Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland, 38e Jaargang. Vrijdag 11 April 1924. No. 15. Redacteuren: Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOOf*£>. JIn de Paaschweek. ZEEUW Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. s. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN. Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 cent. Advertentieprijs:^ 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Berichten, Opgaven ^Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen^ uur te zenden^aan de Drukkers TjLITTOOIJ f OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0. LICHAAMSLIJDEN. Hierna Jezus wetende dat nu alles C5 volbracht was, opdat de Schrift zoude vervuld worden, zeideMij dorst. Daar stond dan een vat vol edik en zij vulden een spons met edik, en omleiden ze met hysop, en brachten ze aan Zijnen mond. Joh. 19 28, 29. De mensch heeft ook een lichaam. Ook voor dat lichaam heeft hij dus te zorgen. Nalatigheid in (te verzorging van het lichaam is zonde_ En het begaan ook van deze zonde, moet den mensch ten laste gelegd worden. De beschuldiging moet tegen hem worden ingebracht, dat zijn zorge voor het lichaam niet is, wat die moest zijn. Oppervlakkig beschouwd, is dat uitzonderingen daargelaten niet zoo. De zorge [voor heUjlichaam ^schijnt, over 't algemeen, de mensch te verstaan. Zóó zelfs dat [het behalve dan, wanneer men denkt aan ["hygiënische maatregelen overbodig is hem met eenigen nadruk aan die roeping te herinneren. Moet vaak geklaagd worden, dat de mensch de nooden van zijn ziel verwaarloost, wat het lichaam betreft schijnt hij beter zijn eigen belang te kennen en te behartigen. Het is die zorg voor zijn lichamelijke nooddruft, die hem doet arbeiden in 't zweet zijns aangezichts, die hem zwoegen en slaven doet om~toch[maar zijn brood te verdienen. Want bij die zorge voorjzijn lichaam denkt hij dan niet alleen aan[het heden maar ook aan de toekomst. En dan kent hij zelfs weleens zorgvolle slape- looze nachten, wanneer hij niet genoeg kan overleggen voor den ouden dag. Die zorge voor zijn lichaam wordt grooter, wanneer krankheid het lichaam aantast. Dan zoekt hij genezing. Soms ten koste van groote geldelijke offers. Al wat hij heeft wil hij dan, zoo noodig, wel geven voor zijn leven. Want voor dat teven zoekt hij het welzijn en van dat lichamelijk teven zoekt hij verre te houden alle smart en lijden. Hoe zou het dan kunnen waar zijn, dat de mensch zich, ook in betrekking van zijn lichaam, aan zonde van nalatig heid zou schuldig maken Dat zou ook niet zoo zijn wanneer de nooden van het lichaam zich be perkten tot dit leven. Dan zou in 't algemeen, den mensch wel de eere kunnen gegeven worden, dat hij van grove zonden zich vrijhield. Maar het is niet alleen in dit tijdelijk leven, dat een mensch bestaat uit ziel en lichaam. Dat zal ook in de eeuwig heid zijn menschelijk bestaan zijn. Eeuwiglijk zal hij hebben een ziel maar ook een lichaam. Er zal komen, een opstanding des vleesches. De zorge voor het lichaam is dus zeker niet volkomen, wanneer de mensch wel zoekt hier van dat lichaam te weren alle smart en lijden, maar aan het eeuwig lijden, dat zijn lichaam bedreigt, geen plaats zou geven in zijn zorgvolle overleggingen. En zoo bezien, moet dan toch zeker wel erkend worden dat er bij den mensch is een zeer groote nalatigheid, Want de horizon, waarbinnen de zorg voor het lichaam van de meesten zich beweegt strekt niet verder dan het graf. Er is reden hem met ernst op te wekken ,,denk óók aan, zorg óók voor uwdichaa m". Zooals die' vermaning] dan ook ge geven wordtfdoor de klacht door den Heere Jezus, aan Zijn kruis, geuit „Mij dorst". Die klacht sprak uit wat Hij aan het kruis leed naar het lichaam. Die klacht vertolkte dat lijden des lichaams, dat de Heere teekende in de gelijkenis van den rijken| man en den armen Lazarus, als Hij daar dien rijken man doet vragen, dat Lazarus het uiterste zijns vingers zou in het water doopen en dan naar hem gezonden worden om zijn tong te verkoelen, wijl hij smarten leed in de vlam. (Luk. 16 24.) En als de Heere Jezus dat hellelijden niet zwijgend leed,?maar de smart daar van in het woord vertolkte, dan was het opdat wij weten zouden wat Hij leed en in Zijn lijden zien het beeld van heUstraflijden, dat'God naar Zijn rechtvaardigen toorn niet alleen den zondaar bedreigt maar ook over den zondaar zal.' doen komen. Dan£was het, opdat wij wetende den schrik des Heeren, zouden bewogen worden tot het geloof, verstaande dat wij ook voor het lichaam den Zaligmaker behoeven. Meene dan niemand,"dat hij genoeg zaam voor zijn lichaam gezorgd heeft, wanneer hij al het mogelijke heeft ge daan om |voor dit tijdelijk teven de nooddruft des lichaams te vinden. Dan schiet j zijn zorg nog ten eenenmale tekort. Alleen dan verstaat hij rdiezorg, wanneer hij de vraag kent, hoe hij ook voor het lichaam de eeuwige straf der zonde zou kunnen ontgaan. En wie deze^vraag leert|kennen en stellen bij dat schrikkelijk kruislijden des Heeren, die kan dan ook hier de vertroosting vinden in zijn zorge over het lichaam. Want wat Jezus leed, leed Hij als Borg. Moet naar we belijden in Zondag 4 de zonde, die tegen de hoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worden, die straf heeft Hij gedragen om er de zijnen van te verlossen en hun de gerechtigheid en het eeuwige teven te verwerven en weder te geven. Wie dan Hem toebehoort hoeft ook dat lichaamslijden niet te vreezen De troost van den Christen bestaat in de wetenschap, dat hij met ziel en lichaam het eigendom is van zijn getrouwen Zaligmaker Jezus Christus. Drijve dan ook de zorg voor het lichaam U naar dezen Zaligmaker henen, wanneer gij Hem nog niet zoudt kennen. En dringe de troost over uw lichaam, wanneer gij Hem leerdet kennen als Uw Zaligmaker, om, niet alleen met uw ziel maar ook met uw lichaam Hem te dienen. Heij K^E R K E LIJ K LEVEN. SSTIet derde onderwerp, dat op de Predikanten- Conferentie te Utrecht behandeld zal worden, heeft reeds de aandacht van de Nieuwe Rot- terdamsche Courant getrokken en heeft er het zijne van gezegd."^Vóór enkele jaren werd er in dat Blad nog al druk geschreven over 't verschijnsel, 't welk nu meer bepaald over wogen zal wordenHet dogmatisch indiffe rentisme onder de jongeren. Ik kan mij voor stellen, dat de Redacteur van het Kerknieuws in genoemd Blad, zoodra hij het zag, heeft gedacht, wij hebben toch wel gelijk gehad en zoo leefde de hoop in dien kring weer op, dat velefjongeren uitjonze Kerken op weg zijn om het leger der vrijzinnigen te versterken. Het is deze£Ueden niet kwalijk te nemen, dat zij zich daarover verblijden. Ieder ziet opzijn beurt gaarne, dat de jongeren de denkbeelden overnemen, welke hij zelf heefl, want wie de jeugd^heeft, heeft de toekomst. De eerste stelling drukt zich zeer voorzichtig uit.f Zij|fzegt;: „Hoewel het verschijnsel van gebrek aan kennis der waarheid en van dog matisch indifferentisme niet algemeen onder onze jongeren voorkomt en daarom niet onder schat mag worden, is het echter allerminst te loochenen, en eischt het onze bizondere be langstelling". Het is goed, dat er eenerzijds gewaarschuwd wordt tegen alle overdrijving en dat er anders zins erkend wordt, dat het bestaat. Wij moeten steeds den moed hebben om de werkelijkheid, ook al is zij niet rooskleurig, onder de oogen te zien. Er mag wel met nadruk gewezen worden op 't gevaar, dat de Kerken van die zijde bedreigt, al is het, dat anderen er zich over verheugen. De tweede stelling maakt melding van de oorzaken welke gezocht moeten worden in de jongeren zelf als buiten hen. De derde stelling noemt dan de oorzaken buiten onzen kring en buiten de jongeren zelf. Daar is vooreerstde regelmatige dwang op geestelijk terrein, die op een tijdperk van pri- ociteit van het dogma noodzakelijk een tijdperk van overheersching der mystiek doet volgen. Dit is duidelijk voor wie de geschiedenis van 't godsdienstig en kerkelijk leven kent. Het is bijna niemand ontgaan, dat er een krach tige mystieke strooming reeds verscheiden jaren geleden in aantocht was en dat zij zich ook in onze kringen deed gelden. Dan wordt gezegd: „De geestelijke stroo mingen der laatste tijden, die vóór religio ob- jectiva de religio subjectiva op den voorgrond hebben gedrongen. Hierover valt ook niet te discussieeren. Voor wie meegeleefd heeft, staat dit vast. De religie moest innerlijk zijn. Zij moest het persoonlijk leven raken. Deze beweging heeft inderdaad weer in breeden kring belangstelling gewekt, vooral wat met den godsdienst in verband stond. En eindelijk wordt het oog gericht op de geweldige gebeurtenissen der oorlogsjaren, welke ook op geestelijk gebied een omkeering veroorzaakt hebben en die tot relativisme en subjectivisme geleid hebben. Het zal wel niet de bedoeling zijn om daar mee te zeggen, dat deze gebeurtenissen op zich zelf deze omkeering hebben verwekt, maar dat zij deze omkeering verhaast hebben. Voorzoover ik zien kan, was deze omkeering reeds vóór den oorlog aanwezig, maar zij zou zich niet zoo spoedig een breeden weg gebaand hebben. De ontzachlijke gebeurtenissen hebben het haar gemakkelijk gemaakt, hebben haar krachtig geholpen om te toonen, wat zij was. Van hoog belang is naar 't mij voorkomt de vierde stelling, welke in onzen kring oorzaken zoekt. Vooieerst een niet te ontkennen, doch even min te overschatten objectivisme en intellec tualisme, waarop als reactie een overhelling naar het mystieke onvermijdelijk was. Het is wel goed, dat dit eens helder gezegd wordt, want velen hebben dit reeds lang in gezien, maar het moet tot aller bewustzijn doordringen. Wij gelooven ook dat sommigen het overdreven hebben en wij gaan dan ook niet met hun oordeel mee. Maar dat het be stond, dat het in onze kringen voorkwam, valt niet te loochenen. Vervolgens wordt er melding gemaakt van iets, dat nog in sterkere mate afkeuring ver dient. „Het streven in de vroegere jaren om ook die „beginselen" die van ondergeschikt belang waren, tot primaire principiën te ver heffen, op welke overdrijving reactie niet kon uitblijven". We onderschrijven dit van heeler harte. Er is op deze wijze inderdaad veel onrust ont staan en schade en soms onherstelbare schade berokkend. En dit mag ook wel goed geaccentueerd worden„De plicht, die zich ook in eigen kring openbaart, om het absoluut belijnde in te ruilen voor het relatief-ruimere en de scherpe formuleering zoo al niet los te laten, dan toch van minder waarde te achten". Ook met dit verschijnsel heeft ieder onzer kennis gemaakt meer dan hun lief was. Het heette, dat men wars was van het slaafsch- gebondene, maar het was een schrede naar het losbandige naar de willekeur. Het is altijd moeilijk om na te gaan, waaruit dergelijk streven ontstaat, want vóór het zich duidelijk toont, is het er in den regel reeds geruimen tijd, maar het zou me niet verwonderen als iemand er op wees, dat er eenige invloed uit gegaan is van de steeds aanhoudende oppositie tegen alle dogma's. Duidelijk heeft men het toegelegd om elke kerk los te maken van den band aan hare belijdenis. Men schijnt toch te meenen, dat zoolang een kerk een bepaalde confessie heeft en zoolang zij eischt, dat zij gehandhaafd moet worden bij elke afwijking, zij ook een struikelblok blijft op den weg naar de „vrijheid". Meestal echter geschiedt dit met de bedoeling om den band tusschen haar en den Bijbel door te snijden. Doch niet allen zien dit helder in. ITeelemaal op zich zelf be schouwd is het waar, dat ook de kerk de volle waarheid der H, Schrift niet in een formule volkomen kan uitdrukken en van hieruit rede- neerend leeft men in den waan, dat wat meer vrijheid van beweging voordeelig kan zijn voor het religieuse leven, liet slaat bovendien ook gekleed en het heet, dat men op deze wijze toont zich te kunnen aanpassen aan onzen tijd. „De oorzaken in de jongeren zelf zijn te zoeken in a) hun leeftijd, waarin het hart gemakkelijk openstaat voor den invloed van de heerschende geestesstroomingen en b) wat de studeerende jongeren aangaat, on der wie genoemd verschijnsel het sterkst voor komt, in het feit, dat zij èn met de verschil lende richtingen op geestelijk gebied èn met de moeilijkheid der problemen èn met de anders denkenden in eenzelfde organisatie meer samen komen dan de niet-studeerende". Deze verklaring is zeker juist en is ingegeven door warme sympathie voor de jongeren. Verder wordt aangetoond, dat dit dogmatische indifferentisme tegengestaan moet worden, wijl het onrecht doet aan de waarde van het dogma. We vertrouwen, dat met grooten nadruk de waarde van 't dogma in 't licht gesteld zal worden en dit mag wel eens in een tijd van dogmavrees. Men heeft zoo geageerd tegen alle intellectualisme en men heeft het met zulke krasse woorden veroordeeld en we hebben er niets tegen, want het verdient het ten volle doch het is ook tijd om le verstaan, dat de kennis der waarheid een groote beteekenis heeft. Het is ontegenzeggelijk waar, dat velen dit niet genoeg in 't oog gehouden hebben en de tegenwoordige practijk herinnert aan woor den als dezeMijn volk gaat verloren, omdat het geen kennis geeft. Terecht wordt er aan toegevoegd, dat het bedoelde kwaad groote schade veroorzaakt aan 't persoonlijk geestelijk èn aan ons kerkelijk leven. Als middelen om het te bestrijden worden aangewezen een onderwijs, waarin de onmis baarheid van het kenniselement in 't leven des geloofs en der gemeente duidelijk worden aan gewezen en voorts moet de eenheid en de har monie tusschen de regelio objectiva en sub jectiva helder in 't licht gesteld Ds. Dijk van 's Gravenhage zal een inleiding over deze stellingen geven en dit zegt genoeg.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1924 | | pagina 1