Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
38e';Jaargang.
Vrijdag 29 Februari 1924.
No. 9.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
Uit Het woord.
GROOTE LIEFDE.
Wij belijden dat de behoudenis des
zondaars alleen te danken is aan de
souvereine genade Gods, aan de vrije
gunst, die eeuwig Hem bewoog.
Geen mensch is de zaligheid waardig.
Wij hebben haar door onze schrikke
lijke zonde duizendmaal verbeurd.
Geen mensch heeft ook om redding
gevraagd. God is ons voorgekomen.
Naar het Woord des Apostels is hierin
de liefde, niet dat wij God liefgehad
hebben, maar dat Hij ons eerst heeft
liefgehad.
Al wat ons te doen overblijft is, als
zijne genade ons daartoe bekwaamt,
die groote liefde Gods in geloof aan
te nemen, op haar te hopen, uit haar
te leven, en voor haar nu en eeuwig
God te danken.
Die groote liefde Gods nu is ons door
het Evangelie geopenbaard in Jezus
Christus, Gods menschgeworden Zoon.
Jezus Christus is zelf de liefde Gods,
Hij is de drager van die liefde, zij is in
Hem vleesch en bloed geworden. Die
Hem gezien heeft, heeft den Vader
gezien.
Bevreemden kan het ons dan ook
niet, dat Paulus voor de Efeziërs bad
dat zij die groote liefde, in Christus
tot hunne zaligheid geopenbaard, steeds
meer mochten leeren kennen. Hij bad
reeds dat de Vader van den Heere
Jezus Christus, naar den rijkdom zijner
genade, hen met kracht wilde versterken
door den Geest in den inwendigen
mensch, opdat Christus door het geloof
in hunne harten woonde en zij in de
liefde geworteld en gegrond waren.
Maar zijn begeerte strekt zich nog
verder uit. Hij boog voor hen zijne
knieën ook, opdat zij als vrucht van
de krachtsversterking des Geestes
ten volle konden begrijpen, met al de
heiligen, welke de breedte en lengte
en diepte en hoogte zij, en bekennen
de liefde van Christus, die de kennis
te boven gaat, opdat zij vervuld werden
tot al de volheid Gods". Dan immers
zouden zij de volle zaligheid smaken,
die in Christus' liefde verborgen is en
met blijde klanken God verheerlijken.
Gods liefde in Christus is groot.
Paulus spreekt van hare breedte en
lengte en diepte en hoogte. Hij ont
leent zijn beeldende taal aan menschen,
die met het meetsnoer en het dieplood
omgaan. En toch bedoelt hij allerminst
te zeggen, dat Gods liefde inderdaad
te meten of te peilen zijn zoude, want
zij is ook voor zijn besef oneindig. Zij
is grooter dan de gansche schepping,
want die bezit haar maat en grens.
Maar Gods liefde in Christus is zonder
perk of paal. Als ge haar in waarheid
hebt leeren kennen en over haar na
denkt, dan wordt ge telkens weer in
uw ziel met heilige verbazing vervuld
en beide, meetsnoer en dieplood, vallen
u uit de hand.
God gaf voor u zijn Zoon, zijn Een-
geborene, in welken al zijn welbehagen
is. En de Zoon, o, gij weet de ge
nade van onzen Heere Jezus Christus,
dat Plij om uwentwil is arm geworden,
daar Hij rijk was, opdat gij door zijne
armoede zoudt rijk worden. Hij is tot
ons gekomen in dienstknechtgestalte.
Hij heeft voor ons geleden den toorn
Gods tegen de zonde, om met heel
onze zondeschuld te gaan in den dood
der vervloeking. Om onzentwille ging
die ontzaglijke kreet naar den hemel
mijn God, mijn God, waarom hebt Gij
mij verlaten
Stel nu tegenover deze liefde onzen
diepen val, waardoor wij zóó verdorven
werden, dat wij zelfs onmachtig zijn om
het goede te willen, en zóó strafwaardig,
dat wij ten vloek dienen gesteld te
worden, moeten we dan niet uit
roepen wat is grooter, wat is wonder
lijker dan de liefde Gods in Christus
En verstaat ge dan niet den Apostel,
als hij op de woordenopdat gij moogt
bekennen de liefde van Christus, ter
stond laat volgendie de kennis te
boven gaat?
Neen, nooit zal onze kennis omvatten,
wat in zich zelf onmetelijk is. Wie zal
een liefde peilen, die daar afdaalde tot
de diepte, waarin wij verzonken waren
Wie zal een liefde doorgronden, die
onze schuld en onzen vloek op zich
neemt, om daarvoor leven en vrede en
zaligheid in de plaats te geven? Wie
zal de maat kennen eener liefde, die
trouwe houdt tegenover al onze on
trouw, en ons geleidt, bij al ons strui
kelen, op den smallen weg, die naar
het Vaderhuis leidt?
De H. Geest moet voor haar ons oog
openen, en anders zien wij niet alleen
hare grootheid, maar ook haar zelve
niet. Duizenden in Israël hebben Jezus
gezien in zijn liefdebetoon, maar zij
verstonden het niet. Wijd en zijd is zijn
liefde, door de prediking van het Evan
gelie, ingedragen in de wereld, maar
wie heeft die prediking geloofd Onze
oogen moeten gezalld, en anders zijn
en blijven wij ook blind.
Maar God geeft zijn volk die liefde
te zien. Zij leeren haar bekennen, met
hart en mond, in een ongeveinsd ge
loof. Doch niet, dan nadat vooraf eigen
schuld en verdoemelijkheid door hen
erkend zijn. Behouden door Gods groote
liefde worden alleen zij, die zonder
Jezus zich reddeloos verloren weten en
daarom tot den eenigen Middelaar hun
toevlucht nemen. Die leeren met on
uitsprekelijke vertroosting zijn liefde
verstaan, die hun de ziel verkwikt. Zij
bekennen zijn liefde met aanbidding en
dankzegging. En het bekennen zijner
liefde zal toenemen, naarmate zij tot
haar temeer de toevlucht nemen in
hunnen geestelijken strijd en bij hun
aardsche nooden en zorgen.
Een stem uit den hemel zegtVrees
nietIk heb u liefgehadEn het ant
woord, dat God van zijn volk op aarde
hooren mag, is ditwij gelooven uwe
liefde en vertrouwen ons aan haar toe
met lichaam en ziel, voor nu en eeuwig
Hebt gq zoo reeds gesproken
KERKELIJK LEVEN.
De Geref Kerken in Zeeland bij
't begin van 1924.
„De Glindhorst".
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
AbonnemVnis prijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
A d v e r,t e n t i e p r ij s 15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma L1TT00IJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4228 0.
Opdat gij ten volle kondet begrijpen,
met al de heiligen, weike de breedte en
lengte en diepte en hoogte zijen be
kennen de liefde van Christus, die de
kennis te boven gaat, opdat gij vervuld
wordt tot al de volheid Gods.
Efeze 8 18, 19.
Van der Veen.
VI.
Het is duidelijk, dat ik allen nadruk heb
willen leggen op de prediking van het Woord,
op het onderricht in de waarheid en ik heb
dit gedaan in 't bewustzijn, dat de verhoogde
Christus hierin aan Zijn kerk het middel ge
geven heeft om zich tc handhaven te midden
van veel, dat haar van haar vastigheid wil
berooven en om zich uit te breiden. Het spreekt
van zelf, dat alleen deze bediening van het
Woord gezegend kan zijn, indien zij veigezeld
gaat van de werking des H. Geestes. Doch
ik behoef dit slechts te zeggen, omdat wij het
daarover allen eens zijn.
Doch daarmede heb ik alleen gewezen op
de taak, welke elke plaatselijke kerk te ver
vullen heeft, maar het is misschien niet over
bodig er bij te voegen, dat elke ambtsdrager
en elk lid ijveren moeten, dat dit verheven
doel bereikt wordt. Dit brengt mij tot een
punt, waarop de aandacht gevestigd mag worden,
omdat het niet zoo gemakkelijk is om dit ideaal
te verwezenlijkeu.
Ik wil beeinnen met te wijzen op een ver
schijnsel, dat bemoedigen kan. In onze kringen
bestaat de goede gewoonte, dat dagelijks de
Bijbel gelezen wordt. Wat geregelde, aan
dachtige lezing en overdenking van de H. Schrift
vermag, is niet te berekenen, maar, dat het veel
waard is, zal ieder toestemmen. Wij raken op
deze manier vertrouwd met wat de Apostelen
en de Profeten hebben verkondigd, wij krijgen
daardoor gemeenschap met de waarheid, weike
naar de godzaligheid is, wij verstaan, dat er
nog betere dingen zijn dan die de wereld ons
biedt, wij letten op de uitzichten, welke ons
voor oogen geplaatst worden, wij leeren leven
voor de onzienlijke dingen, welke eeuwig zijn
en wij worden herinnerd aan onze roeping om
bezig te zijn met het onbeweeglijke en onver
gankelijke koninkrijk der hemelen en zijn ge
rechtigheid. o Het is niet te zeggen, welk een
heilzame invloed uitgaat van de biddende over
weging der H. Schrift.
Dit stel ik op den voorgrond, ook al weet
ik wel, dat de zorgvuldigheden van ons dage-
Iijksch leven veel van het goede zaad verstikken
en het is wel noodig, dat we elkander daarop
wijzen, want hoe vaak gebeurt het, dat het
aan de rechte stemming ontbreekt, als de
Bijbel geopend wordt. Dikwijls is het hoofd
en het hart zoo vol van de aarde en het hare,
dat er geen plaats voor het Woord Gods over
is. We behoeven er gelukkig niet op aan te
dringen, dat de H. Schrift eiken dag in elk
gezin gelezen wordt, maar wel is het niet over
bodig om te vermanen, dat wij deze taak ver
richten, zooals het behoort. Hoe veel meer
vrucht zou er aanschouwd worden, indien elk
lid van 't gezin uit ware behoefte badOntdek
mijn oogen, opdat ik aanschouwe de wonderen
uwer wet.
Het is niet mogelijk, dat ieder even goed
op de hoogte is met wat Gods Woord bevat.
Wanneer we dit vergden, zouden we onbillijk
zijn, maar we mogen toch wel verlangen dat
alle onze leden de grondwaarheden kennen.
Het is niet noodig, dat ieder dadelijk zeggen
kan, in welken tijd elk der koningen van Israël
en juda geleefd heeft, en wat elk hunner heeft
verricht, maar het is geen weelde, wanneer
ieder behoorlijk uiteenzetten kan, welke deeenige
troost is in leven en in sterven. Er wordt ge
klaagd, dat er onvastheid in leer en leven is
en we zouden het tegendeel niet graag beweren,
maar zou het niet toegeschreven moeten wor
den aan het ontbreken van een vurige begeerte,
welke we beluisteren in de bedeMaak in dat
spoor mijn gang en schreden vast? Juist nu
er zoovele gedachten in omloop zijn, welke
niet uit de H. Schrift genomen zijn, ook op
godsdienstig gebied, is het des te meer noodig,
dat wij de geesten kunnen beproeven of zij
uit God zijn.
Een tweede verschijnsel, dat gunstig genoemd
kan worden, zien we hierin, dat er naast vele
verderfelijke zooveel goede en stichtelijke lec
tuur op de markt des levens gebracht wordt.
Vroegere geslachten hebben zich gevoed met
het oude koren, dat er nog over was uit de
bloeiperiode van de Gereformeerde Kerken.
Nog zijn er, die oude schrijvers als Brakel,
v. d. Kemp, Comrie, Teelink e. a. lezen, en het
is me menigmaal gebleken, dat zulke mannen
en vrouwen een helder inzicht hadden in het
verlossingswerk van Christus, maar de jongeren
gevoelden er zich niet toe aangetrokken. Het
gevaar ontstond, dat zij geheel zouden opgaan
in lichte en oppervlakkige lectuur, welke vaak
in een aangenamen en smakelijken vorm werd
aangeboden, maar ofschoon dit gevaar nog niet
voorbij is, toch mag er gezegd worden, dat
heele goede boeken hun weg vinden tot onze
woningen. Er zijn onderscheiden uitgevers,
welke voortgaan met uitstekende werken aan
te bieden en het blijkt wel, dat zij slagen,
want anders zouden zij het wel opgeven. Dit
is inderdaad hoopvol, want ook menige jongere
heeft lust tot onderzoek van de waarheid.
Verschillende vereenigingen, zooals de jonge-
lingsvereeniging, hebben daartoe medegewerkt.
Dit is te meer bemoedigend, wijl het leven
zulk een beslag legt op den tijd, welke men
heeft, want om te kunnen meedoen wordt er
heel wat van 't jongere geslacht gevorderd.
Behalve hun arbeid moeten zij cursussen volgen
en lessen bijwonen. Dan zijn er de vele bladen,
welke voor de noodige afwisseling zorgen en
weike ieder toch ook wel inzien moet, om een
weinig mee te leven. Er was wel eenige vrees,
dat werken van dieperen gang en gewichtiger
inhoud ongelezen zouden blijven, maar nu het
aan 't licht komt, dat dit geenszins het geval
is, mogen we ons daarover verheugen.
En noodig is dit ook. Een methodist moge
er zich op beroemen, dat hij zijn belijdenis wel
op een stuivertje kan schrijven, een Gerefor
meerde mag daarmee niet tevreden zijn. Hij
heeft het voorrecht, dat zijn belijdenis vollediger
is en het zou ondankbaarheid jegens de leiding
des H. Geestes zijn, indien hij zich niet beijverde
om een dieper en helderder inzicht te hebben
in de waarheid Gods.
Aan hun vruchten zult ge ze kennen, dit
woord geldt nog en daarom mogen de Gere
formeerden zich niet tevreden stellen, wanneer
zij zuiver in de belijdenis zijn, maar moet hun
wandel van hen getuigen. De wereld mag geen
aanleiding hebben om te zeggenzij spreken
wel van de waarheid, maar zij handelen er
niet naar. Het moet uitkomen, dat we ons
bewust zijn van onze groote verantwoorde
lijkheid. Laat uw licht schijnen voor de men
schen, opdat zij uwe goede werken zien en uw
Vader, die in de hemelen is, verheerlijken. De
zaligmakende genade Gods is verschenen aan
alle menschen en zij leert ons, dat wij matig,
rechtvaardig en Godzalig leven in deze tegen
woordige booze wereld. Wij moeten maat
houden in de wijze, waarop we ons voeden en
kleeden vooal in onze dagen, waarin zoovelen
gebrek lijdenwij moeten rechtvaardig zijn
jegens onze naasten en aan ieder geven wat
hem toekomt en we moeten toezien, dat we
door onze hebzucht en maatschappelijke mis
standen niet verergeren en wij behooren God
zalig te leven. Wanneer wij gemeenschap
oefenen met God in Christus, wanneer we met
Hem omgaan, wanneer wij met Hem wandelen,
dan zal dit ook aan 't licht treden in onzen
omgang met menschen.
Waarlijk het is een uitgestrekte verplichting,
welke voor onze rekening ligt, omdat wij be
hooren tot de Gereformeerde Kerken, welke
als leus hebbenziende in 't gebod en blind
in de toekomst. Bouma.
Onze diakenen zijn er erkentelijk voor, dat
de Collecte voor „De Glindhorst" 175 gulden
opgebracht heeft en we verstaan ditdoch
Middelburgs kerk behoort nog vijftig gulden
meer voor dit doel te storten. Nu zijn er nog
enkele giften ingekomen en daarom oordeelen
de diakenen, dat als ieder, die er nog wat voor
over heeft, het in een papiertje wikkelt en het
legt in de gewone collecte voor de armen,
het ontbrekende er gemakkelijk komen kan.
Er behoeft zelfs geen opschrift bij.
Het lijkt mij ook een zeer goed middel en
ik wil het dan ook graag aanbevelen.