feuilleton.
KERKELIJK LEVEN
Terug tot het Woord.
Bouma.
DADERS DES WOORDS.
Legaten.
ZENDING.
Van ons Zendingsterrein.
Een Reisherinnering:
KERKNIEUWS.
Officiëele Berichten.
Regeling Catechisaties
Allen weten nu wel, dat het leven der vol
keren in ons werelddeel althans niet gezond
is. De maatschappij is ontwricht en in weerwil
van alle aangewende pogingen gaat de inzin
king door. Zelfs in ons vaderland, dat verge
leken met andere landen nog tot de gelukkigste
behoort, is er onzekerheid en onrust. De ver
schijnselen zijn niet moedgevend en doen me
nigeen met zorg vragenwat toekomst gaan
we tegen.
Langen tijd schreven velen het drukkende
toe aan de omstandigheden, waaronder wij
leefden en zij beweerden, dat we alles moesten
aanwenden om deze te veranderen, en zij voor
spelden, dat als dit gelukte, we weldra den
vasten weg weer onder de voeten zouden heb
ben, waarlangs we komen zouden tot een nieuw
tijdperk van bloei en welvaart. Werd er gezegd,
dat verandering van omstandigheden niet vol
doende zou zijn, zoolang de volkeren zelf
bleven, wat zij waren, dan sloot men daarvoor
het oor. Doch van lieverlede begon er veran
dering te komen, en al meerderen spraken uit,
dat de zedelijke en geestelijke gesteldheid
zelve een verandering ten goede moest onder
gaan.
Als men leest, wat er van verschillenden
kant geschreven wordt, dan kan men wel zeg
gen, dat er een wijziging in de algemeene
opinie ontstaan is. Wel zijn allen daarvan nog
niet overtuigd, maar het gaat toch al meer die
richting uit. Dit nu is een winst, welke we niet
mogen overschatten, maar welke we ook niet
moeten onderschatten. Het besef, dat het ver
derf niet ligt in de inrichting van de maat
schappij, maar in onszelf moet eerst levendig
worden, alvorens er verbetering kan komen.
Als algemeen ingezien wordt, dat wij zelf
schuldig staan aan de moeilijkheden, waarmee
wij te kampen hebben, kan er verandering ko
men. In zoover is er oorzaak tot erkentelijkheid.
Het juk, dat op de schouders ligt, wordt van
jaar tot jaar zwaarder en het verlangen om er
van bevrijd te worden neemt van dag tot dag
toe.
Doch verder gaat het nog niet. De
meesten, die erkennen, dat de menschen ver
anderen moeten, dringen er dan ook op aan,
dat we met ijver aan 't werk moeten. De on
derlinge vijandschap moet plaatsmaken voor
eensgezindheid, de haat voor liefde, maar wie
geeft er zich ernstig rekenschap van, op welke
wijze het gebeuren kan. Men kan het den vol
ken voorhouden, men kan er hen toe opwek
ken, maar het is altijd gebleken, dat er geen
wet bestaat, welke aan ons het leven geeft en
evenmin de kracht om de zelfzucht met goed
gevolg te bestrijden.
De herdenking van de Reformatie van de 16e
eeuw deed de vraag bij mij opkomen, wat is
het verschil tusschen dien tijd en den onze.
Toen zag het er ook in menig opzicht donker
uit. De misstanden, welke in de maatschappij
voorkwamen, waren vele; de christelijke kerk
was ver ontzonken aan haar heilige bestem
ming de leidslieden zochten meestal hun eigen
belang en offerden vaak het welzyn der anderen
op, als zij zich op deze wijze bevoordeelen
konden; er was groote verdeeldheid onder de
volken, welke er toe bijdroeg, dat menigmaal
het zwaard getrokken en er veel bloed ver
goten werd. Vele oprechten zuchtten onder de
lasten, welke hun opgelegd waren en er was
geen redder. Hebben Luther, Calvijn en anderen
zich vergenoegd, met aan overheden en volken
toe te roepen, hèt moet anders worden in uw
leven, neen, zij hebben met nadruk gewezen
op de zonden, waaraan geringen en aanzien
lijken zich schuldig maakten en allen opgeroe
pen om zich te verootmoedigen voor God. Zij
hebben niet alleen met nadruk gepredikt, dat
het verderf in den mensch ligt, maar zij heb
ben met evenveel nadruk verkondigd, dat de
hulp alleen in God is. Zij hebben den paus,
de kardinalen, de bisschoppen, de priesters, de
koningen, de machtigen, de onderdanen, rijken
en armen teruggeroepen tot de wet en het ge
tuigenis en ridderlijk verklaard, dat alleen red
ding te wachten is, wanneer de menschen
afzagen van aller schepselen hulp en God er
kenden als de Bron van alle licht en leven,
DOOR
HUGO KINGMANS.
(8
Hy keerde weer maar op zyn schreden terug
zou probeeren aan het werk te gaan. Nog drie
maanden en het was dan in Leiden afgeloopen.
Hy moest er zich maar doorworstelen mocht
zyn oom in geen geval teleurstellen.
Kom, hy moest niet aan dat alle3 denken,
dat was veel beter. Albert en Gretha leefden
toch, vond hy dan, veel gemakkelijker. Die
dachten er eenvoudig niet aan. Zou Albert nog
wel eens naar de kerk gaan Hy twijfelde er
aan. Gretha wel. Dat wist hy zeker. Maar
tusschen kerkgaan en kerkgaan is nog een
groot verschil. Niemand, die dit beter wist,
dan hy
En zoo liep daar de twijfelaar, de zoeker
door de straten van Leiden, terug naar zyn
kamer, om te trachten in de boeken vergetel
heid te zoeken en te doen ophouden den strijd,
die daar van binnen woedde in ongekende
hevigheid.
Tot daarna de vergetelheid kwam
XII.
,'t Is ééne groote bende, ééne groote kliek.
van alle kracht en sterkte, van alle verkwik
king en vertroosting. En weigerden zij tehoo-
ren, dan zou er geen dageraad voor hen zijn.
En waarlijk 's Heeren geest vergezelde deze
prediking; Hij deed haar ingang vinden en in
paleizen en hutten begonnen velen den Heere
te zoeken. Het heeft moeite, het heeft strijd,
het heeft opoffering gekost, maar er kwam
verandering, de zeden werden verbeterd en er
ging een adem des nieuwen levens over
de velden, waar eertijds de dood en het ver
derf heerschten.
Daartoe zal het thans ook moeten komen.
Het is zelfs niet voldoende, indien allen tot de
overtuiging komen, dat er een algemeene ver
andering in de zedelijke gesteldheid van den
mensch noodig is, neen, maar eerst zal er licht
dagen in de tegenwoordige donkerheid, als
Overheden en volken zich keeren tot Dien, die
slaat en die zijn eere niet aan anderen geeft.
Er is Gode zij dank in elk land nog een grootere
of kleinere schare, die het helder inziet, dat er
alleen in een wederkeeren tot 's Heeren wet
heil gelegen is, die er zich van bewust wordt,
dat de zonde een schandvlek der natiën is en
dat gerechtigheid een volk verhoogt. Maar die
overtuiging is nog lang niet het deel van allen
en daaiom dient er aanhoudend en met kracht
getuigd te worden. Dit kost moeite, dit vraagt
opoffering, dit verwekt strijd, maar willen we
in 't spoor blijven, dat de helden de Refor
matie ons gewezen hebben, dan kan het niet
anders. Deze mannen hebben niet geaarzeld,
omdat zij niet anders konden zij hebben door
gezet, ook al werden op deze wijze de stor
men ontketend, zij hebben de eere Gods liever
gehad dan eigen gemak en voordeel. Laat ieder,
die gelooft, dat geheele vernieuwing van hart
en wandel noodig is om het koninkrijk der
hemelen in te gaan, voor zijn belijdenis uit
komen en in eigen kring daarvoor ijveren.
In het vorige nummer konden we opnemen
een bericht, dat de Geref. kerk te Doesburg
een legaat ontving van f 1000.—.
Een enkele maal meer kan zulk een lega
teering vermeld worden.
Toch naar het ons voorkomt niet zoo
vaak als dat wel behoorde te zijn.
Daar zijn onder de leden onzer Gereformeerde
kerken velen, die rijk met kinderen gezegend
zijn. En wanneer deze broeders en zusters,
wanneer ze ook rijk met aardsche goederen
bedeeld zijn, niet een deel van hun vermogen
aan de kerk Iegateeren zal dat in de meeste
gevallen niet te laken zijn.
Alleen wanneer die kinderen allen zouden
zijn afgeweken van het geloof der ouders en er
alzoo niet meer op te rekenen viel, dat een
deel van wat zij nalieten ook de kerk zou ten
goede komen, zouden zij zich wel met ernst de
vraag mogen stellen, of zij dan niet van het
goed, waarover ze rentmeesters zijn om dat te
gebruiken ook voor den dienst van het Konink
rijk Gods, bij testamentaire beschikking een
deel zouden moeten afzonderen voor dat doel.
Maar zulke gevallen zullen wel uitzonderingen
blijven. In den regel blijven de kinderen in het
spoor der ouders. En dan mogen de ouders
vertrouwen, dat hun kinderen hun werk zullen
voortzetten ook in de verzorging van de stoffe
lijke nooden van het Koninkrijk Gods.
Heel anders wordt dit echter met die broe
ders en zusters die niet tot een huwelijk kwamen
of die, zoo ze wel huwden, den kinderzegen
onthouden werd.
Zoo deze niet aan de kerk een bedrag in
evenredigheid met hun vermogen, Iegateeren
of als gift vóór hun sterven doen toekomen,
houdt met hun dood, alle stoffelijk voordeel,
dat van de hun door God verleende goederen
ten nutte kwam aan den arbeid in Gods
koninkrijk op. Die arbeid zou daardoor groote-
lijks kunnen schade lijden. Dat zou dan zijn
omdat deze broeders en zusters niet hun roe
ping verstonden, om er voor zorg te dragen,
dat ook na hun verscheiden, uit hun goederen
God zou gediend worden.
En daarom willen we die broeders en zusters
Ze moesten den boel onderstboven gooien.
Dan zou-je eens wat zien! Uitgemergeld word-
je. Je kunt maar werken voor de kapitalistische
maatschappij
Goeden avond, Jan. Als we binnenkomen
zeggen we altyd eerst goedendag. Ook als we
uit het „Verkooplokaal" komen. Of word-je
daar soms ook onbeleefdheid geleerd?
Het werd op kalmen toon gezegd door een
vrouw van middelbaren leeftyd, op zóó een
toon, dat de andere direct een toontje lager
ging zingen.
„Ja, moeder, je kunt mooi praten. Maar je
praat er omheen. Als je hoort, hoe wy worden
uitgemergeldals je hoort, wat slechte toe
standen er zyn, dan gaatje bloed koken, dan
„Ja, ja, dat weet ik nu al wel. Je bent meer
zoo thuisgekomen, opgewonden van zoo'n ver
gadering. Maar wat ik me niet begryp is, dat
je aan alles, wat men daar vertelt, maar direct
geloof slaat. Dat je niet eens nadenkt
„Wat weet nu een vrouw van politiek en
maatschappelijke toestanden", smaalde de ander.
Maar zyn moeder bleef kalm. Dat was haar
kracht. Zyn vader, toen hy nog leefde, was
opvliegend van aard. Hy zou zyn zoon geducht
de waarheid hebben gezegd, gesteld dat hy
het niet had kunnen verhinderen, dat deze naar
een vergadering der S. D. A.P. was gegaan.
Doch hy zou zoo nooit invloed hebben kunnen
uitoefenen, daar was zyn vrouw van overtuigd.
Het zou hard tegen hard zyn gegaan met
nihil als resultaat.
Gode zy dank Het was niet zoover gekomen.
Haar man beleefde het niet meer, dat Jan in
in ernstige overweging geven de maatregelen te
nemen dat dit kwaad worde voorkomen, en te
zorgen dat, óf door een groote gift, óf door
testamentaire beschikking een deel van hun
vermogen blijvend in dienst gesteld wordt van
Hem, die de eigenaar is van alles en Wien
allereerst toekomt de vrucht van wat Hij ons
wilde toevertrouwen. Heij.
EEN BLIJDE TIJDING.
Naast de rechtstreeksche prediking van het
Evangelie is de schoolarbeid een zeer gewenscht
hulpmiddel in den dienst der Zending. Vele
kinderen hooren op school de verhalen uit de
Gewijde Geschiedenis, worden vertrouwd met
de christelijke' opvattingen en zullen later, naar
we hopen, niet meer vijandig staan tegenover
het christendom.
Maar toch zouden we gaarne meerderen zegen
op onzen arbeid willen zien. Hoe gaarne zagen
we onze leerlingen zelve komen om verlos
sing te zoeken bij het Kruis van Golgotha.
Verblijdend was het, als we van een enkeling
mochten meedeelen, dat hij Christus wilde
dienen, als onze leerlingen bijbels kochten en
ze ons heilbegeerige vragen stelden.
Echter, ook daarmee is nog niet alles bereikt.
Om met onze oud-leerlingen voeling te houden,
geven we elke maand een gedrukten brief uit,
waarop tal van antwoorden binnenkomen. Roe
rende brieven soms, wel niet voor de pers
geschikt, maar niet te min een genoegen om te
lezen. (Men vrage eens inzage van den laatsten
brief aan de Kerkeraden, waarin een gedeelte
dezer brieven van leerlingen zijn overgenomen.)
En nu zijn we met catechesaties op de H. C. S.
In overleg met de onderwijzers komt Ds.
Merkelijn tweemaal per week in de namiddag
uren op school. De onderwijzers hadden dit
werk voorbereid en de resultaten waren schitte
rend. Niet minder dan 41 jongens en 12 meisjes
kwamen.
Nu moet men goed begrijpen, dat ds. M.
alleen de leerlingen van klas 6 en 7 nam, en
ze ook bijna alle heeft gekregen.
De ouders staan vrijwel onverschillig, zoo
niet vijandig er tegenover. De leerlingen moeten
dus geheel uit vrijen wil komen. En dan
onder deze 53 leerlingen zijn er vele, die uit
Moentilan en Tempel komen en om 6 uur reeds
het huis verlaten. Gewoonlijk zijn ze dan 2 uur
thuis, maar nu blijven ze op Magelang tot 4 uur
en komen om 5 uur of half 6 pas thuis.
Hier is dus meer dan nieuwsgierigheid. Dat
het voor de onderwijzers ook verblijdend is,
behoeft niet gezegd te worden.
Nu zijn we bezig om van de oud-leerlingen
der H. C. S. ook een catechesatie te vormen.
Gelukt dit, dan zal ds. M. drie namiddagen
bezet zijn op de H. C. S.
En mocht het ook op de andere scholen
gelukken, dan draagt de schoolarbeid rijke
vruchten.
Hoopvol is de toekomst 1 God geve, dat we
ons in een rijken zegen mogen verblijden.
We weten, dat ook de broeders en zusters
in Zeeland en de andere provincies zich met
ons verblijden. Daarom meenden we ook dit
bericht u te moeten zenden.
L.
I.
Onder de vele en aangename herinneringen
aan de zomervacantie zal door ons ook niet
licht vergeten worden het bezoek aan een der
Evangelisatiebijeenkomsten te Brussel, waar mijn
vrouw en schrijver dezes het genoegen hadden
den arbeid van ds. Lauwers in Brussel en om
geving wat nader te leeren kennen. Wel hadden
we, zooals vele lezers der Zeeuwsche Kerkbode,
het voorrecht gehad ds. L. te zien en te hooren
optreden, en daardoor eenigermate op de hoogte
te komen met den arbeid der Evangelisatie in
Brussel en omstreken, een taak voor welke hij
zoo de geschikte man is, maar nu wij gedeelte
lijk een der samenkomsten in een eenvoudig
ingericht, maar net lokaal, in het benedenge
deelte van het woonhuis van ds. L. (Boulevard
socialistische wateren verzeilde.
Nu was het aan haar, te trachten hem op
het goede pad terug te brengen, al wanhoopt
zy wel eens. Maar dan was daar haar gebed,
steeds maar weer. En dat gaf haar hoop, dat
het nog eens in orde zou komen.
Dan moest er evenwel ook een verstandige
leiding zyn, kalm maar beslist.
„Wat weet nu een vrouw van politiek en
maatschappelijke toestanden", had de zoon
smalend gezegd.
„Och, meer dan je misschien wel denkt",
was het antwoord. „Ik weet wel geen bizonder-
heden. Maar dat weet ik welmen wil het
zonder God bereiken. En dat kan nooit."
Jan mompelde nog wat terug, wat zyn
moeder niet verstond.
Maar zy begreep wel, dat het niet veel goeds
was. Jan kon soms zoo brutaal zyn. En ze wist
maar niet, waar hy die brutaliteit weghaalde.
Of eigenlyk: zy wist het wel. Het lag hem
niet in de opvoeding. Maar de omgeving had
het gedaan.
Vader had gevonden, dat Jan een flink
vakman moest wordeniemand die zyn werk
ten volle verstond. Halve menschen komen niet
door de wereld of zy blijven krukken. Maar
heele menschen slaan er zich met Gods hulp
door en worden flinke lieden.
Zóó had vader geredeneerd.
En moeder was het met hern eens.
't Kostte wel wat opoffering, vooral finan-
cieele, maar het ging om de toekomst van hun
jongen en dat zei genoeg.
Zoo was Jan op de Ambachtsschool gekomen
Emile Bockstael 106 in de Brusselsche voorstad
Schaerbeek) mochten bijwonen, konden wij
eens van zeer nabij zien, hoe Z.Eerw. daar
onder zijn Vlaamsche Iandgenooten optrad "en
vooral met een hartelijke toewijding de evan-
gelisatiearbeid door hem onverdroten behartigd
wordt. Ook vernamen wij toen uit den mond
van een der toehoorders, hoe onder Gods zegen
dat werk ook niet;bij haar zonder vrucht was
gebleven.
Wij hadden den vorigen dag 't was op
Woensdag 15 Augustus van Brussel uit een uit
stapje (dat je kan met het oog op den afstand
er eigenlijk wel af) naar het Z. van België
gemaakt en daar, als zoovelen dit (jaar van
ons land gedaan hebben, de bekende onder-
grondsche wandeling door de grotgvan Han
gemaakt. Was de tramrit van Han uit, in
kronkelingen naar omhoog, reeds een genot,
met het oog op de rijke afwisseling van hoog
en laag, die de natuur daar te aanschouwen
geeft, al zeer eigenaardig, is de ongeveer
2-urige tocht, die nadat de belangstellende en
in spanning wachtende bezoekers zich bij den
ingang van de grot verzameld hebben, onder
leiding van een Fransch sprekenden gids onder
nomen wordt. Velen hebben nog even van een
meer of minder kunstmatig „zitje" gebruik
gemaakt om zich op de lange wandeling voor
te bereiden, sommigen hebben jassen of mantels
omgedaan, waartoe de kille luchtstroom uit de
grot uitnoodigt of ook met het oog op de
„druppels", die hier en daar neervallen in de
grot, anderen hebben hun papieren gids in de
hand gereed om straks de verschillende onder
deden goed te kunnen volgen doch, daar
geeft de gids een teeken en wij volgen hem,
o zoo gehoorzaam, om het inwendige vaneen
der beroemdste grotten van heel Europa te
betreden. Met rustig vertrouwen hebben wij
ons aan den gids overgegeven, hij weet hier
immers nauwkeurig den weg, mèt hem en échter
hem kan men niet verdwalen. Hoe veilig
zouden wij Christenen door het leven gaan,
als wij met zulk een groot vertrouwen onzen
oversten Leidsman volgden, Die zoo goed den
weg door dit leven kent en die de verleiding
en verlokking van elk zijpad weet en de zijnen
er voor bewaren zal, als zij maar dicht achter
Hem aanwandelen. Bij de wandeling door de
vele kronkelgangen van die grot gevoelt men
het des te sterker, van welke beteekenis een
leidsman, een gids is, die volkomen betrouw
baar is. En zulk een geheel betrouwbare gids
voor het geestelijk leven is Jezus, Die, al zou
een aardsche gids ook nog op een dwaalspoor
kunnen brengen, nimmer falen zal in de keuze
van den weg, dien wij moeten inslaan. Achter
Jezuszij en blijve onze levens leuze en levens-
Am^! (Wordt voortgezet.)
BEROEPEN TE
CulemborgJ. H. Jonker te Voorburg.
Silvolde-Gendringen K. K. Troost te Naaldwijk.
AlblasserdamG. J. Goede te Westzaan.
ApeldoornJ. Ubels te Varsseveld.
Twijzel en Nieuw-BuinenH. de Zwart cand.
te Ilallum.
Wanswerd: J. H. A. Bosch te Nijverdal.
AANGENOMEN NAAR
Ouderkerk a. d. YselJ. v. d. Sluis te Genderen.
BEDANKT VOOR
VlaardingenP. C. de Bruin te Oudewater.
te Middelburg.
Vanaf Maandag worden alle catechisaties
weder gehouden, behalve de „catechisatie voor
ouderen", waarover nader bericht volgt.
De catechisaties van Ds. Bouma.
's Maandagsavonds
9 uur jongens van buiten tot den leeftijd van
[16 jaar.
8 uur jongens van 16—18 jaar.
7 uur jongens boven de 18 jaar.
en op de Avondschool voor Vakonderwijs.
't Was nntuurlyk een „neutrale" school,
want Christelyke Ambachtsscholen zyn er niet.
Jan's vader had dit steeds een leemte gevon
den Je hadt Christelyke lagere, middelbare
en hoogere scholen. Je hadt alle mogelijke
soorten Christelyke vereenigingen. Je hadt de
Christelyke pers. Maar van Christelyke Am
bachtsscholen hadt ie nog nooit gehoord. Dat
kwam er zeker niet zoo op aanJan's vader
had het nooit goed kunnen begrijpen.
Maar het geval lag er toe en hy was genood
zaakt, den jongen te zenden naar de eeuige
Ambachtsschool, die er was.
Het was niet goed geweest voor Jan.
Htf werd er brutaal, ongezeggelyk ging om
met vrienden, met wie het beter was, niet om
te gaan.
Het was moeilijk te voorkomen. Hy was er
immers dagelijks mee op school
Het werd met smart thuis gezien, hoe ver
keerd het ging, al was het uiterlyk nog wel
in orde.
Zonder dat vader en moeder het wisten,
werd de catechisatie wel eens verzuimd. Met
de kerk ging dat niet zoo gemakkelijk, maar
het lukte toch ook wel eens. Dan zocht de
jongen zyn voorland op straat.
Met de uitslagen van de voetbalwedstrijden
was hy stipt op de hoogte en eens vond zyn
een stuk van een dagblad in zyn zak, waarin
met enthousiasme over een internationalen
wedstryd werd geschreven.
Men zag hethet ging verkeerd met Jan.
(Wordt vervolgd).