Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
38e Jaargang.
Vrijdag 6 Juni 1924.
No. 23.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD-
PINKSTEREN.
Daar is voor de kerk van Christus,
in al de jaren van haar bestaan, geen
rijkere dag geweest dan toen de dag
van Pinksteren vervuld werd. We staan,
in heiligen ootmoed, te zien naar het
wonder dat Gods genade ons schenkt,
wanneer Hij Zijn eengeboren Zoon in
brengt in deze wereld. Want in en
door Hem werpt de Heere een dam
op tegen het geweld der zonde. En
stilstaande bij de daden die onze Heiland
voor zijn volk gedaan heeft, buigen we
eerbiedig het hoofd dat onze schuld
verzoenden onze ongerechtigheid wordt
weggenomen.
Maar Pinksteren plaatst ons voor
iets anders.
De uitstorting van den heiligen Geest
houdt wel rechtstreeks verband met
wat de Christus des Heeren eens ver
richtte want ge leest nergens dat Hij
aan dien arbeid iets toevoegt. Doch
en dat is nu het rijke van Pinksteren
wanneer de heilige Geest nederdaalt
op aarde en de harten der Pinkster
gemeente vervult, dan komt God zelve
in Christus zooveel nader tot ons.
Christus zendt zijn Geest; en deze,
gekomen zijnde, neemt alles wat Hij
geeft en doet in de geloovigen uit
Christus. Daar is volkomene harmonie
tusschen het werk des Vaders, en des
Zoons en des Heiligen Geestes, dat der
gemeente ten goede komt.
Als Jezus in een zijner uitspraken
getuigthet is U nut dat ik henenga,
opdat de Trooster, de H. Geest kan
komen, dan doelt Hij op dat dichterbij
komen des Heeren. De zonde verstoort;
en het doen van ongerechtigheid voert
den mensch hoe langer hoe verder van
zijn Formeerder af. Buiten Israël, het
uitverkoren volk, werkt dan ook de
Overste dezer wereld en de zonde vindt
geen andere tegenwerking dan die in
de algemeene genade Gods aan het
licht treedt.
Maar in Israël was er in beginsel een
andere kracht die haar doorwerking in
volstrekten zin overwon. Dat deed de
heilige Geest. Want God de Heere
gaf zijn Geest aan dat volk. Nog niet
ten volle maar voorzoover dat mogelijk
was, in overeenstemming met de be
deeling waaronder het leefde. Ergens
staat dan ook: de H. Geest was nog
niet overmits Jezus nog niet verheerlijkt
was. Eerst moest Jezus zijn ziel geven
tot een rantsoen en daarna in heerlijk
heid opgenomen worden en dan kon
de heilige Geest komen in al zijn vol
heid.
En met Pinksteren is al dat werk
ter voorbereiding voor de komst des
Geestes verricht.
Er is dan geen belemmering meer.
En daarom zoekt die Geest nu ook
een woonplaats in de harten der ge
loovigen. Zoover was het nog nooit
gekomen. In de hartenin het bin
nenste der menschenHij neemt alles
in beslag en vervult hoofd en hart
En dat God zelf daar
En daarom is dat de rijkste dag voor
de kerk.
Want die heilige Geest zou nimmer
meer wijken.
Hij zou niet alleen het deel der Apos
telen worden, maar van allen die in
Jezus gelooven. De mensch moet
wederom een mensch Gods worden,
tot alle goed werk volmaaktelijk toe
gerust. Hij moet worden een woon
stede Gods.
En alleen de Geest des Heeren kan
dat van den mensch maken.
Alles sterft wat niet onder de adem
van dien Geest komt.
Zie het maar aan wat het 13de vers
daaromtrent aanduid. Daar treden
spotters op, met wat ze waarnemen,
en zeggenzij zijn vol zoeten wijns.
Spotten met wat men niet begrijpt of
doorziet is nimmer goed te keuren
maar spotten wanneer het zulk een
waardige zaak geldt, gelijk dat hier
het geval is, dat is ergelijk. Daar spreekt
een verkeerden geest uit, dat verraadt
u onwedergeboren hart. Van zulken
heeft de Heiland eenmaal gezegd dat
ze den H. Geest niet kunnen ontvangen
omdat ze tot de wereld behooren.
De spot moet eerst op onze lippen
verstommen en ons hart, in stee van
het spotten, het bidden geleerd hebben,
voor de Geest kan komen en ons wil
vervullen.
En al zijn de beschuldigingen in den
loop der jaren veranderd, zoolang niet
de nederige bede uit de ziel opklimt
zend Heer uw Geesten waarheid neder
dragen we de kiem des doods in het
onvernieuwde hart in ons omdat ons
blind maakt voor het onderscheiden
werk van dien Geest.
Kent gij de onmisbaarheid van den
heiligen Geest
Wat zou het een rijke dag ook voor
u zijn als ge alle vijandschap en haat
tegen den Christus Gods aflegdet en
het gebed om den heiligen Geest op-
naamt. Want nog altijd ligt er dat
zelfde verband dat Jezus eenmaal ge
legd heeft tusschen bidden en den H.
Geesthoeveel te meer zal de hemel-
sche Vader den H. Geest geven den
genen die Hem bidden (Luc. 11 13).
En een ieder die dit verstaat zal het
ervaren hoe rijk de troost van dit
woord is.
Ook op het Pinksterfeest dat wij
thans doorleven.
Serooskerke. Faber.
KERKELIJK LEVEN
Padvinders.
Bloeimaand.
Christelijk Sociale Landdag.
DADERS DES WOORDS.
Radio-preeken en onze Kerken
ordening.
ZEEUWSCHE
KBODE
Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke Jnummers 8 cent.
Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTMOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0.
En zij werden allen vervuld met den
Heiligen Geest. En anderen, spottende,
zeidezij zijn vol zoeten wijns.
Handel. 2 4a en 13.
Wijl we sympathetisch staan jegens de ver-
eeniging, met den naam van padvinders duide
lijk genoeg aangewezen, hadden we geen
bezwaar een zekere ruimte in ons Blad af te
staan om haar aan te bevelen. We meenden
ook verplicht te zijn een paar ingezonden
stukken op te nemen van mannen, die deze
vereeniging blijkbaar een goed hart toedragen,
maar die wezen op een gevaar, dat, als het
zich nog vaker voordoet, er toe leiden kan,
dat de welwillendheid bij besliste belijders
vermindert.
Er kwam weer een stuk, geschreven met de
bedoeling om den ontrusten vader gerust te
stellen. We oordeelden echter, dat we thans
over dit onderwerp niets meer moeten opne
men. Maar in zoover wensch ik den inzender
ter wille te zijn, dat ik enkele gedeelten uit
zijn schrijven overneem.
„Over kampeeren op Zondag is al heel wat
geschreven en gesproken. Dat het waar kan
zijn, wat een vader schreef zal door mij aller
minst worden tegengesproken. Maar perti
nent onwaar is 't dat dit overal zoo zou zijn.
Men moet niet generaliseeren in deze dingen."
Niet genoeg ben ik met de gewoonten van
deze beweging in de verschillende deelen van
ons land op de hoogte, om te kunnen verkla
ren zoo is 't. We nemen dit echter op zijn
woord aan.
Maar wat me speet, is, wat hij verder vol
gen laat. Oordeel zelf: „Als het zoo ongeveer
10 uur is en de gemeente opgaat naar Gods
huis zoeken we in de duinen een mooi scha
duwrijk plekje op, verzamelen de jongens en
de leider zit of staat in het midden, vertelt
daar wat anders de jongens in de kerk hadden
vernomen. En dat zoo'n godsdienstoefening in
de duinen er ingaat, mag ik u verzekeren.
Verder wordt de dag gepasseerd met wan
delen, vertellen en wat dies meer zij. Men
wijst de jongens op het mooie in de natuur
en daardoor op Hem, die de Schepper is van
dat alles".
Als nu de geachte inzender meent, dat hij op
deze wijze een vader kan geruststellen, dan
vergist hij zich. Misschien is het noodig, dit
een weinig duidelijker te zeggen, Vaders, gelijk
een hunner zijn bezwaar heeft te kennen ge
geven, zullen denkendaar hebt ge het nu. Een
gereformeerd man gelooft, dat de gemeente
samengeroepen wordt in 't bedehuis en dat
ieder verplicht is om naarstig tot haar te ko
men, om Gods Woord te hooren, de sacramen
ten te bedienen, God den Heere openlijk aan
te roepen en de armen christelijke handreiking
te doen. Ik heb dit zooals elke lezer weten
kan, ontleend aan Zondag 38 van den H.
Catechismus, opdat niemand zegge, maar is dit
nu wel een regel, waaraan ik mij houden moet.
Niet alleen is het een verklaring, welke de
gereformeerde kerken gegeven hebben, maar
het is bekend, dat de opstellers in 't geheel
niet behooren tot hen, die als puriteinen in de
historie bekend zijn. Het is een beschouwing
over het 4e gebod, welke Calvijn ook voor
stond en hij was niet bekrompen maar zeer
vrij in zijn opvatting.
Beantwoordt nu een dergelijke samenkomst
van padvinders op een mooi schaduwrijk plekje
in de duinen aan het hier voorgeschrevene
Mij dunkt de inzender zal moeten zeggen:
neen, dat lijkt er niet op. En daarom kan wie
zich houdt aan de uitspraken der belijdenis,
onmogelijk er genoegen mede nemen, wanneer
in de plaats van de gemeentelijke samenkomst
een dergelijk bijeenzijn geschoven wordt en
wanneer de bediening van 't Woord vervangen
wordt door een vertelling, al is deze op zich
zelf nog zoo uitnemend.
De inzender duide het mij niet ten kwade,
als ik hierover mijn afkeuring uitspreek, want
er blijkt uit, dat men geen besef heeft van de
hooge en heerlijke beteekenis, welke een samen
komen van geloovigen heeft, welke in den
Naam van hun Koning bijeen zijn. En juist,
omdat velen aan dit kwaad laboreeren, moet
het nadrukkelijk gezegd worden.
Het baat dan ook niet, als de inzender ein
digt metAls de hemelen vertellen Gods eer en
het uitspansel verkondigt Zijner handenwerk,
dan klinkt op den stillen Zondagmorgen in het
Padvinderskamp het lied omhoog:
Wees gegroet, gij eersteling der dagen
Morgen der verrijzenis 1
Het is alles goed bedoeld, maar er is hier
eigenwillige godsdienst, en wij weten, wat
Jezus daarvan gezegd heeft.
Het bleef lang koud, er viel sneeuw en het
scheen wel, alsof wij geen zoele lente zouden
krijgen. De bodem was echter gezond en de
telkens terugkeerende vorst en sneeuw hadden
het hunne er toe bijgebracht. Eindelijk veran
derde het weer en er waren dagen, waarop het
zelfs zeer warm was. Ofschoon vaak onweers
buien zich over ons land ontlasten, toch kregen
we niet de koude, welke anders vaak op een
onweer volgt. De temperatuur daalde wel, doch
rees ook weer spoedig.
Merkwaardig was de verandering, welke
spoedig intrad. Niet dikwijls zijn onze weiden
zoo dor en doodsch als in dit voorjaar. Zij
hadden alle groene kleur verloren en zij lagen
er als gestorven. Zoodra echter de weersgesteld
heid veranderde kwamen de grasscheutjes uit
de aarde voort en werden de landen als met
een frisch groen tapijt belegd. Men zag het als
't ware groeien en ieder was verwonderd over
de zeldzame omkeer welke allerwege aanschowd
werd.
Zeldzaam was ook de veelheid der veld
bloemen. Er lag over de weiden een gele gloed,
welke in de verte aan bloeiend koolzaad deed
denken, en in 't vroon bij de duinen was er
verscheidenheid van grootere en vooral van
kleinere bloemen, welke het oog bekoorde. De
heesters bloeiden, de pereboomen leken op een
groot schoon bouquet. De appels wedijverden
mee en streelden door hun roze tinten, kersen
en pruimen beloofden veel. Het was bloeimaand
in den vollen zin des woords. En welk een
schoonheid gaven de meidoorns dit jaar niet
aan de velden. Het geheele landschap was om
een uitdrukking van dr. Wagenaar te bezigen
als besuikerd.
Hoe aangenaam was de lucht, bezwangerd
als zij was met de aangenaamste geuren. Zelfs
boomen, wier bloesem niet zoo in 'toog valt,
hebben veel bij gedragen om de geur te ver
meerderen. Voor mijn raam staat een esdoorn
en het kan wel zijn, dat het lest heugt best
mij parten speelt, maar ik zou willen beweren,
dat hij in geen jaren zulk een krachtig en heer
lijke geur verspreidt heeft als thans. En de
kastanjeboomen droegen pluimen van vele
bloempjes, welke de menschen deden stilstaan
om er even langer van te genieten. Met één
woord de natuur droeg weer haar tooisel van
sierlijk blad en bloem en het was een verkwik
king voor allen wier oog geopend is voor de
heerlijkheid, welke zelfs het kleinste veldbloempje
vertoont.
En hoe lustig leefden de musschen, en hoe
opgewekt waren de spreeuwen, en hoe wel
luidend was de zang van de kleine vogels en
hoe harmonisch klonk het fluiten van meerl en
lijster. En als ge dan buiten kwaamt en ge
zaagt de leeuwerik al hooger stijgen om zijn
lied uit te galmen en ge hoordet het geroep
van den tureluur of ge aanschouwdet de snelle
en lenige vlucht van den kievit, ging uw hart
dan niet open en beproefdet ge dan niet om
mee in te stemmen in den lof, allerwege den
Schepper gebracht. En als ge dan met nog meer
nauwgezetheid lettet op de rijke verscheiden
heid, waarin zich het leven uit, hebt ge het
dan den dichter niet nagezegdHoe groot zijn
uwe werken, gij hebt ze alle met wijsheid ge
wrocht. Bouma.
Reeds enkele jaren achter elkander werd op
Walcheren een dergelijke landdag gehouden.
Steeds werd er gezegd door hen, die zulk een
samenkomst bijgewoond hadden, het is de
moeite waard.
Thans zal dit ook zeker het geval zijn, en
wij wekken allen, die de gelegenheid hebben
op, om er heen te gaan. Als het weer goed
mag zijn, dan kan het verblijf onder de open
lacht en onder 't geboomte aangenaam zijn,
en als daar dan honderden bijeen komen, van
wie men weet, dat zij belangstellen in de
Christelijke actie op sociaal gebied, dan geeft
dat nieuwen moed. De sprekers zullen dit
vertrouwen we zich ook wel uitnemend van
hun taak kwijten. Bouma.
Misschien vraagt wel iemand, die met en
thousiasme vernam van deze nieuwste vinding
op het gebied van de predikkunde, en zich
heerlijke mogelijkheden droomde van dezen weg
tot verbreiding van het Evangelie der genade
van onzen Heere Jezus Christus, met eenigen
wrevel, wat nu wel die radiopreeken met onze
Kerkenordening te maken hebben?