Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 37e Jaargang. Vrijdag 2 November 1923. No. 44. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD* ZEEUWSCHE KERKBODE JVaste medewerkers: D.D. P. VANL DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN. Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 cent. Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0. EERST EEN ALTAAR, DAN EEN TENT. Toen bouwde hij daar een altaar en riep den naam des HEEREN aan en hij sloeg aldaar zijne tent op, en Izaiiks knechten groeven daar eenen put. Gen. 25 25. Izaak trekt op naar Ber Sébaver in 't Zuiden van Kanaan. Veel rust vond ook hij in het „land der belofte" niet. Op verschillende plaatsen hadden de inwoners met hem getwisten nu is hij op weg naar de uiterste grenzen. Naar Ber Séba, waar hij langen tijd zal vertoeven. Vestiging in een vreemd land is een zaak van vertrouwen. Wat zal de toe komst baren? Wat zullen ook hier de tegenheden zijn Want ook in Ber Séba was er wegens waterputten oneenigheid geweest tusschen zijn vader en Abimelech. Doch het is een vestiging met een belofte. „De Heere verscheen hem in dien nacht en zeideIk ben de God van Abraham uwen vadervrees niet, want Ik ben met u, en Ik zal u zegenen en uw zaad vermenigvuldigen om Abraham mijns knechts wil". Vrees niet! Dat is het woord dat we in het leven der aartsvaders voortdurend aantreften. Het is nog een woord, ge sproken tot alle kinderen Gods in hun gewichtige en moeilijke levensomstan digheden. Vrees nietWil dit zeggen, dat Izaaks pad daar in Berséba voortaan op rozen zal gaan Integendeel. Het is bewijs, dat er groote zwarigheden zich zullen opdoen. Veel wederwaardigheên, veel rampen zijn meestentijds der vromen lot. Doch dit woord belooftGe zult er niet in ondergaan. Als ge maar ver trouwen blijft op den God uwer vaderen. Izaak wordt herinnerd aan wat de Heere aan Abraham gedaan had, voor Abraham geweest was. Vrees niet, Ik ben met u. Vertrouwen wordt gevraagd met het oog op de toekomst. En om tot dat vertrouwen aan te moedigen doet de Heere Izaak een blik achter uitslaan. Wilt gij weten, wat Ik voor U zal zijn Hoe Ik helpen kan, hoe Ik u leid, zie dan terug in 't leven uws vaders. Het vertrouwen op God is gewettigd, door te zien wat er in de historie met Zijn kinderen is geschied. Dit vertrouwen is redelijk doordat God zich openbaart als de God des Verbonds. „Om Abraham mijns knechts wille". Het is een voorrecht, als kinderen geloovige ouders hebben mogen. Zij worden gezegend om huns vaders wil. Op natuurlijk gebied. Op geestelijk gebied. Doch nu is het ook noodzakelijk dat de kinderen zelf in het geloof dier vaderen wandelen. Genade is geen erfgoed. Gelijk rijkdom door kinderen van vaders ontvangen verspild kan worden, zoo moet genade door die kinderen gezocht en van God afgebeden worden. Vrees niet, Izaak, Ik zal met u zijn Het antwoord van Izaak, den bonds- zoon moet nu daarop zijn het in geloof op den trouwen God te wagen. Dat doet Izaak. En zijn geloofsdaad, een rijke genade Gods, is tot leering voor alle tijden. „Toen bouwde hij daar een altaar en riep den naam des Heeren aan, en hij sloeg aldaar zijn tent op". Voor Izaak was het altaar; wat bij ons een Kerk is. Een heiligdom Een plaats van eeredienst. Om er in zijn brandoffer belijdenis van zonden te doen maar ook om er in dankbaarheid liefd' en lof zijnen God te brengen. Zijn altaar een heiligdom, waar God woonde. Waar Israël Zijnen Naam aanriep. En als hij eerst een altaar gebouwd heeft voor zijn Leidsman dan richt hij een tent op voor zichzelf. Het antwoord des geloofs op Gods roepstemvertrouw op Mijligt in die volgorde Eerst een altaar, en dan een tent Velen, nog wel wat godsdienstig, nog wat gebonden aan vrome tradities doen het anders. Eerst het ik.... en dan God. Eerst een woning voor zichzelf en in de tweede plaats een altaar. In de jeugd het leven genieten den ouderdom aan God willen wijden Godsdienst een bijkomstige zaak, geen hoofdzaak. Volop zich wijden aan het aardsche en als er nog tijd over is, ook nog wat denken aan 't hemelsche. Izaak doet zoo niet. Zijn vertrouwen uit zich door het zwaarst te laten wegen wat het zwaarste is. Wie met het altaar begint, is zeker dat zijn tent zal verrijzen. Wie met eigen tent begint loopt ge vaar, dat er van het altaar niets komt. Godsdienst, het vertrouwen op Zijn belofte, op Zijn woord is het voornaam ste in het leven. Wie God zoo dient, dat Hij de eerste plaats inneemt, die dient het meest zichzelf. Dient lichaam én ziel God heelt recht op de eerste plaats. In ons hart, in ons leven, in ons huis, in ons land. Het heiligdom waaraan wij bouwen wijdt ons huis en bevestigt ons huis. In ons bouwen aan geloofsaltaren bou wen wij aan onze eigen eeuwige woning. Het is Gods genade door Jezus Christus, dat wij het doen mogen, maar we hebben de vermaning om het te doen. En we moeten er biddend naar streven. In Christus' kracht er naar staan. Izaak deed wijs. Zijn tent herinnerde hem aan broosheid, Zijn steenen altaar aan de eeuwigheid. Wie eerst een altaar sticht en dan een tent, bouwt wijs, want 't leven is kort en de eeuwigheid is lang. Bouwt veilig Want zijn Toevlucht is niet ver. Bouwt voor de toekomst van zijn kinderen. Straks noemt God Zich niet alleen de God van Abraham, maar van Abraham én Izaak. Zoo ga ook bij ons de Zondag werke lijk onzen weekdag vooraf. Ons gebed onzen arbeid. Ons Gods vertrouwen eigen in spanning. Nehemia stichtte zulk een altaar éérst, toen hij sprakGod zal het ons doen gelukkenen wij zullen bouwen. Want inspanning blijft dan nog nood zakelijk. Wie eerst een altaar sticht en dan een tent, heeft die tent niet om er stil niets te doen. Het putten graven moet voortgezet. Al stelde Gerar tc leur, en Sitna en misschien ook Rehoboth, men moet doorzetten Stopt men de bronnen van inkomst, nieuwe moeten worden ge zocht. Een put bracht in dat land moge lijkheid van cultuur. In Berséba was een put van Abraham geweesthet is wel onaangenaam daar nu weer te moeten graven. Doch zijn knechten, moeten het houweel opnieuw opnemen. Met moed ook in de nieuwe omstandigheden weer voorwaarts Dat kan ook Niet moedeloos worden als er Godsvertrouwen is. Inspanning oefenen, als de belofte des Woords wordt aanvaard. Onze tent lijdt er niet onder als we eerst altaren bouwen. Het begin van Izaaks zwerftocht was geweest het woord van Abimelech (vs. 16)„Trek van ons, want gij zijt veel machtiger geworden dan wij". Maar de moeilijkheden in 't geloof aanvaard doen hem zoo groeien, dat dezelfde vorst straks komt (vs. 28) „Wij hebben duidelijk gezien dat de Heere met u islaat ons een ver bond met u maken". Want de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de beloften des tegenwoordigen en des toekomstigen levens. Z. v. D. KERKELIJK LEVEN Dankdag. Nu de eerste Woensdag van November aan staande is en onderscheidene Kerken in ons vaderland weer saamkomen om den trouwen Schepper aller dingen in 't openbaar te erken nen voor de vruchtbaarheid onzer velden, dacht ik, wat heeft deze instelling toch een taai leven. Immers slechts eenmaal heeft de Overheid van ons volk zulk een dag uitgeschreven het was in 'tjaar 1654 en toch geraakte hij niet geheel in vergetelheid. Daarvoor komt aan de kerken van Overijsel voornamelijk de dank toe, welke door al de jaren heen gewoon zijn ge weest eenmaal in 'tjaar een Bid- en eenmaal een Dankdag te houden. Wel hield men in onderscheiden oorden van ons land een zoo- genaamden Oogst-Zondag, waarop bizonder gedacht werd aan den wasdom, door God ge schonken, maar de Biddag en de Dankdag waren vrijwel verdwenen. Na de ontwaking van het Gereformeerde kerkelijke leven, dat zich vooral uitte in de Afscheiding, kwamen op vele plaat sen de Biddag en de Dankdag weer in eere, o.a. in ons gewest. Anderen echter wilden er niets van weten, wijl zij meenden, dat het ons licht in een verkeerde koers kon brengen. Praclische moeielijkheden deden zich later op. De landbouw kreeg van lieverlede een geheel ander aanzien. Velen velden werden met sui kerwortelen bebouwd en ieder weet, dat de oogst daarvan in 't begin van Slachtmaand niet is afgeloopen. In zulke streken maakten sommige landbouwers bezwaar om reeds dan een dag het werk te laten stilstaan en oor deelden, dat het wijzer was zich naar de ver anderde omstandigheden te schikken en den datum van den dankdag te verlaten en die van den Biddag te vervroegen. Bovendien sprak de sociale kwestie van onzen tijd een woord mee, want zij stelde de vraag aan de orde, of de patroon niet verplicht was om het daggeld, ook al werd er geen arbeid verricht, uit te be talen. In de grootere plaatsen deed zich daarbij nog een bezwaar voor. Er zijn tijden geweest, waarin de winkeliers op zulk een dag sloten, maar langzamerhand werd het nagelaten. Als ik naga, hoe het was in Middelburg, toen ik hier kwam en hoe het nu is, dan is 't verschil heel duidelijk. Destijds hielden de Hervormden ook nog des voormiddags dienst, doch daarvan is thans geen sprake meer. In weerwil echter van alle moeielijkheden, waarmede deze dagen te worstelen hadden, bleven zij toch. Het behoeft niet te bevreem den, dat al deze dingen afbreuk gedaan heb ben vooral in de steden waar de gemeente blijft volharden op dezen weg. Het is waar, dat in onze plaats het maatschappelijk leven zijn gewonen gang gaat, maar er is toch nog altijd een schare, die samenkomt om te bidden en te danken. Er bestaat ook nog een misver stand, dat bij name in de steden kwaad doet. Meermalen wordt er gezegdhet is een dank dag voor het gewas en het gaat dus eigenlijk alleen de landbouwers, veehouders en tuiniers aan, doch ik kan mij niet voorstellen, dat zij, die zoo spreken, het ernstig meenen. Hebben de stedelingen geen belang bij het gewas des velds Wie kan het beweren, wie zou het durven zeggen? Zelfs de koning wordt van 't veld gediend. Wie hebben het meest geleden tijdens de schaarschte in den mobilisatietijd? De bevolking op het platteland Neen, de be woners van de steden, van de groote steden vooral. Voor wie maar even nadenkt, is het duidelijk, dat ieder mensch afhankelijk is van de vrucht, welke uit de aarde voorkomt. Het is dan ook geruststellend, dat de berichten over den korenoogst der aarde niet ongunstig luiden. Er komt nog bij, dat de naam „Dankdag voor 't gewas" ons niet verplicht om uitsluitend te gewagen van den regen en den zonneschijn, waardoor God de aarde vruchtbaar maakt. Het is een aanduiding, welke ons zegto mensch, wie gij ook zijt, gij zijt in uw bedrijf, welk ook, geheel afhankelijk. Indien gij dit erkent, erken dan ook in 't openbaar de weldaden, welke gij in uw leven het woord in den ruimsten zin genomen ontvangen hebt. Dat gü de lust en de kracht hadt om te arbeiden, dat er voor u werk was, hetzij op het veld of op het water, op de fabriek of in den winkel, in een werkplaats of op een kantoor het doet er niet toe waar het is een gave, u toegekomen uit de hand van den Gever aller goede gaven. Ofschoon ik toegeef, dat geen bepaalde God delijke instelling steun bied aan deze dagen, ofschoon ik erken, dat alleen in bizondere nooden bizondere maatregelen noodig zijn, toch acht ik het een gunstig teeken, indien de ge meente drang gevoelt om een dag af te zon deren, teneinde God openlijk aan te roepen om zijn zegen over elke nering en hanteering en Hem eveneens na de verhooring van 't gebed te danken. En wanneer we inzien, dat we zelfs in deze dagen nog zooveel stof tot dankzeg ging hebben, en dat erkentelijkheid den weg effent om tot het ware bidden te komen, dan is er in onzen tijd alleszins reden toe om den Naam des Heeren te loven, want Hij geeft nog zooveel aan ons klein land, wat llij anderen onthoudt. Er is veel stof tot danken nog, maar ook tot bidden, wijl het uitzicht alles behalve helder is en het wel eens een winter kan worden, die in 't geheugen van menigeen be waard zal blijven. De maatschappelijke inzin king doet zich in alle rangen en standen in meerdere of mindere mate gelden. Wjj gaan zelfs in ons rijk gezegend land steeds bergaf waarts en het lijkt er nog niet op, dat wij weer klimmen zullen. En de stoffelijke verschijnselen herinneren er aan, dat God een twist met de volkeren heeft, welke allereerst wel de belijders der waarheid tot verootmoediging moge leiden en tot het vurig gebed om de doorwerking van het koninkrijk der gerechtigheid des vredes en der blijdschap, in 't leven van eigen volk en van alle andere. Eerst blijke, dat God in onze kringen een ruime mate van Zijn Geest geeft, opdat er zij een terugkeeren tot Hem, die slaat. Bouma.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1923 | | pagina 1