Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 37e Jaargang. Vrijdag 1 Juni 1923 No. 22 RedacteurDs. L. BOUMA te Middelburg. Taste medewerkersD.D. P. TAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. y. d. TEEN. AbonnrmtntsprQsper kwartaal bg vooruitbetaliüg f 1, PER8YEREEI1EIH6 ZEEDWSCHE KERKBODE. Adres van de Administratie: Firma LITTOOIJ OLTBQFF, Middelburg. Uit Het woord. NU IS HET WOORD AAN ONS. A 1 s het dan waar is, dat ons Gere formeerde volk in z'n algemeenheid veel weg heeft van Israël uit Haggai's dagenzonder voldoende ruggemerg, jammerend met de wereldmee, als most en olie inteertdat hunkert naar eigen gewelfde huizen, maar de bouw van 't koninkrijk Gods als het op cd te veel tegenstand stuit stopzet, en 't laat voor wat het is een akelige ruine En a 1 s het waar is, dat ons Zeeuwsch Gereformeerd volk in 't bijzonder liever de hand in den schoot, dan aan de ploeg legt, Dan zijn we toch zóó ver nog niet weg, dat ook zelfs de mogelijkheid om ons te herzien is uitgesloten, waar bij dit Godswoord ons helpen kan in z'n drievoudigen roep wees sterk wees sterk wees sterk en werkt. En werkten wees sterk. Dat is een christen met metalen gang, vurig oog, w e r kzamen hand. Dit beeld dringt vooral n u op ons aan, nu, na den feestenstoet. In ontróerenden stoet trokken ze ons voorbij, de groote heilsfeiten, als in een optocht, de eene praalgroep al schit terender dan de ander. Eerst kwam de kribbe met de engelen eere-wacht en toen de hemelbe woners op den afgewentelden steen, en daarna de wolkenwagen en eindelijk de Geestesregen. En midden in de Levensvorst op een wit paard met de bazuin. Wij waren de-menschen aan-den-kant, de zwijgenden, de verbaasden. Het woord was al maar aan den Hemelkoning en ook de daad. „Alzoo lief heeft God de wereld ge had". Nu is de feest-stoet voorbij, en komt weer de drukke bedrijvigheid van de gewone staat het gejaagde leven van alle-dag, het moeitevolle. Als de strakken Maandag na jubelend- stralenden Zondag. De geestelooze helft na de feesten. De vlakte na de bergtop. Maar nü gaan we de feesten niet vergeten, alsof ze niet geweest waren. Nu blijve voor den christen in het gewone, drukke straatleven hangen de gewijde stemming van den optocht. Het woord is aan den hemel geweest. Nu is het woord aan ons, en ook de daad. Nu komt het leven op straat, op het land, op 't kantoor, in den winkel. Moeilijk o zoo moeilijk ontwaak uit uw toeschouwers-mijmering. En wees sterk en werkt. Dat dit werken in stoeren geloofs moed voor 't strakke leven noodzakelijk was, heeft beter dan iemand gevoeld Lukas, de apostel, die begreep dat de beschrijving van het evangelie, en de overpeinzing van de blijde bood schap, niet eenzaam alleen mocht blij ven staan, maar dat na deze verkon diging moest volgen de arbeid, de han deling, met even groote noodzakelijk heid als de regen vruchtbaarheid, en de zon warmte oproept. En daarom volgen oogenblikkelijk na veelvuldigen afkondiging van de vrede door het kruis, de handelingen der apostelen. En daarmee sternt in een ieder, voor wie 't evangelie maar geen „beschrij ving" is, maar „handeling" en „ervaring". Niet alleen in het catechismusboek en bijbelboek, maar in 't levensboek van den Gereformeerde staat met groote letters geschreven, dat op de verlossing de dankbaarheid, op het evangelie de handeling volgt. En als hij 't voor een oogenblik ver gat, sta het hier weer „En wees sterk en werkt". Dat we hier boven 't aardsche niveau uitstijgen moeten, en heilige werken der „heilige" gemeente bedoeld wordt, spreekt vanzelf, waarmee ook direct geoordeeld is alle „onheilig" werken en ijveren, dat Jeruzalem niet bouwt, maar innerlijk verbrokkelt. Neen, maar handelingen als deze „Dat voortdurend de voeten der doodgravers achter de deuren van ons hart, van ons huis, van onze kerk ge reed staan, om op onze wenk binnen te snellen, en uit te dragen en te begraven leugen, hebzucht, materialisme. „Dat wij niet door goud of zilver dat lukt nooit, maar in den gezegenden Naam van Jezus den Nazerener, ophef fen de ellenden en de ellendigen ze zitten nog heden als dagelijksch levend verwijt, dagelijks aan de deur des tem pels genaamd de S c h o o n e. „Dat wij, als onze vacantie-reis straks door „Athene" ons voert, niet den „bekenden God" vergeten, om mee te coquetteeren met de religieusen aan bidding van „Den Onbekende" en „de onbekenden", maar onze geest in ons ontstoken zien, ziende dat de stad zoo zeer afgodisch is, en door levenshou ding en publiek gebed getuigen van Hem, Die „een dag gesteld heeft, waar op Hij den aardbodem rechtvaardiglijk zal oordeelen". „Dat wij, als Euryclydon ons levens schip en 't scheepke der wereld teistert, en al meer teisteren zal, niet mée jam meren met de scheepslieden, maar de leiding in handen nemen, en rustig ver trouwend op Gods Woord, de menschen om ons heen met onze vrede be ademen „Zijt goedsmoeds mannen, want ik geloof Gode, dat het alzoo zijn zal gelijkerwijs het mij gezegd is. „En dat wij in den nacht met gebon den voeten psalm zingen. „En dat wij straks jubileeren „ik heb gestreden en het geloof behouden „Wees sterk en werkt". Gemakkelijk is dit niet, want ook de drievoudige vijandsatan, wereld, vleesch is sterk en werkt. Tegenover hun kracht moet gesteld onze kracht. Tegenover hun werk óns werk. Tegenover hun geweld ons geweld. Niet een bruut geweld niét door kracht, noch door geweld maar te genover bruut geweld, dat des G e e s t es, een geweld van Pinkster-orkaan-en- vlam, zonder te schroeien of te ver brijzelen. Geweldig sterk moeten we zijn vandaar het drievoudig herhaald ver maan wees sterk. Gemakkelijk is dit niet en toch weer wel. Indien ge maar de geheimen bron liggen weet van uw sterkte. Die bron is niet de krachtige geest, en de machtige vuist maar het stille, lijdelijke wachten. Het gebed. Het boek der Handelingen ook uw boek der handelingen—begint met wachten. „Maar verwachten de belofte des Vaders". Handel. 1 4. „En als zij hun oogen naar den hemel hielden". Handel. 1 10. „Deze allen waren eendrachtelijk vol hardende in het bidden en smeeken". Handel. 1 14. Zoo begint het boek der Handelingen. Armzalig troepje zwakkelingen wat moet daarvan worden. Maar zoo kwam de Geest de Ge weldige de Sterkte de Kracht. En zoo werd de grondslag gelegd van hun Handelingen, van hun moed, van hun daden. Zoo hebbe uw sterkte een hecht fun dament in Gods sterkte, en uw werken in het wachten. Alleen maar dit wachten is geen valsch lijdelijk-zijn, maar op zichzelf weer een geweldige actie. Zooals de wachters wachten turend door de nevelen naar den morgen Zooals het leger wacht vóór den strijd de lendenen omgord, de lampen bran dende Zooals de vischersvrouw wacht met gespannen ziel dat de storm ophoudt te loeien Zooals gij wacht op een vriend, die op weg reeds is naar uw huis en ge brengt alles in uw huis in gereedheid Zóó Zóó wacht de bruidgemeente den Bruidegom. Wees sterk wees sterk wees sterk en werkt. H. Veldkamp. Anna Jacoba Polder. KERKELIJK LEVEN Universiteitsdag. Zeenwsche Afzonderlijke nummers 8 cent. AdvertentieprJJs 15 cent per regel bjj jaarabonnement van minstens 500 regels belargrpke reductie. UITGAVE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTBOFF, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. Doch na, wees sterk gij Zerubbabel, en wees sterk gij Jozaaen wees sterk, al gij volk des lands en werkt- Haggai 2 5. Enkele malen heeft de vereeniging voor Hooger Onderwijs op Geref. grondslag haar jaarvergaderingen hier gehouden. Doch de Zeeuwen hebben ze in 't geheugen bewaard. Welk een indruk heeft de rede van dr. Kuyper in de zaal van 't Schuttershof indertijd gemaakt over „Tweeërlei Vaderland." Al wie gerefor meerd was leefde er bij op en zag helder zijn roeping. Zulke woorden dringen door tot het hart en blijven onvergetelijk. Een volgende keer was de bidstond in de Noorderkerk en ds. Klaarhamer sprak over de tweede bede van het volmaakt gebed. Het was een passende inleiding tot het gebed en we hebben dien avond genoten. Dr. Wagenaar was destijds redacteur van de Zuider Kerkbode en schreef met groote waardeering over wat we gehoord hadden, maar kon niet nalaten zijn leedwezen uit te spreken dat onderscheiden professoren in die goede avondure afwezig waren. Den volgende dag sprak dr. Kuyper een rede uit over: „De band aan het woord", en zij die bekend waren met den toestand, welke aanleiding gegeven had tot de keuze van dit onderwerp hebben de nauwkeurige teekening bewonderd. Het lag voor menigeen te hoog maar die er bij konden hebben de meesterschap over gedachten en taal van dezen eminente geleerde bewonderd. Vervolgens hebben zij meer dan eens de ge drukte oratie nagelezen en in stilte daarvan genoten. Zonder verder van het verleden te gewagen begin ik nu te zeggenhet vrije universiteit is thans onder ons volk bekend en heeft een plaats in 't hart van 't gereformeerde volk. En dit moet zoo blijven, ja, de band tusschen haar en ons volk behoort nog inniger en sterker te worden. Langzamerhand zijn de gereformeerden in ons land opnieuw naar voren gedrongen niet met de bedoeling om er zelf eere en aanzien te behalen, maar om voor het geheele land tot een zegen te zijn. Zij zijn zich bewust, dat de belijdenis, welke zij van de vaderen geërfd hebben, het zuiverst weergeeft, de waarheid, welke God geopenbaard heeft in Christus Jezus en dat de doorwerking van deze waarheid voor Overheid en volk onmisbaar is. Maar tevens zijn zij zich bewust, dat er besliste tegenstanders zijn, die haar bestrijden en haar allerlei hinder nissen in den weg leggen om haar naar den achtergrond te dringen. En zullen we nu onze plaats met eere blijven innemen, dan moeten we ook mannen hebben, die wetenschappelijk toegerust zijn om haar te bepleiten en te ver dedigen tegen eiken vijandelijken aanslag. De strijd, welke eeuwen oud is, neemt in hevigheid toe en alleen als God ons mannen blijft geven, die den vijand slaan kunnen, kunnen we onder Zijn zegen bereiken, wat we ons voorgesteld hebben. Onze groote mannen, die den stouten moed hadden, zulk een universiteit op te richten, zijn heengegaan. Maar hun werk is gebleven. Het is hun gelukt zulk een universiteit te stichten ondanks de ontzettende tegenwerking en zelfs om haar zulk een plaats te geven, dat de tegen standers niet langer in 't publiek smalend over haar spreken. Zij heeft reeds een arbeid verricht, welke haar tot eere heeft verstrekt en dank baarheid voor zulk een resultaat verplicht ons, om haar te steunen en te sterken. We weten ook wel, dat zij nog lang niet is, waar zij wezen moet en dat er nog langen tijd noodig zal zijn om haar tot haar hoogsten bloei te brengen, maar zij heeft blijkbaar den juisten weg gekozen om hoe langer zoo meer te beantwoorden aan haar hooge bestemming. Als zij trouw blijft aan haar geheel eigenaardige roeping, dan mogen we gelooven, dat God ook met haar in de toekomst zal zijn, gelijk Hij in 't verleden is geweest. Het blijkt ons telkens nog, dat we arm zijn aan mannnen, die in onze dagen van verwarring de bekwaamheid hebben om de waarheid Gods helder te vertolken en ons op elk gebied te toonen, langs welken weg we voorttrekken kunnen. Het is zelfs zoo, dat velen onder ons, die in de eerste rijen staan, overladen met allerlei practischen arbeid zijn, zoodat zij geen tijd schier hebben om ons wetenschappelijk verder te brengen. Daarom ook is het noodig, daarvoor het oog te openen in breederen kring, opdat de behoefte aan het gebed steeds levendiger worde in het besef, dat de Heere alleen door Zijn Geest ons telkens weer de mannen geve die voortbouwen kunnen op de gelegde grondslagen. Erkentelijk zijn we, over wat de vrije universiteit ons reeds geschonken heeft, maar we moeten niet uit het oog verliezen, dat er nog veel voor haar te doen valt. Het is derhalve goed, dat de vereeniging waarvan zij uitgaat, thans in ons gewest haar jaarvergadering houdt. We vertrouwen, dat alle

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1923 | | pagina 1