Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 37e Jaargang. Vrijdag 21 December 1923. No. 51. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds, A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. Een klacht uit VI. ZEEU Vaste medewerkers: D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. VENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn.,* en R. J. v. d VEEN. A b o n n e m e n t s p r ij s per kwartaaP bijf'vooruitbetaling f 1, 'Afzonderlijke nummers 8 cent. A d v e r i.e n 11 e p r ij s 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 8c OLTHOFF Spanjaard straat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0. ONZE RECHTMATIGE KONING. Ik zal van het besluit verhalen de Heere heeft tot Mij gezegd„Gij zijt mijn Zoon heden heb Ik U gegenereerd. Eiscli van Mij en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uwe bezitting. Gij zult hen verpletten met een ijzeren scepter Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat. Psalm 2 7-9. „Ik toch heb mijnen Koning gezalfd over Sion den berg mijner heiligheid". Zoo klonk vol majesteit het Woord van Hem, die op den troon zijner heerlijkheid is gezeten in den hemel. De koningen der aarde, de geweld hebbers onder de menschen, praeten- deeren het recht op het wereldbestuur. Z ij willen heerschen z ij willen de wet stellenz ij hebben de wijsheid en de macht. Z ij zijn de menschen, die weten hoe 't moet. Zij zullen spreken en allen dwingen tot gehoorzaamheid Geen God menge zich daarin. Goddelijke almacht is niets, maar menschelijke macht is alles. Dat is de taak der hoogheid van het ongeloof, die vooral in onze tijden alom gehoord wordt. En tegenover die ruwe verweten taal klinkt nu vol rustige majesteit dat Woord des Heeren„Ik toch heb mijnen Koning gezalfd over Sion, den berg mijner heiligheid." Dat woord is als het inhuldigingswoord van Gods gezalfden Koning, voor 't oor der ge- heele wereld. In weerwil van al uw woeden o wereldzal Hij toch Koning zijn. En zijn Koninkrijk zal bestendig zijn, ja het zal alle andere koninkrijken vermalen, maar zelf zal het zijn tot in alle eeuwigheid. Hoort, Gods Gezalfde neemt zelf het woord om aan te zeggen, dat de Heere de heerschappij der wereld voor Hem bestemd heeft. Hij stelt zich tegenover die oproerige wereld en beroept zich op de door Jehova gegeven volmacht, Hij komt, om zoo te zeggen, het edict van den Heere des hemels eens voor lezen. „Ik zal van het besluit verhalen", zegt Hij. Met zachtmoedigheid treedt Hij op, schoon met onbewegelijke vastheid. Hij stelt zich tegenover die vijanden alsof 't enkel onwetendheid ware, die ze zoo doet woelen. Hij zal hunne on wetendheid verlichten. Hij zal ze ver halen van het recht van zijn Konings schap, en zeggen wat de Heere tot Hem gezegd heeft. Zoo is nog altijd en overal de houding- van Gods Gezalfde. Tegenover 't woe den der vijandige wereld haar liegen, lasteren en dreigen stelt Hij de waar heid van het Woord des levens Hij laat het Evangelie uitroepen onder die Hem weêrstreven. Paulus zegt Komende, heeft Hij vrede verkondigd, dien die nabij zijn en die, die verre waren. Zoo deed Hij er zijne omwande ling op aarde, en zoo doet Hij nog van «uit den hemel. Dat zal voor sommigen zijn om de vijandschap r af te leggen voor Hem te leeren buigen, Hem als Koning te erkennen, maar voor anderen om hunne vijandschap nog te meer te doen uitkomen. „Ik zal van het besluit verhalen". Het koningschap van Christus rust in een eeuwig raadsbesluit. Vóór de tijden der eeuwen had God reeds gedachten des vredes. Daar liggen ook de oorsprongen onzer zaligheid. Van toen af heeft de Zone Gods zich gewillig getoond om Koning te zijn over een volk, dat Hij tot derTduren prijs van zijn dierbaar bloed moest koopen en van onwillige tot gewilligen moest maken. Dat^besluit was eene verborgenheid, maar Christus maakt het als de getrouwe Getuige bekend, om de rechtmatigheid van zijn Koningschap te bewijzen. Een dubbel recht heeft Hij op het Koninkrijk n.l. door erfrecht en door verbondssluiting Hoe luidt dan dat besluit „De Heere heeft tot Mij gezegd Gij zijt mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd". Heilig mysterie het zoonschap, de generatie. Door ons verstand niet te vatten. En toch heerlijk, want we verstaan wel dat dit de grond is, waarop de raad des vredes kon rusten. „Gij zijt mijn Zoon Hier is duidelijk, dat een meerdere dan David bedoeld is. Tot uren zelfs van de engelen heeft God het ook gezegd? Hij is de Zoon van God, de eigen Zoon,de Eengeborene en heeft daarom een onbetwistbaar recht op den troon. Hij is de Erfge naam aller dingen. Hem is het Ko ninkrijk bestemd. Niet den heidenen en volken, de koningen der aarde en de vorsten, die 't voor zich opeischen, als vasallen van satan, maar 's Vaders eigen Zoon komt het toe Hem, wien ook alle macht gegeven is in hemel en op aarde. Omdat de Vader den Zoon liefheeft, heeft Hij alle dingen in zijn hand gegeven. Maar daarbij is het recht van het koningsambt nog gegrond in de over eenkomst tusschen den Vader en den Zoon. „De Heere heeft tot Mij gezegd Eisch van Mij en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel en de einde der aarde tot uwe bezitting. „De Zoon heeft te vragen, want als Koning heeft Hij, door de aanneming der menschelijke natuur, zich vrijwillig onder den Vader gesteld. En de Vader verbindt zich te geven. De Zoon heeft slechts te ver langen en Hij wordt in het bezit van het Koninkrijk gesteld. Hij heeft slechts te willen en het geschiedt. En dat Hij wil, blijkt daaruit, dat Hij zich tegenover de oproerlingen beroept op de Hem gegeven volmacht. Op zijn eisch geeft God Hem onder danen „de heidenen als een erfdeel, de einden der aarde tot zijn bezitting". Welk een bemoedigend woord bij den arbeid der zending. Dat werk zal niet ijdel wezen. Wat Jezus Christus eischt zal geschieden. Daarom werd aan Abraham al de belofte gedaan „En uw zaad zal de poorte zijner vijanden erfelijk bezittenen in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde' Iets daarvan ging in vervulling onder David en Salomo. Maar ten volle wordt het bevestigd onder de regeering van Christus onzenI<oning.„Hij zal heerschen van de zee tot aan de zee en van de rivier tot aan de einden der aarde alle heidenen zullen Hem welgelukzalig noemen". Zoo is zijne koninklijke heerschappij verzekerd. Al verzetten zich zonde, duivel en hel, de heidenen en de volken te zamen, het Koninkrijk komt. Al is 't zondaarshart nog zoo vijandig, on willig, weêrstrevig, als Hij werkt zal niemand het keuren. Tegen zijne on- weêrstandelijke werking legt de mensch het af. Zijn volk zal zeer gewillig zijn ten dage zijner heirkracht. Heerlijk besluit, waarvan de Zoon verhaalt, 't Getuigt van Gods eeuwig welbehagen in menschen. Op Jezus eisch zullen van God vervreemden weer Hem leeren kennenverloren zonen en dochteren zullen naar het Vaderhuis geleid worden. Geen ongetrooste, geen klagende over de zonde, geen honge rende en dorstige ontvalle het hart. Uit des Konings woord klinkt het„De Geest des Heeren Heeren is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd hefeft om eene blijde boodschap te brengen der zachtmoedigen. Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de verbrokenen van hart, om den gevangenen vrijheid uit te roepen en den gebondenen opening der gevangenis. Om den treurigen Sions te beschikken, dat hun gegeven worde sieraad voor asch, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest". Heel dat woord getuigt van de wijdte van Gods ontferming. Genade allen volken in Christus zijnen Zoon. Wondervolle vertroosting ligt hierin, dat onze Koning volmacht gekregen heeft om het koninkrijk der genade op te richten in ons hart en in. de wereld. Dat geeft rust in de ziel al wordt het ook bestreden. Het werk der verlossing ligt veilig in Jezus hand. Het geeft stil vertrouwen al bruist de we reld in vijandschap tegen Hem op. „Hij zal zijne vijanden met schaamte be- kleeden, maar op Hem zal zijne kroon bloeien". Zoo vol als Hij va.i genade is voor die Hem als Koning eeren, zoo gestreng is Hij ook voor hen die Hem verachten en weerstaan. De herderstaf, waarmee Hij de zijnen liefelijk leidt, woord voor zijne vijanden en bestrijders een ijzeren staf, die hen vermorzelt. In het eeuwig besluit stond reeds ge schreven „Gij zult ze verpletten met eenen ijzeren scepter. Gij zult ze in stukken slaan als een pottenbakkers vat. Het heilige heeft altijd tweeërlei uit werking. Het verteedert of verhardt. Het Evangelie is of ééne reuk der levens ten leven of eene reuk des doods ten doode". Wat is het voor U? F. Staal Pz. KERKELIJK LEVEN. „Rare Snaken". Deze woorden zijn niet van mij. Ik hoorde deze uitdrukking op de laatst gehouden Gene rale Synode en zij werden gebezigd met het oog op lieden, die tot een geheimzinnige ver- eeniging behooren en die ook trachten propa ganda te maken in onze Gereformeerde kringen. Aan deze benaming dacht ik weer, toen ik dezer dagen een schrijven ontving uit een plaats op Walcheren, hetwelk mij mededeelde, dat zij aldaar bezoek hadden gehad van een paar heeren, die steun zochten voor een zekere zending. Vele eenvoudige menschen waren er in geloopen. Eén echter, dien zij ook bezochten, drong er op aan om hem te zeggen, voor welke zending zij werkten. Hij kreeg het verlangde antwoord, waaruit bleek, dat deze heeren behoorden tot de zevendaagsche adventisten. Het spreekt van zelf, dat we daarop geen aanmerking maken. Dit is hun eigen zaak, wij leven in een land, waarin ieder vrij is en zelfs zijn denkbeelden op verschillende wijze ter kennis van zijn mede- menschen mag brengen. Het is hun ook ge oorloofd natuurlijk, om voor hun arbeid gelde- lijken steun te verzoeken, maar altijd met dien verstande, dat zij duidelijk zeggen, wat zij met die gelden willen doen. Het bevreemdt mij niet, dat zij na deze be kentenis grof werden, want mijn ondervinding strookt daar geheel mede. Eii om aan onze lezers even te laten gevoelen, met welk soort lieden men te doen heeft, neem ik uit den brief over: „Zij noemden onze Gereformeerde predi kanten Satan op den kansel zij lieten dui delijk uitkomen, dat er voor den man, met wien zij spraken, geen bekeering mogelijk was. Zij spraken hun vloeken over hem uit en schudden het stof van hunne voeten tot een getuigenis tegen hem. Met den schrijver ben ik het eens, dat er gewaarschuwd moet worden tegen deze lieden, opdat niemand, die tegen hun leer bezwaar heeft, hen geldelijk steune. Het is wel mogelijk, dat de leiders dezer beweging het wel meenen, maar wij willen toch uitspreken, dat hun beschouwing ingaat tegen de H. Schrift. Zij beroepen zich op het profe tisch woord, maar zij verklaren het op een wijze, welke duidelijk genoeg laat uitkomen, dat zij meer liefde tot hun eigen vooropgezette meeningen hebben dan eerbied voor den Bijbel. Zij vragen niet ernstig en nauwkeurig naar den zin, welke de H. Geest in de voorzegging ge legd heeft, maar zij komen met hun voorstel ling tot de Schrift en leggen deze er in. Zij halen plaats na plaats voor hun gevoelen aan, maar zonder dat zij luisteren naar de beden kingen welke tegen hun bandeloos-willekeurige verklaring worden ingebracht. Zij eischen voor hun beschouwing een onvoorwaardelijke goed keuring en indien men het waagt aan de on feilbaarheid van hun woord te twijfelen, worden zij ontstemd en dreigen zij met de' vloeken welke God uitspreekt tegen de verwerpers van Zijn getuigenis. Naar hun meening weten zij, wanneer de laatste dag komen zal, terwijl Jezus zegtvan dien dag en van die ure weet niemand dan de Vader alleen. Het is wel noodig, dat wij ook zulke geesten geesten beproeven of zij uit God zijn. Een klacht uit VI. zette ik hierboven en ik voeg er aan toe, dat zij door anderen ook uit M. ondersteund wordt. Het verzoek werd mij gedaan om haar op te nemen, doch ik heb daaraan niet aanstonds gevolg gegeven. Ik wist toch, dat na het spreken van Professor Kalay in verschillende plaatsen er een actie op touw gezet werd om steun te bieden aan Hongarije. Later is gebleken, dat deze actie goed gewerkt heeft, want er is heel wat bijeen gebracht aan geld en aan kleedingstukken. Het is mij ook bekend, dat zij, aan wie de kleeding verzonden is, dankbaar en verblijd waren. Ik heb den brief gelezen, waarin de goede ontvangst be richt werd en ik heb gedacht, wat zijn wij in ons land bevoorrecht boven Hongarije. Tevens ben ik er van overtuigd, dat als wij meer dan tot dusver de weldaden leeren waardeeren, wij ook meer genegen zullen zijn onze erkentelijk heid te toonen in de hulp, welke wij aan minder bevoorrechte volken bewijzen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1923 | | pagina 1