Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland,
38e Jaargang.
Vrijdag 4 Januari 1924.
No. 1.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOO^D.
VRAAG EN ANTWOORD.
Met Nieuwjaar komt vanzelf de vraag
op: „Hoe zal 't nu verdergaan?" Met
die vraag gingen onze heidensche voor
ouders dan naar de wichelares. De
heidenen van nu, van verre en nabij,
doen het ook wel. Volgen wij een
anderen weg. Zoeken wij 't Getuigenis.
Daarin vinden we die vraag terug. En
daar lezen we een antwoord er op.
O.a. in Jesaja 21 .11 en 12, dat hier
boven uitgeschreven staat. En tegelijk
vinden we daar dan een goede en on
misbare les in 't vragen bovendien.
„De last van Duma" staat er boven.
Er wordt gesproken van een last,
zooals zoo dikwijls bij de profeten.
Een last is eigenlijkdat, wat God
bevolen heeft over een mensch of over
een volkdat, wat met dien mensch
of met dat volk gebeuren moet naar
Zijn besluit. Een last is hier nietwat
Jesaja zegt of gelast, maar wat God
gezegd heeft. En noem nu maar eens
opiets, dat gebeurd is of gebeurt of
geschieden zal, zonder dat God het
heeft gezegd. Dat kunt ge niet. Het
kwam en het komt alles op Zijn last.
In 't groote en in 't kleine. In 't blije
en in 't donkere. In 't kwade en in
't goede. Met anderen en met ons.
Met ons land en met ons huis en met
ons zelf. 't Was zoo in 1923. 't Zal
ook zoo zijn in 1924. Een last van
den hemel. Een Goddelijke last. Daar
hebt ge al een antwoord op de vraag,
wat er op komst is. En wie nu God
kent, als zijn God, die mag gerust zijn
over de toekomst. Maar die alleen.
Als hier zoo staat „de last van Duma",
dah moet ge bij „last" vooral ook den
ken aan iets, dat zwaar is. Met opzet
staat er „last". Want dit woord Gods
valt den profeet niet licht. Als hij het
overbrengen moet, dan is 't, alsof hij
een last heeft op te tillen, die alleen
met inspanning van alle krachten kan
worden opgenomen en die zwaar op
de schouders drukt. Bij de profeten
duidt het woord „last" in den regel op
oordeel en gericht.
Wat God over ons beveelt, zal meer
of minder zwaar zijn om te dragen
een groote of een kleine last. En hoe
erg misschien hier of daar het kruis
drukte, wie onzer moet niet belijden)
als hij de waarheid spreken wilTot
heden was het toch een lichte last maar,
die God over ons sprak en ons te
dragen gaf. Althans gerekend naar de
zonde. ImmersHij deed ons niet naar
onze zonden en vergold ons niet naar
onze ongerechtigheid. En voor wie in
Jezus waarlijk gelooft, zal de last Gods
over 1924, wat die ook brenge, best
te dragen zijn Want Zijn juk is zacht
en Zijn last is licht.
Met Duma is Edom bedoeld, het volk,
uit den onheiligen Ezau gesproten. Er
ligt opzet in, als Ezau of Edom Duma
geheeten wordt. Daar ligt een ernstige
waarschuwing in. Letterlijk beteekent
het woord Dumaeen stilte als van
dood en graf. En we hooren daarin
een vonnis vellen de Goddelijke uit
spraak, wat het eind zal zijn waarop
alles uitloopt voor het onbekeerlijk
Edom en voor alle mensch en alle volk,
dat op den onheiligen en onbekeer-
lijken Ezau gelijkt, n.l.ondergang en
dood. In zooverre wordt hier met ge
wisheid de toekomst voorzegd en al
dadelijk een antwoord gegeven op de
vraag: „Wachter, wat is er van den
nacht Zelfs nog voor de vraag ge
daan is Wat afvalt van den hoogen
God moet vallen, al is 't een volk, ge
lijk Edom, dat geslachten terug, ver
bonden was aan Jakobs God en al wijst
de traditie op een verre verwantschap
aan Gods volk of vroegeren band van
de kerk.
„Wachter, wat is er van den nacht
Wat zal de naaste toekomst brengen
Ziedaar de vraag, die Edom deed aan
Jesaja. En wanneer wij die vraag her
halen bij de wisseling des jaars, laten
we dan ook in allen gevalle ze richten
tot iemand, die ter zake betrouwbaar
is en ons inlichten kan, en die verstand
van antwoorden heeft, tot hen, die ons
zeggen kunnen, wat haast geschieden
moet, die bekwaam zijn om de dingen
af te lezen uit het boek van Gods wel
behagen en die ons ook willen waar
schuwen bij naderend onraadtot de
wachters over de stad Gods en op
Sions muren; tot een man, als Ezechiël,
van wien de Heere zei„Menschen-
kind, ik heb u tot een wachter gesteld
over het huis Israëls en Ik zal het van
uw hand eischen, als ge niet waar
schuwt". Of een man als Jeremia, of
Jesaja. Kortomtot de wachters, aan
gesteld door den Bewaarder Israëls,
Die niet sluimert of slaapt, Die wakker
is over Zijn woord, tot de apostelen en
profeten, tot Gods getuigenis, dat
eeuwig zeker is en slechten wijsheid
leert. „Tot de wet en tot het getuige
nis En anders geen dageraad.
Wachter, wat is er van den nacht
Zoo luidt de vraag. En wat is 't ant
woord, dat Edom ontvangt, 't Is een
antwoord, waarmee gelijk men wel zegt,
de vrager het doen kan. 't Is een ant
woord, dat teleurstellen moet alle vra
gen van ijdele nieuwsgierigheid en alle
dringend en murmureerend vragen van
menschen, welke wel van den nacht
van zorgen willen afkomen, doch zich
niet bekeeren willen, 't Is het antwoord
van een wachter, die den ernst der
dingen ziet en geen tijd voor beuzelin
gen heefthet antwoord van een wach
ter Gods, die waakt over de stad Gods,
die waakt over u, over uw heden en
eeuwige toekomst, over uw zieleheil en
dat van uw kind, over heel 's Heeren
kerk en over het heil van de volkeren
der aarde. Dit is 't antwoord De mor
genstond is gekomen en de nacht ook.
„De morgenstond is gekomen". Wel
gelukzalig is het volk, dat het geklank
kent dezer bazuin en er naar leerde
te hooren. Jesaja kondigt den morgen
aan en Gods kinderen ontdekten hem
ook. Ze zien 't eind van den nacht der
zonde de wijkende duisternis, het licht,
de dageraad, den morgen, een groot
licht, opgaande over de schaduwen des
doods, de zonne der gerechtigheid, en
den eeuwigen dag, die nimmermeer
ondergaan zal. Voor elk, die in het
duister dwaalt, verstrekt deez' zon een
helder licht, 't Gaat op over de armen
en verslagenen van geest, die beven
voor Gods Woord. Den nacht zag
Jesaja ook. Niet alleen den nacht van
toen. Maar den nacht, die blijft, die
eeuwig blijft. Een stikdonkeren nacht.
Van buitenste duisternis. Hij ziet mor
gen en nacht voor Edom afwisselen,
maar 't laatste voor Edom is de nacht.
De nacht, die blijft. Voor alle Ezau's.
Ook van nu.
Wie meer wil weten, vrage. Maar
dan niet als een onbekeerlijke Ezau.
Niet als iemand, die het er alleen maar
om te doen is, het goed te hebben, en
die den nacht der zonde niet kent.
Wie meer wil weten, vrage. Maar
dan in waarachtige bekeering en geloof.
Als de stokbewaarder en als de man
nen van den Pinksterdag. Wie Hem
need'rig valt te voet, zal van Hem Zijn
wegen leeren.
Kamperland. F. J. v. d. Ende.
KERKELIJK LEVEN
Aan het begin.
Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
•Afzonderlijke nummers 8 cent.
Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaard straat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0.
De last van Duma
Men roept tot mij uit, SeïrWachter,
wat is er van den nacht? Wachter, wat
is er van den nacht De wachter zeide
De morgenstond is gekomen en het is
nog nacht. Wilt gijlieden vragen, vraagt
keert weder, komt.
Jesaja 21 li en 12.
Hoewel het voor de hand ligt, dat we bij
den aanvang van 't jaar vooruitzien, toch zal
men het in ons wel willen dragen, dat we nog
even terugdenken aan 't verleden. Op den
eersten dag van 't vorig jaar vroegen we on
willekeurig: hoe zal het met onze kerken in
Zeeland gaan. Er was wel geen bijzondere
aanleiding toe, dan alleen, dat de Generale
Synode in 't zicht was en wij kenden de be
sluiten, welke er in Leeuwarden in 't jaar 1920
genomen waren. Wij waren wel niet ongerust,
maar wij waren toch wel benieuwd, welke
beslissing er vallen zou over de liturgie, wijl
we wel begrijpen konden, dat eventueele ver
anderingen van overwegend belang ook voor
onze kerken konden zijn. Wij leven hier toch
onder omstandigheden, zooals zij niet in alle
provinciën voorkomen. De gereformeerden in
ons gewest zijn over 't algemeen geen lastige
menschen, doch op sommige punten zijn zij erg
gevoelig. Over de vermeerdering van de enkele
gezangen, welke wij hebben, waren zij, althans
velen niet al te best te spreken en voor de
uitbreiding van de liturgie gevoelden zij niet al
te veel Doch nadat de besluiten van de Synode
bekend werden, was er algemeene tevreden
heid. Overigens ging het jaar heel rustig voorbij.
Van snellen groei kunnen we niet gewagen,
maar er was ook nergens afneming van leden
tal merkbaar. Er was zelfs een kleine toe
name. De arbeid kon overal geregeld zijn
gang gaan. En het heeft aan zegen op dezen
arbeid niet ontbroken.
De vacatures verminderden met enkele en we
leven in de verwachting, dat het in deze rich
ting zal voortgaan. Het aantal candidaten
neemt toe en het staat er wel voor, dat het
gebrek aan predikanten op den duur verdwijnen
zal. Dezer dagen zag ik nog een opgave van
het aantal vacante kerken in ons vaderland,
maar de schrijver voegde er niet bij, dat daar
onder begrepen waren de vele kleine kerken,
die in de laatste jaren nimmer beroepen, omdat
er de financieele draagkracht te gering is. Voeg
hieraan toe de kerken, die alleen gecombineerd
beroepen, dan zal men eens zien, hoe opeens
dit getal aanmerkelijk daalt. Dit is ook het
geval in ons gewest, want er zijn ook hier
onderscheiden kerken, die niet een behoorlijk
tractement kunnen geven, of die nu, waar zij
zelf vroeger een predikant hadden, nu met een
naburige kerk er een beroepen.
Nu ik vanzelf kwam tot de predikanten, daar
wil ik nog een woord wijden aan twee onzer
predikanten, welke het vorig jaar heengingen'
Verleden jaar bij 't begin vreesden we, dat ds.
Kerkhof van Souburg, die deze gemeente reeds
zoovele jaren met toewijding gediend had, ons
zou ontvallen. De vrees was niet zonder grond,
want de ziekte, welke hem in 1922 aangegre
pen had, was zeer hardnekkig en werkte in
weerwil van al de aangewende middelen steeds
door en hoewel het nog eenigen tijd duurde, toch
kwam in de maand Maart het einde. Wij mis
sen hem nog, want hij had een ruime plaats
in onze kerken. Wij dachten dat het bij dien
éénen zou blijven, wijl de maanden voorbij
gingen en de laatste dagen reeds aangebroken
waren. Doch opeens verspreidden de bladen
het„bericht, dat ds. C. Staal, predikant te Oud-
Vossemeer, bezweken was. Van zijn ziekte
hadden we niets gehoord en daarom overviel
ons deze tijding. Hij was een Zeeuw en heeft
ook alleen een tweetal kerken in onze pro
vincie gediend. Eerst laat is hij predikant ge
worden. Voor dien tijd heeft hij nog een
tijdlang zich aan 't christelijk onderwijs gewijd.
In 't jaar 1887 hoorde ik 't eerst van hem in
Ierseke, en zij vertelden mij daar, dat hij in de
laatste tijden was gaan oefenen. Als ik mij het
geval goed herinnerde, dan was dit vooral in
de kerken, welke in 1886 en daarna gebroken
hadden met het Herv. Kerkgenootschap. Hij
had aan zijn lust om den Heere te dienen in
't evangelie geen weerstand kunnen bieden.
Hij heeft gestudeerd te Kampen en werd in
1901 predikant te Oosterland.
Het was voor een candidaat niet gemakke
lijk om de opvolger van ds. Siemonse te zijn,
die daar jaren lang had gearbeid. Wie dezen
dominé gekend heeft, weet, dat hij door zijn
eenvoud en godsvrucht de achting verwierf van
allen die hem kenden. Hij had dan ook de
liefde van Oosterlands gemeente. Hoe mystiek
sommigen daar in die omgeving ook waren,
niet gaarne zouden zij iets ten laste van dezen
dienstknecht zeggen, van wien allen geloofden,
dat hij een uitverkorene des Heeren was. God
had het werk van dezen dienstknecht kennelijk
gezegend en er zijn merkwaardige gebeurtenis
sen van te verhalen. Nu in diens plaats kwam
candidaat Staal. Het was voor hem goed, dat
hij niet piep-jong meer was.
Na hier eenigen tijd gewerkt te hebben, ver
trok hij naar Oud-Vossemeer, waar hij is ge
bleven tot zijn sterven. Het was niet een lichte
taak om deze gemeente te bearbeiden, maar
hij heeft het mogen doen zonder dat er groote
moeilijkheden zich voordeden. Het zal eerst
later blijken, of hij de gemeente aldaar heeft
kunnen leiden in de oude beproefde paden, en
wanneer dit later aan 't licht komt, dan mogen
we zeer dankbaar zijn voor wat hij heeft mo
gen doen. Ik druk me zoo uit, omdat ik te ver
van Oud-Vossemeer woon om er over te kun
nen oordeelen. Er is geen twijfel aan, of hij
uit liefde tot Christus het ambt van bedienaar
des Woords heeft gekozen, en wij mogen wel
gelooven, dat hij zich zelf aan den Christus
had overgegeven en toevertrouwd. Hij heeft
mogen arbeiden zoolang het dag voor hem was.
De Heere trooste zijn weduwe, die alleen
achter blijft en hij geve aan de gemeente eer
lang een dienaar des Woords, die haar past
en die haar met wijsheid leidt.
Voor al onze predikanten is zijn heengaan
een roepstem om alleen te bouwen op het door
de apostelen en profeten gelegde fundament.
Bouma.