Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
38e Jaargang.
Vrijdag 25 April 1924.
No. 17.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. MEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
„Soli".
Brieven uit Z.-Vlaanderen.
KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
A b O n n e nre n t s p r ij s per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke^ nummers 8 cent.
Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OITHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers littooij Sc olthoff
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER1 4 2 2*
VREDE ZIJ ULIEDEN.
En als zij van deze dingen spraken,
stond Jezus zelf in het midden van
hen en zeide tot henVrede zij
ulieden
Luc. 24 36.
De Paaschklokken hebben geluid en
de Paaschprediking is gehouden Overal
waar discipelen en discipelinnen van
Jezus wonen, heeft het geroep weer
klonken de Heer is waarlijk opgestaan
en Hij is van Simon gezien. Alles stemde
tót blijdschap. De eerste feestdag was
al bizonder schoon. Het was een echte
lentedag. De zon koesterde met haar
licht en warmte de velden en straalde
over alles heerlijke glanzen uit. Het was
aan de planten te zien, welk een in
vloed zulk schoon weer uitoefent. De
tweede Paaschdag was minder schoon^
wijl de lucht aldoor donker bleef. Maar
ieder had toch gelegenheid om eens
uit te gaan en zich te ontspannen. Er
is dan ook een ijverig gebruik van ge
maakt, want in de straten van onze
goede stad was het heel rustig. Aan
eenigen was het merkbaar, dat zij hier
vreemd waren, want zij wijdden hun
aandacht aan een oude poort of aan
een schoon oud gebouw. Op de singels
was een weinig meer beweging. Fietsen
en auto's rolden heen en weer, maar
het was duidelijk, dat zij zich haasten
om naar de plaats hunner bestemming
te komen. Overigens was het zoo rus
tig, dat men steeds het fluiten van
merels en lijsters kon hooren.
Onberekenbaar is de weldaad, door
God in zulke feestdagen geschonken,
wijl zij een aangename afwisseling in
het drukke leven brengen. Het ligt voor
de hand, dat onze jonge menschen er
het meest van genieten, want zij ken
nen nog de zorgen van 't leven niet en
geven zich zoo gemakkelijk over aan 't
genoegen, dat onder 't bereik ligt. Maar
ook voor de getrouwden is er zooveel
aantrekkelijks in. De man, die anders
eiken dag zijn werk heeft, kan met
vrouw en kinderen nu eens uit, waar
door de band van 't gezin wordt ver
sterkt. Temeer moet het tegenwoordig
gewaardeerd worden, waar het leven
van die volken over 't algemeen zoo
arm en gedrukt is. Waarlijk, het Paasch-
feest is voor de volken een verademing.
Zulke dagen bieden ook gelegenheid
om samenkomsten te houden, waar al
lerlei belangen besproken worden en
er wordt een druk gebruik van gemaakt.
Tot op zekere hoogte is dit ook toe te
juichen. Op deze wijze toch gaat vaak
het nuttige met het aangename gepaard.
Maar er is reden voor om het voor
zichtig te zeggen. Het gebeurt toch ook
zoo dikwijls, dat er plannen gevormd
worden, welker uitvoering niet anders
dan schade kan opleveren. En daarmee
roer ik iets aan, dat tot nadenken
stemt en dat ons zelfs droef kan aan
doen. Het is toch helaas waar, dat er
een menigte menschen is, welke niets
van 't Paaschevangelie verwacht en die
van geen ware bezieling weten wil.
Doch daarover wil ik thans niets meer
zeggen. Liever wil ik er op wijzen, dat
er nog allerwege mannen en vrouwen
zijn, die elkander zoeken om met el
kander te spreken over de dingen,
welke eens te Jeruzalem gebeurd zijn.
De geloovigen gingen op naar 't bede
huis, vereenigden zich in dankzegging
voor 't heil, dat de derde morgen aan
't licht heeft gebracht, luisterden naar
de prediking van de opstanding en
overdachten, dat de Christus de ban
den van den dood had verbroken. Op
zich zelf is dit reeds bemoedigend. En
dit krijgt nog grooter waarde, als we
bedenken, dat Jezus gezegd heeftwaar
twee of drie in mijn Naam vergaderd
zijn, daar ben ik in 't midden Met mij
gelooft gij immers, dat Hij vervult, wat
Hij beloofd heeft. Als ge nu even daarbij
stilstaat, dan begint gij te verstaan,
welk een stof we hebben om ons te
midden van zooveel, 't welk ons neer
drukt, te verheugen. Als Hij in 't mid
den komt, dan brengt Hij iets mee. Ge
ziet het in de avondvergadering op den
eersten dag Zijner verrijzenis. De Apos
telen en alle anderen die daar bijeen
waren, waren reeds zoo hoog bewel-
dadigd. Uit hun hart begon de droef
heid te wijken, welke ontstaan was over
't sterven van hun Meester, hun tongen
waren losgemaakt, zij gevoelden zich
gedrongen om elkander te verhalen,
wat zij gezien en gehoord hadden en
nu kwam Jezus zelf nog. Welk een ver
rassing. Het eerste woord 't welk Hij
spreekt, is niet een bestraffing er
was anders wel reden voor maar een
vredegroet. En als Hij zegtVrede zij
ulieden, dan is dit meer dan een bloote
wensch, dan is het een woord, 't welk
met kracht vergezeld gaat, dan dringt
het door tot in het binnenste, dan jaagt
het alle onrust op de vlucht, dan brengt
het den vrede.
Welk een oogenblik in 't leven van
deze geloovigen, een oogenblik dat zij
nimmer hebben kunnen vergeten. Zij
hebben nergens een oog en oor voor,
dan voor Hem. Zij zien Hem voort
durend aan, zij letten aldoor op Hem,
zij worden niet moe om naar Hem te
luisteren. Hoe wonderlijk is het hun te
moede in Zijn nabijheid, hoe zalig ge
voelen zij zich in Zijn tegenwoordigheid.
Alle bange vrees is verdwenen, alle
angstige zorg is geweken. Het is hun
onuitsprekelijk goed Zij denken aan
niets anders dan aan Hem. Het leven
dat Christus aan 't licht heeft gebracht,
doet zich in hen gelden en daar gaat
kracht van Hem uit om zich in hun
zwakte te verheerlijken. De Paasch-
vreugde vervult hen geheel en zij ver
geten alles wat rondom hen is en zij
kunnen allen zeggenAl wat aan Hem
is, is gansch begeerlijk. Nevens u heb
ben wij niets in den hemel noch op de
aarde. Geen vrees meer voor de joden,
geen nood jaagt hen schrik aan.
Wanneer ge ooit verstaat, dan ver
staat ge dit ook, wat ik pas heb gezegd
Hij is gisteren en heden dezelfde. Heeft
Hij op dien avond zijne discipelen bui
tengewoon verkwikt en vertroost, zou
Hij het dan ook nu niet gedaan
hebben, waar in elk land schier de
broeders en de zusters samen gekomen
zijn Ge behoeft me niet te zeggen, dat
wij zulks niet aanwijzen kunnendit
weet ik trouwens ook wel, maar ik ge
loof het op grond van Zijn Woord, en
dit zal ook nu niet ledig wedergekeerd
zijn. Nog nooit is er een van Zijn goede
woorden op dc aarde gevallen en daar
om mogen we gerust aannemen, dat Hij
ook nu gedaan heeft, wat Hij heeft toe
gezegd. In menig donker leven is er
licht gerezen, in menig ontrust gemoed
is er rust gekomen, in menige door
twijfel verscheurde ziel is er blijde ze
kerheid ontstaan, in menig door ver
driet verteerd hart is er vrede geboren,
omdat Hij ook nu zich geopenbaard
heeft aan hen, die naar Hem vroegen
en die naar Zijn komst vol verlangen
uitzagen. Er is in stilte genoten. De
Apostelen en de overigen in dien kring
spraken druk, maar nadat Hij binnen
gekomen was, zwegen allen Zoo is 't
nog. Later gaan de tongen los. Welk
een verkwikking cn verademing brengt
het Paaschfeest, als Jezus zich zelf in
't midden der zijnen bevindt
Nu behoort het tot het verleden. Wc
willen er niet over treuren. Dc zegen
blijft. En wij zijn weer nader gekomen
aan den tijd, waarop wij altijd met den
Heere zullen zijn. Hoe schoon, hoe
roerend schoon is dit uitzicht
Indien het voor u nog niet bestaat,
zoek dan naar de oorzaak. Zij ligt in u
zelt Zie dit helder in en bid, dat Hij
haar wegneemt en dat Hij ook tot u
van vrede spreekt De tijd is kort.
Heden zoo gij Zijn stem hoort, verhardt
u niet, maar laat u leiden Maak vrede
met Hem, eer het te laat is.
Bouma.
KERKELIJK LEVEN
De vereeniging, welker naam wij met een
enkel woord aanduiden, geeft a.s. Woensdag
avond weer een uitvoering, zooals zij het elk
jaar gewoon is.
Zij heeft een goeden naam onder ons en we
vertrouwen, dat zij ook ditmaal daaraan be
antwoorden zal.
Ieder onder ons, die het op prijs stelt, dat
ook de schoone gave van zingen tot ontwik
keling komt, en in de gelegenheid is, geve
door tegenwoordig te zijn een blijk van be
langstelling. De vereeniging zal het zeer waar-
deeren, wanneer de Concertzaal goed gevuld
is en we moedigen haar daardoor aan om op
den ingeslagen weg voort te gaan.
De Heere geve een aangename en gezegende
ure en doe de vereeniging verder ondervinden,
dat Hij haar nog een lang en bloeiend leven
vergunt. Bouma.
XL1X.
Amice.
Je vraagt me, of ik in de Kerkbode een brief
wil wijden aan het geval te Amsterdamde
opvoering van Querido's tooneelstuk „Saul en
David" door een Christelijk" gezelschap.
Het geval is je niet onbekend. Ik neem uit
het degelijke stuk, dat de Reformatie daar vorige
week over gaf, dit over
„Bij de veelbesproken tooneeluitvoering
scheen alles zoo verlokkelijk.
Zjj zou gehouden worden iu besloten
kring. Intusschen werd met de kaarten
ijverig gecolporteerd.
Alleen amateur-spelers zouden voor het
voetlicht komen. Evenwel bleek het heele
spel te staan onder de leiding van een
beroepsspeler.
Christen studenten zouden ten tooneele
verschijnenEen bijbelsch stuk zou
worden opgevoerdvan een eerste
rangs-auteur. Van Querido".
Welnu Amice, die uitvoering is er geweest.
In de lijdensweken, 's Zondags ontróert ge over
den bangen nood, waarin Christus verkeerde
klaagt ge als Christen„Wee onzer, dat we
zoo gezondigd hebben" en 's Dinsdags zit ge
als christen in de Schouwburg, van pikante
stukken te genieten, ja voert ze zelf op.
Men heeft gezegd: „Of dit nu in de lijdens
weken geschiedt of op andere tijden, dat is
hetzelfde de opvoering als zoodanig deugt niet.
Daar ben ik, wat het laatste betreft, ook
volkomen mee eens; doch dat het zeljs in de
Lijdensweken geschied is, geeft toch een eigen-
aardigen blik in de zielsgesteldheid van wie er
aan deelnamen.
Ik ben blij, Amice, dat zoo bijna eenparig
een ernstig protest tegen deze dingen is uitgegaan.
Dat onze Vrije Universiteit daar een geheel
schoone lei bij heeft.
Daar is men toch ook eigenlijk veel te spoedig
bij, om een fout van dezen of genen student
in Kampen of Amsterdam aan onze beide in
richtingen zelve aan te wrijven.
Ik geloof, dat ons vaderland daar nog wel
gerust over kan zijn. Ook al waren er ettelijke
van de V. U. aan debet, dan valt daarmee toch
op die inrichting niet de schuld.
Vanzelf als het goedgekeurd werdi Of als er
toe aangemoedigd werd!
We moeten wat voorzichtig zijn in ons oor
deel, mijn waarde. Niet doen, zooals men graag
op een dorp doeten ook wel in de stad.
Gooit je zoentje, die geen haar beter is dan
elk ander zoontje in een ondeugende bui een
sneeuwbal, die wat te juist gemikt werd,
dan hoor je: Dat is nog wel een dominé's
zoontje.
Struikelt of valt er iemand in onzen kring,
dan is haastig het oordeel: „Dat heb je nu
van die fijnen".
Maar die „fijnen" kunnen daar niets aan. doen.
Ook degene, die het meest vast staat, kan
vallen. En wie waarlijk Christen is, wie uit
zijn geloof leeft, zal zich bedroeven, dat zulke
dingen voorkomen, maar belijdt even ootmoedig
Het is de bewarende hand Gods over mij, dat
het niet met mij zoo gebeurd is; want de
wortels van die dingen liggen even hecht ia
mijn hart.
Er is door Prof. Grosheide, door Prof. v.
Gelderen en in de laatste Reformatie ook door
Prof. Hepp duidelijk op gewezen, dat onze
Hoogeschool daar niets mee heeft uit te staan.
Dat was voor u toch zeker niet noodig, Amice,
dat het betuigd werd maar in 't algemeen kon
het toch geen kwaad. Er wordt zoo spoedig
wantrouwen gewekt. En niet alleen dat er de
Vrije buitenstaat, maar er is ook een absoluut
verwerpend oordeel over het sluk uitgesproken
„Onbegrijpelijk is het, dat er zijn, die al
zulke mooie voorstellingen hebben geslikt.
Dat er ouders ook onder de Gereformeerden
waren, die dachten het zal wel vertrouwd
wezen.
Ik heb nog een kleine hoop, dat zij bij
de opvoering geschrokken zullen zijn.
Dat zij onrustig geworden zijnen zichzelf
zullen hebben afgevraagd hoe kon ik mijn
kinderen hiertoe verlof geven".
Dan volgt een beschrijving van het stuk en
vervolgens zegt Prof. Hepp:
„Ik vind dit walgelijk, driedubbel, wal
gelijk. Ik sta stomverbaasd, dat ieder, die
op den christennaam prijs stelf, niet haastig
den schouwburg verliet en voor zijn God
op de knieën is gevallen
Of er behalve de enkelen onder de
spelers, ook anders nog Gereformeerden
aanwezig waren, is mij niet bekend. Maar
tot die weinigen zeg ikZiet toe, dat het
zout in u niet smakeloos wordt.
Ziet toe, dat gij onze Kerken niet bederft.
Tot zoover, mijn waarde.
Ik wilde, dat het met die opvoeringen in