Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Uit het woord. 37e Jaargang. Vrijdag 13 Juli 1923. No. 28. Redacteuren^Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ jte Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. DOOD EN LEVEN. Herodes Agrippa heeft zich in den morgen, terwijl de zon opging begeven naar den rechterstoel. In zijn mantel van zilverbrocaat is hij een hooger schepsel gelijk. Het spel van zonnelicht en zilver zet zijn gestalte in blanken glans. De lichtgestalte Herodes spreekt ten aanhoore van duizenden zijn woord. Zijn woord, zoo overredend schoon, zoo toovervol, dat het volk er van ziele- huivert. Alsof er een Godheid gesproken heeft Zoo is hun ervaring En ze geven er uiting van ook Een stem Gods en niet van een mensch Als op hetzelfde oogenblik, dat de trotschaard deze eer aanvaardt, ver bleekt zijn genoegelijk gelaat door de smart, die hem in elkaar kromt. Op afgrijselijke manier heeft de dood hem gegrepen. De mensch, die zich verhief boven God, wordt door het dier gegeten. Maar, maar het woord Gods wies en vermenigvuldigt. Daar is de tegenstelling der H. Schrift. Daar is de prediking van dood en leven. Daar is het lied van nacht en licht. De mensch, die eere voor zich zelf zoekt, ligt gekromd in zijn doodssmart en geeft den geest. Maar het woord van Jezus Christus zegeviert in het heidenland De volkeren van het Westen hebben zich vermand en hun eer en heerlijk heid in zich zelf gebracht. Ze hebben hun cultuurleven opgevoerd tot hooger plan. Ze hebben den mensch verrijkt, de beschaving ten top doen stijgen. De mensch was hoog geklommen. De vol keren riepen zich zelf het toe, dat hun grootsch werk Gods werk was. Totde engel Gods de Westersche machten sloeg. Het volkerenleven wordt van de wormen gegeten. De landen geven den geest en sterven. Er is geen uitweg, geen uitkomst, geen vrede. Alomme zingt het doodenliedZal het Westen ondergaan MAAR dit is een goddelijk maar het woord Gods wast en vermenig vuldigt. Komen daar niet stemmen, die zeggen dat God bezig is in het Oosten groote dingen te doen Hooren we niet van opwaking, van opleving in verre landen Altijd, altijd blijft het weer waar die tegenstelling van dood en leven! De volkeren, die Gods eer verwierpen, geven den geest en verzinken. Maar het woord Gods vermenigvuldigt De menschen van onzen tijd zijn hu manistisch. Geheel de wereldgedachte staat in het teeken van den mensch. Revolutie en communisme onttronen God, noemen Hem het kwaad, lasteren den Allerhoogste. Geheel het breede wereldstreven is er op berekend den mensch te verheerlijken, het schepsel te eeren, het creatuur lof te brengen. Daarom juist slaat God ons in dezen tijd. Hij zal het menschdom breken, tot het erkent, dat Hij God is. Het menschenleven kromt zich en verkwijnt. Men komt er in onze dagen niet meer boven uit. God slaat, omdat Hem niet de eer gegeven wordt. Maar Gods woord groeit, ook in onzen tijd. Boven de wereldellende is de stem van het Evangelie. Er is een vraag naar religie. Die ooren heeft om te hooren, die hoortOok nu Die hoort, dat aan het kruis door den Christus de Satan overwonnen is. Want het woord Gods groeitDe stem van God is niet te smoren. De vromen kennen levensverdieping, om dat de Geest ze doet leven bij het woord. Voorwaar, boven het zinkend leven van dezen dag rijst de zon van het woord onzes Gods Wij, die het Evangelie kennen, hoe staan wij tegenover deze waarheid Wij, Gereformeerden, die het zoo goed, zoo best weten, dat God de eer toe komt, hoe doen wij Treedt maar niet al te veel ons i k naar voren Wat moeten wij ons nog veel be schuldigen, dat we menschen-eer zoeken, dat we de menschen vreezen, dat we ons zelf op het oog hebben Erkennen we de gave Gods in ons als Gods gave Of is het ook daar soms niet heel zacht, maar toch ook heel duidelijk: „niet eens menschen?" Maar dat moet in ons sterven. Dat sloot God en we danken Hem er voor in ons weg. Dat teert in ons weg, dat alles waarin we God de eer niet geven. En dat komt nader, naarmate Gods woord in ons en in ons leven wast en vermenigvuldigt. Deze tegenstelling van dood en leven volbrengt de Heere door Zijn Geest in ons. Wij sterven, ons ik sterft Maar wat wij leven, dat leven wij door het geloof des Zoons van God In ons worstelt het dat ik tegen God! De Herodes-geest tegen het woord Gods Maar door de kracht van Christus vermenigvuldigt het woord Gods Uit de diepte der worsteling, uit den ondergrond van den strijd, uit ons weenen en zuchten wordt geboren het lied dat van zege profeteert Want het woord Gods wast! Gij, die God de eer niet geeftDie uw leven voor u zelf behoudt Die het leven niet als Gods gave erkent en aan God verliezen wilt Gij, die uw ik streelt en de zonde liefhebt Hier is het waarschuwend Gods-woord. Dat is uw bittere einde. Dat is het laatste. Het laatste, maar tot in eeuwigheid. WAAR HUN WORM NIET STERFT! En het woord Gods wies en verme nigvuldigde. Van dat woord Gods zal geen tittel vallen Het zal doorgaan tot de ver deeling des mergs, het zal zielen ver brijzelen, het zal knieën neerbuigen, het zal overwinnen Het woord Gods, de lamp, de levende lichtbron Alle stralen, die er uit vallen, ze vallen op Jezus kruis Want wij prediken u Jezus en dien gekruisigd Gij kunt nog kiezen Gij moet kiezen Dood. Of Leven. Kies u heden in deze booze dagen, gij en uw buis! Vlissingen. P. Cu. van der Vliet. KERKELIJK LEVEN. Zomer. Brieven nit Z.-Vlaandereo. ZEEUW Vaste medewerkers: D.D.JJP. VANJDIJK, F. JZ-v/d. ENDE, 5B/ MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. A b o n n e m e n t s p r ij sper kwartaal bij] vooruitbetaling] f 1, '^Afzonderlijke nummers 8 cent. Advertentieprijs]: j 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens j500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0. En van stonde aan sloeg liem een engel des Heeren, daarom dat hij Gode de eer niet gaf; en hij werd van de wormen gegeten, en gaf den geest. En het woord Gods wies, en vermenigvuldigde. Handel. 12 23, 24. Hoelang bleef de zomer van 't jaar uit. Het bleef voortdurend koud. De lucht was meestal donker en somber. De wolken kwamen steeds weer na den regen. Wij hoopten dat de langste dag verandering zou brengen, maar ook deze verwachting ging over in teleurstelling. Einde lijk echter deed de zomer zyn intrede met een warmte, welke voor ons ongewoon was. Doch ofschoon de groote hitte een weinig lastig was, tooh zou het onwelvoegelyk zyn, indien we klaagden. Het is een verkwikking voor plant en dier en mensch, dat de zon over alle don kerheid triumpheert en eiken morgen opgaat met nieuwe glansen. Het is een lust om het oog te laten gaau over het winterkoren, want er ligt een gloed over, welke een goede oogst voorspelt. De zomervruchten, welke op 't veld stonden te kleumen, en tegengehouden werden in hunne ontwikkeling, beginnen een meer ge zonde kleur te krygen en zy zullen hun be t wel doen om voorzoover 't mogelyk is de schade in te halen. Het gras ligt in groote hoeveel heid op 'tland en het rijpende hooi verspreidt een aangename geur. Enkele perenboomen be ginnen zelfs voor den tweeden maal te bloeien, maar of ze op die wijze nog eenigermate vol doen zullen aan de opgewekte verwachting, valt te betwijfelen. Een heerlijke tijd is het voor de vogels, waarvan vele reeds hun jongen groot zagen, zoodoende hebben zij gelegenheid om zich te verheugen in 't licht van den langen dag. De zwaluwen drijven rustig in hoogere luchten en de musschen houden hun genoeglijke samen komsten in het geboomte. Nu merels en bis ters minder fluiten dan enkele weken vroeger kan men de fijnere geluiden van de kleine vogels des te beter beluisteren. Wat is het een veelstemmig koor en wat klinke het wel luidend. Alleen gestoord, als een vliegtuig nadert. Gelukkig het duurt niet lang. De zomer is de tyd van 't leven en zelfs de vele insecten vieren hoogtij, ook al kan men niet zeggen dat zy het genoegen van menschen verhoogen. En nu heb ik nog geen woord gezegd over de kleurenpracht, welke de bloemen ons bie den. Welk een verscheidenheid in allerlei soorten. Waarlijk, het is niet uit te spreken, welk een weelde de natuur ous bereidt. Zelfs het meest gewone bloempje is een kunstwerk, dat het werk van den wijzen en machtigen Schepper draagt. Wie daarvoor een oog heeft, kan niet nalaten de goedheid des Heeren te genieten en zich te verblijden in de werken Zijner handen. Te midden echter van al het siersel, dat we aanschouwen, ziet men soms een oude van dageu, die zich hoog voortbeweegt, zoodat ge de gedachte krijgt, voor hem is de zomer des levens voorbij en ge vraagt u onwillekeurig: zou hij op weg zijn naar 't land, waar" geen ruwe herfststormen en geen winterkoude meer heerschen. Of daar ligt een kranke, het gelaat bleek en zonder levenslust iu 't oog neder op een leger, hopend, dat zomerwarmte brengen zal gezondheid, waarnaar men tot dusver te vergeefs uit zag. Hoe kan ons dit ontvoeren De tegenstelling is toch zoo groot. Rondom groeit en bloeit al leg en hier een leven, dat weg kwijnt ondanks alle middelen, welke met de uiterste zorg worden aangewend. Hoe treu rig is het lot van deu mensch, wiens verwach ting alleen van de natuur is. Hoevelen zijn er niet, die zich begeven naar de meest begun stigde plekken in de verwachting, dat zy aan haar bronnen zich laven zullen omdat zy daar uit nieuwe levenslust en levenskracht indrinken zullen, maar zonder dat zy verkrijgen, wat zy zoodanig zoeken. Laten gezonden en kranken hooren naar 't Woord: wie dorst heeft, kome en drinke de wateren des levens om niet. Bouma. XXIV. Amice. Er zijn in ons goede vaderland gelegenheden te over om barmhartigheid te oefenen. Nog afgezien van eigen terrein, waar ge voor kerk, zending, school, vereenigingen, instel lingen uw offer kunt afzonderen, klopt men ook van naburige erve bij u aan. Dat loopt soms wat te erg. Het gebeurt op je dorp, dat ge drie collectanten in de week krijgt. Zelfs zijt ge nog niet altijd zeker, dat de gaven goed terecht komen. Het is daarom wel wat gevaarlijk, zonder meer aan al die belangen van nabij en ver te offeren. Ook wordt van den naam van een predikant of van een burgemeester, die men aan het hoofd van de lijst heeft weten te krijgen wel eens misbruik gemaakt. Het beste zou zijn alleen te geven aan eigen stichtingen. Maar dat strookt weer niet met de vermaningDoe wel aan allenEn om de kleine gave, die ge afzondert voor een meer breed-kerkelijk belang, of voor een niet-precies- gereformeerde inwendige zending behoeft uw eigen kerkelijk belang nog niet te lijden. Als dat nu echter zoo maar is. We weten van menschen, die aan vreemde collectanten, die goed en vroom praten kunnen soms niet anders dan zilvergeld durven geven, terwijl eigen zending, school of kerk met koper moeten volstaan. Omgekeerd ware beter. Als ik van een kerk, wel geen groote, maar toch een die een predikant kon houden, hoor, dat de Pinkstercollecte er nog beneden de 20 gulden bleef dan haalt men toch daar over de schouders op. En ergert het u, als ge weet, dat aan onbekenden soms guldens worden aangeboden. Voorzichtigheid is daarom aanbevolen. Al moet ge nog niet doen als Scrooge in Dickens' Kerstlied, die alle collectanten, desnoods met zijn liniaal, van zijn kantoor joeg. Over het algemeen is over de mildheid van ons Gereformeerde volk niet te klagen. Wie onze stichtingen van barmhartigheid wel eens gezien heeft in Ermelo of Loosduinen of elders, die mag met dank aan God zeggen, dat de Heere nog milde harten schenkt. Omdat ik dit weet, Amice, klop ik met te grooter moed aan bij u en bij ons Zeeuwsche volk voor een belang, waarover ik je al lang had willen schrijven. Onlangs werd in verschillende bladen een oproep gevonden tot steun van de Duitsche Geref. belangen. Ook aan onze Kerkbode werd dit nog al breede stuk toegezonden. Met de redactie overlegde ik, dat ik in een brief deze zaak eerlang ter sprake zou brengen. Aanleiding is er telkens te over. Zoo trof me in de Standaard van Vrijdag 6 Juli een stukje, dat uit de N. Leidsche Crt. overgenomen was. „De Duitsch-nationale partij in Lenz had eenparig besloten God af te zetten en Hem te vervangen door Wodana,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1923 | | pagina 1