Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 38e Jaargang. Vrijdag 13 Juni 1924. No. 24. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. UIT HET WOORD- TWEEËRLEI GEESTDRIFT. Daar is voor de kerk des Heeren geen rijkere dag ooit geweest dan toen de dag van Pinksteren vervuld was. Want toen kwam de H. Geest tot haar toen maakte Hij zich een woning in haar. En heel zijn komen was er op berekend om een ieder die geloofde in Christus Jezus als zijn Zaligmaker, te brengen tot de gemeenschap met den levenden God en zijn hart te ver vullen met den vrede die alle verstand te boven gaat. Vandaar ook dat ge bij de eerste ge meente die op Pinksteren geboren wordt, zoo zeldzaam heerlijke geest drift ziet opwaken. Heel Handelingen 2 tintelt van bezielingen hoogerleven. Allereerst al dat spreken in andere talen zooals de Geest hen gaf uit te spreken daar wordt hun tong ontboeid en zij worden verkondigers van de groote werken Gods in de taal der zielsverrukking. Maar voorts moet ge er ook acht op slaan dat Lucas ons de mededeeling doet dat ze volhardende waren in de leer der Apostelen en in de gebeden (2 42). Zie, ieder mensch heeft het vermogen in zich om uit den dagelijkschen sleur gang des levens bijwijlen te worden op geheven. Wanneer eene nieuwe ge dachte zich baan breektwanneer een nieuwe leuze zich van het volk meester maaktwanneer nieuwe wegen in we tenschap of kunst worden aangewezen, dan is de mogelijkheid gegeven dat de dorre en amechtige ziel tot geestdrift gevoerd wordt. Van zulke geestdriftige ontwakingen gewaagt de geschiedenis meer dan eens. De leuze van een man als Peter van Amiens in de middeleeu wen om het heilige land aan de handen der ongeloovigen te ontrukken, heeft duizenden bij duizenden in bezieling gebracht. En toen in de vorige eeuw aan de mannen van wetenschap zich aldoor nieuwe vergezichten voordeden toen heeft dit honderden in bewonde ring gezet en tot warme beoefening, uit innerlijke liefde, gebracht. Zoo heeft God de Heere den mensch geschapen met vele krachten, met vele verborgen krachten die in het onbe wuste zieleleven sluimeren en eerst dan te voorschijn komen wanneer er een andere kracht, van buiten af, op kan inwerken. Zoo komen de groote daden tot standen zoo zal dat ook in de toekomst weer geschieden. En in soortgelijke lijn ligt nu ook wat de Apostel Paulus ons omtrent de wijn meedeelt. Er schuilt in wijn een zeker vermogen om de krachten van den mensch die ingezonken zijn, op te wek ken. Wijn prikkelt en werkt in op het lichaam en op den geest en brengt den geest in een andere stemming, in een zekere bezieling waardoor het den schijn krijgt alsof de levenskracht en de le vensmoed plotseling toeneemt. De drin ker durft meer. Maar het is ook niet meer dan schijn. Want laat de drinker een oogenblik begaan en spoedig is al zijn geestdrift geweken. De bezieling die de wijn schenkt is slechts in staat om voor een korten tijd boven de kille werkelijkheid des levens te verheffen, maar daarna komt de daling, vaak zoo sterk dat de inzinking grooter wordt dan de levensmoed eerst hoog rees. En dat heeft zijn oorzaak daarin dat de drinker op zijn eigen krachten teert en aldoor daarvan afneemt, maar geen nieuwe toevoer ontvangt. En dat moet zich op het einde wreeken. Er is geen bron om daaruit te putten. Het was een kunstmatig-opgewekte geestdrift. Tegenover dit kwaad der kunstmatig- in-het-leven-geroepen geestdrift,, wijst de Apostel Paulus het volk des Heeren op iets gansch anders op de waarach tige, uit Gods Geest opkomende be zieling die niet van voorbijgaanden, maar van blij venden aard is. Wel moet het even onze aandacht trekken dat de Apostel niet schroomt om de bezie ling die het gevolg is van wijn-drinken èn de bezieling die de H. Geest schenkt onder één gezichtspunt te bezien. Daar ligt ook een zekere overeenkomst aan ten grondslag, en begrijpen althans kunnen wij de spotters op Pinksteren welze zijn vol zoeten wijns. Beiden onderstellen hetzelfdein een mensch ligt de behoefte naar bezieling en geest drift, naar moed en kracht. Hij wil uit komen boven het alledaagsche en ge- lijkvloersche van zijn bestaan. Hij zoekt iets hoogers en iets verhevens. Zelfs aarzelt de H. Schrift niet om ook van de geloovigen te getuigen zij worden dronken van de vettigheid uws huizes en Gij drenkt hen uit de beek uwer wellusten. Want zoo laat de dichter er terstond op volgen bij U is de fontein des levensin uw licht zien wij het licht (Psalm 36 9, 10). Maar overigens ontbreekt ook elke andere overeenkomst tusschen de be zieling door wijn en de bezieling door den Geest. Er is een ontzaglijke klove tusschen beide. En het groote onder scheid komt daarin met name uit dat de bezieling uit den Geest geen afmat ting over den mensch brengt, maar hem echte kracht, kracht van boven, schenkt. Want er is hier werkelijk toevoer van kracht. De door 's Heeren Geest ge sterkte wordt gelaafd uit een bron die buiten hem is, en eeuwig vol is. Zoo rijk als onze Heere Jezus is, uit wien de H. Geest alles neemt, zoo rijk is ook de Geest. En zegt de Heere nietIk ben uw God èn al het mijne is het uwe En omdat Gods kinderen nu weten dat er bij den voortduur bezieling hen toe komt van den H. Geest, kunnen ze ook volharden in den moeilijken strijd des levensgelijk de eerste Pinksterge meente ook volhard heeft. De geest drift is niet weer geweken. Zoekt gij ook de geestdrift die van boven is Het is opmerkelijk dat de Apostel zich hier bedient van den ge biedenden vorm wordt vervuld van den H. Geest Komt de vraag niet bij ons op kunnen wij ons van dien Geest dan laten vervullen of is het niet veel eer omgekeerd dat Hij ons vervullen moet Zie, beide is hier waar. De Geest is vrij, vrij als de wind waarbij onze Heiland Hem ook vergelijkt (Joh. 3) en toch wil de Geest ook begeerd worden Hij wil gevraagd worden te komen. Hij wil hebben dat we ons onder zijn ge nadige inwerking zullen stellen En let er dan op dat de Apostel in dit 5e hoofdstuk van zijn Efeze-brief in het 19e vers terstond overgaat tot het noe men van lofzangen en geestelijke lie dekens, en tot het opwekken psalmen de Heere te zingen. In het lied ligt een machtige krachtook ten goede. Doe gij dat ookgrijp naar het lied dat u bezielen kan grijp naar het lied dat u de groote werken Gods in her innering brengt. Dat is een weg om vervuld te worden van den H. Geest. De Heere heeft meerdere wegen. Daar is het bidden in den Geest. Daar is het leven uit zijn Woord Daar is het hooren naar zijn getui genis. Daar is het aanzitten aan zijn disch. Dan ontvangen we niet nog de volle vervulling met den Geest. Want zonde en ongerechtigheid ver donkeren telkens weer het goud des Geestes Maar de Heere is getrouw. En eens zal Hij ons schenken de geestdrift die nooit meer zal worden weggenomen. Zoekt Hém dan, terwijl Hij te vinden is. En hier reeds zal Hij u rijk maken. Serooskerke. Faber. KERKELIJK LEVEN Nabetrachting op het Pinkster feest ZEEUWSCHE KERKBODE. Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN. Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag- Afzonderlijke Jnummers 8 cent. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 8c OLTHOFF Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van Adres van de Administratie Spanjaardstraat, Middelburg. minstens 500 regels belangrijke reduotie. pjrma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0. En wordt niet dronken in wijn waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Geest. Efeze 5 18. Pinksteren brengt een verandering in het kerkelijk leven. Het sluit de rij van Christelijke feestdagen. Wij hebben weer de groote daden herdacht, welke God verricht heeft tot verlos sing van Zijn volk. Het begint met de schoone Kerstdagen, welke juist vallen in een tijd, waarin het licht van den morgen groote moeite heeft om door de zware duisternis heen te breken en we vaak tot elkander moeten zeggen het blijft donker. Welk een aangename ver schijning is het voor ouden en jongen, voor rijken en armen, want niet velen zijn er, die zich aan de bekoring van Bethlems stal en kribbe kunnen onttrekken. De kerkgeschiedenis vertolkt ons de heerlijke en troostvolle gedachte God met ons. De profeet Jesaja heeft dan ook eeuwen tevoren aangekondigd, dat de naam van het kindeke zou zijn Immanuel. Wel mogen we dan ook zingen Er is in 's werelds donkere wolken, een Licht der lichten opgegaan, want waarlijk onuitsprekelijk rijk is de gave, welke God ons in de volheid der tijden geschonken heeft. Al spoedig daarna komen de weken, waarin we het oog richten op den Man van smarten, die na de Paaschzaal verlaten te hebben naar den hof van Gethsemané gaat en verder naar Gabbatha en Golgotha. Bij het licht van des Doopers woord zien wij in Hem het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt, en terwijl v/ij ons vernederen wegens onze schuld, leeren we verstaan, dat God voor ons is. Indien Hij Zijn eeniggeboren Zoon niet gespaard maar overgegeven heeft voor ons, hoe zal Hij ons met Hem niet alle andere dingen schenken? Daarover geraken we nooit uitgedacht en we verblijden ons, als de Paaschmorgen is aange broken, waarop het gejuich tot ons doordringt de Heer is waarlijk opgestaan en Hij is van Simon gezien. Tien dagen na de hemelvaart komt Pinksteren met de boodschap, dat God Zijn Geest heeft uitgestort over alle vleesch en dat deze Geest de apostelen geheel heeft vervuld. Deze won derlijke weldaad voltooit ons heil, want God zelf gaat in de gemeente wonen en werken. Dit is de aanvankelijke vervulling van de be lofte, eeuwen te voren bekend gemaakt, dat Hij niet alleen met en voor Zijn volk is, maar dat Hij in hen wil zijn om met hen in de innigste gemeenschap te leven. Defprediking daarvan is ook nu weer uitge gaan tot de gemeente, welke zich reeds uit gebreid heeft over vele landen, om haar te herinneren aan de innerlijke eenheid, welke er tusschen haar en haar God bestaat, opdat zij ook nu alles zou wegruimen, wat die gemeen schap zou kunnen belemmeren. Het is toch ook voor haar noodig, dat zij meer dan tot dusver vervuld wordt van den H Geest, want anders kan zij haar plaats in deze wereld niet waardig innemen. En deze prediking heeft weerklonken in een wereld, zoo vol onrust en verwarring, en waarin de geest uit den afgrond zoo krachtig werkt. Zulk een gedachtenisviering is voor de christenen van overwegend belang, wijl het hoe langer zoo meer aan 't licht komt, dat de vij and als een stroom aankomt. De strijd, welke reeds op den eersten Pinksterdag ontbrandde woedt voort en we mogen daarvoor het oog niet sluiten. Ieder discipel van Jezus heeft op aarde een taak en hij mag haar niet verwaar- loozen, doch dit kan aanleiding geven, dat hij alleen let op wat er in zijn eigen omgeving voorvalt zonder een oog te hebben voor de worsteling des geestes, welke steeds krachtiger doorgaat. Het is waar dat hij, wanneer hij nauwkeurig acht geeft op de verschijnselen in een beperkten kring, er wel iets van merkt, doch alleen als hij zich den tijd gunt om na te denken over de dieper liggende oorzaken, er iets van verstaat. De feestlooze helft van 't jaar ligt voor ons en dit noopt vanzelf om in de prediking meer in 't bizonder het oog te vestigen op de door werking van het Koninkrijk der hemelen in Israel en de heidenwereld. Zoo krijgen we de gelegenheid om helderder te aanschouwen de rijke beteekenis van den Christus voor heel het leven van volkeren, geslachten en gezinnen. De H. Geest toch is gekomen om van Hem te getuigen en Hem te verheerlijken. Hij neemt het uit de volheid van Christus en verwerkt het allereerst in allen, die vast overtuigd zijn dat Jezus den Naam draagt onder den hemel gegeven door welken wij zalig moeten worden. De religie dringt in breederen kring weer door. Het is onmogelijk, dat een mensch op den duur kan leven bij het zinnelijke. God heeft de eeuwen in zijn hart gelegd. Daarom ver wondert het niet, dat meerderen beginnen te vragen naar hoogere dingen, dan die van de aarde zijn. Dit is verblijdend en het opent de gelegenheid om te zaaien aan alle wateren, doch wie het waarlijk weten, dat religie niet genoeg is, hebben een dure roeping om dit voor aller besef duidelijk te maken. Lucas noemt de joden en de jodengenooten, welke in den tempel waren, toen de II. Geest uitge stort werd, godvruchtige mannen, mannen die eerbied hadden voor God en Zijn dienst, van wie sommigen zelfs een verre reis ondernomen hadden om te Jerusalem deel te nemen aan den eenigen waren eeredienst op aarde, doch de apostel Petrus heeft niet gezegddit is vol doende, integendeel, hij heeft met kracht bij hen aangedrongen tot waarachtige bekeering en te gelooven in Jezus Christus. En deze apos telen blijven we erkennen voor dragers van den II. Geest en de tolken van Gods wil. Het is niet genoeg, dat iemand religieus is en de verheffing van 't godsdienstig leven zoekt, eerst als een zondaar zelve inziet, dat de Christus zelf voor hem onmisbaar is, heeft hij zijn voet gezet op den weg, welke ten leven leidt. Tegenover de dwaling, welke zoovelen be koort en misleidt, moet nadrukkelijk uitge sproken, dat er buiten Jezus geen zaligheid is. Een mensch heett meer noodig, dan religie, dan religieuse denkbeelden. Jezus, Hij alleen is de Zaligmaker van zondaren. Bouma.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1924 | | pagina 1