Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
No. 2
37e Jaargang
Vrijdag 2 Maart 1923
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Da. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Taste medewerkersD.D. P. TAN D'JK, F. J. y. d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pznen R. J. y. d. TEEN.
Abonnementsprijsper kwartaal bp vooruitbetaling f 1,
PERSYEREE1IGIH6 ZEEDWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie:
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
UIT HET WOORD.
NICODEMUS' BELIJDENIS.
Onder het volk Israël kwam er gis
ting. De staatkundige toestand was
donker. Op den troon zaten de Idu-
meërs uit het geslacht der Herodessen,
terwijl de Romeinsche adelaar al meer
zijn vleugelen over 't land der belofte
uitbreidde en er veel gevaar was, dat
het groote wereldrijk het geheele land
inlijfde bij zijn eigen gebied. Maatschap
pelijk ging het ook steeds achteruit.
De wetten van Jehovah werden veron
achtzaamd. Hoe ver was het volk ver
wijderd van het bloeitijdperk, waarin
elk Israëliet zat onder zijn eigen vijge
boom en eigen wijnstok. Herleving
kwam er echter op godsdienstig gebied.
Een zonderlinge boetprediker, die aan
den grooten profeet Elia herinnerde,
was verschenen in Johannes den Dooper,
naar wiens prediking: „Bekeert u, want
het koninkrijk der hemelen is nabij ge
komen" het geheele volk begon te luis
teren. Zoo groot was reeds de bewe
ging, dat de Pharizeën, die uiterlijk zoo
ijverden voor de naleving van de Mo
zaïsche wetten, het noodig hadden
geoordeeld om een gezantschap naar
Johannes te zenden, teneinde hem te
vragen wie hij was en welke bedoeling
hij had. Het antwoord, dat de Dooper
gegeven had, bood stof tot overdenking
en tot langdurige beraadslaging, temeer,
omdat allerwege de verwachting leefde,
dat de tijd, waarop de Messias ver
schijnen moest, aanstaande was. Daarbij
kwam nog het optreden van Jezus, die
het gansche land doorging, predikende
en goeddoende.
Onder zulke omstandigheden laat het
zich verklaren, dat sommige Pharizeën
het noodig oordeelden om zich met
Jezus in betrekking te stellen, en nadere
inlichtingen te vragen. Het was niet
voorzichtig om allen te gaan en daarom
kwam een hunner tot Jezus. De naam
Nicodemus, ofschoon van Griekschen
oorsprong, was niet ongewoon bij de
Joden. Dit blijkt uit een mededeeling
van den Talmud. Hij kwam des nachts
tot Jezus. Die gang onder begunstiging
van de donkerheid teekent heel den
toestand. Vreeze voor de Joden had
daartoe geleid. Zij wilden nog niet
bekend staan, dat zij het met Jezus
hielden. Velen uit hun eigen kring
zouden het hun ook hoogst kwalijk
nemen, wijl zij gevoelden, dat indien
Jezus nog meer invloed verkreeg, het
met hun rijk uit zou zijn. Hoe licht
zou het, als het bekend werd tot hef
tige tooneelen aanleiding geven en dit
wilden zij nu nog tot eiken prijs ver
mijden. Wellicht was er nog een andere
overweging n.l. deze, dat zij in geen
geval nu nog steun wilden bieden aan
Hem, die met vaste en krachtige hand
afbrak, wat zij tot dusver gebouwd
hadden. Zij waren nog niet zeker van
wat Jezus op 't oog had, en het paste
aan wijze leidslieden niet om zich op
ijs van een nacht te wagen.
Welk een tafereel Jezus de groote pro
feet, gekomen om den wil Gods ter onzer
zaligheid volkomen te openbaren en
tegenover hem Nicodemus, een Phari-
zeër, die tevens een overste der Joden
was, een man derhalve van aanzien en
van een voorname positie. Luisteren
we naar wat zij te zeggen hebben. Wij
weten, zoo begint de laatste, dat gij
zijt een leeraar van God gekomen.
Inderdaad een belangrijke verklaring.
De schare, die de wet niet weet, maakt
niet altijd onderscheid tusschen leer
aars, die geheel langs den gebruike-
lijken weg tot het ambt zijn gekomen
en hen, die zonder de officieele paden
bewandeld te hebben zich vertoonen.
Maar de mannen der wet, de Phari
zeën, die zich angstvallig vasthouden
aan het bestaande, die handelen niet
zoo lichtvaardig. Wie als leeraar onder
Israël wilde optreden, moest zijn voor
bereiding zoeken in een der scholen,
moest zitten aan de voeten der be
roemde Rabbijnen en moest een aan
stelling kunnen laten zien, die hem be
voegd verklaarde om in 't openbaar te
leeren. Jezus nu had nimmer eenige
school bezocht, had nimmer eenig on
derwijs van een meester genoten, had
nimmer ergens aangeklopt om een
aanstelling machtig te worden. Het
was dus inderdaad een gewichtige ver
klaring, dat deze Pharizeër er toe kwam
om geheel vrijwillig te betuigen gij zijt
een leeraar van God gekomen. Ofschoon
Jezus niet van eenig college opdracht
ontvangen had om te prediken, toch
erkent Nicodemus, dat Hij een leeraar
is, die van God gezonden werd. Hij
eerde in Jezus een gezant des Heeren,
die evenals de profeten weleer recht
streeks de roeping ontvangen had om
te prediken. Hij stelde Hem niet ge
lijk met de Rabbijnen maar met de
mannen, die vroeger in 's Heeren naam
tot het volk hadden gesproken, met
Jesaja en Hosea, met Jeremia en Joel.
Op welken grond rust deze zijn over
tuiging Niemand kan zulke teekenen
doen, die gij doet, tenzij God met hem
is. De wonderen door Jezus verricht
zijn voor Nicodemus en hen, in wier
naam hij mede spreekt, de bewijzen
dat Hij van Godswege tot Israël ge
komen is. Zulke daden toch kan nie
mand verrichten, indien God hem daar
toe geen kracht verleent. Wat Jezus
doet, ligt boven het bereik van alle
menschelijke kracht, ziedaar wat Nico
demus hier onbewimpeld uitspreekt.
Dit doet ons zien, welken indruk de
prediking en de wonderen van Jezus
gemaakt hebben in het gansche land.
Aller oog was op Hem en aller mond
sprak van Hem. Hoewel de Christen
volken thans ver van dien tijd verwij
derd staan, toch is er in breeden kring
een toenemende belangstelling in gods
dienstige vragen. De staatkundige en
maatschappelijke toestand is allerwege
vol van verwarring en bevredigt nie
mand. De afval van God en zijn woord
is ontzettend groot en het ongeloof
spreekt zich driest uit. Maar te mid
den van zoovele bedroevende verschijn
selen zijn er steeds meerderen, die
ernstig zoeken naar licht in de don
kerheid en zij overleggen wie Jezus is
en wat zij van Hem wachten kunnen.
Het ontbreekt hun vooralsnog aan een
vaste overtuiging en zij zijn nog niet
zoover als de mannen, in wier naam
Nicodemus tot Jezus kwam. Het is
echter een goed teeken, dat zij weer
aan Jezus denken, want het is een be
wijs, dat God ook op den weg van de
volken nog altijd plaatst Hem, die zoo
wel tot een opstanding als tot een val
van velen strekt. In weerwil van al
wat een mensch doet, kunnen zij blijk
baar niet van Hem afkomen. Te hopen
is 't, dat zij in Hem leeren zien den
Gezant, dien de Vader in deze wereld
gezonden heeft om Zijn wil ter onzer
zaligheid volkomen te openbaren. Dan
zullen zij ophouden met over Hem te
redetwisten en zij zullen tot Hem komen.
En al is het dan, dat zij nog vele ver
keerde beschouwingen hebben, dan zal
Hij hen genezen van al hun dwalingen.
Hij zal leiden 't zacht gemoed in 't
effen recht des Heeren. Wie Hem
nederig valt te voet, zal van Hem Zijn
wegen leeren.
Verlies nu eens de Pharizeën en al de
anderen uit het oog en onderzoek eens
of ge zelf reeds tot Hem gekomen zijt.
Gij staat veel dichter bij Hem dan menig
ander, gij zijt overtuigd, dat Hij u leiden
kan tot den Vader, dat Hij u verlossen
kan uit al uwe banden, dat Hij de eenige
Zaligmaker van zondaren is, maar
komt gij ook tot Hem, zoekt gij Hem,
waar gij Hem alleen vinden kunt, zoekt
gij Hem in de eenzaamheid Daartoe
moet het komen, want niet zij zullen een
maal ingaan, die veel over Hem denken
en spreken, maar die tot Hem komen, die
al wat in hen is aan Hem zeggen, die
steeds tot Hem terugkeeren, ook al is 't,
dat Hij harde dingen tot hen spreekt. O,
er is zooveel in u en mij, dat zich verheft
tegen Hem, en er moet zooveel gebeuren,
vóór we het met Hem in alles eens zijn.
Bedenk het wel, opdat ge niet met een
meer volledige bekentenis op de lippen
dan die van Nicodemus innerlijk vreemd
van Hem blijft, maar wend u tot Hem,
zooals gij zijt en geef u aan Hem over.
Berusten moet gij er ook niet in, wan
neer ge zeggen kunt, ik gevoel zooveel
voor Hem, want dit zal u ook niet baten.
Eerst als gij bekennen moogt, dat Hij
voör u gevoelt, dat Hij u liefheeft, dat
Hij in u woont, kan het goed zijn.
De toestand van Ds. Kerkhof is
thans hoogst ernstig. Z.Eerw. lijdt
veel pijn.
DADERS DES WOORD S.
Om voort te vareo.
ii.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
Advertentieprijs15 cent per regel; bp jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrpke reductie.
UITGAVE VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Wij weten dat gij een leeraar zijt,
van God gekomen, want niemand kan
zulke teekenen doen, welke gij doet)
tenzij God met Hem is.
Joh. 8 2.
Bouma.
Het is dus de roeping van het volk des
Heeren, het programma, door God zelf hun
gegeven, af te werken in gestadig voortvaren;
in steeds verder voortschrijden op den weg,
door Hem hun aangewezen.
Verzaking van die roeping draagt voor hen
de meest ernstige gevolgen. Stilstand is ook
hier, is hier metterdaad, achteruitgang. Wie
bij de eerste beginselen blijft staanblijft niet
staanmaar treedt in het spoor van afval.
De hier aangewezen waarheid geeft nu den
rechten maatstaf tot beoordeeling van wat
nieuw is.
Over wat nieuw is wordt al zeer verschillend
geoordeeld.
Daar zijn er, die al wat nieuw is aanstonds
prijzendie uit de hoogte meelijdend neerzien
op allen, die niet dadelijk mee den jubel om
dat nieuwe aanheffendie als voorstanders van
het nieuwe zich houden voor de lichtdragers,
die de menschheid voortleiden op nieuwe banen,
en dan ook geen woorden kunnen vinden sterk
genoeg, om af te keuren den euvelen moed
van hen, die dat nieuwere, dat betere tegen
staan, en alzoo oorzaak zijn, dat hetoude, dat
slecht is wordt bestendigd.
En omgekeerd zijn er, die van al wat nieuw
is niets moeten hebben; die, als ze van wat
nieuws hooren, aanstonds bedenkelijk het hoofd
schuddendie soms een tegenstelling durven
maken tusschen het leven des geloofs en wat
nieuwis tusschen een kinderlijk omgaan met
God en uitwendige veranderingenen die dus,
als tegenstanders van het nieuwe, zich be
schouwen als de dragers van het echte vrome
God-gewijde leven.
Dat verschijnsel nu van die verschillende
beoordeeling van wat nieuw is, valt ook weer
in versterkte mate waar te nemen op kerkelijk
terrein, nu in dit Synodejaar, de komende Synode
zal moeten behandelen onderscheiden voor
stellen, die wat nieuws beoogen.
Een voorstel tot aanvulling van onze Ge
loofsbelijdenis toeft nog. Het voortvaren in
het indenken van de geopenbaarde waarheid,
en het belijden van die ingedachte waarheid,
is nog niet zoover voortgeschreden, dat de
vrucht daarvan in den vorm van een voorstel
aan de Synode kan worden voorgelegd. Is dit
eenigermate teleurstellend, het is ook begrij
pelijk. Er mag niet op het fundament worden
voortgebouwd met hout, hooi en stoppelen,
maar er moet op worden voortgebouwd, met
goud en zilver en kostelijke steenen. Het
voortvaren mag niet zijn een voortijlen, en
voor overijlde dingen moet hier in 't bijzonder
gewaakt worden.
Maar zal de Synode niet kunnen handelen
nog over een voorstel tot aanvulling van onze
Belijdenis, ze zal toch wel hebben te handelen
over voorstellen, die, met name voor de liturgie
onderscheidene nieuwe dingen willen.
En daar is dan nu al weer waar te nemen
het verschijnsel, dat we boven aanduidden,
dat sommigen die dingen, omdat ze nieuw zijn,
toejuichen en andere diezelfde dingen, omdat
ze nieuw zijn, met een bedenkelijk hoofd
schudden begroeten. Daar komt weer open
baar de tegenstelling tusschen de z.g.n. voor-
uitstrevenden en de z.g.n. conservatieven.
Om nu de tegenstelling tusschen die beide
groepen wat te verzachten, opdat ze elkander
wat beter zouden leeren waardeeren kan het
al dienstig zijn, dat over en weer gerekend
worde met de lessen der historie.
De vooruitstrevenden, die zoo jagen naar het
nieuwe mogen bedenken, dat niet al het nieuwe
ook beter is dan het oude. Hoeveel nieuws
is al niet met ophef aangekondigd, en dat toch
wat later de brengers van dat nieuwe, die
daarvan zooveel verwachting hadden, met be
schaamde kaken stonden. En wanneer ze dan
gehoond werden door hen, die vasthielden aan
het oude, ontbrak hun het wapen om dien hoon
af te weren. Laat de historie hen leeren eerst
ernstig te onderzoeken of het nieuwe wel
waarlijk beter is.
Maar laten omgekeerd allen, die vuur en
vlam staan tegen al wat nieuw is en met vroom
gebaar het nieuwe afwijzen of gering achten,
bedenken, dat er veel nieuws kwam, dat goed
was.
Als er niets nieuws mocht komen, had
het Christendom niet mogen komen. Christus