Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
37e Jaargang.
Vrijdag 26 October 1923.
No. 43.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
UIT HET WOORD.
HET ZUCHTEN DER GELOOVIGEN.
IV (Slot.)
Gods kinderen zuchten. Zij zuchten
van verdriet onder den last des lijdens
en onder de benauwing der zonde, maar
ze zuchten ook van verlangen naar de
volle openbaring van hun kindschap, in
die zalige ure, als hun Heiland op de
wolken des hemels wederkomt om alle
de Zijnen binnen te leiden in de glorie
van het schoon Jerusalem, waar geen
kruis meer drukken en waar geen onge
rechtigheid meer bezoedelen zal.
Het zuchten der geloovigen is een
hoopvol zuchten. Zij zuchten als de ge
vangene, die in knellende ketenen in
den donkeren kerker neerligt, maar wien
de pardonbrief des konings straks een
blijden uitgang in vrijheid verzekert. Zij
zuchten als de pelgrim, die, vermoeid
van den zwaren tocht door het gloeiend
woestijnzand, soms dreigt te bezwijken,
maar die zich sterkt aan het verheugend
vooruitzicht, dat hij straks het huis des
Vaders mag binnentreden, waar een
ongekende rust, een onuitsprekelijke
zaligheid hem wacht. Zij zuchten als de
schepeling, die worstelt in doodsgevaar
met de bruisende branding, welke zijn
vaartuig met ondergang dreigt, doch
wiens speurend oog daarginds de veilige
haven ontdekt, waar hij met Gods hulpe
welhaast het anker zal laten vallen.
Ja waarlijk, de kinderen des Heeren,
ze reizen een schoone toekomst tege
moet. Niet immer zal het lijden duren.
Niet altoos zal de zonde kwellen. Een
maal daagt de gouden morgen, die nooit
meer door een nacht zal worden ge
volgd, die tot in eeuwigheid duren zal.
En o, als ze daaraan denken, als op die
erve des lichts het oog des geloofs ge
richt mag wezen, is het dan wonder,
dat reeds een blijde glimlach speelt door
de tranen heen en dat in machtige tonen
de psalm des verlangens uit het hart
van de pelgrims naar Sion opklinkt
Noemden we in den beginne het zuch
ten der geloovigen bevreemdend, wij
noemen het nu alzoo niet meer. Integen
deel, wij zouden het nu bevreemdend
achten, indien de geloovigen niet
zuchten indien ze niet zuchten u i t en
o m het lichaam dezes doods naar
dien dag der volkomen verlossing. Dat
zuchten is nu volkomen verklaarbaar.
Dat zuchten is nu een vanzelfsheid. Dat
zuchten ligt nu voor de hand. Het leven,
dat uit God is, moet wel reikhalzend
verlangen naar de bevrijding van het
lichaam dezes doods, naar den staat der
volmaaktheid in Gods heerlijken hemel.
Dat kan niet anders. Dat moet zoo.
Immers, de aard van het nieuwe leven
trekt naar boven en daarom is het den
wedergeborene tot smart, dat de ziel
nog zoo menigmaal ligt gebonden in de
banden van het stof. Kan de Konings
zoon, die gewoon is rond te wandelen
in de ruime zalen van het vorstelijk
paleis, zich thuis gevoelen in een arme
lijke dagloonershut Kan de adelaar,
die gewoon is op zijn machtige wieken
hoog in de blauwe luchten te zweven,
tieren binnen de enge ruimte van de
ijzeren kooi?
Nog eerder zou dit mogelijk zijn, dan
dat het waarachtig kind des Heeren zich
thuis zou gevoelen in het lichaam dezes
doods. Neen, gelijk de kleine Tiroler-
knaap in deze lage landen niet leven
kan, maar zijn lied van heimwee zingt
naar de hooge, witgetopte bergen daar
ginds in de wijde, wijde verte, waar zijn
wieg eens stond, zoo kan de geloo-
vige het in dit Mesech der zonde niet
vinden, maar gaat zijn verlangen uit
naar de zonnige hoogten van Immanuël's
land, waar hij, van alle ongerechtigheid
bevrijd, zijn Koning in volmaaktheid zal
dienen.
En zóó bezien, nietwaar, dan is het
niet bevreemdend meer, maar dan kun
nen we het gemakkelijk verklaren en
dan wordt het ons volkomen duidelijk
en dan zou het zelfs een wonder wezen,
indien het anders was. dat de apostel,
lettende op den toekomstigen geluks
staat der vromen en daartegenover
stellende hun tegenwoordigen toestand,
tot de gemeente van Rome het getuige
nis deed uitgaanWij ook, die de
eerstelingen des Geestes hebben, wij
ook zeiven, zeg ik, zuchten in ons zeiven,
verwachtende de aanneming tot kinde
ren, nl. de verlossing onzes lichaams.
Zalig, driewerf zalig te mogen be-
hooren tot dat zuchtende volk dat ver
langt naar den vollen oogst, omdat het
de eerstelingen bezit. Daar zijn er zoo-
velen, die zuchten onder den last des
levens, die klagen over den druk der
tijden, maar over hun ongerechtigheden
zuchten ze niet. Hun zuchten gaat niet
uit naar een ander leven na dit leven,
maar naar een beter leven in dit leven.
Indien ge tot dezulken nog behoort, in
dien ge nog niet leerdet vragen naar
den Heiland, indien ge de vermaning
van Jeremia nog niet ter harte naamt
Wat klaagt dan een levend mensch?
Een ieder klage vanwege zijn zonde,
vraag dan den Heere, dat Hij door
Zijn Geest in het rechte zuchten nog
moge leeren, opdat niet in den dag van
Jezus' toekomst, wanneer de discipelen
en discipelinnen des Heeren vooralier
oor zullen uitgeroepen worden als kin
deren Gods, Gij dan openbaar zoudt
worden als een kind des duivels en er
een plaats zou beschikt worden in het
oord der buitenste duisternis, waar
eeuwig gezucht wordt onder den gloed
van den brandenden toorn Gods. O,
eer dat oordeel u treff', vlucht nog tot
den Heiland met de bede om genade.
Jezus neemt de zondaars aan.
Kind des Heeren, gij moogt bezitten
de eerstelingen des GeestesVernieu
wing des harten, vergeving van zonden,
vrede met God, uitzicht op storelooze
zaligheid en nog o zooveel meer, en
wat rijke genade is u daarin geschon
ken. Dank er ootmoedig uwen God voor
en verheerlijk Zijn Naam door een
wandel in alle Godzaligheid. Ziende op
hetgeen de H. Geest uit de schatten
des Konings u reeds meedeelde, moogt
gij vaak met blijdschap uwen weg reizen.
Want neen, het is op het pad des levens
waarlijk niet enkel donkerheid. O, als
gij moogt ervaren, dat de scepter van
uw Koning een genadescepter is en de
Heiland zich aan u te genieten geeft in
de volheid van Zijn Middelaarstrouw
als Sions Liefste u in het wijnhuis voert
en tot uw ziele daar spreekt van vrede
en zaligheidals gij bij tijden ingeleid
wordt in dat rijke heilgeheim der ver
lossing en ge moogt bewonderen de
groote liefde van Immanuël, die een
zwarte bruid zich ten eigendom kocht
tot den prijs van zijn bloed, dan ver
liest de wereld voor u al haren glans
en dan roept gij het uit met hart en
mond„hooger heil ik niet en kenne
dan te dienen dezen Heer".
Dan, niet den geheelen weg over
klinken de Hallelujah's. Ge zit ook zoo
menigmaal in het klaaghuis. Ge treedt
ook zoo vaak in zorge voort en maar
spaarzaam zijn de oogenblikken in uw
leven, dat ge met een David voor de
Verbondsark moogt huppelen of met
een Simeon moogt aanheffen het plech
tig lofgezang. Op de reize naar Kanaan
legert ge niet altijd in Elim, maar moet
ge ook zoo menigmaal drinken de bit
tere wateren van Mara. Slechts door
de donkere vallei der beproeving wordt
de blinkende hoogte van Sions berg
bereikt. En dat is noodig. Ge kunt het
kruis hier niet missen. Het moet die
nen om uw hart steeds meer van zon
den te reinigen en uw wandel te hei
ligen tot des Heeren dienst. Het moet
steeds meer u losmaken van de aarde
en u toebereiden voor het leven des
hemels. Maar o, als des Heeren be
proevende hand op u nederdaalt, als
de weg door de diepte gaat, als gij uw
dierbaarst bezit moet offeren op de
altaren uws Gods, wat kan het kruis
dan zwaar op de schouders drukken
hoe kunnen de tranen u dan tot spijze
zijn des daags en des nachts.
En dan die zonde, die ge met recht
uw zwaarste kruis moogt noemen, wat
maakt zij menigmaal scheiding tusschen
den Heere en uw ziel, wat doet ze u
menigmaal in het zwart gaan, wat ont
neemt ze u vaak den vrede en de
blijdschap en het licht. O ge moogt op
de fluit spelen en hebt rijke juichens-
stof, wanneer uw blik op den Middelaar
rust, maar wanneer ge op uzelven
ziet, op uw zwakheid en gebrek, op uw
lauwheid en flauwheid, op uw aardsch-
gezindheid en wereldzin, dan moet ge
klaagliederen zingen en is er zoo ruime
zuchtensstof. Maar wees sterk en heb
goeden moed. De eerstelingen des
Geestes bezittende, moogt ge hopen
op den vollen oogst. Door Gods Geest
overgezet uit de duisternis in het won
derbaar licht, ziet ge aan het einde van
uw weg de blinkende glorie des hemels
stralen en moogt gij voortreizen in de
gegronde verwachting, dat een jammer
lijk zondaar straks in reine, witte klee
deren zal wandelen door de gouden
straten van Jeruzalem.
Het oogenblik nadert, waarin ge uw
laatste zucht zult slaken. Het geboorte
uur van uw verheerlijkten mensch is
nabij. Straks wordt de zonde teniet
gedaan en het lichaam des doods af
gelegd. Straks verschijnt in koninklijke
majesteit de verheerlijkte Zoon des
menschen. En met de volle openbaring
van het kindschap komt dan ook de
volle genieting van het kindschap. Het
harde kruis wordt vervangen door de
glanzende kroon. Het zwarte kleed der
zonde wordt verwisseld met het lelie
blanke gewaad der gerechtigheid. De
heerschappij des Satans heeft een einde
en het gezaligde volk zal eeuwig ge
nieten de ongestoorde gemeenschap
met Hem, die hen Gode kocht met
Zijn bloed. De smarten der oude aarde
blijven voor de poort des hemels ach
ter en aangebroken is de eeuwige mor
genstond van gejuich, die nooit meer
gevolgd zal worden door één nacht van
geween, 't Is heerlijkheid, 't Blijft heer
lijkheid 't Zal gaan van heerlijkheid tot
heerlijkheid. Eindeloos en altoos. Wat
blijde toekomst
Kruisdragend volk, de Roode Zee
sloot zich achter u, aan de tyranie van
Egypte zijt gij voor altoos ontkomen,
maar ge verkeert nog in de woestijn
in de woestijn met dat gloeiende stuif
zand en die brandende hitte en Kanaan
ligt nog vóór u. Volkomen gerechtvaar
digd zijt ge, volkomen geheiligd nog
niet. Al staan uw voeten op den weg
naar den hemel, tot den hemel zeiven
gingt ge nog niet in. Maar nog een
wijle, en de poorten worden u openge
daan en door de poorten treedt ge
binnen in de stad, waar het klagend
zuchten vervangen wordt door het
juichend Hosanna voor den troon,
Die hoop moet al het leed verzach
ten; komt, reisgenooten, 't hoofd om
hoog! Wat is 't vooruitzicht schoon!
Hier de eerstelingen, daar de volle
oogst. Hier de rente, daar het ka
pitaal. Hier de druiven van Eskol, al
zoo heerlijk en zoo zoet, daar het
wonen in Kanaan, dat goede land, over
vloeiende van melk en honing, waar
droefenis en zuchting zijn weggevloden
en eeuwige blijdschap al wezen op des
verlosten hoofd.
Odaar is 't schoon,
In 't vaderland der vromen,
Daór is geen kruisdaar wordt de
[doornenkroon
Van 't buigend hoofd genomen.
Odaar is 't schoon.
Odaar zijt Gij,
De Bron en Heer des levens,
Dóar ben ik reinDaar van de zonde vrij,
En eeuwig zalig tevens
O daar zijt Gij
B. Meijer.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag-
Afzonderlijke nummers 8 cent. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Advertentieprijs: 15 cent per regel bij jaarabonnement van Adres van de Administratie Spanjaardstraat, Middelburg.
minstens 500 regels belangrijke reductie. Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0.
En niet alleenlijk dit, maar ook wij
zeiven, die de eerstelingen des Geestes
hebben, wij ook zeiven, zeg ik, zuchten
in onszelven, verwaohtende de aanneming
tot kinderen, namelijk de verlossing onzes
lichaams. Romeinen 8 23.