Pastorale Conferentie.
Bouma.
Het voorgestelde Huwelijksformulier
DADERS DES WOORDS.
De Chr. Sociale Landdag.
Heij.
Brieven uit Z.-Vlaandereu.
gereformeerden het op prijs zullen stellen. Zee
land is de meest zuidelijke provincie en dien
tengevolge ver verwijderd van de centra van
ons land, waarvan het gevolg is, dat we'veel
moeten missen Ook daarom waardeeren we
het, dat deze vergaderingen onder ons gehouden
worden want dan zijn we in de gelegenheid om
er van te genieten. Denk er dus aan, dat ge in de
laatste week van Juni verwacht wordt te
Middelburg, om in de gelegenheid te zijn nader
te hooren van de vrije universiteit, welke ook
de uwe is. Oe kunt er op rekenen dat zulke
dagen uwen blik verruimen en Uwe liefde tot
deze stichting zal vermeerderen.
De Heere, die reeds zooveel gaf, zegene deze
samenkomst en doe haar ten goede komen van
onze eenige universiteit!
Sta me toe, U er aan te herinneren, dat a.s.
Dinsdag de Zeeuwsche Pastorale Conferentie
gehouden wordt in de Gasthuiskerk te Middel
burg. Wanneer ge zegt, dat weten we wel, dan
verheug ik er me over, en nog meer zal ik me
verheugen, als ge er ook komt. Het is geloof
ik nog nooit gebeurd, dat al onze predikanten
er waren. Laat dit nu eens geschieden. Graag
zouden we willen, dat er ook vele ouderlingen
en diakenen tegenwoordig zijn. Als zij eens
wisten, hoe gezellig en leerzaam het is, dan
zouden zij gewis komen. Verder mag ieder, die
belijdend lid eener Geref. kerk is, er verschijnen.
De samenkomsten worden gehouden des voor
middags van tien uur tot ruim twaalf en des
namiddags van half twee tot vier uur.
Ds. Wessels van Veere handelt over het
Sionisme, een onderwerp, 'twelk past bij een
jeugdig man, welke met groote ambitie zich er op
toegelegd heeft om dit verschijnsel, dat in onzen
tijd een nieuwe aantrekkelijkheid verkregen
heeft, van alle kanten te bezien.
En een man als ds. Lanting is juist geschikt
om ons geheugen op te frisschen over artikel
123, dat zulk een taai leven heeft; hij zal ons
wel opwekken om den moed niet te verliezen.
Iemand vroeg ons, of dit niet een vergissing
was, want naar hij meende waren er zoovele
artikels niet in onze kerkenorde. Ik kon hem
gerust stellen, door te zeggen, dat het staat in
een regeeringsreglement waarmede de zending
in aanraking komt. Daaruit bleek me, dat ik
me vergist had in de meening, dat wanneer er
alleen gezegd werd het bekende en veel be
sproken artikel 123 allen begrijpen zouden
waarop ik het oog had. Maar daaruit bleek me
ook, dat een vernieuwde bespreking wel noodig
is. Daar is een ernstige maar ook een zeer
luimige kant aan, en zoowel het eerste als het
laatste zal de Referent in 't licht stellen.
Het zijn twee onderwerpen, welke bovendien
een zeer levendige bespreking zullen uitlokken.
in.
Dat de afkondiging van het huwelijk behouden
bleef, met een wijziging alleen in verband met
de veranderde omstandigheden, is toe te juichen.
Ze klinkt plechtig. Misschien zou wel goed zijn,
dat de Synode er op aandrong ze dan ook te
gebruiken.
Als een verbetering is te beschouwen, dat
de aanhef van het nieuwe formulier het sombere
begin niet heejt overgenomen. Het is wel waar,
dat gemeenlijk velerhande tegenspoed en kruis
den getrouwden overkomt, maar daarom is nog
niet noodig dat zóó op den voorgrond te stellen.
In een van God gegezend huwelijksleven wordt
ook veel goeds genoten. De herinnering aan
dat goede heeft minstens zooveel recht op den
voorgang als de waarschuwing aangaande het
kruisen den tegenspoed. Is dat sombere begin
historisch te verklaren uit de bangheid der
tijden, waarin het formulier werd opgesteld,
toen geloofsvervolging vaak de gezinnen uiteen
rukte, voor dat lijden wil God ons in dezen tijd
sparen. En ontbreekt alzoo door Gods goedheid
de aanleiding tot zoo somber begin, dan mag
de aanhef van het formulier ook wel in over
eenstemming gebracht worden met de blijdschap,
die het hart van bruidegom en bruid vervult,
wanneer ze hun wensch zien in vervulling gaan.
Wanneer in het deel, dat handelt over de
inzetting des huwelijks, om aan te wijzen de
heiligheid van het huwelijk, wordt ingevoegd de
uitspraak der H.S. waarin het huwelijk een
beeld genoemd wordt van de groote verborgen
heid der vereeniging tusschen Christus en de
geloovigen, is die invoeging winst te achten.
De breedere omschrijving van het eerste doei
van het huwelijk brengt elementen van het
huwelijksleven naar voren, waarop met reden
kan gewezen worden. Een gemis in het oude
formulier wordt zóó vergoed. Alleen zou men
de vraag kunnen stellen of het woord krachten
daar wel op zijn plaats is?
Dat de vermaning aangaande de vastheid van
den huwelijksband, ontleend aan Matth. 19 4-9,
verplaatst is in het deel, dat handelt over de
plichten van man en viouw, lijkt ons ook juist.
Laten Deputaten uit hun voorstel weg het
gedeelte, dat het oude formulier als derde
oorzaak voor het huwelijk noemt, het vermijden
van hoererij en onkuischheid, en voegen zij als
vergoeding voor dat gemis een stuk in, waarin
gewaarschuwd wordt niet alleen tegen de zonde
van overspel, en van hoererij maar ook tegen
de zonde, die den kinderzegen niet eert, dan is
de vermaning tegen die zonde, die almeer om
zich heengrijpt en die ook onze kringen bedreigt
zeker op haar plaats. Hier beluisteren we een
weerklank op het Getuigenisdat van de
Synode van Leeuwarden uitging en wel op
deze alinea, die we hierbij laten afdrukken
Zelfs moet helaas! worden gevreesd,
of niet sommigen onzer zich bezondigen
aan de schandelijke practijken van het
zoogenaamde Neo-Malthusianisme, welke
toch inhouden niet alleen een verachting
en verwerping van den huwelijkszegen en
eene ondermijning der volkskracht, maar
ook een opzettelijk vergrijp aan het heerlijk
werk des Scheppers en aan de heiligste
ordeningen, door Hem voor het natuurlijk
leven gesteld, eene opening van den weg
voor de ongebondenheid en eene weer
houding der uitbreiding van Christuskerk
in den weg des verbonds".
Evenzeer is als winst te boeken, dat in dit
deel een korte uiteenzetting wordt gegeven van
de roeping, het huwelijk kerkelijk te laten beves
tigen, nadat de publieke sluiting van het huwelijk
voor de overheid is voltrokken. Op dit punt
heerscht, ook in vele gereformeerde gezinnen,
nog een misverstand. De kerkelijke huwelijks
bevestiging wordt vaak nog beschouwd als een
eeningszins overbodige plechtigheid. Wil men
die aanvragen zoo oordeelt men het is
goed. Maar wanneer men die nalaat, meent men,
toch niets wezenlijkste missen. Dat er een roeping
is tot die kerkelijke bevestiging, en dat een
schuldige plicht wordt verzuimd, wanneer die
niet wordt gevraagd is nog niet genoeg door
gedrongen. En aan het veldwinnen van de
betere gedachte kan het voorgestelde uitnemend
meewerken.
De opwekking tot het gebed komt, dunkt ons,
in het nieuwe beter tot haar recht dan in het
oude, wanneer met zooveel woorden de ge
trouwden worden vermaand neer te knielen
voor het aangezicht des Heeren, opdat de ge
meente met en voor hen bidden zou. Het bekende
2e vers van Ps. 134 en nog enkele andere dan
gebruikte psalmverzen worden zoo wel over
bodig, maar een verlies lijkt ons dat niet.
Wat het gebed zelf betreft achten we, dat de
inhoud van de bede voor de gehuwden verrijkt
is, wanneer voor hen gebeden wordt ook, dat
God geven moge, dat zij al nauwer aan elkander
mogen worden verbonden, dat zij in Zijne liefde
mogen worden geheiligd en dat ten allen tijde
Gods aangezicht over hen moge lichten en
God hun genadig zijn. Terwijl we het ook toe
juichen, dat het gebed eindigt in het volmaakte
gebed.
Brengt het voorgestelde formulier alzoo ver
betering naar onze meening, veranderingen, die
we gaarne aangebracht hadden gezien, bleven
achterwege.
Er is al vaak op gewezen, dat het gebed
waarin ook gevraagd wordt„wil ze zegenen
opdat zijde kinderen, die het U belieft hen
te geven Godzaliglijk opbrengen mogen enz."
den Dienaar des Woords, die den Dienst te
leiden heeft, wel eens in moeilijkheden brengt,
omdat in bepaalde gevallen de vraag bij hem
opkomen kan of hij dat in gemoede en met
heiligen ernst bidden kan. Het gebed toch vraagt
oprechtheid in het hart.
Daarom is dikwijls de wensch uitgesproken
om, als het eens kwam tot een herziening van
ons huwelijksformulier, dat gebed zóó te formu
leeren dat dit bezwaar zou weggevallen zijn.
Die wensch is echter in het voorstel der
deputaten niet in vervulling gegaan. Ze geven
deze bede wel eenigszins gewijzigd. Ze stellen
voor die bede aldus te lezen„En indien het
U belieft hun huwelijk met kinderen te zegenen
enz." Maar ook met deze redactie is de moeilijk
heid niet weggenomen. Daar worden toch
huwelijken gesloten, waarbij het niet mogelijk
is te verwachten, dat het nog met kinderen
zou gezegend worden. Hoe kan men dat dan
in het gebed nog als een mogelijkheid stellen.
Wanneer men zegt, dat deze huwelijken uit
zonderingen zullen zijn, kan dat worden toe
gegeven. Maar die uitzonderingen doen zich
voor. En de huwelijken, die alzoo gesloten
worden, bezitten toch het wezenlijke van het
huwelijk. Ook volgens het voorstel der Depu
taten wordt terecht als eerste doel van het
huwelijk niet genoemd, het vormen van een
gezin, maar het elkander helpen en bijstaan.
Ook met het voorgestelde formulier kan zich
het pijnlijke dilemma voordoen van de vraag,
al of niet deze zinsnede uit te laten. En we
hopen nog dat de Synode op dit punt zal weten
voldoening te geven aan om een bekenden
term te gebruiken een lang gevoelde behoejte.
Een voldoening, die naar het ons voorkomt,
te geven is, wanneer men deze zaak algemeener
omschrijft.
Ook aangaande de taal van het gebed hadden
we wenschen die onvervuld bleven.
Dr. Kuyper Sr. zegt ervan in zijn„Onze
Eeredienst" bl. 555: „Hoog in toon staat dit
slotgebed niet. Vooral de redeneerende toon in
den aanhef en de verwijzing naar Abraham en
Jacob maakt hier vreemden indruk. Het Christe
lijk huwelijk staat hooger dan het huwelijk
van deze beide patriarchen en waar zoo sterk
in het Formulier op het heilig houden van het
huwelijk wordt aangedrongen maakt het zelfs
een zonderlingen indruk, dat het leven met Sara
en Hagar, en bij Jacob zelfs met vier vrouwen
in het gebed tot God als voorbeeld wordt
gekozen."
Evenmin als Deputaten, die de verwijzing
naar Abraham, Izak en Jacob behielden, deelen
we het bezwaar door Dr. Kuyper daartegen
ingebracht. Er wordt in het gebed niet gevraagd,
dat de gehuwden, in alles deze patriarchen tot
een voorbeeld zullen nemen, maar dat God
hen zegene moge gelijk Hij dat die patriarchen
deed, en die zegen is zeker wel begeerlijk.
Maar wel zouden we er ons in verblijd hebben,
wanneer die redeneerende aanhef, door een
aanbiddende vervangen ware, en hopen we
nog zeer, dat hierin een noodige verbetering
zal worden aangebracht.
Wat de taal betreft hebben we trouwens
tegen het voorgestelde formulier nog wel enkele
bedenkingen. Zoo lijkt ons, om te beginnen bi'
de afkondigingde zin waarin die afkondiging
geschiedt, te lang. Beter zou ze naar ons oordeel
loopen, wanneer na het woord „begeven" een
punt werd gezet, en dan een nieuwe zin volgde
„Zij vragen daartoe de kerkelijke bevestiging
van hun huwelijk aan enz.
In den aanhef zouden we den tweeden zin
liever aldus geredigeerd zien: „Aangezien
hiertegen van de zijde der gemeente geen wettig
bezwaar bestaat kunnen wij tot de bevestiging
zelve overgaan. Alvorens echter willen wij uit
het Woord Gods hooren enz."
Ook lijkt ons niet fraai de derde alineawaarin
ons het „maar" en „zoodat" overbodig voor
komen. Voor ons gevoel zou de zin wel zoo goed
klinken, wanneer die aldus gelezen werd
„Doch de Heere heeft niet alleen den
huwelijksband gelegd tusschen het eerste
menschenpaar, Hij heeft ook deze instelling voor
alle tijden beschikt en Hij is het, die nog heden
ten dage enz."
In de vijfde alinea, het slot, doet ons wat
vreemd aan het„En in de tweede plaats". Een
uitdrukking als: „Ten andere" lijkt ons meer in
overeenstemming met de taal der Formulieren.
In de zevende alinea is het tweede „maar"
zeker overbodig.
In de gelukwensching na de sluiting des
huwelijks trof ons een herhaald „dan", welke
herhaling we niet kunnen bewonderen. „7jan
zult gij ondervinden, dat God met U is. Dan
kunt gij leven enz."
Op grond van een en ander mogen we wel
den wensch uitspreken, dat, als het Formulier
op de Synode zal zijn vastgesteld, het wat de
taal betreft nog aan een nauwkeurige revisie
zal onderworpen worden. Heij.
De christelijk sociale actie op Walcheren had I
de vorige week een goeden dag met de zoo I
uitnemend geslaagde samenkomst te Valkenisse. I
Dat zij een flinken duw vooruit noodig had I
werd terecht door den voorzitter Ds. Ossewaarde I
van Grijpskerke in zijn openingswoord opge- I
merkt. Maar eveneens kon hij er getuige de I
goede opkomst op wijzen dat de sympathie I
ook voor deze christelijke actie op Walcheren I
groeiende is. En die groeiende sympathie zal I
ongetwijfeld versterkt zijn door het bezielend,
duidelijk, leerzaam woord van de beide sprekers.
Sprak Prof. Slotemaker de Bruijne, over „de
verhouding van den Chr. arbeider tegenover de
Chr. Vakvereeniging en den Chr. Socialen Bond"
de roeping van den Chr. arbeider om zich aan
te sluiten én bij de Chr. Vakorganisatie én bij
één van de Chr. Sociale Bonden, zal den een
voudigste wel helder geworden zijn.
De tegenstelling, die men wel eens ziet
tusschen vakvereeniging en Bond, is zoo
toonde hij aan een gemaakte tegenstelling.
Die twee zijn takken opkomend uit één stam.
Die stam is de roeping tot organisatie. Die
roeping maakte hij duidelijk uit 1 Cor. 12het
beeld daar door den apostel gebruikt van het
lichaam dat één is, maar vele leden heeft.
Zooals het lichaam georganiseerd is, zoo moet
ook het maatschappelijk leven georganiseerd
worden. En dan zijn noodig twee soorten
organisaties. Zulke die zich bezighouden met
de theorie en andere, die zich richten op de
practijk. Voor de theorie zorgen de Sociale
Bonden, voor de practijk de vakorganisatie.
De Chr. arbeiders moeten zich aan beide geven.
Daar moet een kring zijn voor studie. In Gods
Woord liggen beginselen, die van groote be-
teekenis zijn voor het maatschappelijk leven.
Die beginselen moeten, vooral in onzen tijd,
worden gekend. Voor die beginselstudie deugt
niet de vakorganisatie. Zij vertegenwoordigt
maar een stuk van het leven en loopt gevaar
de kwesties te verbrokkelen, terwijl het noodig
is het geheel in 't oog te houden.
Maar moeten zij zich geven aan een Bond
Patrimonium, De Chr. Werkmansbond, of
„Maarten Luther", zij moeten ook aan de Chr.
vakbeweging meedoen. De Chr. vakbeweging
is het middel om den arbeider de plaats te geven,
die hem toekomt als beelddrager Gods, opdat
maar niet over hem wordt beschikt, maar met
hem wordt overleg gepleegd en hij zich als
mensch kan ontwikkelen, zij moet er aan mee
werken, dat ook de stoffelijke verhoudingen
beantwoorden aan den eisch van Gods Woord.
Een vrucht van een goed georganiseerd leven
is dat het aantal wetten niet grooter wordt.
Wanneer de Chr. boeren en arbeiders met elkaar
samen praten en overleggen en daarbij handelen
naar goede beginselen, en alzoo gezonde toe
standen in het leven roepen kan een wet
achterwege blijven.
Dr. Dijk behandelde het belangrijke onder
werp: „De taak der kerk tegenover de Chr.
Sociale actie."
Schijnbaar zoo begon hij staan die
beide ver van elkaar, en meenen daarom som
migen, dat de kerk en de dominees zich daarmee
maar niet moeten bemoeien.
Toch was dat een schijn, die bedriegt.
De kerk heeft met de sociale actie te maken,
omdat zij met het leven te maken heeftze is
door den Heere midden in 't leven geplaatst,
gelijk ook de Heere Jezus zich zelf midden in
't leven stelde. Hij koos als zijn woonplaats
Kapernaum, dat in die dagen het centrum was
van het leven in Galilea. En geeft de Heere
geen oplossing van de sociale quaestie, Hij
laat toch wel het licht der eeuwigheid vallen
op de dingen van het aardsche leven en toornt
ook tegen de zonde in de stoffelijke verhou
dingen.
Wanneer de H. Geest wordt uitgestort
is de vrucht van dien H. Geest, ook broeder
schap en die broederschap openbaart zich ook
in de stoffelijke verhoudingen, zooals blijkt uit
het slot van Hand. 2 en uit Hand. 4. Wordt
daar geen maatschappelijk stelsel ons voor
gehouden, toch heeft, wat daar' ons gemeld
wordt ons ook wat te zeggen voor de sociale
roeping.
Staat de kerk alzoo in het leven ook met
zijn stoffelijke verhoudingen, en werkt in haar
de PI. Geest, die ook voor die stoffelijke ver
houdingen vrucht draagt, die kerk heeft dan
ook een taak voor de Chr. sociale actie.
Want die actie is maar niet een actie om
meer loon, om korter arbeidsdag, om vooruit
te komen, maar het gaat daarin om Gods recht
in het sociale leven. En om dat recht Gods
ijvert ze als dat noodig is voor beter
loon, en verbetering van arbeidstijden. En de
kerk heeft een roeping t.o.z. van dat recht Gods
waarom het ook in die sociale actie gaat.
De kerk heeft dan niet gelijk de Roomschen
dat doen die actie onder de kerk te brengen.
De sociale beweging is niet een^kerkelijke
beweging. Zij heeft ook niet practisch aan de
sociale beweging mee te doen, daarvoor zijn
de sociale organisaties. Zij^heeft ook niet de
maatschappelijke problemen* op te lossen. Zij
heeft ook niet op den preekstoel uit'J.te maken
hoeveel het loon moet bedragen en hoelang er
per dag moet gewerkt worden.
Haar taak is een andere. Zij heeft het
Woord Gods te brengen, en met dat Woord
te wijzen op Gods recht ook voor de maat
schappelijke verhoudingen. Zij heeft de zonden
van het volksleven zonden te noemen, de
misstanden aan te wijzen, den rijke te zeggen,
dat hij rentmeester is over zijn goed en den
arbeider te zeggen, dat hij rekenschap zal
moeten afleggen over wat hij deed in zijn
arbeid.
De kerk mag in de prediking zeggenGij
behoort u aan te sluiten bij de Chr. vakbe
weging, zooals dit ook op de Gen. Synode
der Ger. Kerken gehouden te Leeuwarden werd
uitgesproken.
Het besluit van die Synode, waarnaar
Dr. Dijk verwees, voorkomende in haar Acta
artikel 122, is belangrijk genoeg om het hier
in te voegen.
Het luidt aldus
De Synode spreekt uit
1. dat het niet tot de taak der kerk behoort
een uitgewerkt systeem te geven, dat het
maatschappelijk leven zou moeten volgen,
doch dat de kerk hier slechts de zedelijke
beginselen heeft te prediken, die duidelijk
door het Woord Gods worden geleerd;
2. dat voor een lid der Gereformeerde
kerk geen plaats is in een organisatie, die
zich stelt op den grondslag van den klasse-
strijd
3. dat de kerkeraden de roeping hebben
om inzonderheid bij huisbezoek en catechi
satie de leden der kerk te vermanen, zich
te voegen bij organisaties die staan op
Christelijken grondslag tenzij dan dat er
bijzondere redenen zijn, waardoor zulk een
aansluiting onmogelijk of niet wenschelijk
zou zijn.
Ook in het huisbezoek heeft de kerk
alzoo verder Dr. Dijk een taak t.o.z. van
het maatschappelijk leven. Zij heeft daar den
patroon ook de vraag te stellenstaat gij
recht voor God in uw verhouding tegenover
uw arbeider inzake zijn loon en arbeid; en
zij heeft daar den werkman de vraag te stellen
staat gij recht voor God in getrouwheid in
uw arbeid?
Ook in het catechetisch onderwijs moeten
deze dingen ter sprake gebracht worden.
En bestaat de kerk uit leden, die leden
hebben te doen uitkomen, dat de eere van
Christus, hun Koning, hun lief is, en dat zij
die eere zoeken ook in het sociale leven.
Met recht kon de spreker eindigen met uit
te roepen, dat, als de Christenen ten allen
tijde geweest waren, die zij naar hun Christelijke
belijdenis hadden moeten zijn er ook op het
terrein van het maatschappelijk leven niet
zoovele misstanden zouden zijn.
Daar werd alzoo deugdelijk zaad gestrooid.
Bereide de Heere zelf dat een goede
aarde, waar het kan wortel schieten en vrucht
dragen; geve Hij zelf ook den wasdom, dan
zal gezien worden, dat de godzaligheid tot
alle dingen nut is, hebbende de belofte, niet
alleen des toekomenden, maar ook des
tegenwoordigen levens. (1 Tim. 4:8).
XXI.
Amice.
Ik weet niet, of ge nog wel behoorlijk
belangstelt in de zaak, die thans week aan
week aan de orde is.
Kortgeleden was ik bij een broeder, die me
verklaardeals ik over dat Rapportenboek
wat onder de oogen krijg, sla ik het altijd
over
Ik schrok er vanJe voedt de naïeve gedachte,
dat men met meer dan gewone belangstelling
de Kerkbodes leest, juist omdat die gewichtige
dingen besproken worden en dan Ziet u,
dominé, dat sla ik altijd over.
Nu weet je nog Amice wat onze Professor
op 't college zeide„Tracht contact te bewaren
met uwe hoorders." Het is ook noodig het
niet te verliezen met de lezers.
Wat moet ik nu in mijn 21 sten brief doen?
Ik heb nog een paar dingen op 't hart. Ik
geloof ook, dat het belang der Kerken eischt
dat wc allen eeniger mate op de hoogte zijn
van wat aanhangig is.
Maar als er nu velen zijn, wier belangstelling
naar het vriespunt daalt, wat dan?
Doodzwijgen Het laat-maar-gaan-systeem
toepassen? 't Is het gemakkelijkste.
Maar ge komt er niet verder mee. Ge gaat
er mee achteruit.
Er kan teveel over gepraat worden, er moet
ook eens een eind aan komen.
Doch er is nog plaats te over voor eenige
interesse in deze dingen.
Het beste is de lezers te verzoeken nog wat
zich in te spannen. En niet te vooringenomen
te zijn.
Want beoordeel nu toch heel het Liturgie-
rapport niet naar enkele uws inziens onaan-