FEUILLETON. dooe Heij. Chr. Sociale Landdag. Ger. Predikanten Conferentie. Van hen mogen we verwachten principieele studie. Als de professoren geen werk meer maken van de studie der beginselen kan de V.U. wel opgedoekt worden. Aan de studie van de beginselen naar Gods Woord dankt zij het recht van haar bestaan. Daar is een recht van hen te vragen, dat zij ons licht ontsteken over allerlei vraagstukken, b.v. de verkondiging van algemeene en bijzon dere genade, gezag en vrijheidsouvereiniteit en vrijheid enz. Maar daarbij mag dan toch drieërlei niet uit het oog verloren worden. Allereerst, dat deze vragen maar niet met een handomdraaien te beantwoorden zijn, omdat deze studie zeer tijdroovend is en men dus niet mag verwachten, dat binnen enkele maanden of zelfs binnen enkele jaren, al de terreinen van wetenschap tot in hun uiterste schuilhoeken zouden doorzocht zijn. En dan ook, dat deze studie in haar resultaat wel eens kan leiden tot een andere meening over een bepaald vraagstuk dan onder ons gang baar was. Wie dan zou oordeelen, dat de V.U. ontaardde omdat zij haar wetenschappelijk zegel niet zou kunnen hechten aan een opinie, die eenmaal onder onze menschen een zekere geldigheid had gekregen, zou ten eenenmale de roeping van ^wetenschappelijke studie miskennen. Deze is toch zeker een andere. Zij heeft zelfstandig de waarheid te onderzoeken en moet wat zij als waarheid vond stellen ook tegenover de van de waarheid afwijkende meening, wanneer die in onze kringen zou gevonden worden. Toen dr. Kuyper Sr. indertijd meeningen voor droeg, die verschilden van wat in sommige kringen voor waarheid gold, waren er die daar inzageneen ontaarding van de V.U. Toch kon op de Synode van Middelburg de tegen hem ingebrachte beschuldiging niet worden gehand haafd. Dat illustere voorbeeld mag wel tot voor zichtigheid manen hen die, wanneer een der hoogleeraren eens een meening voordraagt, die wat afwijkt van de gangbare, dadelijk van ont aarding spreken en daarover weeklachten aan heffen. En eindelijk moet wel worden bedacht, dat de V.U. staat voor een buitengewoon moei lijke taak. Niet zoozeer nog op het terrein van de theologie. Ook daar ontbreekt de moeilijkheid niet door tal van nieuwe problemen. Maar de theologie kan voortbouwen op den arbeid der voorgeslachten. De hoofdlijnen zijn daar aange geven ook voor de verdere ontwikkeling. Maar moeilijker wordt het al bij de faculteit der rechten en letteren. Op die terreinen is door het voorgeslacht maar weinig gearbeid. Daar waren vroeger wel gereformeerde menschen die studie maakte van de Rechten en Letteren, maar een Gereformeerd man, die jurist of literator, is nog niet een Gereformeerd jurist of literator. En allermoeilijkst is die taak bij de exacte wetenschappen. Daar ontbreekt alle arbeid der voorgeslachten. Hier moet van den grond af het gebouw van een Gereformeerde wetenschap worden opgetrokken. Het zou dan ook zeker niet ondenkbaar zijn, dat zij, die op deze terreinen te arbeiden hebben, wel eens mistastten, en later op een eens ge vormde meening zouden moeten terugkeeren omdat die, bij voortgezette studie hen onhoud baar bleek. Maar die dan van ontaarding der V.U. zou willen spreken zou ook een kind, dat niet aanstonds loopt zonder struikelen een ont aard kind moeten noemen en iemand, die in een hem vreemde stad, wel eens een verkeerde straat insloeg, een ontaarde reiziger. Billijke critiek moet met al deze factoren rekenen. Critiek blijft noodig. Ons volk heeft op de V.U. toe te zien. Maar de critiek moet aan hooge eischen voldoen. Wanneer verkeerde, onbillijke critiek der V.U. het leven onmogelijk maakte zou de beoefening der Geref. weten schap ophouden ook de opleiding op onder scheiden terreinen van wetenschappen was daarmee geëindigd en dat alles zou beteekenen een onberekenbaar groot nadeel voor ons volk. Opdat nu de V.U. niet ontaarde, noch in haar studentenwereld noch in haar professoren, is noodig de band aan den Heere Jezus Christus. Van Hem alleen kan haar de genade toekomen om getrouw te zijn en bekwaamd te worden tot de vervulling van haar zoo moeilijke taak. HUGO KING MANS. 35) Er was er één, die het vroeg. Maar by was de tolk van de overgroote meerderheid, die slaafs hun demagogische leiders weliswaar had gevolgd, maar die inzag misleid te zjjn. „Welnu, wy kunnen morgen aan den dag aan het werk gaan. Deze voorwaarde wordt gesteld eerst aan het werk. En dan wil de werkgeversorganisatie met ons en de andere werknemers-organisaties op voet van gelijkheid onderhandelen, om verbeteringen in onze arbeidsvoorwaarden aan te brengen. Me dunkt ddft? is niets tegen. Daarom doe ik het voorstel, gipjrgen het werk te hervatten." „Is hy by kennis? Mag ik hem zien?" Jan stond tegenover Sien in de achterkamer, wjjzend naar voor, waar Bijmolts lag. Moeder Oostra stond er bij. Het was haar gelukt, Sien gunstiger voor Jan te stemmen, al was dat niet zoo gemakkelijk gegaan. „Je moogt er wel even heen," zei ze. „Maar voorzichtig, hoor en hem niet vermoeien." Jan ging het vertrek binnen. Bij het raam, op een ruststoel van het „Groene Kruis," lag Dat hier niet veel te bereiken is met bezwaar schriften en ingezonden stukken zal ieder wel duidelijk zijn. Daar is een weg, die uitnemender is. Laat er in de Gereformeerde gezinnen, waaruit de studenten der V.U. komen, gevonden worden een echt Gereformeerde opvoeding, dat zal de studentenwereld ten goede komen en een mach tig middel zijn om de ontaarding in haar te weren. Laat bovenal het Gereformeerde volk de V.U. en allen, die aan haar verbonden zijn, bovenal de professoren, omringen met hun gebeden. Dat gebed wil de Heere verhooren en op dat gebed mag verwacht de zegen, die de V.U. bekwaamt tot haar gewichtigen arbeid. Door deze artikelen wilden we iets doen om het uitnemend woord van Prof. van Schelven in ruimer kring bekend te maken, in de hoop, dat het veler gedachten verhelderen zal en hen bij vernieuwing of voor 'teerst zal doen ver staan en beoefenen de roeping, die ons volk heeft tegenover onze Vrije Universiteit. In „De Standaard" van 5 Juni j.l. verscheen een hoofdartikel onder den titel „Landarbeiders toestanden", dat hier in Zeeland niet zonder beschaming kon gelezen worden. Daarin werd mededeeling gedaan van het loon der landarbeiders in een bepaalde streek. En we vreezen zeer, dat die streek, zooal niet alleen in Zeeland, dan toch ook in Zeeland ge vonden wordt. Daarin werd het volgende gemeld „Het loon der landarbeiders aldaar staat tegenwoordig op 20 cent per uur en is bij een groot aantal werkuren niet hooger dan f 12.— per week. Vele omstandigheden drukken echter dit toch al zoo lage loon nog lager. Zoo worden bijv. regendagen „afgetrokken". Regent het 6 dagen in de week, dan heeft de arbeider die week. nihil, 't Gunstigst is 't voor den arbeider, dat de noodige regen 's nachts valt, want dan wordt het land gezegend, dus overdag 't droog blijft, want dan wordt zijn huisgezin gezegend. Ver der worden ook de Christelijke feestdagen „af getrokken". De week van Paschen en de week van Pinksteren zijn weken van maximaal f 10.— De dagen rondom Kerstmis doen uiteraard 't loon nóg scherper dalen. Christelijke feestdagen zijn voor den landarbeider en zijn huisgezin voor wat het loon betreft, niet onvermengd „feestdagen". Men onderscheidt op 't land tusschen „vaste" en „losse" arbeiders, 't Is het voorrecht van de vaste arbeiders, dat zij in 't algemeen op 't bovenstaande min of meer rekenen kunnen, d.w.z. op de f 12.— in de week met aftrek van regendagen, van Christelijke feestdagen, van verzuim en dergelijke. Doch die „vastheid" verplicht hun aan d^n anderen kant tot allerlei extra bezigheden, als bijv. Zondags om beurten veevoederen, melken enz., soms erg vroeg in den morgen vee naar boot of tram brengen, des nachts waken als 't noodig is voor 't bedrijf, enz. enz., allerlei werkzaamheden voor welke in den regel niets extra's wordt betaald, doch die als verplichte werkzaamheden worden opgevat in ruil voor 't voorrecht, dat men „vast" is." Als zoo over de toestanden hier geschreven moet worden, en dat dan ook buiten Zeeland wordt verbreid, voelt men, als Zeeuw, een zekere beschaming over zich komen. En werd nu die beschaamdheid maar alge meen gevonden dan zou men de hoop kunnen koesteren, dat spoedig in deze toestanden een gunstige wending zou komen. Dat b.v. niet langer een regendag, die voor den landbouwer vaak een dag van grooten zegen is, voor zijn arbeider een dag van tegenspoed blijft. Maar dan herinneren we ons weer met schrik de uitspraak van een landbouwer uit Z.-Vlaan- deren op een vergadering van de afdeeling Zeeland van den Chr. Boeren- en Tuindersbond, dat de arbeiders het veel te goed hebben, dat de sociale wetten moeten worden afgeschaft, en dat er toen werkelijk bij die uitspraak nog werd geapplaudiseerd ook. Het was dan waarlijk niet overbodig dat nog Adriaan, het hoofd en gelaat byna geheel omzwachteld. Alleen de mond, de oogen en een gedeelte van neus en voorhoofd waren vry. Beklemd trad Oostra dichterbij. Maar Bij molts stak de hand uit en zeide zacht„het is goed, dat je gekomen bent." „O, Adriaan" het werd gezegd met een snik van ontroering „dat het zóó moest gaan. Dat heb ik niet gewild". „Ik weet het. Praat daarover niet. Het was de haat van die mannen. En ik heb ze niets gedaan." „De ontroering is groot onder de jongens. Vandaag zyn allen gaan werken. Er was gister een kleine minderheid geducht tegen, toen ik het voorstelde, maar het besluit is gevallen. Alles werkt nu weer, en morgen wordt er op voet van gelijkheid onderhan 'eld." H\j zag in de oogen van Bijmolts een blije glans. En de mond vertrok, voorzoover dit bij de zwachtels mogelijk was, tot een blijden glimlach. „Dan is het toch ergens goed voor geweest", zei Adriaan en Jan keek hem met verwondering aan. Toen ging hij verder: „Ik heb bedankt voor de moderne organisatie, want ik heb sinds eer gisteravond het gevoel, dat ik daar niet meer moet zijn. Maar wat moet ik nu doen Bijmolts strekte de hand uit en drukte dien van Oostra. „Dat is heerlijk nieuws", zei hij. „God zegen je besluit. En nu moet je voorloopig niets doen. Eerst laten bezinken alles. En kom u aar vaak hier." eens weer een landdag werd gehouden, waarop de sociale roeping van den Christen in helder licht werd gesteld. En het comité dat dezen landdag voorbe reidde en op den derden Pinksterdag de men schen saambracht op de weide van den heer De Buck te Koudekerke, mag met dankbaarheid en voldoening op zijn arbeid terugzien. Die samenkomst kan uitnemend geslaagd heeten. De opkomst was boven verwachting. We hoorden het vermoeden opperen, dat wel een kleine duizend menschen aanwezig waren. We zagen er, niet alleen van onderscheiden plaatsen van Walcheren, maar zelfs van ver uit Z. Beveland. En het woord, gesproken door prof. Diepen horst en dr. Brouwer, was duidelijk, krachtig en bezielend. Prof. Diepenhorst sprekende over „Arbeid en Zielsleven", toonde aan het nauwe verband tusschen die beide en hoe noodig het is daar mee te rekenen. De arbeid mag het zieleleven niet schaden, dan zal de ziel des menschen, ook lust hebben aan den arbeid. De arbeidsdag moet zóó zijn dat de arbeider als mensch leven kan de ziel heeft noodig de vreeze des Heeren. Niet toevallig is het dat atheïsme en arbeids- vervloeking saam treffen. Op den bodem aller- vragen, ook der sociale vragen, ligt der wereld zondeschuld Alleen het geloof in den Zalig maker en Verlosser van zonde, kan ook hier wezenlijke redding brengen. Dr. Brouwer, bepaalde zijn hoorders bij het Woord des Heeren tot Petrus, „volg mij". Herinnerend aan het bekende boekje van Sheldon „In his steps", betoogde hij, dat de belijdenis van den Christen in zijn wandel moet belichaamd worden. Ook van Maandag tot Zaterdag moet er zijn een leven door den Geest van Christus. Dat vraagt het offer, maar in den weg van dat offer komt ook de heerlijkheid. „Volg Mij" zoo zeide de Heere Jezus tot Petrus, die een leider zou zijn, een herder. Allen, die ook op sociaal terrein hebben leiding te geven, worden bij zonder geroepen Jezus te volgen. Dan zal hun leiding een zegen brengen. Het comité bereide nog meer zulke samen komsten voor. En de Heere gebiede ook over dezen arbeid zijn zegen, opdat er meer kome een wandelen in de voetstappen van den Over sten Leidsman des geloofs, een verzorgen van de nooden der ziel en een met opgewektheid verrichten van den arbeid, waartoe God ons roept. Heij. Voordat het verslag van deze Conferentie geplaatst worde, geven we reeds nu een over zicht van het Referaat over „Het Zionisme" door ds. I. K. Wessels. Het is voor geen tegenspraak vatbaar, dat zich in dezen tijd de historie met verrassende snelheid ontwikkelt. Wie niet met blindheid ge slagen is moet wel constateeren, dat God in onze dagen groote dingen werkt en de periode de geschiedenis een heel eind vooruitbrengt. Meer dan ooit is het eisch om naar Jezus' Woord de teekenen der tijden te onderscheiden en op de worsteling der geesten scherp acht te geven. Vandaar dat het ook wel van belang is aan dacht te wijden aan een beweging als het Zionisme, waarvan de beteekenis met het oog op den eindtijd de laatste jaren nog al sterk is geprononceerd: Chiliasten, die de meening voorstaan, dat eenmaal het Joodsche volk weer in Palestina zal wonen en dan, bekeerd tot den Christus, een wereldbeheerschende positie al daar zal innemen, zien in het Zionisme een bewijs dat hun verwachtingen juist zijn. Im mers, de uitgesproken bedoeling van den be weging is om het Joodsche volk een publiek rechterlijk gewaarborgde eigen woonplaats te verschaffen in PalestinaDe bedoeling van referent is echter om aan te toonen, dat de Cliiliastische opvatting onhoudbaar is, en dat bijzonder gewaakt moet worden tegen over schatting van deze nieuwe Joodsche beweging. Daartoe stelt hij allereerst op den voorgrond, dat dit Zionisme als politieke beweging wel moet worden onderscheiden van het verlangen naar Sion, dat sedert de verwoesting van Jeru zalem, door de eeuwen heen nog altijd in het „Dat zal ik doen", was het antwoord. En hy ging heen met in het oog een traan Jan nam zyn intrek weer by zyn moeder, die zeide, dat de zoeker gevonden had, toen zy by Mevrouw Oosterhuis op den Bergweg op bezoek was, enkele weken later. „Wat zijn er toch een zoekers", zei zy tot Theo's moeder en tot Ida, die er by zat. „De een wil rijk worden (Ida dacht met smart aan Albert); de ander wil een heel nieuwe, maat schappijmyn zoon meende, dat het socialisme het geluk zou brengen. En zoo zoeken ze alle maal. Maar die allen zoeken verkeerd. Er staat: Die Mij zoekt, zal My vinden." Maar moeder Oostra vergat, dat het, als regel, met den afgedwaalde en den onbekeerde niet zoo gauw gaat. Er zou nog heel wat tyd verloopen, eer Jan Oostra gevonden had. Maar toen had hy voor haar goed ge vonden XXVIII. „Ik stel voor, dat wy Zondag naar de Dieren- sche kermis gaan. Je loopt toch maar met je ziel onder den arm." „Vivat! vivat, Stroosnyder. Dat is een idee! Top, aangenomenAccoord, van Putten Het was even een lawaai op de kamer van hart van vele orthodoxe Joden is blijven leven. Het optreden van valsche Messiassen, zoo o.a. van Bar-Cochbra, verschillende uitspraken uit de Talmud, waarin gewezen wordt op de plicht om „het land van Israel" te bewonen, en over geschriften van latere Joodsche auteurs, Juda Halvey, Rabbi Hirsch, Kalicher e.a. wijzen heen naar een sterk Sion-verlangen. De groote massa der Joden luisterde daarnaar niet. Psychologisch is dat goed te verklaren. Toen de ballingschap geslacht na geslacht voortduurde, zonk hoe langer hoe meer bij de meerderheid het religi- euse leven in, en ontstond de gedachte, dat alle hoop om Palestina nog ooit te bezitten, toch ijdel was. Precies als in de dagen van de Babyl. ballingschap wende men zich aan den toestand. Er kwam onverschilligheid. Bovendien werd dat Zionsverlangen verzwakt door de Aufklarung, waarvan Mozes Mendelssohn de welsprekende heraut was. Volgens hem heeft God de Joden in de verschillende landen gebracht, opdat ze daar een roeping zouden vervullen. Ze hebben de taak, om een zuurdeesem te vormen onder de natiën, teneinde het volkerenleven te brengen op hooger plan. Het ligt voor de hand, dat bij de heerschendc onverschilligheid omtrent het weer krijgen van een eigen land, dergelijke ge dachten al spoedig welig wortel schoten. Con sequent moest deze Aufklarungs-theorie zich in de practijk wel ontwikkelen tot het z.g.n. reform. Jodendom, dat in het begin der 19e eeuw bewust met de gedachte aan Zion brak, en dat zich eenvoudig op het standpunt plaatste wij zijn geen apart volk. Wij zijn uitsluitend een religieuse gemeenschap van eigen soort gelijk Christenen en Mohammedanen. Dat reform. Jodendom maakte opgang. Vooral hierom, omdat er in veler hart toch geen andere begeerte leefde dan zich te assimileeren aan het nieuwe vaderland en met de andere onder danen gelijk gesteld te worden. Assimilatie en emancipatie, het waren voor een groot deel der Joden woorden van muziek. Want immers tot op de tijd der Aufklarung waren de Joden allesbehalve gelijkgerechtigd. Daartoe was er een veel te sterk Anti-Semitische strooming, die vooral in het Oosten dikwijls tot zeer ern stige gebeurtenissen aanleiding gaf! Was het wonder, dat velen in Assimilatie en emancipatie, gelijk ze door de Fransche revolutie openlijk werd geproclameerd, heil zagen? Maar toch spoedig bleek, dat de practijk zich niet aan de theorie van vrijheid, gelijkheid, broederschap aanpaste! Het anti-Semitische was te diep gev/orteld, en kon niet door een proclamatie worden uitgebannen. Daarbij kwam, dat er onder de Joden ook velen waren, die het Jood zijn voelden als een eer, en zoo moest het vroeg of laat toch weer tot botsingen komen. Dat was het, wat in het midden der vorige eeuw door verschillende denkers onder de Joden werd ingezien. Assimilatie en emancipatie, dat voelden zij, bracht niet de oplossing voor het jodenvraagstuk. In een andere richting moest de oplossing worden gezocht. En daarom be gonnen sommigen, uit reactie tegen het reform. Jodendom en emancipatiebeweging met kracht het nationaliteitsbesef aan te wakkeren 1 Ze schreven de leuze in hun banier, dat het streven der Joden moet zijn gericht op het bezit van Palestina, opdat het aldaar als vrij volk zich overeenkomstig zijn aanleg kon ontwikkelen. En het is die reactiebeweging geweest, welke zich heeft ontwikkeld tot het moderne Zionisme. Hier is dus geen sprake meer van een wachten op den Messias. Het religieus element is geheel geëlimineerd. Het beginsel, dat hier wordt uitgedragen, is uitsluitend een politiek, men wilde een vrij volk zijn in een vrij lana! In het midden der vorige eeuw ontmoetten echter dergelijke gedachten weinig sympathie. Dat werd pas anders na 1881, toen de Czaar van Rusland vermoord werd, en als gevolg daarvan een vreeselijk Jodenprogom plaats vond. Toen kwam er stemming onder de JodenTal van Joodsche vereenigingen werden opgericht o.a. de Chowerve Zion, die zich ten doel stelde grond in Palestina aan te koopen en ongelukkige Joden wier toestand onhoudbaar was daarheen te zenden. Een voornaam ding ontbrak: lei ding. In dit stadium trad echter Theodor Hergl naar voren, de man wiens hart voortaan onaf scheidelijk aan de beweging verbonden zou blijven. Diep onder den indruk van het in Frankrijk bij het Dreyfus-proces fel openbaar Stroosnyder, waar deze in een fauteuil lag, waarvan de moquette haar oorspronkelijk kleur niet meer verried. Johan Treebeek zat op een andere stoel. Dan was er nog een derde, die Van Empel heette en een vierde die „de lat" werd genoemd, omdat hy zoo lang en zoo mager was. Van Empel was opgesprongen, stond in het midden van de kamer,' de armen theatraal om hoog geheven, toen hy riepVivat, vivat, Stroosnyder „Stil, jongens, niet zoo'n lawaai. Anders komt moeder Keetje? straks naar boven geloopen en krygen wy het met haar aan den stok. Eu dat wil ik het liefst maar niet. Want ze; is een hospita eerste klasse, menschen!" „Zoo, zoo, dan is ze beter dan de mynë", zei Van Empel. „Want daar geef ik geen cent voor." En hy verhaalde, onder groot gelach der anderen, hoe zy in den winter een steen in de pyp van de kachel lei, opdat die niet. te hard zou trekken. Hy had er eens een onderzoek naar ingesteld, waarop natuurlijk een tooneel was gevolgd, „dat snappen jullie." Den laatsten tijd kreeg hy „zevende kwaliteits" boter. En dan een massa geld betalen. „Van Empel. berijdt z'n stokpaardje weer", zei Stroosnyder. „Waarom blyf je er dan?" „Weet jij wat beters?" „Och, daar is'genoeg te krygen. Als je maar uit je doppen kykt." „Nou, ik hou mij aanbevolen", was het ant woord. En Van Empel wipte z'n glas .naar binnen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1924 | | pagina 2