Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
37e Jaargang.
Vrijdag 28 December 1923.
No. 52.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT flET WOOHP.
VREDESVOORWAARDEN.
„De Zoon des menschen is niet ge
komen om de zielen der menschen te
verderven, maar te behouden"zoo
heeft Jezus eenmaal gezegd. En klinkt
aan 't eind van dezen psalm ons niet
eenzelfde toon tegen
De Gezalfde des Vaders heeft recht
gekregen om zijne vijanden te straffen,
Hij heeft volmacht om ze te verderven.
Wij hoorden 't besluit„Gij zult ze ver
pletteren met eenen ijzeren sceptergij
zult ze in stukken slaan als een potten
bakkers vat". Maar Hij, die recht heeft
om te lachen in 't verderf en met een
ijzeren scepter te verpletteren, komt,
voor Hij van dat recht gebruik maakt
en 't oordeel voltrekt, met een bood
schap van genade. Hij laat vredesvoor
waarden hooren aan zijne vijanden Is
dat niet een nieuw getuigenis, dat God
geen lust heeft in den dood des zon
daars, maar daarin dat hij zich bekeere
van zijn weg en leve.
Tot die hooghartige wereld, tot die
stoute zondaars komt Hij met de tee-
derste klanken van ontferming. Hij komt
zelf in genade een weg ter ontkoming
wijzen. Met een zacht vermaan en een
vriendelijke raadgeving komt Hij, als Hij
ze toeroept„Nu dan, gij koningen
handelt verstandiglijklaat u tuchtigen,
gij rechters der aarde
Ja ook voor koningen en rechters,
voor alle wereldgrooten is het wijs om
naar raad te hooren. Want al die ko
ningen en wereldgrooten, die tegen God
en zijn Gezalfde strijden doen onver
standig. Ze berooven zich zelfvan licht
en wijsheid en breken de macht van
hun scepter. Dwaas is het om God de
heerschappij te willen betwisten, om den
onwrikbaren troon van Gods Gezalfde
te willen omstooten. Even dwaas als
een kind is, dat tegen den storm in
blaast om dien terug te dringen is hij,
die tegen God strijdt, al is hij ook de
machtigste heerscher der volken Niet
door God te weerstaan wordt heil ge
vonden, maar door voor Hem te buigen.
Handelt dan verstandig en erkent zijne
hoogheid en buigt u voor Hem neer.
Weest wijs en zoekt onder zijn scepter
behoud.
„Laat u tuchtigen gij rechters der
aarde dat wil niet zeggen, laat u maar
slaan met dien ijzeren scepter. Want
dat zou tot verdelging zijn. Maar het
beduidtlaat u onderrichten. Laat u
leeren door woord en dadenlaat u
afmanen van alle booze werk laat u
bewegen gewillig aan Hem te onder
werpen. Laat u tuchtigen, dat is, door
waarschuwing en onderwijzing terecht
brengen.
Koningen en rechters worden opge
roepen. Niet alsof het den grooten der
wereld alleen gold, maar omdat zij de
leidslieden des volks zijn, van wie zoo
veel invloed uitgaat ten kwade of ten
goede. Bij die leidslieden zijn de volken
mee inbegrepen. Want voor vorsten
en volken te zamen is daarin alleen heil,
dat ze voor God buigen. Gelijk het ver
scheuren van de banden en het afwer
pen van de touwen, verderft, zoo zal
het tot den vrede dienen, als ze hooren
naar de stemme Gods. Gaat er dan in
dit woord niet een machtige roepstem
uit tot de vorsten en volken van onzen
tijd Is er ooit een tijd geweest, waarin
zoo stout de banden werden verscheurd
en de touwen afgeworpenmaar ook
ooit een tijd waarin zoo klaar werd
getoond dat dit ellende baart Afgron
den van jammer worden geopend.
Zoo teeder en zoo trouw klinkt het
vermaan „Nu dan, handelt verstandig
lijk, laat u tuchtigen". Wijl het zoo staat,
dat die ijzeren scepter dreigt, weest
verstandig en bekeert u
„Nu dan" omdat er nog een oogen-
blik van genade is, haast u, want straks
is het te laat. Dan is de mate der on
gerechtigheid vol en zoudt ge neder-
gestooten worden en niet weder opstaan.
Is het niet een teeder vermaan, een
vriendelijke raadgeving voor elk, die
van Gods wegen afdwaaltdie bevon
den wordt tegen God te strijden Is het
niet eene dringende roepstem tot elk
zondaar om zich te haasten het waar
verderf te ontvlien
En nog dringender wordt het ver
maan als Hij roept„Dient den Heere
met vreeze en verheugt u met beving".
Dat is de weg der verstandigendat
de weg, dien zij betreden, die zich laten
leeren. Zondedienst en zelfbehagen is
een harde dienst. Een dienst, die nooit
rust geeft en 't bitterst loon doet ver
werven Maar de dienst des Heeren is
een gezegende dienst. Want in den weg
der gerechtigheid is het leven en in
haar voetpad wordt de dood niet ge
vonden. 't ls een dienst die blijdschap
en verheuging geeft. Vreugde geeft het,
voor wie verstaat, wat het is, waardig
geacht te worden, dien heerlijken Ko
ning te dienen Allen die dezen Koning
dienen roepen het uit
Uit al den schat van 't groote wereld
bond,
Is nooit die vreugd in mijn gemoed
[gerezen,
Die 'k steeds in uw getuigenissen vond,
Door mij betracht en anderen aange
prezen
En al klinkt het ons tegen, dat wij
Hem dienen moeten met vreeze en
ons verheugen met beving, toch ligt
daar niets in, dat van dien dienst be
hoeft af te schrikken. Want onze Ko
ning wil niet met slaafsche vreeze, met
angstig beven gediend worden, maar
met eene kinderlijke, ootmoedige, eer
biedige vreeze. Met heilig beven niet
maar voor zijn hooge majesteit, maar
ook bevend bij de gedachte van Hem
weer af te dwalen.
De dienst des Heeren is een liefde
dienst. En zóó teeder luidt de vreeze
en de beving aan [Hem, dat het hart
betuigt
Bij U mijn Koning en mijn God
Verwacht mijn ziel een heerlijk lot,
Geduchte Heer der legerscharen!
Welzalig hij, die bij U woont,
Gestaag U prijst en eerbied toont.
En steeds dringender wordt het ver
maan. Het wordt een uitnoodiging, een
lokstem, om alle vijandschap af te leg
gen en vrede te sluiten. Ja meerde
liefde met liefde te beantwoorden. Daar
kan vrede met God gevonden worden
door den bittersten vijand, den stout-
sten bestrijder, den schandelijksten weer-
strever, zoo hij zich wendt [tot Gods
Zoon. Hij is onze vrede. Hem heeft God
gegeven in een verlorene wereld „op
dat een iegelijk die in Hem gelooft,
niet verderve, maar het eeuwige leven
hebbe". Hij is een verzoening voor onze
zonden, en niet alleen voor de onze,
maar ook voor de zonden der geheele
wereld. Dat was het heerlijke Kerst
evangelie, dat ons gebracht werd. dat
God zijn Zoon heeft gegeven en dat
Hij kwam om zondaren zalig te maken.
„Kust den ZoonNiet met een ver
raderlijken kus zooals Judas Hem kuste
en zooals de geveinsden zich voor Hem
stellen, met een schijn alsof ze Hem
eere willen geven en met een hart, dat
zich van Hem afkeert. Doch met een
kus der verzoening en vriendschap. Een
kus, die getuigenis geeft, dat ge den
twist tusschen u en uw God wenscht
beëindigd te zien. Kust den Zoon met
een kus der aanbidding en vereering.
Afgodendienaars kussen wel hunne af
goden om hunne hoogachting daarin
uit te drukken. Veel meer past het ons
den Zone Gods te kussen met een kus
des geloofs en der liefde, om Hem eere
te geven. „Dewijl Hij uw Heer is, zoo
buigt u voor Hem neder". Brengt Hem
de hulde van uw hart en zoekt onder
zijn scepter behoud.
Kan de roepstem teederder zijn dan
die hier gehoord wordt En nog drin
gender wordt ze als aangetoond wordt
hoe noodig het is door dien Zoon vrede
te zoeken Schrikkelijk toch is het voor
allen, die Hem voorbijgaan, die in hun
vijandschap volharden. Want die ijzeren
scepter dreigt. Die kan alleen in een
vredescepter en een herderstaf worden
veranderd als we door dien Zoon met
God verzoend worden. „Wie dan dien
kus weigert, wie Hem niet als Koning
wil erkennen, zal op dat zondepad om
komen. Als Zijn toorn ook maar een
weinig ontbrandt, is Hij als een ver
terend en Verdervend vuur. Immers is
er geen grooter terging voor den Heere
dan Zijne genade af te wijzen, zijn Zoon
te miskennen, zijn Gezalfde te verachten.
Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op
zoo groote zaligheid geen acht nemen?
Die heerlijke roepstem van gena gaat
ook nu nog uit tot die van God afval
lige wereld. Die vredesvoorwaarden
worden voorgelegd aan de koningen
en de rechters, aan vorsten en volken
te zamen. Ach, dat ze die koorde van
Gods liefde leerden grijpen. Ze zouden
ervaren wat de Heere zegt „Grimmig
heid is bij Mij niet. Zoo hij mijne sterk
te aangrijpt, hij zal vrede met Mij
makenvrede zal hij met Mij maken.
Gaaft gij aan die vriendelijke roep
stem des Heeren reeds gehoor Hebt
gij den Zoon gekust in geloove O,
wijs die vredesvoorwaarden niet afge
zoudt op uw weg vergaan. Kust den
Zoon en ge zult met vreugde instem
men met dien jubelklank„Welgeluk
zalig zijn allen, die op Hem betrouwen".
KERKELIJK LEVEN.
Het einde van 't jaar.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0.
Nu dan, gij koningenliandelt
verstandiglijklaat a tuchtigen, gij
rechters der aarde
Dient den Heere met vreeze, en
verheugt u met beving.
Kust den Zoon, opdat Hij niet
toorne, en gij (op) den weg ver
gaat, wanneer zijn toorn maar een
weinig zou ontbranden. Welgeluk
zalig zijn allen, die op Hem be
trouwen.
Psalm 2 10-12.
F. Staal Pz.
De dagen zijn kort en de nachten lang. En
als dan de lucht ook nog donker is, zooals
vaak het geval is, dan wordt 't nauwelijks dag
en men denkt onwillekeurig aan de uitdrukking,
dat het noch nacht noch dag is. Het is een
ware verademing, dat vlak na den kortsten dag
het Kerstfeest aanbreekt. Vooral in onzen tijd
waardeeren we het dubbel, want de toestanden
op aarde zijn drukkend en weinig hoopvol. Met
welk een verruimd hart hebben we ditmaal
den eersten Kerstdag begroet, die onder een
helderen hemel en bij stralend zonlicht ver
scheen. Ik had het voorrecht bovendien, dat
ik een gedeelte van ons eiland mocht zien. De
velden waren verlaten, het bouwland ligt ge
ploegd en in de weiden stond hier en daar
een plas water. Misschien was het daaraan toe
te schrijven, dat er veel meeuwen waren, wier
witte vederdos aangenaam het oog streelde. Wat
mij opviel, was ook, dat er nog zoovele kie
vitten waren, wel stil, maar zij boden toch een
weldadige afwisseling aan het landschap. Enkele
er van bewogen zich sierlijk op hun vleugels,
en als ik in de gelegenheid was geweest, zou
ik mij den tijd gegund hebben om ze van nabij
gade te slaan. Het is een bewijs, dat de winter tot
dusver niet streng is geweest, want in zulk
een geval verlaten zij ons om in zoelere streken
een verblijf en voedsel te vinden. Ik zou wel
willen dat zij altijd bij ons bleven, want ik
houd van deze wakkere vogels, die zulke zeld
zame bewijzen van hun vliegkunst ons kunnen
geven. De menschen beroemen er zich in, dat
zij het zoover hebben gebracht en dat zij zoo
gemakkelijk groote afstanden door de lucht
kunnen afleggen en ik wil er niets op afdingen
maar ik vind de vlucht van een vogel veel
schooner dan die van 't beste vliegtuig door
menschen gemaakt.
Telkens ziet men ook de mooie merels met
hun gele bekken, doch zij zijn nog niet druk.
Zonder eenig geluid te maken zoeken zij hun
voedsel, maar het zal niet lang meer duren, of
de levenslust doet zich krachtig in hen gelden
en dan is 't hun onmogelijk het zwijgen te be
waren. Uit de toppen van hooge boomen hoort
gij hun harmonisch gefluit, waarnaar dunkt me
iedereen eens een poosje luisteren moet. Ook
de grauwe zanglijster vertoonde zich hier en
daar, maar hij gaat ook nu nog in stilheid zijn
weg. Met genoegen heb ik ook gezien naar de
vinken, die de aandacht trekken door de tee-
kening van de heldere kleuren, welke zoo
fijn zijn.
Hoe vreedzaam was het daar buiten, geen
wanklank verstoorde de rust welke er heerschte.
Waarlijk, het deed mij goed, inzonderheid door
de gedachte, dat op dezen dag alom gebracht
werd de Kerstprediking, vreest niet, want zie
ik verkondig groote blijdschap, die al den
volke wezen zal, nl. dat U heden geboren is
de Zaligmaker, de Christus, de Heere en daarbij
te weten, dat het ook nu nog voor velen in
waarheid een blijde boodschap is. In hoe menige
arme woning bracht het een schat, welke niet
te hoog gewaardeerd kan worden, in hoe menig
donker hart bracht het licht, welks schijnsel
de bange zorg verdrijft, in hoe menig ontrust
gemoed bracht het een vrede welke de wereld
niet kent. Nog doet het geboren Kindeke in