Onze Zending.
ZENDING.
FEUILLETON.
KERKNIEUWS.
Kerkelijke Curiosa.
Naar ik vertrouw zullen velen de artikelen
lezen, welke enkele weken lang in ons Blad
staan, waarin ds. Merkelijn een overzicht geeft
van den arbeid in 't vorig jaar verricht.
Niemand zal zeggen, dat ik lichtvaardig dit
zeg, die er op let, dat onderscheidene mij voor
en na gevraagd hebben, wanneerihooren we
iets van ds. Merkelijn zelf.
Maar er zijn er ook nog wel, die misschien
denken, dat het een dor verslag is en het daar
om maar laten voor wat het is.
Voor hen is dit woord. Het zou me zoo
spijten, indien niet alle Gereformeerden het
lazen. Allereerst omdat het gaat over den ar
beid van onzen missionairen predikant en zijn
helpers. Het is niet zijn zaak, waarover hij
schrijft, het is onze, het is uwe zaak. Vervol
gens omdat ge u zelf berooft van 't genot om
te hooren gewagen van den rijken zegen, welke
God geeft op ons Zendingsveld. En eindelijk
omdat deze mededeelingen zoo zeldzaam ge
schikt zijn om u te doen meeleven met alles
wat er op ons Zendingsterrein gebeurt.
De Zending kost geld. Ja, zegt ge, dat weten
we zoo langzamerhand wel. Toch ben ik zoo
vrij om dat in twijfel te trekken. Er waren er
die indertijd niet begrepen, waarom er een auto
voor dezen arbeid noodig was en die er niet
aan dachten om daarvoor iets te geven. Lees
nu eens, welk een besparing van tijd dit voer
tuig geeft en gij zult misschien zeggen, het doet
me leed, dat ik niet mee geholpen heb. Nu er
is al is het niet voor de auto nog gelegenheid
om iets te offeren. We klagen niet over de
bereidheid om geldelijke offers te brengen
Zeeland doet inderdaad heel wat maar
overweeg nu eens, wat ds. Merkelijn schrijft
en me dunkt, ge zult zeggen, we kunnen nog
wel iets doen.
Maar vooral wensch ik, dat ge nauwkeurig
nagaat, wat deze artikelen u aanbieden, opdat
ge den Heere des oogstes dankt voor het vele
goede, dat Hij reeds te Magelang en omstreken
gegeven heeft, want het is mee op de verhooring
van uw gebed. En als ge dit helder inziet, dan
zult ge u aangespoord gevoelen om vuriger
dan tot dusver te bidden.
Laat u ook niet ontgaan, wat er in Indië
zelf bij aangebracht wordt om den arbeid te
bekostigen en ge zult overtuigd zijn, dat onze
mannen daar er op uit zijn om het ons moge
lijk te maken om de lasten te dragen.
Maar nog eens: lees met aandacht en oor
deel zelfBouma.
Magelang, 12 Februari '24.
Amice
Na dit algemeene kom ik nu tot opstelletjes
over iedere post afzonderlijk en dan begin ik
met Magelang, de hoofdpost, 'tls een lust om
de kerk met pastorie te zien, die het middel
punt is van den Zendingsarbeid. Ik heb nog een
kiekje van onze eerste plaats van samenkomst,
een eenvoudige keet, waarvan de Javanen
zeiden, dat het aan het gebouw wel zichtbaar
was, dat de Christelijke Godsdienst alleen maar
voor heel arme menschen was.
Het gebouw is nu een mooi kerkje, dat op
een mooi punt van Magelang staat en toch ook
weer niet zoo mooi is, dat de Javaan er door
zou worden afgeschrokken.
Of het ook door ons aardig kerkje komt,
dat er steeds meerderen onze samenkomsten
bijwonen, weet ik niet, wel weet ik, sinds dit
kerkgebouw er staat, het aantal bezoekers der
samenkomsten zeer is toegenomen. In den regel
is de arbeid in de steden het moeilijkst, en is
er in de dorpen veel meer ingang; maar ik
kan dit van Magelang niet zeggen. God geeft
ook zegen in de stad Magelang onder de Ja-
vaansche en Chineesche bevolking.
Het was een blijde samenkomst, die we kort
geleden in onze kerk mochten houden, waar
we saamgekomen waren om tot instelling der
ambten te geraken. Ruim een half jaar tevoren
waren- de broeders Bakker en Netelenbos ge
weest om den toestand der gemeente, volgens
de daarvoor bestaande bepalingen, te onderzoe
ken en met vrijmoedigheid konden zij op de
DOOE
HUGO KINGMANS.
27)
„Jammer van dien Oostra".
„Ja", zuchtte Bymolts. „Jammer voor hem,
maar ook voor myn vrouw en haar moeder".
„Weten zy er van?"
„Ja, myn schoonmoeder was by mij, toen ik
wegging. Ik zei de dat ik naar het „Verkoop-
lokaal" ging, om er misschien wat te zeggen".
„Wist ze, dat haar zoon zou spreken
„Ja. Ze zeizul-je hem niet hard behande
len? Hy is nog zoo jong".
„Zoo spreekt alleen een moeder", zei de
ander.
„Ja, het is hard voor haar. Zij hoopt en bidt,
dat hy nog eens tot inkeer komt".
„Zou het ooit kunnen Iemand die reeds
zoover is gegaan?"
„By God is alles mogelyk. Maar ik ga naar
huis. Myn vrouw zit in spanning te wachten".
„Ik loop zoover met je mee".
In de zaal was intusschen Landstra weer
aan het woord.
In een lang betoog ging hy Bymolts be
streden. Eerst kalm, opmerkend, dat deze het
goed meende en dat hij volgens zyn overtuiging
had gesproken, wat by in Bymolts bewonderde.
vergadering van missionaire-predikanten een
gunstig rapport uitbrengen, zoodat aan de Zen
dende Kerk geadviseerd kon worden om tot
instelling der ambten over te gaan. Toen bericht
uit Middelburg verkregen was, dat er geen be
zwaar tegen institueering was, belegden.'we een
vergadering der gemeente waarop wé twee
ouderlingen en een diaken kozen. Er was blijd
schap op de vergaderingde broeders hadden
reeds zoo lang verlangd om ambtsdragers te
hebben, om tot eenige zelfstandigheid te komen
in Magelang hebben we de eerste geïnstitu
eerde gemeente op het Zendingsterrein Mage
lang. Zeer waarschijnlijk zal het niet lang duren
voor we tot institueering van een tweede ge
meente mogen komen, n.l. te Tempel, waarde
Heere veel aanwas geeft.
Deze institueering der gemeente gaf een blijden
dag, omdat de Zendingsarbeid in deze gemeente
stichting een harer doeleinden alhier had be
reikt.
De gemeente van Magelang is een gemeente,
die veel stof tot blijdschap geefter zijn enkele
ontwikkelde Javanen bij, die zeer ijverig zijn
en die door voorbeeld en onderrichting een
goeden invloed uitoefenen meermalen trekken
zij er Zondags op uit om in de nabijgelegen
dorpen samenkomsten te houden en trachten
door allerlei hulp mijn arbeid te verlichten. Het
laatste waartoe zij het initiatief namen was de
oprichting van een internaat, waarin jongens
worden opgenomen, die onze Hollandsch—
Javaansche scholen bezoeken en die met een
Javaansch internaat genoegen nemen zij heb
ben zelf een vereeniging opgericht, die dit
internaat zal exploiteeren. De gemeente leeft,
de verhoudingen zijn aangenaam, door allerlei
arbeid toonen ze hun meeleven en als we
's Zondags samenkomen in den Dienst des
Woords, dan voelen we den band, dien ons
samenbindt.
De Chineezen hebben hun vergaderplaatszij
vinden het voorloopig nog prettiger om in een
huis te vergaderen en meenen, dat een Chinees
voorloopig makkelijker over te halen valt in
een huis te komen luisteren dan in een kerk.
Toch willen ze een eigen kerkje bouwen en
hoewel de Chineesche gemeente nog klein is,
wordt er onder hen toch reeds over den bouw
van een eigen kerkje gesproken. De arbeid
onder die Chineesch-sprekende Chineezen is
niet makkelijk en ik voel dat telkens, al er zijn,
die den Doop begeeren en de bediening der
Sacramenten.
Maleisch, de taal, die door de meeste Chi-
neeschen gesproken wordt, verstaan zij niet.
Telkens wanneer er een onderzoek ingesteld
moet worden naar de kennis der Schriften, heeft
het heel wat voeten in de aarde eer ik er
achter ben, dat tegen de toediening van den
H. Doop geen bezwaar bestaat. Bij de toedie
ning van den Doop en bij de bediening van de
Sacramenten gebruik ik de Chineesche formu
les, dat is het eenigste Chineesch, dat ik ken.
Het bijwonen van zoo'n Chineesche koëm-
poelan voor het eerst doet den Hollandschen
bezoeker wel wat vreemd aan.
Allereerst het gezangals de Chineezen aan
't zingen gaan, lijkt het nergens op, het is een
uitstorten van klanken, en men tracht elkander
in 't zingen te overschreeuwen, 't lijkt meer een
wedstrijd in 't schreeuwen, dan een zingen.
Gelukkig dat 't aantal liederen, die gezongen
worden nu wat grooter is, dan enkele jaren
terughet eerste vers, dat ik ze op de samen
komsten hoorde zingen, werd gezongen op de
wijs van „Halleluja, U zij d'eere"toen ik met
verlof ging en de Javaansche Christenen mij
toezongen, wilden ook de Chineezen zulks doen
en zongen toen weer „Halleluja, U zij d'eere"
toen ik van verlof terug was en ook de Chi
neezen mij verwelkomden, geschiedde dit met
het zingen van 't zelfde lied. Ik hoorde dat men
bij de ingebruik name van ons kerkgebouw dit
lied ook gezongen had. Ik ken den inhoud van
't vers niet, maar het schijnt wel een bijzonder
gelegenheidslied te zijn, dat zich bij alle ge
legenheden laat gebruiken. Gelukkig dat we
intusschen „verrijking van kerkgezang" gekregen
hebben en dat aan deze armoede, die zeker
geen „vrijwillige armoede" was, een einde is
gemaakt.
Vreemd doet het aan, dat de Chineezen, die
voor 't eerst zoo'n samenkomst bijwonen, veel
meenen te moeten nadoen. Toen ik laatst in
Maar dat wilde niet zeggen, dat hy liet met
hem eens was. De fout van al die anderen was,
dat zy verstrikt waren in de netten van liet
clericalisme. Zij haalden er den godsdienst by
en die had er niets mee uit te staan. Daarop
kwam hy weer op de zaak terug en kreeg weer
vat op zyn gehoor, door er op te wyzen, dat
thans de staking kans gaf op de overwinning.
Toen hy terugtrad was hy er zeker van
straks zou het besluit tot neerleggen van het
werk vallen.
Een langdurig, daverend applaus, dat de
voorzitter nauw onderdrukken kon, verschafte
hem die zekerheid.
Daarna werd de openbare vergadering ge
sloten en ging men over in een huishoudelijke
ledenvergadering.
Johan en Bouter verlieten ook de zaal en
stonden weldra op straat.
„Een schitterende vergadering, niet?" vroeg
Bouter, geestdriftig.
„Wat je schitterend noemt", zei Johan.
„Hoe bedoel-je dat?"
„Wel, dat die lui met open oogen hun onder
gang tegemoet loopen. Dat noem ik niet
schitterend".
Bouter vloekte, wat Johan pyn deed.
„Wel, nu nog mooier. Ze winnen het, man.
Wat kunnen de patroons tegen zoo'n georga
niseerde macht?"
„Dat zal de toekomst leeren. Ik voorspel,
dat het misloopt. Ik vond dien zwager van
O ostra hoe heette die? Bymolts een
flinken kerel".
„Enjy bent een lamme kerel. Jy hoort niet
een Chineesche samenkomst sprak, die door
vele Chineezen voor 't eerst werd bijgewoond,
en ik met gebed begon, zagen ze mij de handen
vouwen en deden zulks na, nu dat was heel
besttoen ik den zegen uitsprak en de handen
uitspreidde, meenden ze dat ook te moeten
nadoen en spreidden ze allen de handen uit,
dat was ietwat vreemd. Echter men is er onder
de Chineezen spoedig achter, hoe het wel moet.
Ik werk graag onder hen en 't spijt me dik
wijls, dat ik maar zoo weinig voor hen doen
kan. Noodzakelijk zou het zijn, dat er een
predikant kwam voor dien arbeid hij zou veel
werk vinden. Ik heb dan ook reeds aan de
Zendende Kerk het voorstel gedaan om een
tweeden predikant te zenden, waarvan de helft
der kosten wellicht betaald zou kunnen worden
door de Hollandsche gemeente alhier, als de
andere helft door de Zuidelijke Provinciën ge
dragen kon worden, zijnde een bedrag van plm.
f 6000 per jaar dan zouden we kunnen beginnen.
Voorloopig heb ik als antwoord ontvangen,
dat het finantiieel onuitvoerbaar is, want dat
de malaise uitbreiding, of liever voorziening in
den nood, niet mogelijk maakt.
Ge zult wel begrijpen, dat die finantieele
toestand erg pijnlijk is; wanneer men op een
Zendingsterrein tal van gelegenheden ziet om
te arbeiden en ge kunt die gelegenheden niet
benutten door gebrek aan geld. Onlangs heeft
er in Holland een andere verdeeling in den
arbeid plaats gehad, doordat het Zendings
terrein Solo door Delft overgenomen werd van
Amsterdamnu Zeeland en Brabant en Limburg
blijkbaar aan het einde van haar krachten zijn,
zou er m.i. weer een andere indeeling moeten
plaats hebben, zoodat de arbeid der Zending
alhier den noodigen steun ontving en naar be-
hooren kon worden verricht. Toch voel ik,
dat men op die manier wel telkens tot andere
indcelingen zou moeten overgaanwant nu is
hier versterking van middelen noodig, dan weer
elders, en m.i. is hier maar één oplossing
mogelijk en die is, dat die Kerk, die den arbeid
niet meer af kan en noodzakelijk versterking
noodig heeft, daartoe steun ontvangt van
Generale Deputaten. Zooals er hulpbehoevende
Kerken zijn, zoo kunnen er ook hulpbehoevende
Zendende Kerken zijn en er ontbreekt iets aan
onze organisatie, dat zulke hulpbehoevende
Zendende Kerken niet geholpen kunnen worden
integendeel naarmate zij zich inspannen om
naar vermogen bijeen te brengen, naar die mate
mag zoo'n Kerk nog meer afdragen aan de
Generale Kas. Dat is verkeerd en ik beveel deze
kwestie aan in de bijzondere belangstelling der
broeders, die zich de vraagstukken der Zending
indenken en in de Pers en op vergaderingen
voorlichting geven.
(Wordt vervolgd.)
TWEETAL TE
MeppelH. Brouwer te Heemstede.
P. C. de Bruin te Oudewater.
BEROEPEN TE
Bierum en te Laar (Bentheim)D. J. Velsink
[cand. te Kampen.
LunterenJ. E. v. Voorst te Kootwijk.
Spijk (2e maal)J. Visscher te Hijlaard.
Domburg en Westkapelle: D. J. Velsink cand.
[te Kampen.
GeesK. J. Cremer cand. te Amsterdam.
Westergeest: J. van Loo te Mijdrecht.
Oosterend-HijdaardK. J. Cremer cand. te
[Amsterdam.
Alteveer: B. Bamaker cand. te Groningen.
AANGENOMEN NAAR
GramsbergenC. A. Vreugdenhil cand. te
[Rotterdam,
SchiedamG. van Duinen te Zegwaart.
BEDANKT VOOR
BorgerC. A. Vreugdenhil cand. te Rotterdam.
OnderdendamB. J. Lambers te Rouveen.
O.en W. Souburg: E. Wientjes te Oudshoorn.
HeemseG. van Duinen te Zegwaart.
Zonderlinge dingen op kerkelijk gebied komen
er niet alleen voor in onze Geref. kerken. We
bij ons. Je bent sociaal-democraat en jy weet
niet eens, wat sociaal-democratie beteekent„.
„Als wat ik vanavond heb meegemaakt
sociaal-democratie is, dan móet ik er niets van
hebben".
„Laat ons nu eens verstandig redeneeren",
zei Bouter.
Hij hield wel van Johan, die, in den grond,
een goeie kerel was. Dat hij niet voetstoots in
alles meeging, och, dat sprak eigenlyk wel
vanzelf. Als je afkomstig bent uit het milieu,
waaruit hij kwam, dan was-je niet zoo maar
socialist. Hy moest het voorzichtig aanleggen.
„Laat ons nu eens verstandig redeneeren",
zei hy. Wat je vanavond hebt gezien dat is
natuurlyk niet het ideaal. Die klassenstrijd
is alleen noodzakelijk om de socialistische maat
schappij te brengen. Als die er is, dan is het
afgeloopen."
„Zoo", zei Johan droog.
„Ja laat my uitpraten. Ik zeg dan is het
afgeloopen. Want dan is er die uitbuiting niet
meer. In een gesocialiseerde maatschappij is
daar eenvoudig geen sprake van. Maar eer die
er is, ja, dan moeter gestreden worden, en
„En moeten er slachtoffers vallen" viel Johan
hem in de rede.
Als het moet, ja. Maar het hoeft niet. Hier
b.v. zal daarvan geen sprake zyn. Want deze
stryd wordt door de arbeiders gewonnen".
„Neen verloren", zei Johan heftig. „Ik was
het volmaakt met dien Bymolts eens. En
Oóstra voelde ook, dat zyn zwager gelyk had.
Van schaamte durfde hy niet opkijken. Een
flinke kerel, die Bymolts. Die zei de waarheid.
meenen zelfs te mogen zeggen, dat wij in dat
opzicht niet het record slaan. Een eere, waarop
we ook allerminst gesteld zijn.
We herinnerenons allen nog^wel wat een
Herv. predikant onlangs in een preek zei;van
menschen met omgeslagen broekspijpen en met
wie het volgens hem er maar hopeloos zou
uitzien.
Een curiosum is ook wel te'noemen, wat er
onlangs gebeurde bij de in gebruikname van
een Evangelisatiekapel, ook door Hervormden.
Men wilde het daar blijkbaar eens heel
plechtig doen. En die plechtigheid culmineerde
toen in de wijze, waarop men den kanselbijbel
op z'n plaats legde.
Die bijbel lag daar nog niet toen de samen
komst begon. Neen, dat neerleggen van dien
bijbel moest een handeling zijn, die een in
tegreerend bestanddeel zou uitmaken van het
in gebruik nemen van het gebouw. En toen
werd er gezongen Gezang 210 1, waarin
voorkomt een regel„'k vraag, Uw woord, Uw
woord allen" een ziet, bij die woorden stond
iemand op om plechtig den bijbel op den kansel
lessenaar te deponeeren.
Uit symbolisch oogpunt al zoo wat het meest
volmaakte, dat men zich denken kan!
Een vergadering vraagt om een bijbel. En als
dan zóó aan dien wensch wordt voldaan, dan
moet dat wel indruk makenEn toch zijn we
maar blij dat we die zonderlinge vertooning
niet hebben bijgewoond. Een mensch kan er
ook wel eens moeite mee krijgen om zich goed
te houden. Van het verhevene naar het be
lachelijke is de afstand niet groot.
Maar zonderlinge dingen komen er ook onder
ons wel voor.
En dan denken we, om iets te noemen, aan
het besluit van den Raad eener kerk, die maar
één Dienaar heeft, om een derden predikant te
beroepen. Maar misschien is dat besluit wel
genomen omdat men daar tot nu toe niet slaagde
bij de beroeping van een tweeden predikant en
nu van oordeel is, dat het gemakkelijker zal
gaan een derden te krijgen. Lukt dit nu, en
wordt dan zoo de weg gebaand voor een
tweeden, dan kan men daar een nieuw raadsel
krijgen de derde was de tweede, en de tweede
was de derde, hoe kan dat?
Dan denken we ook aan een kerk, waarvan
gepubliceerd werd, dat de offervaardigheid er
nog steeds vooruitging. En als bewijs daarvan
werd aangevoerd, dat de biddagcollecte er dit
jaar nog wel honderd gulden meer opbracht
dan het vorig jaar. Nu, wat zegt ge ervan?
Wel honderd gulden meerl Maar dat zegt nog
niets. De mogelijkheid bestaat dan nog dat de
gewone inkomsten met honderden achteruitgaan.
We dachten dat het ij del gepraat met hooge
biddag- en dankdagcollecten nu toch wel uit
den tijd was. Althans, wie daar nu nog mee
komt doet wat zonderling,
Al verder maakte een zonderlingen indruk
de mededeeling, onlangs gedaan door een candi-
daat, dat hij op dien datum de datum doet er
niet toe, want die is al gepasseerd een
eventueel beroep wenschte in overneming te
nemen. Tot dien datum zouden de kerken de
deur bij hem dicht vinden en zou zelfs de bel
vastgezet zijn. Maar dan zou de receptie be
ginnen. Want zoo'n meedeeling lijkt veel op
die van een verloofd of ondertrouwd paar, dat
zij gaarne op een bepaalden datum de menschen
willen in de gelegenheid stellen hen geluk te
wenschen. Dat een candidaat zich niet aanstonds
na z'n praeparatoir beroepbaar stelt, kan vaak
een verstandig en geoorloofd besluit zijn. Maar
aankondiging van den datum, waarop die
periode eindigt, maakt den zonderlingen indruk,
dat men verwacht: er zullen nog al enkele
kerken zijn, die op een beroep zinnen, en dat
men nu die alle een gelijke kans wil geven en
daarom eenige weken van te voren ze waar
schuwt, opdat ze dien tijd zouden benutten
om zich gereed te maken en op het blijde uur
van de receptie in optima forma haar opwach
ting te kunnen maken bij den candidaat, die
eindelijk zoo goed was de bel los te zetten
en de deur te willen laten opengaan.;
Zonderlinge dingen kan men ook beleven
bij afscheid en intree van een predikant.
Van beide een voorbeeld.
Eerst van een afscheid.
„Friesch Kerkblad" deelt mee, dat het bij
het afscheid van een leeraar moet voorgekomen
Die andere sprekers zweepten, tegen beter
weten in, de massa op. Dat is gemeen. Dat
is laag".
„Tut, tut, wat kom jy in vuur. Maar dat
komt, omdat je de zaak verkeerd ziet. Jy ge
looft nog niet in het socialisme. Je moet niet
blyven staren op dat van vanavond. Dat is
maar een middel, om er te komen, ik zei de dat
immers zooeven al".
„Nou dan begryp ik er zeker niet veel van",
zei Johan, al moe van het twisten met woorden.
Maar overtuigd was hy geenszins.
Als hy thuis was of met niet sociaal-demo
craten sprak, verdedigde hy het socialisme,
sprak hij van de maatschappy, die komt.
Met aplomb had hy dien avond zyn moeder
gezegd, wat Bouter nu ook zei. Maar was hy
er inwendig van overtuigd? Hij wist voor zich
zelf veel beterHy was nog dezelfde zoeker
van vroeger. Almaar zoeken
XXIV.
In het salon op den Bergweg zat Ida Tree
beek te lezen.
Mevrouw Oosterhuis rustte, zooals altyd 's
middags. Maar zy moest nu wat vroeger ge
roepen, want uit Utrecht was vanmorgen een
kaart gekomen. Theo zou komen tot Maandag.
Zy had hem verzocht niet meer, zooals dien
éénen keer, onverwachts te komen. Hy moest
even bericht zenden. Wat hy sindsdien al wel
viermaal had gedaanMevrouw Oosterhuis
wist wel, waarom hy kwam, maar liet niets
blijken. Daar waren twee harten, die steeds-