Nog eens de zaak-Theesing.
Generale Synode.
Brieven uit Z.=Viaanderen.
KERKNIEUWS.
op te leggen, dan heeft hij daartoe toch altijd
de volle vrijheid.
Eveneens is het gegaan met andere wijzi
gingen, die op 't oog hadden om den band
aan de Geref. kerk te versterken. Ofschoon
ieder die bedoeling daarvan kon waardeeren
het kerkelijk besef is in vele plaatsen veel
te onhelder en te zwak toch is het naar mijn
gedachte heel goed, dat het niet zoo op den
voorgrond is geschoven. Hartelijk was ik het
met hen eens, die uit lieten komen, dat wij bij
de belijdenis des geloofs het oog moeten houden
op de algemeene heilige christelijke kerk.
Menigmaal wordt ons gereformeerden ten laste
gelegd, dat we separatische neigingen hebben
en dat wij iets aparts willen zijn en we moeten
zorgen, dat we aan een dergelijke gedachte geen
voedsel bieden. Het is daarenboven duidelijk
genoeg, dat de vragen, als zij spreken van de
leer der kerk, denken aan de belijdenis der
gereformeerde kerken.
Jarenlang reeds was het verlangen geuit naar
door de Synode vastgestelde belijdenisvragen.
Welnu, thans zijn zij er, zoodat dit punt afge
voerd kan worden van het agendum der kerke
lijke vergaderingen.
Het is niet aannemelijk, dat allen bevredigd
zullen zijn en daaruit blijkt nu opnieuw, hoe
moeilijk het is om een dergelijken arbeid te
verrichten. Op elk menschelijk werk kan
aanmerking gemaakt worden. Dit mogen allen
bedenken, die vaak zoo aandringen op unifor
miteit. Bouma.
Dat we nog eens op de zaak-Theesing
terugkomen vindt daarin zijn oorzaak, dat we
in de „Nieuwe Zondagsbode" van 25 Aug., ons
door vriendenhand toegezonden, in een artikel
van d. V. (isser), over die quaestie, ook onze
Kerkbode en onze Gereformeerde kerken
genoemd zagen.
Van ons Blad wordt in dat artikel gezegd,
dat het deze geschiedenis aanhaalde om nog
eens voor de zooveelste maal aan te toonen,
dat in de Hervormde kerk alles geoorloofd is.
En van onze Gereformeerde kerken, dat, wat
de leertucht betreft, deze inzake de kwestie-
Netelenbos daaraan een herinnering hebben,
die alles behalve aangenaam is, waarom ze liefst
maar niet te lang over leertucht spreken moeten.
Wat nu aangaat het eerste beweren van
d. V. zij opgemerkt, dat we niet geschreven
hebben, dat in de Hervormde kerk alles ge
oorloofd zou zijn, maar alleen dat wat de leer
betreft daar alles geoorloofd ism. a. w. dat
er geen leertucht is, en de kerk niet toeziet,
dat niet steenen-worden gegeven voor brood.
En wanneer d.V. meent dat de herinnering
aan de kwestie-Netelenbos het voor ons wat
bezwaarlijk zou maken over leertucht te spreken,
willen we daarop antwoorden, dat juist de
kwestie-Netelenbos de Gereformeerden het volste
recht geeft op leertucht aan te dringen.
Daarin hebben de Gereformeerden het ge
toond, dat zij het niet laten bij een woord en
leuze, maar als het moet durven overgaan tot
de daad.
Toch kunnen we, wanneer we nagaan den
gedachtengang van d. V. in zijn artikel over
de zaak-Theesing, ons wel indenken hoe hij
kwam tot zijn vermoeden van een zekere
schaamte bij ons wanneer er gesproken wordt
over leertucht.
Die gedachtengang is verbijsterend eenvoudig.
Tegen ds. Theesing was ingebracht een be
schuldiging, dat wat hij leerde in strijd was
met hetgeen hij beloojde bij zijn ambtsaan
vaarding.
Het kerkbestuur stelt nu den beschuldigde
de vraaghandhaaft ge op dit oogenblik nog
uw instemming met de proponentsformule?
Wilt ge nog uw belofte indertijd afgelegd
handhaven
Op die vraag antwoordt de beschuldigdeja.
Welnu, zegt d. V. dan is het toch duidelijk
dat het kerkbestuur hem moet vrijspreken. Het
kerkbestuur moet die uitspraak aanvaarden
tenzij dat het den beklaagde openlijk voor een
leugenaar uitmaakt. Maar dat mag van een
vergadering uit ernstige menschen samengesteld
en die ernstig handelt niet worden verwacht.
De kerk moet eerbied hebben voor het geweten.
Dat moet tenslotte het laatste woord hebben
en tegen het geweten iets te doen is nimmer
geraden.
Zoo is het eenvoudig pleidooi van d. V.
En als we dit pleidooi voor de uitspraak
der Synode zoo lezen, dan zeggen weja, als
dit een ernstige behandeling van zaken is, dan
mogen wij ons wel schamen als er gesproken
wordt over de zaak-Netelenbos.
Maar d. V. houde ons ten goede, dat wij
van oordeel zijn, dat zulk een behandeling van
zaken aan allen ernst gespeend is, en een be
spotting van de roeping der opzieners.
Als tegen ds. Theesing de beschuldiging
wordt ingebracht, dat zijn uitlatingen in strijd
zijn met wat hij beloofde bij zijn ambtsaan
vaarding, moet ds. Theesing dat dan zelf uit
maken? Heeft dan het kerkbestuur geen recht
om zelf te beoordeelen, of wat hij leert in over
eenstemming is met wat hij beloofde Als aan
iemand zóó wordt overgelaten de uitlegging
van wat hij beloofde, heeft het dan nog zin
iemand wat te laten beloven?
Als iemand bij de aanvaarding van een over
heidsambt b.v. gemeentesecretaris, beloofd heeft
te handelen naar zijn instructie, en tegen hem
wordt later, met bijvoeging van vele gronden,
de beschuldiging ingebracht, dat hij naar die
belojte niet doetkan dan de rechter volstaan
met de volgende procedure
Rechter: Mijnheer verklaart u nog uw be
lofte te willen houden
Beschuldigde: Ja mijnheer.
RechterDan vervalt de tegen u ingebrachte
beschuldiging
Ons dunkt dit een caricatuur van Rechtspraak.
Maar zegt d.V. we moeten eerbied
hebben voor het geweten.
Maar als het geweten in casu dat van
ds. Theesing niet meer spreekt, moeten we
dan toch nog eerbied hebben voor zulk een
geweten
En hoe d.V. zelf over het geweten van ds.
Theesing oordeelt, blijkt, uit deze alinea van
zijn artikel
Wel is ondubbelzinnig gebleken door het
woord van den vrijzinnigen professor
Knappert, dat deze voor zijn richting aller
minst geacht wil worden het met den heer
Theesing eensrte zijn. Hij betreurde diens
uitingen en keurde ze onvoorwaardelijk af.
Hoe een man als Theesing nu nog den
moed heeft in dienst der kerk te blijven is
ons "een raadsel. Onder bedekte termen is
hem zelfs van vrijzinnige zijde te kennen
gegeven, dat indien hij zijn geweten laat
sprekenhij zijn afscheid van die kerk heeft
te nemen. Het bezadigde en diep ernstige
woord van prof. Aalders waarbij prof.
Knappert zich'aansloot, is voor den heer
Theesing vernietigend.
Uit dit stuk, dat hier en daar door ons werd
onderstreept blijkt 'dat'd. V. zelf meent, datds.
Theesing z\\W geweten'niet laat spreken, en dat
naar zijn oordeel, ds. Theesing, als hij zijn
kerkelijk fatsoen begreep, de kerk zou uitgaan.
En toch wordt een Synode verheerlijkt, die
voor een niet-sprekend-geweten van een man,
die z'n kerkelijk fatsoen niet begrijpt, uit den
weg gaat.
Om een woord te gebruiken van d. V.dat
wordt ons een raadsel.
Gelijk er voor ons meer van zulke raadselen
zijn in de Herv. Kerk.
Om er nog een te noemen.
Ons werd meegedeeld, dat voor eenige
maanden de socialistische predikant Horreus de
Haan in de Nieuwe Kerkte Middelburg optrad.
Een gebeurtenis, die de afdeeling S. D. A. P.
van Middelburg aanleiding gaf zich door haar
bestuur daar te laten vertegenwoordigen.
Dat dit optreden de instemming had van den
Herv. Kerkeraad te Middelburg kunnen we
niet aannemen. Maar had hij dan de macht
niet om dat te beletten?
En daarom tenslotte dit.
Als er voor de Gereformeerde kerken een
droeve herinnering verbonden is aan de proce
dure-Netelenbos, dan ligt dat droeve hierin,
dat het noodig bleek hem af te zetten, maar
verder gaat dat droeve ook niet.
Dan verheugen we er ons over dat onze
kerkelijke vergaderingen bleken te weten wat
rechtdoen is, naar de roeping waarmee opzieners
geroepen worden. Heij.
Uit de zitting van Donderdag 13 September.
Inrichting van den eeredienst.
De Synode sprak uit dat eenheid in de litur
gie in den kring onzer kerken aanbeveling ver
dient en zooveel mogelijk moet worden
bevorderd.
Evenwel verwierp zij het voorstel om, op
nieuw deputaten te benoemen met de opdracht,
de eerstvolgende Synode inzake eventueele
uitbreiding en wijziging van de liturgie te
dienen van rapport en advies, en daarbij reke
ning te houden met de ingediende opmerkingen
en bezwaren.
Zij nam aan het voorstel van ds. Gispen,
medeonderteekend door DD. J. H. Donner, de
Bruijn, Meyering, Miedema, van Es, Landwehr
en van der Veen, om de voorgestelde inrichting
van den eeredienst, om de vele tegen dat con
cept ingebrachte bezwaren niet te aanvaarden.
In de toelichting van zijn voorstel voerde ds.
Gispen o.m. aan, dat de Synode van Leeuwar
den z.i. veel te ver voorbij het werkelijke leven
was gegaandat hetgeen vroeger bestaan mag
hebben en aanbevolen wordt door Calvijn en
dr. Kuyper, daarom nog niet geschikt is om te
worden aanvaard en dat de kerken wel een
liturgischen vorm willen aanvaarden, maar niet
een van bovenaf opgelegden. Bovendien merkte
hij op, dat de Schuldbelijdenis en de Absolutie,
in de voorgestelde orde der liturgie opgenomen,
groote beroering verwekt hebben. Hij maande
tot groote voorzichtigheid, daar niet alleen met
de oppositie van links, maar ook met die van
rechts gerekend moet worden.
Met 27 tegen 21 stemmen werd daarop het
voorstel-Gispen aanvaard, terv/ijl van de prae-
adviseerende leden slechts 1 voor en 7 tegen
dit voorstel stemden.
De Christelijke gebeden.
Aan deputaten zal opgedragen worden deze
nogmaals te overzien.
De Formulieren voor de Bediening der
Sacramenten en de Tuchtoefening.
Deputaten zal worden opgedragen de formu
lieren nogmaals te overzien, en hun concepten
minstens één jaar vóór de volgende Synode aan
de kerken toe te zenden.
De Formulieren van Bevestiging.
Deputaten zullen deze formulieren nogmaals
moeten overzien, daarbij gebonden zijnde aan
de beslissing der Synode op verschillende pun
ten en hun concepten minstens één jaar vóór de
volgende Synode aan de kerken moeten toe
zenden.
Herziening van den (bestaanden) bundel.
Eenige Gezangen en de Psalmberijming.
De Synode aanvaardt in het algemeen de
bezwaren, die tegen den bundel „Eenige Ge
zangen" worden ingebracht; maar hoewel zij
onderscheidene door de Deputaten daarin voor
gestelde verbeteringen gelukkig geslaagd acht,
oordeelt zij niettemin dat hun arbeid in zijn
geheel blijkbaar in den kring onzer kerken nog
te weinig instemming heeft gevonden om aan
stonds te worden aanvaard.
Daarom besluit zij deputaten te benoemen
met de opdracht:
a. rekening houdende met de bij uw verga
dering ingekomen voorstellen en opmerkingen,
den bundel „Eenige Gezangen" nogmaals te
overzien
b. de eerstvolgende Synode te dezer zake te
dienen van advies, met dien verstande, dat hun
wordt verzocht, hun rapport bij onze kerken
bekend te maken minstens één jaar vóór die
Synode samenkomt.
Uitbreiding van den Gezangenbundel.
De volgende conclusies worden aangenomen
lo. De Synode spreke uit
a. Dat de proeve van Uitbreiding van den
bundel „Eenige Gezangen" gelijk deze tdoor
Deputaten is aangeboden, over het algemeen
niet is geslaagd
b. dat de oorzaak van dit niet-slagen ten
deele is te zoeken in de moeilijkheden waar
voor de opdracht van de Synode van Leeuwar
den (verzameling van berijmde en onberijmde
Schriftgedeelten) Deputaten plaatste;
c. dat zij Deputaten dank zegt voor hun
arbeid, in deze materie verricht.
2o. De Synode benoeme Diputaten met de
opdracht, de kwestie van het zoogenaamde
„vrije kerkliedin haar vollen omvang princi
pieel te onderzoeken en de volgende Synode te
dezer zake te dienen van rapport en advies.
Instituut Legerpredikanten.
Na breede bespreking wordt het volgende
aangenomen
De Synode besluit
Uit te spreken, dat zij zeer waardeert de
goede bedoeling van de Regeering bij het in
stellen van het instituut der legerpredikanten,
en dat zij gaarne dat instituut beschouwt als
een instrument van de Overheid om aan de
kerken hulp te bieden ter volvoering van haar
taak binnen onze Weermacht
dat zij echter ernstig principieel bezwaar
heeft tegen de formuleering van art. 3, alinea
2 der Instructie van de legerpredikanten, mede
vanwege de mogelijkheid van ongeloofs-propa-
ganda, en daarom van oordeel is, dat hun be
moeienis niet verder dient te gaan dan contact
te vormen tusschen de kerken en de militairen
dat alle ambtelijke geestelijke verzorging van
de militairen behoort uit te gaan van de Kerk
dat de kerken echter dezen eisch aan de
regeering slechts kunnen stellen, indien ze in
die verzorging getrouw zijn, en dat het daarom
wenschelijk is, dat bij de kerkvisitatie, zoowel
bij de garnizoenskerken als bij de kerken, van
waar de militairen uitgaan, naarstig onderzocht
worde, of zij aan haar roeping in dit opzicht
voldoen
dat het thans niet noodig is om afzonderlijke
Dienaren voor dien arbeid te benoemen
dat met de Regeering overleg dient te worden
gepleegd, hoe de garnizoenskerken meer en ge
regelder met haar militairen in aanraking zouden
kunnen komen
dat bij concentreering van veel troepen in
kampementen Dienaren des Woords tot hen
behooren te worden uitgezonden, die zich ge
heel aan hen kunnen wijden, zulks met mede
werking van de Regeering en in overleg met
de plaatselijke kerken
dat eveneens bizondere maatregelen dienen
genomen te worden voor de militairen, die uit
varen, en voor een eventueele mobilisatie.
XXXI.
Amice.
Met meer dan gewone blijdschap schrijf ik
je dezen één en dertigsten brief.
Het was met eenige schuchterheid, dat ik
voor 14 dagen een beroep deed op je goede
Zeeuwsche hart. Immers ik was er niet onwetend
van, hoe zeer er reeds in onze goede provincie
hulp aan buitenlandsche kindertjes was ver
leend.
Dat was in Vlaanderen zoo. Ge treft die
kleinen wel op uw rondgang aan, die al vele
maanden lang het voorrecht genieten van ge
zonde lucht en flink voedsel. En die wat nog
wat beter is, verkeeren in een echt Christelijke
omgeving. Met het Woord van den Zaligmaker
bekend worden.
En zoo was het in heel Zeeland. De Wee-
nertjes en de kleine Hongaren zijn voor velen
geen onbekenden meer. Nog altijd wordt brief
wisseling onderhouden. Waren wij als school
jongens verrukt over eenliongaarscheof Oosten-
rijksche postzegel in onze albums, de Zeeuwsche
verzamelaars van thans hebben er soms een
bladzij vol van.
Doch er komt ook eens een eind aan. Het
valt niet mee zoo'n jongen of meisje. Ze hebben
ook hun karaktertjes. Ik weet van enkelen wier
medelijden ernstig werd geschokt.
En om nu opnieuw weer voor Duitsche
kleinen de zorg voor een paar maanden op je
te nemenzeg het maar eerlijk, daar zie je
tegenop.
Oostenrijk blijft nog vragen.
Zoo veel ernstiger is Duitschland thans wel
getroffen, doch je kunt toch de heele wereld
niet op je schouders nemen.
Nog eens, Amice, ik was wat schuchter.
Het vlotte ook met de giften voor de onder
steuning van het Duitsche Geref. leven niet
te best.
Hoe zou het gaan?
Ik moet zeggen, dat ik niet teleurgesteld ben.
Je hebt mijn hart verkwikt.
Niet minder dan twintig kinderen kunnen er
nu in Zeeland geplaatst worden. En nog steeds
komen er nieuwe aanvragen in.
Daar zijn heel aardige, lieve, vrome brieven
bij. Een broeder, reeds op jaren schreef nu een
aandoenlijke briefkaart. Aandoenlijk omdat ik
weet, dat hij het gansch niet zoo breed heeft
in de wereld.
Een kind kon hij niet nemen. Maar hij was
me al voor geweest, schreef hij. Als Stan
daardlezer was hij door den oproep ten bate
der Geref. Duitschertjes getroffen en hij had
een rijksdaalder voor de onkosten gezonden.
Het slot luidde
„Het is mijn vurige wensch, dat er vele
„harten en huizen worden geopend. De
„Ileere bereide daartoe vele hartenen late
„op alles Zijn zegen rusten.
Daar waren brieven, die vertelden hoe man
en vrouw eerst met elkaar beraadslaagd hadden.
Want de vrouw was niet sterk en zou het niet
te druk zijn De tijden waren ook zoo gunstig
niet, maar ze waren over de bezwaren heen
gestapt en ds. moest dan maar een jongen
of meisje sturen.
Een brief uit Z.-Beveland trof den toon zoo
juist, die bij het overwegen van deze zaak in
ons hart dient te klinken
„Dadelijk was mijn plan te schrijven...
„om ook mij een van die kleinen te
„zenden. Doch tot op heden kwam het van
„uitstel tot afstel. Dit is niet te prijzen.
Wanneer wij ons geroepen achten, om ook
„van het vele, dat God ons schenkt, anderen
te deelen moest daar geen uitstel zijn11.
Van een broeder uit Z-Vlaanderen
„Toen mijn vrouw uw stukje gelezen
„had, reikte ze me de courant en zeide
„lees dit ook eens, en na het lezen was
„de vraag: Wat denk je daarvan?...
„En toen heb ik geantwoord:... De
„Heiland zeide eens; Wie één van deze
„kleinen ontvangt in Mijnen Naam, die
„ontvangt mij".
Zie je, Amice, dat is nu wat me deze week
zoo getroffen heeft. Niet maar, dat zich reeds
aanstonds velen opgavendoch dat ik er in
zien mocht het willen helpen om Christus' wil.
Stel je nu je eigen kinderen eens voor! Denk
je eens in, dat het ons land zoo schaars ging en
dat onze Oosterburen het volop hadden.
Dat je van 5 gulden in de maand een gezin
moet onderhouden. Een vriend van me, die in
Saksen reisde woonde de Erntesonntag bij. Dat
is zooveel als de Dankdag bij ons.
Collecte48 millioen markDe menschen
hadden hun best gedaan. Kieschheidshalve gaf
hij zijn gave aan den predikant, want reeds
twee rijksdaalders zouden 80 millioen gegolden
hebben.
En de méér dan 120 millioen, die toen ge
offerd werden, waarvan gelijk ook bij ons met
de Dankdagcollecte de kerk weer enkele
maanden leven moet, na drie weken waren
ze geen hollandsche twee gulden meer waard.
Gelukkig wordt die nood door vele christe
nen en door velen ook in onzen kring gevoeld.
De aanvraag voor kinderen kwamen niet alleen.
Ik ontving ook voor verschillende Duitsche
belangen deze week meer dan honderd gulden.
Iemand beweerde, dat ik in mijn vorigen
brief blijken gegeven had, dat ik goed bedelen
kan.
Och, Amice, ik weet gij noemt dit geen
bedelen.
Noem je bedelen, wat Diaconieën in de
kerk doen
Noem je bedelen, wat gevraagd wordt voor
de Zending?
Wat Min. Colijn en Oud-minister Idenburg
en wat ds. Renting doen is geen bedelen.
Ministers bedelen niet.
Dienaren des Woords ook niet.
Ze wijzen alleen hun, die weten rentmeesters
van Gods goederen te zijn, wel eens de plaats
waar zij Gods goederen met winst kunnen
uitzetten.
En ik was blij. dat ik daaraan met zoo goed
gevolg een handje kon helpen.
Daar waren rijken die mij wat zondener
waren armen, die er wat voor overhadden. Een
enkele kerk hield voor die nooden een collecte.
Als ik je Zeeuwsch Christelijk hart, dat niet
te veel redeneert, maar hartelijk voelt, niet
kende, zou ik je dit in zoo'n brief niet schrijven
durven.
Nu weetik, dat gij weet, dat God ons daarom
zegent, opdat wij anderen ten zegen zijn.
In het bijzonder onzen broederen.
En voor die huisgenooten des geloofs in
Duitschland ging onze roepstem uit.
Ik dank je, Amice voor je vriendelijk antwoord.
En voor nog meerdere aanvragen en bijdragen
houd ik me hartelijk aanbevolen.
Tot volgende week naar we hopen.
Z. v. D.
P. S. Den vriendelijken schrijver uit Sch.
die aan ds. Bouma schreef, dat hij toch moeilijk
op het adres kon zetten aan v. D. te Z. zij be
richt, dat zijn schrijven toch bij mij in kwam.
Misschien zou de lijst van medewerkers boven
aan het blad hem hebben kunnen inlichten.
Ik ontving deze week
Door bemiddeling van het Duitsch consulaat
te Middelburg van N. N. f 13,50; A. v. A.—de
K. te Nwd. f2,— Geref. kerk v. Grsd. f7,65;
P. B. te Kw. f2,50; V. W. te Z. f2,50; C. Fr.
te N.K. f2,50; coll. Z. f 31,76idem Z. f 31,76;
X. te A. f 10,—. Tezamen f 104,17.
Van deze bedragen waren er voor de Geref.
pred.voor de kinderenvoor de Saxische
pred. en voor het bekende Comité.
BEROEPEN TE
BeetgumW. M. Le Cointre te Woubrugge.
Koekanje: (als oefenaar) A. J. Hardeman te
1 Wageningen.
Willemstad G. J. Goede te Westzaan.
Oost en West Souburg: A. B. W. M. Kok te
Wommels.
Grijpskerke (Z.)W. van Gelder te Langeslag.
WateringenH. Strating, cand. te Zwartsluis.
UithuizenC. J. Bos te Zuidwolde.
OnderdendamW. Oosterheest te Ter Apel.
Westergeest: E. C. v. d. Laan te Hollum.
AANGENOMEN NAAR:
Dordrecht(2e m.) M. Gravendijk te Hoogeveen.
Scharnegoutuin(2e maal) C. M. Huizinga te
[Hoogersmilde.