Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 21 37e Jaargang. Vrijdag 25 Mei 1923 Redacteur: Ds. L. BOUMA te Middelburg. Taste medewerkersDJ). P. TAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pm., en R. J. y. d. TEEN. PER8YEREE8IBIE6 ZEEOWSCHE KERKBODE. O IT HET WOORD- De apostel Paulus wees er in het voorafgaande gedeelte van dit hoofd stuk op, dat zij, die door den Geest Gods geleid worden, kinderen Gods zijn en dat die Geest Gods den geloo- vigen, wijl zij zonen en dochteren zijn, ook het Abba, Vader op de lippen nemen doet. Zijn de geloovigen kinde ren, dan vloeit daaruit voort, dat zij ook erfgenamen zijn, erfgenamen Gods en medeërfgenamen van Christus. God, de eeuwig LevendeHij zelf is het deel der erve Zijns volks, dat uit spreken magde snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen. En dan ook medeërfgenamen van Christusdeel- genooten van Zijne heerlijkheid. De erfenis van Gods volk ligt vast in het eenige offer van Christus en om tot die erfenis, tot het bezit er van te komen, moet het den weg des lijdens opden weg van het lijden met Hem. Lijdzaam moet het kruis gedragen, bekrachtigd door het zien op de heerlijkheid, die Christus aan Zijn volk belooft. Zelfs de schepping ziet met reikhal zend verlangen naar de ure dier heer lijkheid uit, want er is en leeft eene stille hoop op de vrijmaking van de dienstbaarheid der verderfenis er is verwachting, dat straks aanbreekt de stonde, waarin wordt aanschouwd de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. Alles doet hooren een zucht des verlangens naar die ure. Het gansche schepsel zucht en hoopt. Daarin nu staat het niet alleen, maar, zegt de apostel, ook wij, die de eerstelingen des Geestes hebben, zuchten in onszelf, verwachtende de aanneming tot kin deren nl. de verlossing onzes lichaams. De geloovige heeft de eerstelingen des Geestes en juist de eerstelingen doen hopen en uitzien naar den vollen oogst, welke straks komen zal en moet, en dan de volheid des Geestes aan de gemeenten zal doen genieten. Op den Pinksterdag gaf de verhoogde Christus den Heiligen Geest onder machtige teekenen aan Zijne Kerk en die Geest werkt door. Naar den inwendigen, nieuwen mensch heeft de christen in beginsel de zaligheid en volkomenheid, doch naar het lichaam is hij nog aan lijden, kruis en vernedering onderwor pen, want het lichaam is nog niet ver heerlijkt. Dat komt in den grooten oogstdag. Nu echter heeft hij de eerste lingen van den Heiligen Geest, die Christus over Zijne gemeente uitstortte. De eerstelingen van den oogst werden weleer bij oud-Israel voor 's Heeren aan gezicht gebracht in den tempel als dank voor de gave Gods, want die eerste lingen waren profetie van den vollen oogst der nog rijpende aren. Zoo ook hier de eerstelingen des Geestes wijzen op de verlossing des lichaams. Eerst dan is de hope vervuld. Nu heeft 's Heeren volk de eerste lingen, de gaven, de 'eerste vruchten van de werking des Heiligen Geestes en dat doet uitzien naar den beloofden dag der volheid, waarin alle gaven des Geestes zullen worden medegedeeld. Eerstelingen des Geestes! Denkt hier bij eens aan alle U bewezene genade Gods in Christus in wederbaring, het verlicht verstand, de heiligmaking, de heerlijke blijdschap, de liefde in het hart uitgestort om maar niet meer op te sommen. Dat alles wordt door den Heiligen Geest der gemeente geschon ken en dat noemt de apostel eerste lingen des Geestes, die uitgaat van den Vader en den Zoon, alzoo werkend troost en sterkte, en ook bekrachtigend het verlangen! naar den dag van den vollen oogst. Die eerstelingen hebben de geloovi gen. Zij hebben zezij bezitten ze kennen ze; genieten ze en ze weten, dat zijn slechts eerstelingen en die zijn reeds zoo groot, rijk en heerlijk, dat het werkelijk niet te verwonderen is, dat zij met verlangen uitzien naar den vollen oogst des Geestes. Te meer klemt dit, wijl de bezitters van de eerstelingen des Geestes nu nog zuchten in zichzelf. Dit is ook te verstaan bij alle moeite en verdriet en vijandschap hier op aarde. De geloovigen te Rome hadden het dik werf zwaar te verantwoorden om 's Hee ren naam en zaak. En daarbij komt de wet der zonde, welke zoo geduriglijk gevangen neemt. De wereld trekthet hart is nog onrein en het wordt be leden ik ben zoo verre af van hetgeen ik wezen moest Is het dan wonder dat het kind van God zucht Het kind van God hoort de wanklank der tegenwoordige wereldspeurt in zichzelf het onvolmaakte en dat doet zuchten naar het oogenblik, waarin de gekochten des Heeren niets meer zullen hebben te wenschen, omdat zij alles bezitten zullen Ook de geloovigen zuchten naar de ure van Christus' komst, wijl ze dan verlost worden ten volle van alle ge volgen van zonde en dood en voor hen aanbreekt de openbaring der kinderen Gods. Die de eerstelingen des Geestes hebben, zuchten naar de komende, volle heeriijkheid, dan zullen zij den Heiligen Geest zien en de volheid Zijner werking. Hier beneden is alles zoo gebrekkig en de zonde maakt zoo menigmaal scheidingongeloof cn eigen wil staat het genot van des Geestes werking zoo tegen. Gij gevoelt u zelf hier niet thuis de dood kan benauwen de vijandschap der wereld ontrusten de uitingen van het eigen hart doen vreezen, waarbij dan nog komt het lijden om der zonde wil op elk gebied des levens, zoodat het te begrijpen is, dat er een zucht uitgaat naar de openbaring van de volle heerlijkheid, vooral wijl dan eerst God voor Zijn eigen werk ontvangen zal alle lof en eer. Dit leven brengt de volheid, de zalig heid niet en zoo wordt het verlangen en zuchten geboren naar het burger schap in het Koninkrijk Godsover kleed te worden, opdat het sterfelijke zou zijn verslonden. Zulk zuchten is oprecht gemeend, want het is een zuch ten, dat opwelt in het inwendig bestaan, zooals dat is gewerkt door den Heiligen Geest zelf. De eerstelingen des Geestes zjjn de voorproef van de geneugten van het volle, zalige hemelleven, zooals dat straks zal worden geopend. Niet slechts om de ziel los te koopen kwam Jezus hier op aarde, maar ook het lichaam maakt Hij vrij. Voor het geestelijke leven bezit gij nu de eerstelingen des Geestes, die verlangen doen naar den vollen oogst en breekt die ure aan, dan zal ook het lichaam deelen in de zaligheid en heerlijkheid van den Christus. Dan wordt de aanneming tot kinderen ten volle duidelijk voor het oog van engelen en duivelen, ja van de gansche schepping, want de verlossing van uw lichaam uit de macht van dood en graf is als het ware eene publieke verkla ring van des Heeren zijde, dat gij zijt Zijne kinderen. Dat zijn de geloovigen nu reeds zeer zeker, maar naar den inwendigen mensch, want laat ons niet vergeten het lichaam is nog den dood onderworpen. De Heilige Geest is Zijn werk in het hart des menschen in het verborgen begonnen en dat beginsel zet zich voort en wat daar is gebeurd, zonder dat een menschenoog het ont dekken kon, wordt eenmaal voor het oog van het gansche schepsel in vol heid geopenbaard en het is op die ver lossing en heerlijkheid, dat het zuchtend verlangen zich richt. Nog meerwij verwachten. Daarachter schuilt de zekerheid des geloofs, dat de geloovi gen als kinderen ontvangen zullen de beloofde erfenis en den Heere in vol maaktheid zullen dienen met lichaam en ziel beide. Een troost bij alle levensleed en bij alle zielsworsteling. Kent ook gij de eerstelingen des Geestes Is ook uwe verwachting met zuchtend verlangen uitziende naar 's Heeren dag? Dan wordt de geloovige ten volle kind en erf genaam. Kapelle-Biezelinge. A. Sci-ieele. KERKELIJK LEVEN. Op Valkeoisse. AbonnrmfntsprQsper kwartaal bjj vooruitbetaliDg f 1,— Afzonderlijke nummers 8 cent. Admteiltifprtjs 15 cent per regel; bp jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Alvertentiën tot uiterlijk Vrij dagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. En niet alleen dit, maar ook wij zelve, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelve, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aan neming tot kinderen, nl. de verlos sing onzes lichaams. Romkinen 8 23. De lucht was op uen tweeden Pinkstermor gen somber; de regen viel aanhoudend neer en er heerschte in vele woningen een gedrukte stemming. In onze kringen, die betrokken wa ren bij den te houden Walchersche Zendings dag, vroeg men met eenige zorghoe zal het gaan. Het zag er niet gunstig uit voor onder scheiden zusters, die per wagen naar Valkenisse gereden waren en die op zich genomen had den om in de tent op het terrein te bedienen. Met moed echter begonnen zij onder de lei ding van enkele mannen broeders alles voor de ontvangst in gereedheid te brengen. De stemming verbeterde van lieverlede nog, want de regen minderde en hieid eindelijk geheel op. Nauwelijks waren zij gereed, of de eerste bezoekers verschenen, waaruit hun bleek, dat zij niet de eenigen zouden zijn. Intusschen was ook het muziekkorps uit Grijpskerke verschenen, dat zich weldra onder de bekwame leiding van den heer Rotte deed hooren en bijdroeg om de achtergebleven zor gen te doen verdwijnen. Per fiets en per tram kwamen steeds meerderen, van wie de meesten plaats namen op de banken, welke voor de spreekplaats waren aangebracht. En steeds kwamen er meer, zoodat enkelen begonnen te zeggeneen paar honderd zullen er wel zijn. Anderen durfden te verklarener komen wel driehonderd. Het getal overtrof veler verwach ting, want we kunnen nu zeggen, dat er on geveer vijfhonderd zijn geweest. Twee uur opende ds. Heij van Koudekerke het samenzijn. Met opgewektheid werd het eerste lied gezongen. Na gebeden te hebben sprak hij kort weergegeven het volgendede roeping tot den Zendingsarbeid, die ons hier samen brengt, is gelegen in de roeping, waar mede de Heere zijn jongeren riep en die Hij nog aanwees vlak vóór Zijn hemelvaart in het woordgij zult Mijn getuigenis zijn zoo te Jeruzalem als in geheel Juda en Samaria en tot het uiterste der aarde. Uit deze opdracht blijkt, dat het zendingswerk niet hei eenige werk is en naar de orde, door Jezus aangegeven zelfs niet staat op de eerste plaats. Eerst komt Je ruzalem, dan Juda en Samaria en dan het uiterste der aarde. Met die orde hebben ook wij te rekenen. Daardoor kreeg hij gelegenheid om wenken voor het leven te geven, welke niet overbodig genoemd kunnen worden. Maar dan hebben we ook zendingswerk te doen. Dit zendingswerk is een geloo/swerk. Een werk, waarvoor noodig is de werking des H. Geestes en het is goed gezamenlijk eendrach tig om dien H. Geest te bidden. Dit gemeen schappelijk gebed, dat uit een eendrachtige schare discipelen en discipelinnen oprijst, is onmisbaar en wordt zeer gezegend. Het blijkt uit, wat er geschied is op den eersten Pink sterdag. Het zendingswerk is ook een werk, 't welk strijd meebrengt, omdat het een geloofswerk is. En daarom is het goed elkander te bemoe digen en te sterken. Het is zoo goed, dat men elkander eens ontmoet, ziet en hoort, waarom zulke samenkomsten als deze een goede vrucht kunnen afwerpen. Van harte kan hij dan ook alle broeders en zusters, alsmede de sprekers het welkom toeroepen en er den wensch aan toevoegen, dat het samenzijn recht gezegend moge zijn. Onder het zingen trad nu ds. Telkamp van Middelburg op, die ons eerst enkele motieven noemde, welke vroeger en later wel eens tot zendingsarbeid hadden geleid, maar die den toets niet konden doorstaan. Als eerste voor beeld noemde hij, wat de bewindhebbers van de Oost-Indische Compagnie soms deden. De zending onder de inlanders wilden zij dienst baar maken aan het welslagen van hun onder neming. Voor 't tweede wees hij op de ver drijving van de Duitsche zendelingen tijdens den laatsten oorlog, uit vrees zoo heette het althans dat deze mannen met hun arbeid op 't oog hadden om de politiek van Duitschland te steunen. Een beschuldiging welke echter on bewezen was. En ook keurde hij af het motief, ontleend aan een zeker medelijden met de arme Javaantjes. Daarna kwam hij tot het eenig juiste motief, dat zijn grond vindt in het eeuwig welbehagen des Vaders, in het ver zoeningswerk van den Zoon en in den arbeid des II. Geestes, waarvan het gevolg is, dat de liefde Christi ons dringt. We zongen een paar verzen uit Psalm 89 en vervolgens een vers, waarbij de muziek haar taak eervol verrichtte. De collectanten gingen rond en verzamelden de gaven. Na de pauze trad Prof. Bouwman van Kam pen op, die ons bepaalde bij het woord Maar Ik, als Ik van de aarde verhoogd zal zijn, zal ze allen tot Mij trekken en hij vond er in den grond, den drang en de vertroosting bij den arbeid der zending. Hij liet een duidelijk licht vallen op het verband, waarin dit woord voor komt en toonde aan welk een stevigen grond deze belofte van den Christus aan de zending bood, zoodat de kerk moedig voortgaan kan op den weg welken zij bewandelt. Om ons daarvan te doordringen schetste hij de heer lijke kracht, welke zich toont, als de Zoon naar dit woord handelt. Voorts kwam hij tot zijn tweede gedachte en liet ons zien, welke drang er ontstaat, als de verhoogde Heiland ons trekt, een drang, welke ons geen rust gunt, maar ons voortstuwt om van den eenigen Naam, onder den hemel gegeven, onder Jood en Heiden te getuigen en het viel hem nu niet moeilijk om ons te leiden tot de rijke bronnen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1923 | | pagina 1