Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
37e Jaargang.
Vrijdag 22 Juni 1923.
No. 25.
Redacteuren: Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
VERSLAG van de Predikanten-
conferentie, gebonden 5 Juni 1923
te Middelburg, in de Gasthniskerk.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. P. VAN&DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs:
per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF,
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0.
DE NOODKREET VAN PETRUS.
Maai- ziende den sterken wind,
werd hij bevreesd en als hij begon
neder te zinken riep hij, zeggende
Heere behoud mij.
Matth. XIV 80
Na een schare van vijf duizend men-
schen in de woestijn gevoed te hebben,
zond Jezus Zijne apostelen heen, om
zich per schip naar Capernaüm te be
geven. Hij zelf bleef achter om in den
stillen nacht zijn hart uit te storten
voor Zijn Vader.
Gehoorzaam als steeds voeren de
discipelen heen, maar ofschoon zij de
bevelen van hun Meester stipt opvolg
den, was hun reis niet voorspoedig.
De hemel was donker en een geduchte
storm maakte de zee zeer ontstuimig.
Weldra overviel hun de zorg, want de
vraag drong zich aan hen op, of zij wel
behouden aan land zouden komen De
nacht viel hun lang en de uren kropen
voorbij. Eindelijk was de vierde nacht
waak aangebroken. Het was nog wel
donker, maar een zwakke morgen
schemering deed zich toch gelden. Is
het vreemd, dat zij angstig naar het
strand zagen en dat hun verlangen zich
uitstrekte naar Jezus? Indien Hij slechts
bij hen ware, dan zou de bezorgdheid
en de kommer vluchten. Maar wat
nadert het schip Hun oog tracht door
de donkerheid heen te boren om beter
te onderscheiden. Het lijkt wel een
menschelijke gestalte en het vervult hen
met schrik. Opeens schreeuwen zij
luide een spooksel
Wij weten echter beter. Het was
Jezus. Hij had hen niet uit het oog ver
loren Hij had hun nood en ellende
gezien en Hij was thans gekomen om
hen te redden. Daarom begint Hij niet
met den storm der natuur het zwijgen
op te leggen, Zijn eerste werk zal zijn
met de onrust van hun hart te doen
bedaren. Weest goedsmoeds, Ik ben
het, vreest niet, zoo klinkt het helder
over het ontstuimige water. O, de jon
geren hadden reeds menigmaal een
proeve van Zijn kracht gezien, maar dit
was al zeer buitengewoon. Heel hun
ziel wordt met diepen eerbied vervuld
en opeens zijn zij van hun angst ver
lost. De ontroerde wateren van hun
leven leggen zich neder en vol ontzag
verwachten zij Zijn nadering.
Petrus echter kan nu niet meer wach
ten het vaartuig wordt hem te ei g
en hij roept dan ook uitHeere, indien
Gij het zijt, gebied mij tot U op het
water te komen. Ziet ge niet met hooge
achting tot dezen Galileïschen visscher
op? Bespeurt ge niet de vurige liefde,
welke hem dit verzoek op de lippen
legde Hij wil zoo spoedig mogelijk bij
Jezus zijn. Als hij maar in de nabijheid
van zijn Meester moge zijn, dan wenscht
Hij niets meer. Daar is hij op zijn plaats
daar gevoelt hij zich thuis. Wie zou
dezen man niet benijden om zijn vurige
liefde. Waarlijk, het zou er met ons
beter uitzien, indien ons hart dorstte
naar de gemeenschap met onzen Zalig
maker als het zijne. Merk ook op den
moed, welke uit zijn woord sprak Hij
zal het wagen om over de verbolgen
zee naar Jezus te gaan, indien hij daar
toe verlof bekomt. Wat een onderne
mingsgeest zit er in dien man. Reeds
enkel dat zulk een stout denkbeeld in
hem opkomen kan, teekent. En wat
ons haast nog meer treft in dezen on-
stuimigen Simon is zijn voorzichtigheid.
Het is geen overmoed, geen vermetel
heid, welke hem drijft neen, hij waagt
het alleen, als de Meester het toestaat.
Misschien is de wenk, welke hij ons
daarmede geeft, niet overbodig voor u,
want zij leert u om nooit een stouten
stap te zetten, of ge moet in uw bin
nenste overtuigd zijn, dat het overeen
komstig den Goddelijken wil is. Had
menigeen dit ter harte genomen, hij zou
zich later niet hebben behoeven te be
klagen over zijn roekeloosheid. Op
stipte gehoorzaamheid komt het in den
dienst des Heeren aan.
Kom, zoo spreekt Jezus, en Petrus
heeft ter nauwernood het antwoord ge
hoord, of hij springt over boord en
wandelt over de zee. De onstuimige
wateren vormen voor zijn voet als een
vasten weg, waarover hij veilig gaat.
De begeerte om bij Jezus te zijn drijft
hem voort en welhaast verkrijgt hij, wat
hij langs een nog nooit bestreden spoor
zoekt. Doch nu ga ik te ver, want als
hij nog eenige schreden van zijn Mees
ter verwijderd is, hoort hij het geweldig
geluid van den storm en nu zinkt hij
weg in de diepte. Eer hij echter geheel
door het water verzwolgen is, wringt
zich uit zijn benauwden borst de nood
kreet Heere, behoud mijGelukkig
voor hem, Jezus strekt Zijn hand aan
stonds uit, grijpt hem aan en redt hem
uit zijn benarden toestand.
Dit geeft ons aanleiding om nog even
te letten op Petrus, die ons eerst ver
baast door zijn geloofsmoed en eenige
oogenblikken later door zijn wegzinken
in de baren. Het verwondert me niet,
dat die beide verschijnselen steeds de
aandacht getrokken hebben, want zij
verdienen het ten volle. Het mag ons
wel tot erkentelijkheid strekken dat we
hier niet zelf een onderzoek behoeven
in te stellen naar de oorzakenwij
hebben toch het oordeel van Jezus, en
daaraan hebben we volkomen genoeg.
Het verwijt is niet scherp, eerder heel
zacht en met groote verschooning, maar
het zegt ons toch duidelijk, waaraan het
moet worden toegeschreven. Wat heb
ben we toch te doen met een
medelijdenden Heiland. Eerst redt Hij,
en daarna bestraft Hij Beide Zijn red
ding en bestraffing getuigen van een
liefde, welke in ons hart wel wederliefde
mag wekken.
Gij, kleingeloovige, waarom hebt gij
gewankeld ziedaar de eenvoudige
vraag, maar die aan Petrus stof tot
nadenken voor dagen en nachten ver
schaft. Jezus zegt nietgij ongeloovige.
Dit was Petrus ook niet. Hij is een
geloovige, die Jezus in oprechtheid lief
heeft. Ja, we kunnen nog meer zeggen,
alleen in iemand, die reeds een zekere
hoogte in het geloofsleven bereikt heeft,
komen zulke zwakheden voor. Het
gebeurt wel, dat menschen uit de hoogte
neerzien op hen, die aan zulke gebreken
lijden, maar dan zijn het mannen of
vrouwen, wier geloof nog nimmer
ernstig beproefd werd. Het echte geloof
is een wonderlijk vermogen in het hart
van den zwakken mensch en het kan
hem hemelhoog verheflen, gelijk we het
zien in Petrus, als hij over de ontroerde
wateren als over een vasten weg wan
delt, maar het staat bloot aan aanvallen
en bestrijding, welke we niet goed door
staan zullen, wanneer ons oog niet
gericht blijft op den oversten Leidsman.
Alleen in Hem kunnen we kloeke daden
doenalleen met Hem springen we
over een muur en dringen we door
een bende.
Waarom hebt gij gewankeld? Maar
ziende den sterken wind werd hij be
vreesd. Hier is de oplossing. Petrus zag
eerst op den Meester en hield zich vast
aan zijn woord zoolang was hij geheel
veilig maar zoodra hij op den wind
acht gaf en met de kracht daarvan
rekende, werd hij bevreesd. Opeens
was zijn moed en zijn kracht verdwenen.
Zoo is het altoos en we moeten tot onze
schande bekennen, dat we meer ge
neigd zyn om op den wind te letten
dan op Jezus. Daaruit vloeit dan ook
voort, dat er dikwerf zoo weinig opge
wekt geloofsleven gevonden wordt.
Voor Petrus heeft deze ondervinding
winst opgeleverd. Hij heeft het helder
verstaan, dat hij in zich zelf zwak van
moed en klein van kracht was, en dat
hij alleen in gemeenschap met zijn
Meester sterk kon zijn.
Laat dit ook tot u zelf doordringen,
opdat ge steeds de toevlucht neemt tot
de volheid van Jezus' kracht. We hebben
het zoo noodig. Gelijk destijds de baren
van het meer hoogst verbolgen waren,
zoo zijn de wateren van het leven der
volken thans zeer onrustig. De storm,
welke zoo groote verwoesting aange
richt heeft, is nog niet uitgewoed. Maak
u geen illusies van de toekomstDeze
wereld is vol van ellende, omdat zij nog
altijd vol van zonde is. Zie maar eens
rondom u. In hoevele woningen is rouw
en droefheid, of krankte en wonden,
of bange zorg en kommer, of wrevel
en opstand. Vlei u niet, dat het leed uw
deur immer voorbij zal gaan. Doe het
oog wijd open en zeg mij dan, of ook
gij geen behoefte hebt aan een veilige
Toevlucht. Wend u dan tot Jezus,
telkens weer, opdat ook gij ondervindt,
dat Hij nabij is een ieder, die Hem
zoekt. Bouma.
KERKELIJK LEVEN.
De komende V. U. dagen.
De week van 24 Juni staat voor het Gere
formeerde volk van geheel Zeeland in het
teeken van de Vrije Universiteit.
Het agendum is als volgt
Woensdag 27 Juni 's morgens te 11 uur we
tenschappelijke samenkomst in 't Schuttershof
te Middelburg.
In bespreking komen daar het referaat van
Prof. Aalders over: „De religieuse waarde van
het boek Esther" en de stellingen van Prof.
Geesink over: „Beschrijving en beoordeeling
van het Neo-Kantiainsme der Badensche
School".
Aan het debat kunnen alleen deelnemen per
sonen die Hooger onderwijs genoten of nog
genieten, maar ook de leden en de begunstigers
kunnen daarbij tegenwoordig zijn. Zie hiervoor
„De Heraut" van 3 Juni j.l. derde bladzijde
laatste kolom onderaan. Vergelijk ook net
verslag van de Jaarvergadering te Leeuwarden
bl. XXIV van het 43ste Jaarverslag.
Zal nu het debat over de stellingen van Prof.
Geesink de niet-wetenschappelijk-gevormden
uiteraard weinig interesseeren, dat over het
onderwerp van Prof. Aalders kan ook voor
hen leerzaam zijn en wie gelegenheid heeft
kome naar deze ongetwijfeld interessante be
spreking hooren.
Woensdagavond om half achture des Gebeds,
in de Noorderkerk Bogardstraat, te Middelburg,
waarin als voorganger D.V. hoopt op te treden
dr. A. Kuyper Jr. van Rotterdam.
Dan moet de Noorderkerk vol loopen, en
mogen ook de broeders en zusters buiten Mid
delburg, die gelegenheid hebben, daar niet
ontbreken. De kracht van onze Vrije Universi
teit ligt in het gebed. Dat dan van hen, die de
V. U. liefhebben zoovelen als maar mogelijk
is, saamkomen om in heilige gemeenschaps
oefening voor haar te bidden.
Donderdag 28 Juni, te 10 uur, Algemeene
Vergadering in 't Schuttershof, onder leiding
van Mr. Th. Heemskerk.
In de middagvergadering zal Prof. dr. A. A.
van Schelven inleiden het onderwerp; „Onze
Universiteit gepropageerd door oude tegen
standers harer beginselen".
Laat het vooral op dien dag uitkomen, dat
ons Gereformeerde volk in Zeeland het zeer
waardeert, dat de Universiteitsdag ditmaal in
Middelburg gehouden wordt.
Zegene de Heere die samenkomsten, ook
daarin dat de liefde voor deze stichting meer
en meer opwake.
Heij.
i.
De conferentie kwam ditmaal saam onder
sombere omstandigheden. We misten ds. G. F.
Kerkhof, die gedurende een lange reeks van
jaren nooit op de conferentie ontbrak, menig
maal haar diende met het houden van een re
feraat en op interessante v/ijze aan de bespre
king deelnam. In de kracht zijner jaren werd
hij door den Heere weggenomen uit het leven.
Het stemde ons weemoedig hem op onze ver
gadering te missen. De herinnering aan onze
vergankelijkheid, zóó reeds tot ons komende
werd nog versterkt doordat een der referenten,
ds. Wessels van Veere, verhinderd was tegen
woordig te zijn, wegens het onverwacht over
lijden van zijn moeder. En daarbij kwam nog,
dat het in den aanvang scheen, als zou deze
conferentie maar door een zeer klein aantal
predikanten worden bijgewoond. Echter, mee
door en ook in weerwil van die omstandigheden,
gaf de Heere ons een goede vergadering, die,
ook wat het bezoek betrof, niet onderdeed voor
die van andere jaren. Er waren 20 predikanten
w. o. 2 van buiten Zeeland en ongeveer 25
broeders en zusters gemeenteleden.
In zijn openingswoord herinnerde de praeses
ds. Bouma, aan het overlijden van ds. Kerkhof,
memoreerde hij de droeve oorzaak, waarom
ds. Wessels verhinderd was zijn referaat te
houden en ontwikkelde hij voorts eenige ge
dachten over het kerkelijk stemrecht der vrouw.
Hij wees erop dat het, gezien de bespreking
in de pers naar aanleiding van het referaat van
dr. de Moor op de vergadering van de Ger.
Predikantenvereeniging te Utrecht, maar goed
was dat een soortgelijk onderwerp niet op ons
agendum voorkwam.
Ds. Lanting nu het woord verkrijgende, gaf
ons zijn wel gedocumenteerd, helder referaat
overart. 123 van het Indisch liegeerings-
Reglement.