Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 36e Jaargang Vrijdag 15 December 19'22 No, 50 UIT HET WOORD RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Bouma. DADERS DES WOORDS. Zeenvsclie Kerkbode. Ya&te medewerkers: D.D. P. VAN D'JK, F. J. v. d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. d. YEEN. AbonnfmentiprQsper kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,—UITGAVE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiëu tot Afzonderljjke nummers 8 cent. PER8YEREEMGISE ZEEUWSCHE KERKBODE. uiterlijk Vrij dsjf morgen te zenden aan de Drukkers Adfertentieprjjs 15 cent per regel; bjj jaarabonnement van Adres van de Administratie: LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. minstens 500 regels belaDgr^ke reductie. Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. HOE ZAL IK HEM ONTVANGEN. Gezegend is hij, die daar komt in den Naam des Heeren. Wij zegenen u uit liet huis des Heeren. Ps. 118 26. Hoe zal ik Hem ontvacgen Deze vraag i& ontleend aan een Duisch lied, dat aan geheven werd ter eere van Hem, die een maal gekomen is om de zondaren zalig te maken. Het is niet vreemd, dat zulk een vraag opkomt in weken, welke on middellijk aan de Kerstdagen voorafgaan, en welke den naam van advent dragen. Het is te voorzien, dat er ook nu weer een onafzienbare schare staan zal rondom Bethlehems kribbe, welke Hem den door God gezalfden Koning over Sion met blijd schap zullen begroeten. Kinderen en grijs aards, geringen en aanzienlijken zullen het hoofd voor Hem ontblooten en Zijn lof verheffen. Zult gij ook onder hen zijn en in welke stemming zult gij Hem ont moeten Een gewichtige vraag. Gelijk gij weet, heeft eenmaal het volk van I raai Hem vol geestdrift gehuldigd op den weg raar Jeruzalem. Het spreidde kleederen op den weg, hieuwen tskken van de boomea en juichte Hem toe Gezegend is Hij, die daar komt in den Naam des Heeren. Welke beteekenis moeten wij aan deze woorden hechten Het is niet met zekerheid te zeggen, bij welke gelegenheid deze p3alm voor 't eerst gezongen is. Naar het mij voorkomt is het meest waarschijnlijke ge voelen, dat het geweest is bij de inwijding van den tweeden tempel. Israël was terug gekeerd uit de Babylonische ballingfchap om de heilige stad en den heiligen tempel te herbouwen. Gemakkelijk giüg het niet, want de wispelturigheid van de Perzische koningen en de vijandschap der Samari tanen legden vele hindernissen op den weg, zoodat soms de moed geheel verdween. De Heere, die hen tot dezen moeilijken arbeid geroepen had, zorgde er echter voor, dat zij den bouw voortzetten en tot een goed einde brachten. Toen de tempel voltooid was, werd de dag der inwijding vastgesteld. Ieder die in de gelegenheid was, wilde deze plechtigheid bijwonen. Zoo kwamen zij dan ook ter bestemder ure uit alle oorden naar Jeruzalem om den Heere openlijk te danken vcor Zijn groote daden. Nauwelijks waren zij door de poorten getreden ea verschenen zij in de nabijheid van den tempel, of Priesters en Levieten begroeten hen met groote blijdschap, juichend: Gezegend is hij, die daar komt in den Naam des Heeren. Met deze woorden werden allen hartelijk wel kom geheeten. Later kregen deze woorden een meer bepaalde beteekenis en werden ze gebezigd met het oog op den Messiae, die komen zou. Wellicht heeft daartoe bijgedragen het woord van Maleachi, den opvolger van Haggaï en Zacharias, na wiens optreden er een pauze ontstond welke duurde tot Johannes den Dooper. Hij sprak deze merkwaardige woordenZiet, Ik zend mijnen Engel, die voor mijn aangezicht den weg bereiden zalen snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere, dien gij zoekt t. w.de Engel des Verbonds, aan wien gij lust hebt, ziet, Hij komt, zegt de Heere der heirscharen. Hoe dit ook zij, vast staat, dat Israël later bij name dacht aan den van God beloofden Koning, die zijn volk verlossen zou uit de hand van allen, die het haatten, opdat het Gode zou dienen zonder vreeze en met blijdschap. Willen wij nu weten, hoe wij Hem ont moeten, begroeten en ontvangen moeten, dan hebben we slechts te letten op de kerk der Oude Badeeling. Zij stond met het aangezicht naar de toekomst. Zij zag niet naar wat achter lag, maar zij 9trekte zich uit naar wat vóór was. Dit kunuen we ook licht verstaan. Als zij terugzag op den weg, waarlangs zij gekomen was, dan vond zij nergens een plek voor het bol van haar voet. Ja, achter haar lag de berg Sinaï, waarop God eenmaal een heerlijke openbaring van Zijn majesteit gegeven had. Doch deze ontdekking bracht geen rust, neen onrust, geen vreugde neen bange vrees, zoodat het volk sidde rend bad uitgeroepen, dat de Heere tot ons niet spreke, opdat wij niet sterven. Wij kunnen haar vergelijken met de jonge- dociter Elpine uit den ondergang der oude wereld van Bdderdijk, die vol zorg en vol leed het moeilijke pad ging. Aan haar zijde verscheen een schoone jongeling, die t >t haar zeideluister naar mij, ver trouw u aan mij toe en ik breng u in 't paradijs, waar louter licht en louter vreugde is. Zij hoorde hem aan, dacht na over zijn bekoorlijke woorden, maar weigerde en koos den weg van 't lijden eu \au de smart, wetende, dat iu terug keer geen heil lag, maar dat er aan 't einde van den weg der smart onlkoming zou zijn. Zoo ging het de kerk des O. Tes taments, diep overtuigd, dat er geen ver lossing was in 't verleden, maar dat zij er komen zou* Dit toch zeide hun de belofte en daarom zag zij in heilig ver langen uïc naar den morgen, welke een maal zeker aanbreken zou. Ik weet het ook wel, dat dit thans anders is. Als wij terugzien, dan aan schouwen we behalve den vreeselijken berg der wetgeving en hot gesloten paradijs met zijn cherub Bethlehems stal en Gol gotha's kruis, plaatsen waar m6n zingen mag: Hier wordt de rust geschonken. Hier het vette vau uw huis gesmaakt, een volle beek van wellust maakt, hier elk in liefde dronken. Maar met dat al Jezus is heengegaan en heeft plaats genomen aan 's Vaders rechterband. Heeft Hij niet gezegd, dat Hij zijn discipelen gean weezen zal laten en ligt daarin niet voor zijn volk een aanwijzing, dat het zijn oog opheffen zal tot Hem en dit het zijn hoop zal stellen op Hem. Zie rondom u. Wat aanschouwt ge Een wereld vol onru9t en verwarring, vol leed en ellende, vol smart en pijo, vol droef heid en rouw. Alle verwachtingen, ge bouwd op het woord van de leidslieden zijn in bittere teleurstelling geëindigd. Het is ontzettend, maar te verklaren, dat het Griek'che volk zijn vroegere leiders ter dood heeft gebracht, want er was vooral bittere haat in 't hart over zooveel misleiding. En al komt het Gode zij dank niet in allo landen tot u tbarsting, dui delijk is 't, dat er in duizende harten ontevredenheid en ontstemming is over wat er gebeurt op deze aarde. Komt er daardoor geen verlangen in 't hart naar Hem, die eenmaal alle verdrukkers zal verbrijzelen en alle verdrukten bevrijden. Zie in u zelfl Wat aanschouwt ge. Een hart vol zonde en schuld, vol onreinheid en verdorvenheid. Zelfs de meest verge vorderde op den weg des levens moet klagen Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij. En als dit eens aan Paulus de zucht ontpersteIk ellendig menscb, wie zal mij verlossen, moet dit dau niet in u wakker maken een verlan gen naar Hem, die tot ons gekomen is in den Naam des Heeren, die zijn volk ver lost uit al hun banden. Ge ziet uit naar licht, naar vrede, naar vreugde, waar kunt gij het vinden dan bij Hem alleen. Hij is de Machtige, die u helpen kan, de Bereid vaardige, die u bijstaan wil, Hij is de Trouwe, die u nooit begeeft en u nooit verlaat, Hij is de volkomen Zaligmaker, die u nooit te schat.de laat worden. Ic deze stemming kunt gij Zijn lof ver tellen en kunt gij voor Hem bidden. Ofschoon Hij zelf boven alle leed is ver heven, nochtans zijn er nog vijanden, die zich voor Hem niet nederbu'gen, er zijn nog onderdanen, die innerlijk wederspan- nig zijn, welnu, dan is er ook voor unog stof om te roepenGezegend is Hij, die komt in den Naam des Heeren. KEBKBLÏJK Ervaring. Natuurlijk hebban alle meni-chen in meerdere of mindere mate ervaring-. Ia dit opzicht ia er geen verschil tusschen de rechtvaardigen en de onrechtvaardiger Maar we hebben thans alleen bet oog op de ondervinding, welke aan de ge- loovigen eigen is. Er is veel ervaring welke geeD vrucht voor den hemel draagt, maar de bevinding van Gods volk werkt hoop. Zjj brengt licht en helderheid voort en zjj göeft one ver sterking van het geloof. Zjj brengt aan den twjjfelge duchte plagen toe en zjj verlost ons van het wantrouwen. E-m geloovige is wedergeboren tot een levende hoop op de onverwelkeljjke, onverderfelijke erfenis, welke in de hemelen bewaard bljjft. Er is tusscben hem en den Christus een onver brekelijke band en geen macht op aarde of in den hemel kan bem scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus. Hij moge arm zjja naar de wereld en bebooren tot de geriDgsfen zjjns volks, hjj moge arm zjjn in zichzelf en een schuldige aan de overtreding vau alle geboden der heilige wet, hjj is nochtans rjjkwant alles is bet zjjne. De meest kostbare gaven zjjn hem geschonken en hjj heeft oorzaak om zich in zjja God ten allen tjjde te verblijden. Doch is hjj zich daarvan nu ook helder bewust. Het ljjkt er niet op. Er komen dagen, ja weken, waarin hjj niets vermoedt van zjjn schatten, want aan zjjn leven knaagt de worm van de onzekerheid. Er is geloof in hem, maar ia 't wel het echte, het ongeveinsde er is hoop in hem, maar is het wel de onbedriegyljjke, welke niet teleurstelter is liefde iu hem, maar is zij wel oprecht, want zjj is menigmaal zoo fLuw en weinig vurig. Neen, zegt hjj tegen zichzelf, als God u werkeljjk door Zjjn Geest getrokken had, tot den Zoon Zjjner liefde, dan zou het geheel anders bjj u moeteu zjjo. Doch als er nu tjjden komeD, waarin God hem op de proef stelt, dan gebeurt het, dat zjjn geloof bem sterkt om goedsmoeds te drogen, wat de Heere hem op den schouder legt en zoo komt zjjn geloof voor hem te staan in een geheel ander licht. Hjj heeft ondervonden, dat het hem juist, toen hjj het zoo noodig had, niet in den steek heeft gelaten en hjj moet wel erkenneD, dat het van een waar gehalte is. Dit is even eens het geval met zjjn hoop, welke juist in dagen van spanning hem heeft doen heenzien over de zwarigheden en hem heeft bemoedigd door hem te toonen het heerljjk doel, dat God weggelegd heeft voor allen, die hun verwach ting van den Heere hebben. Hjj had van te voren niet geweten, dat er zulk een levens kracht school in zjjn hoop en daarom durft hjj thans in haar te zien een heerljjke gave, welke hem van den Vader geschonken is. Ea niet minder is het waar van de liefde, wjjl dat hem juist in wegen van druk en ellende gebleken is, dat zjj hem deed uitgaan tot den Rotssteen des heils en er hem toe bracht om den Heere te zoeken. Ofschoon de Heere zich verre hield, ja Zjjn hand zwaar op hem liet drukken, noch tans drong de liefde hem aan goedertieren in drukken van zjjn God te hebben. Er was ook iets in hem, 't welk hem met Job deed zeggen Al doodde Hjj mjj, niettemin zal ik op Hem hopen. Wanneer wij zulke ervaringen hebben, dan is 't duideljjk, dat zjj ons een meer helder besef geven van al wat we van God hebben ontvan gen en zjj sporen ons aan om alle twjjfeliugen te baonen, temeer, omdat wjj tevens hebben ondervonden, dat God met de beproeving ook de uitkomst verleent. Wjj wisten het wel uit de H. Schrift, wjj hadden wel vernomen, dat dit de ervaring van alle heiligen is geweest, en wjj stemden het wel toe, maar het ging voor een groot deel buiten ons om. Wjj hadden er geen licht iü, wjj putten er geen kracht uit, het verschafte ons geen verkwikking, maar nu we het zelf ondervonden, veranderde het op eens, want nu was het geweest in ons eigen lev8n. En dit geeft een winst, welke niet ge ring geacht moet worden. Wjj ontvingen daar mede toch een onweerlegbaar bewjjs, dat er inderdaad uitkomsten bjj God zjjn en dat Hjj nabjj is allen, die hun zorgen op Hem werpen in 't geloof, dat Hjj het wel maakt. Ook hier past het oude spreekwoord, dat ondervinding de beste leermeesteres is, wjjl zjj ods de proef op de som levert. Hoe rjjker levens ervaring een christen heeft, hoe gelukkiger hjj is ook met het oog op wat nog komen kan. Als het ongeloof hem de schrjjnende vraag voorlegt, wat hebt ge aan uw God, dan be hoeft bjj niet beschaamd te staan, want hjj weet nu uit eigen ondervinding, wat hjj aan zjjn God te danken heeft en hjj bluscht deze vurige pjjlen uit zonder dat zjj hem schade kunnen berokkenen. Zulk een ervaring sticht hem, doet hem met den dichter zeggen, als er dagen van moeite komen hoop op den Heere, want ik zal Hem nog loveD, Hjj is de menig vuldige verlossing en mjjn God. Het zjj dus verr8 van ons om de ervaring te miskennen, wjj willen het voor haar opnemen en bidden, dat de Heere U en mjj veel goeds uit Zjja hand in dit moeiljjke leven laat onder vinden, Bouma. Niet onder de wet, Maar naar de wet. By de goede werken is naar de onder- wjjziDg vau ODzen Catechismus Zondag 38 te letten op de bron, waaruit ze opkomen, het richtsnoer, waarnaar ea het doel, waarmee ze geschieden. Ook dus op het richtsnoer waar naar. En dat richtsnoer is Gods wet. Maar dan is daarbjj ook noodig er goed op te letten, dat de verhouding, waarin de ge loovige tot die wet staat, negatief alzoo kan geformuleerd wordenniet onder de wet. Dut zjjonder de wet wilden zijn", vond de apostel Paulus in de Galaten het groote kwaad, waartegen hjj met hoogen ernst in zjjn brief aan hen opkwam. Als een verwyjt klinkt zjjn woord Zegt mjj, gjj die onder de wet wilt zjjn, hoort gjj de wet niet?" Gal. 4 21. Bjj dat onder de wet zjjn" dacht de apos tel aan het zich stellen onder de wet met de bedoeling om door onderhouding van de wet gerechtigheid te verwerven. Dat „onder-de-wet" zich stellen was noodig naar het oordeel van hen, die Paulus in Gal. 2:4 noemt: ingekro pen valsche broeders. Deze leerden den Galaten, dat zjj tot gerechtigheid niet genoeg hadden aan Christus, maar behalve de verdienste van Christus ook behoefden die van eigen wets- on lerhoudingdat ook zjj in dien zin nog

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1922 | | pagina 1