Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
37e Jaargang.
Vrijdag 80 Maart 1923.
No. 13
RedacteurDs. L. BOUMA te Middelburg.
Va§te medewerkers: D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pm., en R. J. y. d. VEEN.
PERSVEREEHIGIHB ZEEDW8CHE KERKBODE.
UIT HET WOOSD.
MIJ DORST
Jezus' lijden is de prijs met welken
de gemeente gekocht is.
Die prijs is groot en onwaardeerbaar,
met niets te vergelijken. De Apostel
Petrus schrijft hiervan: Wetende dat
gij niet door vergankelijke dingen,
zilver of goud, verlost zijt uit uwe ijdele
wandeling, die u van de vaderen over
geleverd is, maar door het dierbaar
bloed van Christus, als van een onbe-
straffelijk en onbevlekt Lam.
Maar niet de natuurlijke, alleen de
geestelijke mensch heeft hiervoor een
oog. De natuurlijke mensch weet van
zonde als zonde voor God niet af. Die
drukt en bezwaart hem niet. Die maakt
hem nietbegeerig om verlost, vernieuwd
en geheiligd te worden. En zoo blijft
zijn oog gesloten voor Christus, die als
het Lam Gods op aarde kwam, om
door Zijn lijden en dood de zonde der
wereld weg te nemen.
Slechts hij die ontdekt werd, die
door den H. Geest de genade ontving
van het door schuldbesef getroffen en
verslagen hart, wordt bij deze dingen
bepaald tot zijne zaligheid. En als hij
straks gelooven mag aan Gods onbe
grijpelijke liefde in Jezus, die hem ver
lossen wil, leert hij er iets van verstaan
hoe duur hij gekocht is, voor welken
hoogen prijs hij het eigendom van God
en zijnen Christus geworden is. Hem
alleen is dat lijden, waarin zijn eeuwige
losprijs aangebracht is, dierbaar.
Jezus heeft geleden zoowel naar
lichaam als ziel. Uit het vijfde kruis
woord Mij dorstspreekt het licha
melijk lijden des Heeren, zooals de
voorgaande klachtMijn God, mijn God,
waarom hebt Gij mij verlaten het
schrikkelijk lijden zijner ziel vertolkt.
Onze Catechismus heeft wel recht als
hij het woordeken „geleden" aldus
verklaartDat Hij aan lichaam en
ziel den ganschen tijd zijns levens op
aarde, maar inzonderheid aan het einde
daarvan, den toorn Gods tegen de
zonden van het gansche menschelijke
geslacht gedragen heeft, opdat Hij rnet
zijn lijden, als met het eenige zoenoffer,
ons lichaam en onze ziel van de
eeuwige verdoemenis verloste, en ons
Gods genade, gerechtigheid en het
eeuwige leven verwierve.
Dat Jezus dorstte aan het kruis is
geen wonder. Van de paaschzaal af
is geene verkwikking of lafenis over
zijne lippen gekomen. En wat heefter
sinds niet plaatsgevondenIn Geth-
semané is Hem door onbeschrijfelijken
angst reeds het bloedzweet ontperst.
De geeseling heeft zijn rug als een akker
doorploegd. Met stokken is de door
nenkroon Hem in het hoofd geslagen,
fot bezwijkens toe heeft Hij den kruis
paal gesleept in de brandende zon.
Aan dat vloekhout hing Hij nu aan de
nagelen, die Hem door handen en
voeten gedreven waren. Van de men-
schen verworpen en van God verlaten.
O, dit alles heeft zijn kracht verteerd,
zijn lijden tot ongekende hoogte opge
voerd. En aan dat vreeselijke lijden,
voorzooverre Hij dat in zijn lichaam
doorworstelt, geeft Hij nu uiting in die
ontroerende klachtMij dorstHij
leed den dorst, die met den dood
dreigde. De koortshitte joeg het bloed
Hem snel door de aderen. De benau
wing werd steeds grooter. De levens
sappen verdroogden. Zijn tong kleefde
in zijn mond, door dorst gekloofd.
Wat mag ons dit een aanbiddellijk
wonder zijn. Want Hij, die in stervens
nood roept en klaagtMij dorstis
van eeuwigheid de Zone Gods, de
Schepper van hemel en aarde. Van
Hem zegt de Schrift, dat Hij zijne op
perzalen zoldert in de wateren en de
bergen daaruit drenkt. Dat Hij de fon
teinen uitzendt door de dalen. Dat Hij
de wolken en de regen gebiedt. Dat
Hij beken doet uitbersten in de wilder
nis en de steenrots kliefde, zoodat de
wateren daarhenen vloeiden.
O, wij staan hier voor het onbegrij
pelijk ei) aanbiddelijk wonder van zijne
liefde en gehoorzaamheid. Hij moest
en wilde dorsten, opdat wij zouden
drinken, drinken van de natuurlijke en
de geestelijke wateren Zoo lief heeft
Jezus den Vader, zoo Hef heeft Jezus
ons, zijn volk gehad
In den dorstenden Zaligmaker aan
het kruis ligt voor den mensch, die
zondaar geworden is, alleen de bron
van alle verkwikking, beide voor het
natuurlijke en geestelijke leven.
Wij mogen geen oogenblik vergeten,
dat Jezus ook het lijden der lichaams
smart geleden heeft om onze zonden.
Om zijn volk te redden van het oordeel
en den vloek, die op hen lagen heeft
Hij den schrikkelijken dorst geleden.
Wij hebben in ziel en lichaam gezon
digd, daarom moest onze schuldover-
nernende en schuldbetalende Borg in
ziel en lichaam lijden. En van zijn kruis,
waaraan Hij dat lijden volbracht, daalt
nu elke zegening af waarin een men-
schenkind zich verblijden mag, 't zij
hier, 't zij in het eeuwig hiernamaals.
Dat er lessing is voor uw dorst, wan
neer de zon steekt en door haar hitte
uw tong aan het gehemelte doet kleven.
Dat gij lafenis vindt, als ge na ver
moeiende dagtaak aammechtig bezwij
ken zoudt. Dat uw droge lippen be
sproeid worden, wanneer ge ziek zijt
en de dorst u brandend kweltgij
moet het Hem alleen danken, die om
uwer zonden wil aan 't vloekhout de
bange klacht moest slaken Mij dorst
In dat schrikkelijk versmachten van
uw Heiland schuilt uw verkwikking.
En dan niet enkel voor het natuurlijk
leven, maar Hij wil u, als vrucht van
zijn dorsten, ook geestelijk drenken. Hij
wil ook uwen eeuwigen dorst stillen.
Gij hadt eeuwig moeten versmachten
in de plaats der verschrikking, waar de
rijke man dermate van dorst verteerd
werd, dat hij bad of Lazarus het uiterste
van zijn vinger in water mocht doopen,
om zijn heete tong te verkoelen, maar
het werd hem geweigerd.
De helsche pijn, dien eeuwigen dorst,
dien onuitblusschelijken gloed heeft
Jezus voor u willen dooven. Daarom
heeft Hij zoo geklaagd. De dorst der
hel heeft in zijn leden gebrand. Uw
smart heeft Hij gedragen in de vlammen
van Gods toorn. Uw vervloeking heeft
Hij als Plaatsbekleeder weggenomen,
toen Hij den kreet uitstietMij dorst
Hij versmachtend, opdat tot u zijn
lokkende noodiging zou uitgaan o, alle
gij dorstigen, komt tot de wateren Hij
in de zengende vlammen van Gods
toorn, opdat gij zijn liefelijke stem zoudt
vernemen Zoo iemand dorst heeft, die
kome tot mij en drinke
Zij Hij ook voor u de alpha en de
omega, die de dorstigen zal geven uit
de fonteinen van het water des levens
om niet
Van der Veen.
KERKELIJK LEVEN.
P«scha.
Bouma.
Brieven uit Z.-Vlaanderen.
xv.
Zeenwsche
AbonnfmentsprQsper kwartaal bp vooruitbetaling f 1,—.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
Advertentieprijs 15 cent per regel; bp jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelbnrg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlpk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
Hierna, Jezus wetende dat nu alles
volbracht was, opdat de Schrift zoude
vervuld worden, zeideMij dorst
Joh. 19 £8
De winter met zijn korte en donkere dagen,
met zijn lange en koude nachten is voorbij.
Dit is een verademing voor mensch en dier.
De lente is gekomen en wij hopen op haar
zoele luchten en op haar vernieuwende adem.
We vinden steun voor deze verwachting in
wat we alreeds aanschouwen en genieten. De
eerste voorjaarsbloemen zijn reeds uitgebloeid
en andere hebben haar plaats ingenomen.
Sommige heesters bloeien reeds en vertoonen
het frissche groene blad. Eenige vruchtboomen
hebben reeds zwellende knoppen en het zal
niet lang duren, of we aanschouwen den
bloesem. De lammeren huppelen over de weiden
en de vogels zingen en fluiten van den vroegen
morgen tot den laten avond. De zon komt
steeds vroeger en krijgt kracht zoodat alles
herleeft. Wij denken aan 't woordZendt Gij
uwen Geest uit, zij worden geschapen en Gij
vernieuwt het gelaat des aardrijks. Er komt
zelfs weer moed in het hart van den zwakke,
die gedurende den winter lijdende bteef. Welk
een weldaad is toch het voorjaar met zijn op
gewekt leven, en welk een rijke bron van
verfrissching opent het.
Met het leven der natuur houdt het leven
der maatschappij gelijken tred, want ook daar
komt een verhoogde werking. Wel is het nog
donker in menig opzicht, wel ligt er nog een
druk op heel het leven van menig volk, maar
toch is het niet te miskennen dat er eenig op
leven is en het schijnt wel, dat het meerdere
licht der zon meerdere opgewektheid geeft, al
weten we zeer wel, dat er in veler hart nog bange
zorg is. Dit ontslaat ons echter niet van de
verplichting om te letten op het vernieuwde
gelaat der aarde, want het predikt zoo luide,
dat God aan Zijn verbond gedenkt en Zijn
woord volbrengt.
De kerk des Heeren heeft weken achter
elkander het lijden van den Borg overdacht
en heeft weer helderder leeren verstaan, dat
op den bodem aller vragen de zondeschuld
der wereld ligt en zij heeft aanbiddend be
wonderd de genade, welke den Christus zoo
nameloos arm deed worden om het leven uit
den dood voort te brengen. Daarom begroet
zij met vreugde het Paaschfeest, dat haar spreekt
van de overwinning over den dood. De toe
komst moge in menig opzicht donker zijn en
de aarde een tooneel van verwarring en ellende,
zij weet, dat voor haar het licht opgaat in de
donkerheid en dat de Paaschzon nooit meer
ondergaat. Daarom gaat zij gemoedigd haar
weg, wijl zij vaststaat in de overtuiging, dat
de gebeurtenis van den derden morgen niet
maar een feit is, hetwelk tot het verleden be
hoort en geen beteekenis meer heeft voor het
heden, maar dat Jezus leeft en dat Hij voort
gaat zich zelf in Zijn opstandineskracht te
openbaren in 't midden van deze zondige wereld.
De overpriesters hebben Hem niet kunnen be
letten het graf te verlaten, al hadden zij den
steen verzegeld en er een wacht bij geplaatst
en zoo min zullen de wijzen dezer wereld en
de ongeloofsprofeten Hem verhinderen om zich
ook in dezen tijd te openbaren. Ofschoon zij
Hem willen buitensluiten en Zijn invloed willen
keeren, nochtans zal Ilij deuren des harten
ontsluiten en tot in het binnenste van den
mensch doordringen. Dooden zullen hooren
de stem van den Zoon des menschen, en zij
zullen leven.
Het is ons niet onbekend, welk een geducht
leger optrekt tegen de gemeente van Christus
met de bedoeling om de grondslagen, waarop
zij rust, om te woelen, maar de poorten der
hel zullen haar niet overweldigen. Daartoe
zal de opstandingskracht, welke in Hem is,
in haar meer en meer doordringen en het ge
volg zal zijn, dat zij zelfs onder de meest be
zwarende omstandigheden zal voortzetten den
strijd onder Zijn Banier en in Hem is zij meer
dan overwinnaar.
Welk een rust kan dit geven aan elk hart,
't welk naar Hem uitgaat, naar Hem vraagt
en op Hem hoopt, te midden van al de onrust,
welke er op deze aarde heerscht, welk een
moed kan dit wekken in elk, die zijn oogen
tot Hem omhoog heft en Hem door 't geloof
aanschouwt als den Held uit Juda's stam, die
overwonnen heeft en die nog altijd spreekt
Heb goeden moed, wijl Ik de wereld over
wonnen heb. Welk een rijke vertroosting te
midden van al onze droefenissen ligt er in,
dat Hij leeft en dat daarom allen leven zullen,
die gemeenschap met Hem hebben.
Luister dan naar de Paaschtijding, welke
balsem aanbiedt voor elke wonde en medicijn
tegen alle krankheden. Het beweeglijke leven
benauwe U niet, wijl gij in Hem ontvangen
hebt het onbeweeglijke koninkrijk. En als gij
tot mij zegtmaar wij zijn zwak van moed
en klein van kracht, dan antwoord ikja,
zeker, dit weet ik ook wel, in den weg van
pijnlijke ervaring wordt het mij nog telkens
helderder en het zou er inderdaad treurig uit
zien, indien we ons zelf zouden moeten helpen,
maar dit is immers niet noodig. Jezus Christus
is heden en gisteren en in eeuwigheid dezelfde
en gelijk Hij indertijd zijn verslagen en be
droefde discipelen en discipelinnen heeft op
gericht en vertroost, bemoedigd en verblijd,
zoo doet Hij het nog. Des avonds is er vaak
geween, maar des morgens is er gejuich en
Hij verlaat nimmer hen, die op Hem zien.
Wij zijn menigmaal gelijk aan de beide
mannen, die op den eersten Paaschdag van
Jerusalem naar Emmaüs reisden en met elkan
der spraken over wat er in die dagen te
Jeruzalem geschied was. Zij waren troosteloos
en zij maakten het elkander steeds meer. Ge kunt
medelijden met hen gevoelen en gij kunt
medelijden met u zelf hebben, omdat het voor
hun oog en voor uw oog zoo donker er uit
ziet, maar zij hadden behoefte aan een ernstige
bestraffing- o Onverstandigen en tragen van
hart om te gelooven al wat de profeten gezegd
hebben en het kan best zijn, dat als gij eens
recht tot u zelf inkeert, gij tot de bekentenis
komtook ik ben zulk een onverstandige en
trage van hart, want ik heb ook mij de moeite
niet getroost om te onderzoeken en te ge
looven al wat van Hem geschreven staat. En
komt het dan tot rechte verootmoediging, dan
zal Hij zelf geven de Paaschvreugde, welke u
zingen doet van Zijn heil.
Amice.
In den vorigen brief beloofde ik u wat over
Evangelisatie te zullen schrijvendaaraan kan
ik thans gemakkelijk voldoen.
Ik zou er ongezochte aanleiding toe hebben,
want deze week werd ons het rapportenboek
van de Deputaten thuis gezonden. Daarover
eerst iets. 't Is een lijvig werk. Niet minder dan
190 bladzijden druks met bovendien een muzi
kaal slot. Een inhoudsopgave ontbreekt. De in
houd is overigens rijk genoeg; ik stel me zoo
voor, dat het moeilijk zal zijn dat ieder kerke-
raadslid voldoende op de hoogte van dien rijken