Weekblad voor de {gereformeerde Kerken in Zeeland
37e Jaargang
Vrijdag 16 Februari 1923
No 7
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Db. G. F, KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste medewerkersDJ). P. VAN D'JK, F. J. v. d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pzn en R. J. y. d. VEEN.
Abonnementsprijsper kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,
PERSYEREEKIBIHB ZEEDW8CHE KERKBODE.
Adres van de Administratie:
Firma LITTOOIJ ÖLTHOFF, Middelburg
Aan den heer J G. S. te M.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
Advertentieprijs 15 cent per regel bij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTBOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
Uit het woord.
LIEFGEHAD TOT HET EINDE.
Alzoo Hij de zijnen, die in de
wereld waren, liefgehad had,
zoo heeft Hij hen liefgehad tot
het einde.
Joh. 13:1.
Dit kostelijk getuigenis van Jezus'
liefde schrijft Johannes in betrekking
tot zich zeiven en zijne mede-apostelen.
Hij kan in grijzen ouderdom aan die
liefde des Heeren niet denken zonder
dat zijn hart ontroerd en tot aanbidding
gestemd wordt. Waar toch is een liefde
als die van Jezus, die liefgehad heeft,
niet vrienden maar vijanden, die voor
zondaren zijn leven gesteld heeft
Door Jezus' opzoekende liefde zijn
zij discipelen geworden. Niet zij hadden
Hem, maar Hij had hen uitverkoren,
opdat zij in de wereld van Hem ge
tuigen zouden. Altijd had Hij met teedere
zorg hen rondom zich vergaderd, hen
onderwezen en hen als in armen der
liefde gedragen. Onuitputtelijk geduld
had Hij met hen gebruikt, met hmine
zwakheden en gebreken, met hunne
vleeschelijke gezindheid en aardsche
verwachtingen, met hun klein- en on
geloof. Zijne liefde werd nooit opgewekt
door hunne beminnelijkheid, maar steeds
bewees Hij hun die ondanks hunne
verkeerdheid en zonden. En dat niet
in een opwelling des harten voor kor-
teren of langeren tijd, maar duurzaam
en blijvend.
Ook nu zal Jezus zijne liefde bewijzen.
Hij gaat hunne voeten wasschen, opdat
zij door zijn voorbeeld leeren zouden
hunne grootheid in de wereld en bij
den Vader te stellen in dienende liefde.
Daarna zal Hij zijnen uitgang volbren
gen. Geen lijden houdt Hem daarvan
terug. Zelfs het kruis veracht Hij, want
Hij moet en wil en zal zijn liefde tot
het einde bewijzen. En dan zal Hij de
wereld wel verlaten, doch niet om de
zijnen die in de wereld zijn te vergeten,
maar slechts om zijne liefde te mach
tiger hun te bewijzen. Zijn hoogepries-
terlijke bede heeft Hij reeds voor hen
opgezonden. Hij heeft gezegd Ik bid
niet, dat Gij hen uit de wereld weg
neemtheilige Vader, bewaar ze in
uwen naam, die Gij mij gegeven hebt,
opdat zij één zijn gelijk wij. Ja, waarlijk,
alzoo Hij de zijnen, die in de wereld
waren, liefgehad had, zoo heeft Hij hen
liefgehad tot het einde.
Die trouwe liefde van Christus is tot
groote vertroosting voor alle oprechten
van harte.
Ook zij zijn de Zijnen, die Hij van den
Vader ontvangen heeft. Aan al de armen
en ellendigen, die zijn heil verwachten,
zal Hij zijn liefde veel en wonderlijk
maken, tot het einde toe.
Zij zijn in de wereld, en die wereld
is voor hen een koud, gevaarlijk en
onherbergzaam oord. Die wereld is vol
ellende, vol droefheid en lijden, onrecht
en zonde, verleiding en ongerechtigheid.
Ze hebben wel de belofte van een
vaderland, maar hun reis naar boven
gaat door de woestijn van dit leven.
Tot aan hunnen dood toe blijven zij in
de wereld.
En in die wereld zijn zij met een
zondig, zwak en onbetrouwbaar hart.
Wie van Gods kinderen is aan zich zelf
ten volle gestorven? Wie hunner kan
op zijn hart vertrouwen, dat het hem
nooit op zondige paden zal aftrekken
Wie moet met den Catechismus niet
belijden en bidden Dewijl wij van ons
zeiven zoo zwak zijn, dat wij niet één
oogenblik kunnen bestaan, en daaren
boven onze doodvijanden, de duivel,
de wereld en ons eigen vleesch niet
ophouden ons aan te vechten, wil ons
toch behouden en sterken door de kracht
uws Heiligen Geestes, opdat wij in
dezen geestelijken strijd niet onderlig
gen, maar altijd sterken wederstand
doen, totdat wij eindelijk te eenenmale
de overhand behouden
Maar zie, nu is er troost voor wie
zoo bidden en belijden mag.
Natuurlijk, indien wij in de wereld
thuis zijn, in haar leven en werken
onzen lust vinden en geen behoefte
aan genade, aan vergeving en verlos
sing van zonde kennen, dan zal de
liefde van Jezus ons koud laten. Er
mag bij oogenblikken dan al een droef
heid der wereld bij ons gevonden
worden, die drijft allerminst tot Jezus
uit Het hart dat wereld en zonde mint,
dat ook van zijn zonde niet begeert
verlost te worden, zoekt bij Jezus en
verwacht van Hem niets.
Maar anders staat het bij hen, die
door genade Jezus zoeken als Zalig
maker en Verlosser. Zij mogen uit
hunne ellenden naar boven opzien en
Hem aanroepen, die de Zijnen, die in
de wereld zijn, niet vergeet maar lief
heeft tot het einde toe. Onuitspreke
lijke vertroosting smaakt hun ziele, als
zij door gebed en geloofsgemeenschap
met Hem, die trouwe liefde weer vin
den en genieten mogen, die zoo over
vloedig in Zijn hart woont Benauwd
door Satan, gekweld door de wereld,
beschaamd over zich zeiven, verlegen
met hunne zonden, komt Jezus om het
hun te zeggen en te doen ervaren dat
Hij hen liefheeft, hen nóg liefheeft, hen
blijft liefhebben, zelfs al kost het hun
moeite zichzelven niet te verachten en
aan de behoudenis hunner zielen schier
te wanhopen Hunne behoudenis ligt
in Hem, in zijn onveranderlijke, trouwe
liefde. Hij is begonnen, Hij heeft hen
liefgehad Hij zal het ook voleindigen,
Hij zal hen liefhebben tot het einde
toe.
Liefde deed Hem in de wereld komen.
In de dagen zijns vleesches heeft Hij
de zijnen, die in de wereld waren,
liefgehad. En die liefde is een liefde
geweest tot den dood, die ook nu nog
zijn Heilandshart vervult tot in alle
eeuwigheid. Hij heeft het ons geopen
baard, opdat wij 't weten zouden dat
Zijn liefde oneindig is, opdat wij aan
die groote, machtige, eeuwige liefde
ons geheel zouden toevertrouwen.
Ontbreke het nimmer aan dank, op
dat de liefde van Jezus, waarin de
redding uwer ziel is, verheerlijkt worde.
Vergelden kunt ge uwen Heiland
zijne liefde nooit. Maar 't zij uw be
stendig en zalig voorrecht Hem voor
die trouwe liefde groot te maken.
Spreek lof tot gedachtenis zijner
liefde.
Prijs haar aan bij allen
Verwacht ook zelf van haar veel, ja
alles. Nu zijt ge in de wereld, maar
ge weet, dat Zijne liefde het Vaderhuis
voor u heeft toebereid. Hij slaat u
zorgzaam gade en bewaakt van stap
tot stap u op den levensweg.
Leer wandelen met vertrouwen en
blijdschap. De overste Leidsman en
Voleinder des geloofs zal niet rusten
voor Hij 't geheel met u voleindigd
heeft.
Heerlijk was het begin. Het einde
zal nog heerlijker wezen uit de wereld
weggenomen, om altijd bij den Heere
te zijn.
En die volmaking van Jezus' liefde
zal de stof zijn van uw eeuwig dank
lied
van der Veen
KERKELIJK LEVEN
Het was niet mogelijk om uw stuk te plaat
sen in het eerste nummer van ons blad. Daarna
las ik het nog eens over en kwam tot het be
sluit om het niet op te nemen en in 't kort
ga ik u zeggen, om welke reden. Als u de door
u gewraakte mededeeling in het Blad van 26
Januari 1.1. nog eens kalm naleest, zult u moe
ten erkennen, dat uw schrijven er langs ging
en het in 't geheel niet raakte.
Dat u warm gevoelt voor de samenwer
king van alle gereformeerden, is voor mij een
oorzaak van blijdschap. Ik ga nog een schrede
verder en deze zal u ook met mij wel willen
doen, vermoed ik. Het is mijn begeerte, dat
allen, die eenzelfde belijdenis hebben, ook nog
eens kerkelijk het eens mochten worden, zoo
dat geen enkele muur scheiding maakte. Hoe
heerlijk zou het zijn, als de ure nog eens aan
brak, dat zij in één kerk vereenigd zingen
kondenAi ziet hoe goed, hoe lieflijk is 't dat
zonen van hetzelfde huis als broeders samen
wonen. Nooit te veel kan er op aangedrongen
worden, dat alles aangewend moet worden om
al wat scheiding veroorzaakt, te verwijderen.
Met u waardeeren we ook ten zeerste de
vrucht van de samenwerking, welke we in
Vrederust bezitten en dergelijke uitkomst moet
een aansporing zijn om ook op ander terrein
meer samenwerking te verkrijgen. U kan erop
rekenen, dat Prof. Fabius daar ook niet tegen
is. Hij is het in dit opzicht ten volle met u eens.
Maar daarover ging het dan ook in het
schrijven van Prof. Fabius niet. Het ging over één
bepaald punt, nl. over het tegenwoordig zijn
van een Hervormd predikant bij een intrede of
afscheid van een Geref. predikant of omge
keerd. Dit noemde Prof. Fabius een verzwak
king van het kerkelijk besef. En heeft hij daarin
ongelijk
Zulk een samenkomst is een kerkelijke. De
kerkeraad roept haar bijeen. De bedienaar des
Woords treedt er op om voor 't eerst of voor
't laatst in die bepaalde gemeente zijn taak te
verrichten in Naam van Zijn Zender. Ook bij
zulk een gelegenheid staan de deuren van 't
bedehuis open en ieder, die wil, kan er binnen
gaan. Wanneer dus een predikant van een
andere kerk zulk een samenkomst wil bijwonen,
staat dit hem vrij. Maar dan staat hij ook met
ieder ander gelijk. In het bericht over zoo'n
intrede of afscheid wordt geen melding gemaakt
van allen, die tegenwoordig waren. Maar in de
berichten, waarop Prof. Fabius het oog had,
worden die predikanten met name genoemd.
Waarom Om 't ons duidelijk te maken, dat die
mannen zulk een sympathie voor elkander
hadden. Doch daartoe wordt geen gemeente
lijke samenkomst gehouden. Het is niet de
plaats om aan iedereen de gelegenheid te geven
om zich persoonlijk te uiten. Er is geen enkele
reden denkbaar, waarom een predikant van
een andere kerk daar optreedt om er een woord
te spreken. Zij, die in een gemeentelijke samen
komst spreken, hebben er opclracht toe ont
vangen.
Bovendien de strijd, welke ontbrand is van
1816 af en die eerst geleid heeft tot de Afschei
ding en later tot de Doleantie duurt nog voort.
De Gereformeerden in het Herv. Kerkgenoot
schap staan op het standpunt, dat de Gerefor
meerde Kerken niet zijn de wettige voortzetting
van de Oude Gereformeerde Kerken, welke hier
bestaan hebben van de dagen der Reformatie
af. Zij erkennen wel, dat de organisatie van
1816 ongereformeerd is, maar zonder dat zij
tot dusver den moed hebben met haar in een
beslissend conflict te komen. Zoo staat het nu
eenmaal en wij zeggen niet tot hen verlaat
die plaats, maar wees getrouw door de belijde
nis te handhaven. Zoolang zij blijven waar zij
zijn, ligt er tusschen ons en hen die organisatie
met al den aankleve daarvan, en daarom kun
nen wij kerkelijk geen gemeenschap met hen
uitoefenen. Dit mogen we betreuren zooveel wij
willen, maar met dit al verandert het niet.
De Gereformeerden in onze kerken hebben
naar zij meenen volkomen recht om hun kerke
lijk leven in te richten naar de belijdenis en de
Kerkenordening en hebben dit dan ook gedaan.
Zij hebben geheel gebroken met het Herv.
Kerkgenootschap en willen er met geen draad
aan vastzitten. Uit dit standpunt vloeit voort,
dat we onmogelijk de gemeentelijke samen
komsten der Herv. Kerk kunnen bezoeken, want
dit zou zijn een verzaking van het beginsel, dat
onze vaderen en ons zelf geleid heeft buiten het
Herv. Kerkgenootschap en tot de vrije Gerefor
meerde erve, waarop wij wonen. Wij beschou
wen een gemeentelijke samenkomst, als bijeen
geroepen door Christus, den Koning der Kerk,
waar Hij komt om te leeren en te regeeren
door Zijn Woord en Geest. Wij komen er niet
om een preek te hooren en te beoordeelen,
maar om het Woord van den grooten Profeet
te beluisteren en nader te leeren kennen en
voorts al die dingen te doen, waarvan melding
gemaakt wordt in 't antwoord op de vraag van
den Catechismus wat wil het vierde gebod.
Nu ligt het voor de hand, dat naarmate de tijd
ons verder voert van het oogenblik, waarin
door onze kerken het juk verbroken werd,
naar die mate ook het gevaar grooter wordt,
dat voor ons bewustzijn het kerkelijk besef
verzwakten het zou niet moeilijk vallen, aan
te wijzen, dat dit reeds het geval is. Daarom
is het noodig, als deze verschijnselen zich voor
doen, er op te wijzen, opdat het kwaad niet
voortwoekere. De bedoeling van de Afscheiding
en de Doleantie is geweest om terug te keeren
tot de leer, den dienst en de tucht der vaderen
en om alles te aanvaarden, wat daaruit voort
vloeit.
Dit legt aan ons geen geringe verplichting op,
want het is reeds niet gemakkelijk om in dezen
veelbewogen tijd zich helder bewust te zijn
van wat we als leden eener Geref. Kerk be-
hooren te zijn. De geest van onze eeuw is zeer
oppervlakkig en allicht dringt hij ook tot ons
door, terwijl de Gereformeerde belijdenis de
waarheid, de volle waarheid het zuiverst en
diepst heeft gegrepen. Een methodist kan er
zich op beroepen, dat hij zijn belijdenis op een
stuivertje kan schrijven, want hij acht het ge
noeg, wanneer iemand weet, dat dit een getrouw
en aller aanneming waardig woord is, dat Jezus
Christus in de wereld gekomen is om de zon
daren zalig te maken, doch een Gereformeerde
kan daarin niet berusten, maar acht het zijn
roeping om voor zoover hem dit mogelijk is
den vollen raad Gods ter zaligheid na te speu
ren, en hij gevoelt er leed over, als hij merkt,
dat er zijn, die zich Gereformeerd noemen
zonder een behoorlijk antwoord te kunnen
geven, waarom ben ik lid eener Gereformeerde
Kerk.
Ik meende u dit te moeten antwoordden om
dat uw schrijven leed aan een verwarring,
welke veel voorkomt. Anders had ik kunnen
volstaan met te zeggen breng uw bezwaren
in bij het blad, dat deze mededeeling van prof.
F. het eerst heeft opgenomen. Bouma.