Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
38e Jaargang.
Vrijdag 27 Juni 1924.
No. 26.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. MEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
Uit Het woord.
ZEER VERRE HET BESTE.
Wanneer de Apostel Paulus hier aan
de gemeente van Filippi schrijft dat
met-Christus-te-zijn, zeer verre het beste
is, dan moet hij wel sterk overtuigd
zijn geweest wat dat eigenlijk wil zeggen.
Menschen schrijven niet zoo licht over
„het-zeer-beste". Wij kennen het niet
alles is veeleer aan de ijdelheid onder
worpen geen enkele aardsche gave
lokt bij ons zulk een getuigenis uit.
En als Paulus dat wèl doet, wat be
doelt hij er dan mede
Het levenslot is hem volstrekt niet
gunstig geweest. Wat heeft hij niet
ondervonden
Wie zijn levensgeschiedenis leest dat
hij veertig slagen min één, vijfmaal
ontvangen heeft, dat hij tot driemalen
toe met roeden gegeeseld is, dat hij
eveneens drie keer schipbreuk geleden
heeft, dat hij in gevaren van rivieren,
in gevaren van Heidenen, in arbeid en
moeite, in koude en naaktheid (2 Cor.
11 2427) dikmaals verkeerd heeft,
wordt ontroerd dat hij desondanks durft
getuigen met Christus te zijn is zeer
verre het beste. Want in dienst van
zijn Zender heeft hij al deze moeiten
des levens ondervonden. En, gaat het
menschen gewoonlijk niet zooals ze
allerlei teleurstelling en smaadheden
moeten dragen, dat ze den moed dan
laten zinken
Des te meer valt het op dat Paulus
weigert om uit Christus' dienst te
treden, en Zijn naam met smaadheid
te overladen.
Dat we dat bij den Apostel niet vin
den heeft zijn oorzaak in dat bijzondere
feit dat hij zoo goed weet wat dat voor
hém en heel zijn leven zeggen wil
met-Christus-te-zijn". Ge vindt deze
uitdrukking meer dan eens in zijn
brieven. Bij Paulus is het zelfs tot een
vaststaande term geworden te spreken
van met-Christus-zijn of in-Christus-zijn
en dergelijke En hij wil er mede te
kennen geven al geldt het hier juist
heel sterk dat de zaak die hij bedoelt
veel rijker is dan woorden het kunnen
weergeven dat hij dien Christus kent
in zijn alles overklimmende liefde voor
hem als zondaar.
Wat is het merkwaardige en toch
later .ook gewoon geweest in zijn leven
sinds de naam van Jezus voor hem
„heerlijk" begon te worden Dit, dat
hij zijn leven beziet als altijd voor God
zich bevindende. Hij weet dat hij in
leven en sterven met God te doen heeft.
Dat werkte goddelijke genade in zijn
binnenste. En in den loop der jaren
is het hem duidelijk geworden dat hij
voor dezen God alleen kan bestaan
wanneer hij voor Hem verschijnt met
den naam van Jezus Christus op zijn
lippen en de kennis van dezen Persoon
in zijn hart.
En naar dezen Jezus strekt zich nu
al zijn zielsverlangen heen. Daarom
getuigt hij ook opdat ik Hém kenne
opdat ik zijn opstanding kenne.
Wat is dat beschamend voor velen
onzer Een zoeken van aardsche din
gen is er overvloedig. En menigeen
getuigt het met den mond daarvan
die zijn zeer verre het bestemaar ze
laten ons hart koud. Ze kunnen niet
in onze ziel komen en derhalve kunnen
ze ons ook niet verrijken. Maar met
onzen Heere Jezus Christus is dat
anders. Hij blijft niet buiten ons. Hij
komt in ons, in ons met zijn H Geest
en woont daar en Hij alleen maakt ons
zalig. Hij is de Immanuel, God met ons.
En dat heeft Paulus ook ondervonden
Die Christus is zijn leven geworden,
zijn lieven en zijn loven, zijn willen en
zijn werken. Hij heeft buiten Christus
niets meer kunnen doen Christus was
altijd met hem en ook omgekeerd hij
met Christus
Wie dit nu met Paulus mag getuigen,
zal het hem ook nazeggen dat „met
Christus-te-zijn" zeer verre het beste is.
En dat niet enkel bij zijn leven, maar
nog sterker bij het sterven. Als ge dit
eerste hoofdstuk naleest, dan ziet ge
dat de Apostel inzonderheid dit bedoelt
met het oog op zijn eigen sterven.
Blijkbaar verwacht hij dat zijn laatste
levensurc geslagen heeft (vs 20) en dat
hij weldra ontbonden zal worden En
ontbonden-worden is hetzelfde als ster
ven Hij bezigt hier voor ontbonden-
worden een woord dat ook voor een
schip dat aan den oever vastgemeerd
ligt doch den wind in zijn zeilen krijgt
en wég wil, in gebruik is. Daar gaan
de touwen los en daar zeilt het schip
heen Zoo gaat het Paulus ook. Hij ziet
van ver het land waar de zon nimmer
daalt Hij weet dat hij, na den dood,
het onbeweeglijk koninkrijk des Heeren
zal binnengaan. Als hij daaraan denkt
wil hij wel sterven. Zijn toekomst is niet
onzeker. Hij gaat naar beterhij zal
eenmaal eeuwiglijk bij Christus zijn, en
nooit ellende of smart meer moeten
dragen. Dat is zeer verre het beste
Moogt gij het ook Paulus al is het
maar „stamelend" nazeggen ik weet
dat dit zeer verre het beste is Dan
zult ge kunnen getuigen wanneer ge in
dit uw leven U aan den dienst van
Uwen Heiland overgeeft en Hem zoekt.
Het kan dan wel zijn dat ge in uw
aardsche leven veel moet ondervinden,
o, Wat zijn er ook onder de kinderen
Gods die langs donkere wegen gevoerd
worden, die in mortieren gestampt
worden, die hun tranen tot hun spijze
hebben en die het moeten uitklagen
Mijn bestraffing is er allen morgen.
Misschien behoort gij er ook wel toe
die deze dingen leest.
Maar houdt goeden moed. Uw Jezus
heeft overwonnen
Deze aarde gaat voorbij.
Ook uw lijden
Doch Jezus Christus blijft en Hij zal
U eenmaal laten zien wat dat woord
in Paulus' mond heeft willen zeggen
Met-Christus-zijn is zeer verre het beste
Klem U dan des te sterker aan Jezus
vast
En strijdt den goeden strijd des geloofs!
Serooskerke. Faber.
KERKELIJK LEVEN.
Vier en veertigste Jaarverslag
Classikale examens.
Effatha en Bartimeüs.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers: D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs:
per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkere littooij ic olthoff
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 6. GIRONUMMER 4 2 260.
Met Christus te zijn want dat is zeer
verre het beste.
Filipp 1 23b.
Als ik zoo iets lees, dan is mijn eerste ge
dachte Is het zoo lang reeds geleden, dat de
Vrije Universiteit werd opgericht Nog leven
dig herinner ik mij de meeting in Leeuwarden,
waar dr. Kuyper en dr. Rutgers een pleidooi
hielden voor de oprichting van zulk een Uni
versiteit en hoe daarover gesproken werd tot
op de kleinste dorpen in Friesland. In de ge
reformeerde kringen was er over 't geheel
geestdrift, al deden zich ook bedenkingen gelden.
Bij het lezen van dit laatste jaarverslag dacht
ik er aan en ik zag voor mij de groei dezer
inrichting. Het aantal Professoren is heel wat
toegenomen en het getal der studenten is steeds
toegenomen. Wat de uitbreiding betreft kunnen
we zeggen, het is boven verwachting gegaan.
Niemand heeft kunnen vermoeden, dat zulk een
uitkomst in zoo betrekkelijk korten tijd zou
verkregen worden.
Natuurlijk, zij is nog niet, wat zij wezen
moet. Er moet nog heel wat gebeuren, eer zij
zeggen kan, ik heb het verkregen. Zelfs is het
niet vreemd, dat sommigen weieens twijfel ge
opperd hebben aan de verwezenlijking van het
voorgesteld ideaal, inzonderheid met het oog
op de geldelijke offers, welke daartoe noodig
zijn. Het wil me echter nog altijd voorkomen,
dat het allermoeilijkst zal zijn om de mannen
te verkrijgen, die uit onze gereformeerde be
ginselen leven en wetenschappelijk geheel op
de hoogte zijn.
Doch hoe dit ook moge zijn, we kunnen
dankbaar zijn over wat leeds tot stand kwam
en wij weten, dat God machtig is meer dan
overvloedig te doen boven 't geen we denken
en begeeren kunnen.
Een ding is echter onvoorwaardelijk noodig.
Het moet steeds blijken, dat èn professoren èn
studenten uit liefde tot de waarheid zich wijden
aan hun taak. Het moet een voortbouwen zijn
op het eens gelegde fundament en onkreukbare
trouw aan de gereformeerde belijdenis. Geen
afwijking van den ingeslagen weg mag geduld
worden, want bij doorvoering daarvan zou zij
het recht van bestaan ten eenenmale verbeuren.
De Heere werke daartoe krachtig door Zijn
Geest in allen, die de roeping hebben om haar
bloei te bevorderen.
Het is niet voor den eersten maal, dat er
geschreven wordt over de Classikale examens
en het zal ook wel niet voor den laatsten maal
zijn.
Ds. Pontier van Heerlen is er mede begonnen
en heeft er op gewezen, dat naar zijn gedachte
de ouderlingen meer actief moeten deelnemen
aan 't onderzoek.
Daarop heeft ds. Schilder van Delft er het
zijne van gezegd. Ds. Rullmann van Utrecht, de
kenner van de kerkhistorie, heeft er ook over
geschreven.
Ofschoon deze predikanten niet eender dach
ten, toch zijn zij het hierover blijkbaar eens,
dat deze examens moeten blijven. Vroeger heb
ben we weieens stemmen beluisterdSchaf
deze kerkelijke examens af. Indien de school
eenmaal geoordeeld heeft, dat deze jonge man
nen bekwaam zijn tot den dienst des Woord
en der Sacramenten, laten de kerken daarmede
genoegen nemen. Willen de kerken dan nog
eenig onderzoek, welnu, dan leggen zij meer
den nadruk op het practische gedeelte. Maar
het is overbodig nu nog eens weer te beoor-
deeien, of zulk een candidaat wel behoorlijk
de H. Schrift uitleggen kan en of hij wel vol
doende thuis is in de dogmatiek. De Professoren
zijn mans genoeg om dit uit te maken. Thans
echter zijn we wel zoover, dat niemand zoo
iets in 't openbaar meer uitspreekt.
De school moet zorgen, dat de aanstaande
predikanten genoegzaam wetenschappelijk on
derlegd zijn, terwijl de kerken vooral hebben
toe te zien, of zij die staan naar de bediening
des Woords, geheel zich vinden kunnen in de
belijdenis der kerken. Hoewel in den regel de
predikanten van de Classis dit onderzoek in
stellen, toch oordeelen de ouderlingen straks
mede over de toelating. Daaruit volgt, dat de
ouderlingen ook in de gelegenheid moeten zijn
om een juisten indruk van zulk een onderzoek
te ontvangen. En beantwoord daaraan wel altijd
elk Classikaal examen Het ligt voor de hand,
dat het zeer moeilijk is om hierop een antwoord
te geven, want er is niemand, die in alle deelen
van 't land deze examens bij woont, leder kan
alleen zijn gevoelen zeggen over wat hij gezien
en gehoord heeft.
Voor een groot deel hangt het af van de
wijze, waarop de vragen gesteld worden. Dit
is zeer duidelijk. De candidaat is gewend ge
raakt aan de uitdrukkingen, welke bij het
wetenschappelijk onderwijs gebruikt worden
en het is dan ook wel gebeurd, dat de exa
minator zulk een jeugdigen broeder vroeg
geheel in overeenstemming met wat aan de
school gedoceerd werd. Wie bijv. de dogma
tiek van dr. Bavinck kende, wist dan ook pre
cies, wat er volgen zou. Bindt men zich bij
het vragen daaraan, dan is het niet onmogelijk,
dat vele voorname leerstukken der kerk buiten
bespreking blijven. Wanneer dan de examinan
dus op elke vraag bijna het antwoord geeft,
zooals hij voorheen gewoon was, dan kan ik
mij begrijpen dat menige ouderling zegthet
kan wel zijn, dat de candidaat heel goed is,
maar ik heb er niet al te veel van begrepen.
Het maakt op hem den indruk, dat het geleerd
was, maar hij kon er niet by. Het is m.i. heel
goed, dat bij name ds. Rullmann dit eens heel
helder heeft doen uitkomen, want als men
op dien weg met alle vakken voortging, dan
zou het slechts een herhaling ziin van wat
reeds aan de school gedaan is. In dit geval
geloof ik ook, dat men het dan wel aan de
professoren kan overlaten, wijl deze beter dan
predikanten kunnen uitmaken of het onderwijs
de noodige vrucht heeft gedragen.
Er moet onderscheid zijn tusschen het schooi
en het kerkelijk examen. Het is haast niet
mogelijk om eiken kunstterm te vermijden,
maar er moet toch naar gestaan worden, dat
het geschiede in een taal, welke ook voor de
opzieners verstaanbaar is. Op deze wijze komt
ook beter aan 't licht, of de candidaat behoorlijk
nagedacht heeft over het onderwezene, want
dan zal hij zich ook wel verstaanbaar kunnen
maken voor de ouderlingen. En kan hij dit niet,
dan is hij nog niet bekwaam om de kerken te
dienen. Immers wanneer hij de vergaderde
kennis zich eigen gemaakt heeft, dan zal hij
ook op de vragen antwoorden kunnen geven,
dat de ouderlingen hem kunnen volgen, zelfs
al komt er dan een vreemd woord tusschen
door.
Het is me ook meermalen gebleken, d&t som
mige ouderlingen heel goed kunnen vragen. Ik
herinner me nog, dat een candidaat zeer weife
lend had geantwoord inzake de roeping, en
dat een ouderling navragen deed, maar dit
ging zeer goed, en het kwam zeer duidelijk
uit, waaraan het eigenlijk bij dien examinan
dus haperde.
Vergeten moeten we echter niet, dat examen
afnemen en afleggen moeilijk is, vooral opeen
classis. Hij die onderzocht wordt en hij die
onderzoekt kennen elkander meestal niet en
hoe licht kan het dan geschieden, dat niet
alles tot zijn recht kome.
Bouma.
Hooggeachte Redactie,
Het zij ondergeteekenden vergund een be
leefd doch dringend verzoek te richten tot onze
Kerkeraden.
De stichtingen Effatha en Bartimeüs verkeeren
thans in moeilijke omstandigheden. Het aantal
kinderen neemt toe, de gebouwen worden te
klein. Geld voor uitbreiding ontbreekt.
Nu gaat het in beide stichtingen om 's Heeren
zaak, met blijdschap houdt ons Christenvolk ze
in stand. De Kerkeraad van Goes was bereid
voor beide stichtingen gezamentlijk een collecte
te houden, die ruim f 100 bedroeg.
Hoe zeer zou het bestuur van wEffatha" en
.Bartimeüs" het waardeeren zoo andere Kerke
raden dit goede voorbeeld wilden volgen.
U dankend voor de plaatsruimte,
met de meeste hoogachting,
Mei. D. v. VIJVEN,
Correspondente Effatha, Goes.
Mei. J. J. DONNER,
Correspondente Bartimeüs, Goes.