Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Tweede Blad.
37e Jaargang.
Vrijdag 12 October 1923.
No. 41.
Generale Synode.
UIT DE PERS.
De voorbede eeoer moeder.
BOEKAANKONDIGING.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
I
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Berichtën, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag-
Afzonderlijke nummers 8 cent. PerSVCreenigifig ZeeUWSChe Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF
Advertentieprijs: 15 cent per regel; bij jaarabonnement van Adres van de Administratie Spanjaardstraat, Middelburg.
minstens 500 regels belangrijke reductie. Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0.
Deputaatschappen.
In de slotzitting der Generale Synode zijn de
volgende deputaatschappen benoemd:
voor het Leerboek Prof. dr. T. Hoekstra te
Kampen, ds. J. H. Landwehr te Rotterdam en
H. J. van Wijlen te Rotterdam
voor de verstrooide Gereformeerden in Ned.
O.-lndië: H. Bos te Rotterdam, H. Colijn te
Leersum, dr. K. Dijk te Den Haag, K. Floor te
Doorn, P. L. de Gaay Fortman te Ridderkerk,
A. W. F. Idenburg te Den Haag, ds. C. Lin
deboom te Amsterdam en dr. J. C. de Moor
te Utrecht;
voor correspondentie met de Baitenlandsche
•KerkenProf. dr. G. Ch. Aalders te Hilversum,
Mr. A. J. L. van Beeck Calkoen te Den Haag,
Prof. dr. S. Greijdanus te Kampen, dr. G. Kei
zer te Teil, ds. C. Lindeboom te Amsterdam,
ds. J. C. Rullmann te Utrecht en ds. B. van
Schelven te Overveen
voor de Zendingds. H. Scholten te Zuid-
horn, ds. J. van der Munnik te Zeist, ds. A.
de Geus te De Lemmer, ds. N. Duursema te
Nieuw-Amsterdam, ds. C. W. E. Ploos van
Amstel te Steenwijk, dr. j. Hania te Geldermal-
sen, ds. W. Verhoeff te Zeist, ds. W. Breuke
laar te Zaandam, ds. A. H. van Minnen te
's Gravenzande, ds. D. Pol te Rijsoord, ds. F.
Staal te Colijnsplaat en ds. L. G. Goris te
Zevenbergen
voor de oefening van het verband met de
Theol. Faculteit der V. U.ds. W. Breukelaar
te Zaandam, ds. K. Fernhout te Amsterdam,
ds. W. H. Gispen te Scheveningen, ds. J. H.
Landwehr te Rotterdam, dr. J. C. de Moor te
Utrecht en ds. J. D. van der Munnik te Zeist
voor Art. 13 K.O.oud. G. H. Kuijk, ds. A.
Wiersma te Oosterbierum, ds. A. Koopmans te
Sneek, oud. J. Vriend te Beilen, ds. H. Meulink
te Enschedé, ds. J. C. 'Kreijt te Dieren, ds. J.
Oosterzeen te Wilnis, ds. A. Schweitzer te
Buiksloot, ds. H. Meijerink te Katwijk, ds. D.
Pol te Rijsoord. ds. J. Koopmans te Raamdonks-
veer en oud. J. van der Putte te Vlissingen
yoor de Joden-Zending: ds. H. C. van den
Brink te Zandvoort, ds. J. Douma te Den Haag,
ds. j. J. Miedema te Groningen, ds. J. P. Taze-
laar te Weesp en ds. J. D. van der Velden te
Kralingen
voor de overweging van het Vrouwenkies
recht; Prof. dr. Bouman te Kampen, ds. T.
Ferwerda té Amsterdam, Prof. dr. H. H. Kuyper
te Bloemendaal, ds. M. Meijerink te Delfzijl,
ds. C. Lindeboom te Amsterdam en dr. J. C.
de Moor te Utrecht;
voor uitbouw der Belijdenisdr. K. Dijk te
Den Haag, ds. K. Fernhout te Amsterdam, ds.
C. B. Bavinck te Rotterdam, Prof. dr. A. G.
Honig te Kampen, Prof. dr. H. H. Kuyper te
Bloemendaal en Prof. dr. J. Ridderbos te
Kampen
voor de overweging van een Diaconale
steunregelingMr. A. J. L. van Beeck Calkoen
te Den Haag, Prof. dr. F. W. Grosheide te Am
sterdam en ds. J. P. Klaarhamer te Dokkum
voor correspondentie met de Hooge Over
heid Prof. dr. H. Bouwman te Kampen, A. W.
F. Idenburg te Den Haag en Prof. dr. H. H.
Kuyper te Bloemendaal
voor de geestelijke verzorging der Militairen
ds. 1. Gispen te Groningen, ds. T. J. Hagen re
Delft, ds. A. H. van Minnen te 's-Gravenzande,
ds. J. de Vries te Tilburg en de ouderlingen
A. van Helden te Den Haag, B. Geleinse te
Breda en M. Havelaar te Ede;
voor de Liturgie, Formulieren, Gezangen enz.
Prof. dr. G. Ch. Aalders te Hilversum, Prof. dr.
H. Bouwman te Kampen, Mr. A. J. L. van Beek
Calkoen te Den Haag, dr. K. Dijk te Den Haag,
ds. T. Ferwerda te Amsterdam, ds. A. de Geus
te De Lemmer, Prof. dr. V. Hepp te Amster
dam, Prof. dr. T. Hoekstra te Kampen, ds. J.
G. Kunst te Arnhem, Prof. dr. II. H. Kuyper
Kuyper te Bloemendaal, ds. A. H. van Minnen
te 's-Gravenzande en dr. J. C. de Moor te
Utrecht.
De Kerk van Utrecht werd aangewezen voor
de verstrooide Gereformeerde in Noord-Frank
rijk, en die van Amsterdam voor de bewaring
van het archief.
Acte van uitsluiting van afwijkende doop
leden.
Nog wordt behandeld de vraag van de
Partic. Synode van Z.-Holland ten Z., dat de
Generale Synode zich meer gepreciseerd uit-
spreke over de wijze, waarop de plaatselijke
kerken tot de acte van „uitsluiting van afwij
kende doopleden" hebben voort te varen en
deze hebben uit te voeren.
De volgende conclusies worden aangenomen
lo. de Generale Synode, zich aansluitend bij
het besluit der Synode van Leeuwarden (art.
119 der Acta) oordeelt het niet wenschelijk,
preciese regelen aan te geven voor de wijze,
waarop de plaatselijke kerken tot de acte van
„uitsluiting van afwijkende doopleden" hebben
voort te varen en deze hebben uit te voeren
2o. zij meent, dat het aan de kerkeraden of
classes moet overgelaten worden, hiervoor, in
zooverre zij dat noodig achten, bepalingen vast
te stellen
3o. zij spreekt daarbij uit, dat déze regelingen
geen navolgingen behooren te geven van de
tuchtoefening op belijdende leden, zoodat er
b.v. niet meer dan ééne openbare vermaning
moet plaats hebben
4o. en zij oordeelt het aanbevelensv/aardig,
aan zulke doopleden tenslotte een termijn te
stellen, binnen welken zij betering des levens
behooren te bewijzen.
Slotzitting.
(volgens niet officieel verslag van De Standaard).
Met het zingen van ps. 113 1 werden nu
de gewone werkzaamheden der Synode afge
broken.
De praeses, dr. J. C. de Moor, hield een
sluitingsrede.
Ds. H. de Geus, assessor, sprak hierop den
praeses toe. Spr. ontveinsde zich niet, dat deze
het praesidium heeft moeten aanvaarden onder
voor hem minder opwekkende omstandigheden.
Maar de steun gaf kracht, om zich boven die
omstandigheden te verheffen. Met dank aan den
Heere bracht spr. den praeses daarvoor dank.
Spr. bracht daarop dank aan de kerk van
Utrecht voor de prachtige ontvangst der Synode.
Tenslotte wenschte hij den praeses nog toe,
dat de Heere hem vele jaren moge gebruiken
als ootmoedig en getrouw dienaar, tot heil zijner
Kerk en tot eer Zijns Naams. (Applaus.)
Prof. Honig bracht namens de professoren
aan de leden en inzonderheid aan het modera-
men dank voor de wijze, waarop zij op de
Synode ontvangen werden. Ook hij bracht lof
aan de praeses voor zijn uitnemende leiding.
De kerken zeide spr. toe, dat de Hoogleeraren,
ze in het gebed hopen te gedenken. Weder-
keerig vroeg hij dit van de kerken voor de
Professoren.
Uw en onze arbeid zoo sprak hij zij ter
eere van onzen God, ter eere van Hem, Dien
wij ook in deze ure brengen onzen lof, onze
liefde en onze dankzegging.
Nadat nog gezongen was psalm 906 en ds.
H. de Geus was voorgegaan in dankgebed,
sloot de Praeses de Synode. Heij.
Het onderstaande stukje van Ds. v. d. Linden
uit de Geref. Kerkbode voor 's Gravenhage
vinde hier een plaatsje:
Voor eenige jaren gingen op een heeten
Zondagmargen acht jonge mannen in Amerika
de stad Washington uit om te wandelen. Het
waren studenten. Zij wilden den Zondag op
hun manier doorbrengen en hadden tot dat
doel wijn en kaarten meegenomen. Doch elk
van die jonge mannen had een biddende
moeder thuis.
Terwijl ze met elkander sprekende en schert
sende voortwandelen hoorden ze op eens klokken
luiden. De kerk moest dichtbij zijn, want zij
vernamen de tonen duidelijk. Een der jonge
lingen G. genaamd bleef stilstaan en verklaarde
den anderen dat hij besloten had, niet verder
met hen mede te gaan, maar om te keeren en
naar de kerk te gaan.
Als antwoord begonnen allen te lachen en
zeiden„Een aardige grapG. is op eens een
heilige gewordenKomt laat ons hem doopen,
naar de rivier met hem 1"
„Ik weet dat gij sterk genoeg zijtjnij in het
water te werpen, zeide G. Maar hoort eerst,
wat ik u te zeggen heb en dan kunt ge doen
wat ge wilt".
Allen bleven staan en hoorden met gespannen
aandacht naar hetgeen G. begon te verhalen.
„Gij weet allen", zeide hij, „dat mijn geboorte
plaats verre van hier is, maar ge weet wellicht
niet allen, dat ik een teedere, gebrekkige
moeder thuis heb, die nooit meer in staat zal
zijn haar bed te verlaten. Ik ben de jongste
van haar kinderen en daar mijn vader niet rijk
genoeg was om mij te laten studeeren, bood
zich een vriend aan om voor mij te zorgen en
mij naar hier te zenden. Voor mijn beminde
moeder was het moeilijk dit vriendelijk aanbod
aan te nemen en mij te laten heengaan. Na
een zwaren strijd gaf ze eindelijk haar toe
stemming. De voorbereiding voor mijn reis werd
getroffen. Op den dag van mijn vertrek liet
mijn moeder mij in haar kamer roepen, en na
eenige opmerkingen aangaande de uitrusting
voor de reis verzocht zij mij aan haar bed
neder te knielen. Zij legde haar trouwe handen
op mijn hoofd en bad vurig voor mij, haar
jongsten zoon. Ik zal dat oogenblik nooit ver
geten, ik heb die gebeurtenis dikwijls in een
droom doorleefd. Na het gebed zag zij mij
ernstig aan en zeide„Mijn jongen, gij weet
niet, en zult nooit weten, wat een moeder ge
voelt, als zij haar kind een laatst vaarwel te
zeggen heeft."
„Ik weet, gij zult het aangezicht uwer moe
der nooit wederzien. Het zou te veel kosten,
om voor dat uw studietijd afgeloopen is, de
verre reis naar uw geboorteplaats te maken.
Uw middelen zullen daartoe te gering zijn. En
wanneer gij van de hoogeschool klaar zijt, zal
ik niet meer hier zijn. Mijne dagen zijn geteld.
Waar gij nu heengaat zult gij vader noch moe
der meer hebben, die u leiden en vermanen,
maar ik zal niet ophouden voor u te bidden.
Eiken Zondag, als gij de kerkklokken zult
hooren luiden, denk er dan aan, dat ik uwer
bijzonder gedenk. Waar gij ook zijn moogt,
denk aan uw stervende moeder, zoo dikwijls
gij de klokken hoort. Zij bemint u, zooals
niemand u beminnen kan, en bidt met tranen
voor u. Doch ik hoor den posthoorn kus
mij! Vaarwel!"
„Ik zal mijn dierbare moeder nooit weder
zien op deze aarde", voegde G. er bij, maar
met Gods hulp zal ik haar in den hemel ont
moeten. Hoe zou ik haar kunnen vergeten?
Van deze ure af ben ik besloten, den God
mijner moeder als mijn God te kiezen!"
Hij hield op van spreken en zag zijn kame
raden aan. Tranen stonden in hun oogen. Zij
maakten voor hem plaats en lieten hem gerust
zijn weg kerkwaarts gaan. Zijn mannelijke be
slistheid had hun hart gewonnen. Zij lieten hun
flesschen en kaarten in het bosch achter en
gingen ook naar de kerk.
Wat zij daar hoorden maakte een diepen
indruk op hen, en die Zondag werd meerderen
hunner tot een welbewust keerpunt in het
leven.
Het gebed van ouders voor hun kinderen
draagt rijke vrucht. God ziet Zijn beeld afge
drukt in de liefde van een vader en moeder.
Zegt de dichter niet in Psalm 103: „Gelijk een
vader zich ontfermt over zijn kinderen, alzóó
ontfermt zich de Heere over degenen, die Hem
vreezen". Een rechte vader zal zijn kind niet
hard bejegenen als het komt om vergeving. In
de gelijkenis van den verloren zoon staat de
vader op den uitkijk dag aan dag, of hij hem
ook ziet komen. En hij zag hem, toen hij nog
verre was.
En welk een beeld, een moeder! „Kan ook
ook een vrouw haar zuigeling vergeten. Of
schoon deze vergate, zoo zal ik toch u niet
vergeten". Een moeder, zij blijft haar kind be
schermen, zij blijft het bewaken, wat er ge
schiedt. Al haar hoop is op U. Al haar wen-
schen is voor U. Zij wekt vertrouwen bij U op
en liefde, en spreekt U van liefde altoos en
altoos in liefde. Zij geeft U raad en helpt u en
als gij leed hebt, drukt ze u aan haar borst en
doet uw leed vergeten. Zij laat u nooit uit haar
oog gaan. Zij is het, die u tot mensch doet
opgroeien en zoo gij mensch geworden zijt is
zij altoos de moeder. Zoo is een moeder, die
mensch is.
Maar wat is dan de Heere Hoor die vraag,
die Hij doetZal ook een vrouw haar zuige
ling vergeten, dat zij zich niet ontferme over
den zoon haars buiks? In de ontferming over
het zwakke kind ligt de teederheid, de liefde
der moeder. Dat bewijst, dat zij moeder is.
Hoe zal Salomo weten, wie de moeder is van
het kind, waarop twee de aanspraak maken?
Zij is de moeder, wier ingewand ontstak over
haar zoon, en die zeide„Och heer, geef haar
het levende kind en doodt het geenszins".
Zóó nu is in oneindig hoogeren zin God de
Heere. Hij ontfermt zich zelfs over verloren
zonen en dochteren.
Hoe moet dit vaders en moeders vrijmoedi-
gen om aan te houden in het gebed voor hun
kinderen.
't Kan er zoo treurig bijstaan met een kind.
Verre afgedoold. Geen oor voor de smeekingen
van een teeder liefhebbende vader of moeder.
Hardvochtig, vijandig tegen Gods Woord. Hoog
moedig en voorthollend in de dwaasheid zijns
wegs. Een vriendelijke vermaning wekt de bit
terste antwoorden of misschien erger nog, de
vuigste spotternij. Zóó reist het snel de ont
zaggelijke eeuwigheid tegemoet. Hoe zoudt gij,
vader en moeder uw kind willen grijpen in het
hart en willen brengen bij Jezus, gelijk toen het
nog een kind was. Maar „Ik ben geen
kind meer" is het trotsche woord, waarmee het
uw liefde weerstaat en in dwaze eigenwaan ge
voelloos u voorbijgaat.
Doch één weg blijft open. Dag en nacht.
Den weg naar Gods genadetroon. Uw Vader
in de hemelen weet, dat uw vaderhart u telkens
en telkens weer doet komendat uw moeder
hart rtiet kan aflaten zich op Zijn ontferming
te beroepen. Die nu in de leerschool des ge-
beds gaat, treedt een oefenschool binnen, waar
niets dan het geloof kan doen volharden. Wil-
det gij aanstonds de verhooring zien, ge zoudt
de kracht des gebeds niet leeren kennen. Maar
Gods Woord dringt u tot het gebed, het aan
houdend gebed. En denk er steeds aan God
is meer dan een vader, meer dan een moeder.
Wie is het, die de liefde in het vader-, in
het moederhart heeft ingeplant? Dat is geen
instinct. Dat is een gave van Boven. Van God.
Die wondere moederliefde is wel beschouwd,
niets dan een enkele druppel uit den oceaan
der liefde, die in God is. Als dus een vader
zich ontfermt, een moeder haar kind omklemt,
ook als het dreigt weg te zinken in ellende,
wat zal dan de Vader in de hemelen niet doen
voor ellendigen
O, diepte! Terwijl Hij serafijnen en cheru
bijnen geknield laat liggen voor Zijn troon,
strekt hij de hand uit naar dat maaksel Zijner
handen, naar Hem, die door de zonde gedaante
noch heerlijkheid bezit.
„Eens vaders liefde is groot en weet
van geen bezwijken,
Hij geeft èn goed èn bloed ten koste
van zijn kind.
Maar welk een vader ooit, ook die het
vurigste mint.
O, onze Vader, is met U te vergelijken?
Een moeder zelfs, hoe teêr
Is slechts Uw schaduw, Heer!"
Gereformeerd Theologisch Tijdschrift.
Redactiedr. G. Ch. Aalders, dr. T.
Hoekstra, dr. G. Keizer, ds.C. Lindeboom
en dr. J. Ridderbos.
De vijfde aflevering van dezen jaargang be
helst de volgende onderwerpen
„De dood van den Apostel Johannes"
door dr. C. Bouma
„Eene taal of vele talen"
door A. J. Tenkink
„Verslag van de 12de Algemeene verga
deringder vereeniging van predikanten"
„Kroniek en Recensiën".
Dit Tijdschrift blijft iets goeds geven. Het
eerste artikel brengt u op de hoogte met wat
velen thans op grond van enkele oude mede-
deelingen gelooven aangaande den dood v n
den Apostel Johannes, hoe zij daaraan een
wapen ontleenen om de echtheid van zijn
evangelie te bestrijden.
Het tweede is vooral van belang. Het han
delt over de vraag, is er door de Pinksterge
meente bij de uitstorting des H. Geestes ge
sproken in eene taal of in vele talen Het is
bekend, dat er over deze vraag vroeger en
later veel gedacht, gesproken en geschreven is.
Doch het laatste woord is er blijkbaar nog
niet over gezegd en daarom is het goed, dat
dit artikel ons in de gelegenheid stelt om er
nog eens over na te denken.
Het verslag over de laatste algemeene ver
gadering van predikanten is de overweging
ten volle waard.
De kroniek is goed gesteld en verrijkt het
.geheugen.
Het is gewenscht, dat dit Tijdschrift nog
meer dan tot dusver zich bij ons inburgert.
Bouma.