeven zonen en drie dochteren bezeten, hij krijgt
thans niet veertien zonen en zes dochteren
terug, doch hetzelfde getal als hij vóór de ram
pen, die hem troffen, de zijne mocht noemen.
Hoe schoon, hoe fijn gevoeld is deze beschik
king des Heeren, en hoe treffend de zoo sobere
mededeeling er van Kinderen des Verbonds,
die we den Heere moesten afstaan, zijn niet
voor ons verlorendoch ze wachten ons daar
boven bij den Heere, waarheen ze ons voor
gingen. Job mocht zich troosten met de gedachte
dat zij een beter deel hadden ontvangen. En
wat werd hij gelukkig gemaakt door in dit
aardsche leven nog een gelijke vreugde als
tevoren in zijn zaad te mogen koesteren.
De „Saambinder' zegt van bovenstaande:
„Ik onderstreepte enkele woorden, 't Wil mij
voorkomen, dat wij met een verbondstheorie
te doen hebben, die in de Geref. kerken ge
huldigd is; doch zijn misleidende kracht ook
hier doet uitkomen, 't Raakt hier niet een ge
schil over jonggestorven kinderkens, maar over
gestorvenen, die reeds volwassen waren, groot
geworden, zoodat zij samenkwamen, en feest
vierden, elk in zijn huis (Job. 1:2). Alles naar
den hemel dus als kinderen des Verbondszoo
ge maar binnen de grenzen van het instituut
sterft, zalig zijt ge.
Zie, ik verfoei die leer!"
Wij zien hier weer duidelijk waartoe een
eenzijdige verbondstheorie voert. Men veronder
stelt de wedergeboorte der kinderen des ver
bonds op grond van het verbond en doopt ze
op dien grond. Worden zij volwassen en hebben
ze een eigen thuis, ze zijn kinderen des ver
bonds. Dat het verbond niet alleen bevat wel
daden des verbonds, maar ook eischen des
verbonds (de oude natuur te haten en in een
nieuw godzalig leven te wandelen), wordt hier
verzwegen. Als men maar blijft bij de kerk en
dus het verbond niet breekt, is men behouden.
Terecht zegt de „Saambinder'Ik verfoei die
leer. d. B.
Tot zoover De Wekker.
Het zou wel wonderlijk zijn, als De Wekker
en De Saambinder geen spoken zagen. Zoo
ook nu weer. Een opinie over de kinderen van
Job, als door Maranatha gegeven werd, zal
niet die van iedereen behoeven te zijn. Dat zal
de schrijver zelf allerminst beweren. Maar als
de menschen daar weer een leer achter zoeken,
die specifiek neo-gereformeerd en verbonds-
methodistisch of iets anders verfoeilijks is, dan
is dat wel wat arm en wat spookzienerig.
Toevallig lees ik in den ouden Dachsel, dien
iedereen toch zal vrijwaren van de verdenking
van verbondsmethodisme of nieu w-gereformeerd-
heid, en die in anderen vorm door een chris
telijk gereformeerd voorman den volke aange
prezen en ingedragen is, eenzelfde opmerking
over de kinderen van Job. Zie hem op Job.
42: 13. Dezelfde opmerking geeft Keil, dienaar
Davids woord toen het kind van Batbseba ge
storven was, verwijst. En hebben de kinderen
van Job niet een vader gehad, die voor hen
bad, en die niet behoefde te zeggen, dat ze
afweken van zijn paden, maar die voor hen bad,
omdat ze misschiengezondigd hadden Men
leze en denke over deze dingen nog eens bij
oude schrijvers, die dezelfde opmerking ook
gemaakt hebben. Het is wel vreemd. De Wekker
mocht voor eenige weken wel pleiten voor de
waarachtigheid van de bekeering van den
heidenkoning Nebukadnezar, en vooral waar
schuwen tegen de opinie, dat hij niet in den
hemel zou zijn. Maar de kalender Maranatha
mag zoo iets niet zeggen van de kinderen van
een man, van wien de hemel zelf getuigt, dat
hij godvreezende is en wijkende van het kwaad
en die met zijn huis onder Gods bizondere zorg
staat. (1 10). Het is wel vreemd. En de men
schen zijn wel eens wat onevenredig in de
verfoeiïng van het eene, en in de bewondering
van het andere. Want ik meen, dat van Nebu
kadnezar minder goeds mag „verondersteld"
worden, dan van de kinderen van een vader
als Job. Ik „verfoei' die polemiek zonder rede.
Of moeten we soms gelooven, dat de Kant-
teekenaren ook al neo-gereformeerd zijn, als
zede „heiliging' van Jobs kinderen (1 :5) ook
zien bestaan „voornamelijk in de verzaking van
alle geestelijke onreinheid der zonden?'
Bildad heeft over de kinderen van Job het
tegenovergestelde wél durven zeggen van wat
De Wekker en de Saamb nder omtrent hen niet
durven zeggen. Maar over heel zijn redeneering
wordt dan ook aan het eind van het boek met
het hoogste gezag de staf gebroken. Waarlijk,
Wekker en Saambinder zijn ontgroeid aan den
ouden schrijver Johan d'Espagne (wiens „alle
vernuftige en geleerde werken' en „volgeestige
en mergh-rijke gedachten over verscheidene
stoffe" verschenen zijn in 1702 met een voor
rede van Johannis d'Outrein), die, bl 508, zich
verdiept in de vraag, hoe het mogelijk is, dat
om tien rechtvaardigen een heele stad, Sodom,
gespaard bleef, terwijl om tien rechtvaardige
kinderen het huis van Job niet is gespaard. De
Wekker etc. behoeft die vraag, wat mij betreft,
niet over te nemen, noch het antwoord van den
mergrijke. Maar ik wilde alleen maar zeggen,
dat De Wekker c.s. toch alweer een beelje
nieuw gereformeerd is, vergeleken met de
vaderen, die zich met zulke vragen onledig
hielden. In elk geval zou De Wekker „foei"
zeggen over dezen ouden schrijver, die aan het
eind van de behandeling van deze „vraag' zegt,
dat „het ons niet vreemd moet voorkomen, zoo
de kastijdingen dergenen, die de dood in den
Hemel overbrengtdikwijls strenger zijn als de
tijdelijke straffen dergenen, die nog daarna in
't eeuwige vuur worden geworpen, als die van
Sodoma". Hoe deze oude schrijver de zaak
beziet, is nu niet meer twijfelachtig. Zou hij ook
al neo-calvinist geweest zijn???
K. Schilder.
Kinderen op te voeden is een moeilijk werk.
De voeding kost in het eerste levensjaar
dikwijls veel zorg en oplettendheid in de latere
jaren is de opvoeding nog veel moeilijker.