Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 36e Jaargang Vrijdag 1 December 1922 No. 48 RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en D«. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Ya&te medewerkersD,D. P. YAN DTJK? F. J. v. d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. YEEN. PER8VEREEMBIK6 ZEEPWSGHE KERKBODE. Adres van de Administratie: Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. UIT HET W00R1), asaph'a verwachting. ml Kerkbode. Abonnementsprijsper kwartaal bp vooruitbetaling: f 1,—. Afzonderlijke nummers 8 cent. Advertentieprijs 15 cent per regelbp jaarabonnement van minstens 500 regels belaDgrpke reductie. UITGAVE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. Gij zult mij leiden door uw raad. ,v-'-ï '*i'.v .vgajmagE recht inziet en uit ondervinding heeft lee- ren verstaan, acht het coodig om het oog van alle schepselen af te wenden en te richten op God, zooals Asaph het gedaan Meft. Hij stoort er zich niet aan, wat de ijzen daarvan zeggen zullen, wijl hij er diep van overtuigd is, dat het buiten Heeren leiding niet gaat. Een blinde heeft leiding noodig. Immers ziet den weg niet. Het is wel waar, t zulk een ongelukkige een lddsman eft, wien hij zich toevertrouwen kan. heb een knaap gekend, die met zijn nden vader nog anderhalf uur van hun ning verwijderd was. De vader werd 39, omdat ziju zoon hem plaagde, en trafte hem. Wat deed de ondeugende gen Hij liet zijn vader staan en ging van door. Hoe treurig is 't, als we ons f. een ander ter leiding toevertrouwen, i ons teleurstelt. Jij kunt hier ook denken aan een veld- t, die zijn leger aanvoert. Welk een juststelling is het voor de krijgers als gelooven mogen dat hij zulk een ver- woordelijke post ten volle waardig en leven zijner ondergeschikten hem ter te gaat. Anderen hebben gezegd, dat wij moeten }2 op een herder, die zijn kudde leidt (grazige weiden en voert aan zeer stille teren. Aever echter zou ik van oordeel zijn, hij hier zinspeelt op een vader, die kind leidt, omdat er onmiddellijk aan raf gaat, gij hebt mijn rechterhand ge- Gij wiens naam Jehovah is, die het fn in u zelf hebt en door u zelf bestaat, zult mij leiden. God leidt zijn volk. is duidelijk. Daartoe gaf Hij ons in istus den Overste Leidsman en Vol ler des geloofs. Meer nog. Hij stelde l Geest in 't midden Zijner gemeente, al de geloovigen leidt in een eften land. is ook niet moeilijk om te verstaaü, Asaph bedoelt. God leidt, doordien ons den weg aanwijst, waarlangs wij moeten. Voortdurend doet Hij het, it wij het zouden weten. Daar is als are onmiddellijk achter ons, die ons oeptDit is de weg, wandel daarop, laat het aan een nauwkeurige aan- ing niet ontbreken, ch als het daarbij bleef, zou len we niet gebaat zijn. Hoe velen hooren stem wel, maar nemen haar niet ter te. Daarom bewerkt Hij ons ook in- iyk en opent onze oogen, zoodat wij ook zelf don weg helder voor ons zien Hij overreedt ons om aan te nemen, dit de eenige goede weg is, waarop het heil aanschouwen zullen. Wij nen alzoo tot de erkenning, dat deze g waarlijk goed-iS".' Wij hebben geen merkingen meer. Wij zijn er mede izoend. Zoover moet het bij ons komen, lang we een afkeer er van hebben, zijn we niet gewillig om onze voeten dezen weg te zetten. Hij doet nog >r. Hij geeft ons ook kracht om dien in te slaan en er op te wandelen, werkt beide in ons het willen en het brengen naar Zijn welbehagen, zoodat ons voornomen volvoeren kunnen. I )ie weg is niet altijd even gemakkelijk en effen. Soms zelfs is hij zeer bezwaarlijk- Oez} krachten begeven ons en onze moed verdwijnt. Wat zou er van ons worden, indien hij ons geen hulp bood. Soms gebeurt, dat iemand een hoogen berg wil beklimmen, maar het steile pad put zijn krachten uit. De gids, die hem ver gezelt, spreekt hem bemoedigend toe, houdt hem voor, dat hij er spoedig zal zijn. Maar het baat niet. De kracht is verbruikt en een toespraak vermag niets. Doch dit gebeurt nooit op den weg, waar langs God zijn volk leidt. Het kan wel zijn dat den geloovige moedsloos wordt en bij zich zelf denkt, dat hij het eind van den weg niet bereiken zal, doch dit duurt niet lang, wijl zijn leidsman hem niet alleen toespreekt, maar hem den moed verlevendigt en de kracht verme nigvuldigt, tengevolge waarvan hij weer op staat en ervaart, dat al is 't dat hij gaan moet door het dal van Bika God zelf voor hem is een bron, welker wateren hem verkwikken en versterken. Maar is die weg steeds veilig Het schijot niet zoo. Bunjan heeft het in zijn schilderachtige taal duidelijk gezegd: Christen kwam ergens en zag op den weg waarlangs hij gaan moest, twee leeuwen, welke hem met angst en schrik vervulden. Wat moest hij doen 1 Teruggaan was het verderf en vooruit het scheen de dood. Hij waagde het ethter onder opzien tot God en toen hij bij de verscheurende dieren gekomen was, bleek hem, dat zij vastzaten aan stevige ketenen. Zonder bezwaar kon hij tusschen de dieren door gaan, want zij konden hem geen enkel letsel berokkenen. Zoo is 't Hij leidt alle dingen naar den raad van Zijn wil en geen schepsel kan zich zonder Hem roeren of bewegen. Welk een voorrecht, als wij weten, dat God ons lelden zal, wij hebben dan niets te vreezen. Zijt gij er van overtuigd, dat gij deze leiding behoeft, en dat God ze U verleenen zal Bouma. De toestand van Ds. G. F. Kerkhof te Smburg blijft zorgelijk. KEBKBLIJK IiBTfiM. Ervaring. Als men de ervaring overschat, dan komt men tot een mager resultaat. Er liggen heele terreineD, waarvan we nooit eenige ondervin ding zullen verkrijgen en wanneer we ons der halve alleen beperken tot wat we ondervinden, dan is onze kennis al zeer gering. Daar is om maar iels te noemen het verleden der volker«n. Welk een wijd veld opent zich hier voor ons, 't welk ons noodigt om het te betreden. Hoe kunnen we ods leven verrgkeD, indien we ons inspannen, om althans iets te weten te komen van de rijke historie. Er zijn menechen, die zich niet de moeite getroosten om na te gaan, welke daden God eertijds ge daan heeft ia 't midden van de aartsvaderlijke tijden, in 't leven van Israel en van de kerk. Zij weten niet wat zij misseD, maar wij be klagen hen toch, omdat zulk een verleden een bron opent van ware genieting. Door nauw keurig kennis te nemen van wat er toen voor gevallen is kunnen wjj als 't ware doorleven wat de heiligen destijds beleefd hebbeD. Heel dit velleden valt echter buiten or-z* ervaring. Onlangs las ik het boek, getiteld de Wonder- bouw van 't Heelal en het vestigde mijn aan dacht op de macht, de wijsheid en de goedheid, welke ons tegenstraalt uit den loop der sterren en de verhouding waarin zij tot elkander en tot onze aarde staan. Bij de lezing van zulk een werk verstaat ge, hoe sommigen onderons hun leven wijden kunnen aan de bestudeering der Hemellichamen en ge komt er toe om te zeggen hoe schoon is het, als iemand daarin opmerkt de veelvuldige wijsheid Gods. Waar lijk, welk een wonderbouw vertoont ons het Heelal en wg erkennen met den dichter groot zijn uwe werken o God, Gg hebt ze alle met wijsheid gemaakt. Dit is voldoende om duidelijk te maken, hoe kortzichtig het is, wanneer iemand zich alleen beperken wil tot de ervaring, want er liggen ▼elder, welke wg nooit met onzen eigen voet betreden en nooit met onze eigen oogen zien zullen. Dit is ook waar in betrekking tot den godsdienst. Wij gelooven dat God deze wereld door Zijn woord heeft toebereid, en dat Hjj de dingen welke wij zien, in 't aanzijn heeft ge roepen uit niet. Welk een rijke kennis hebben we daardoor. De meest eenvoudige, die het woord Gods aanvaardt, staat ver boven de ge leerde, die het verhaal in 't eerste boek des Bijbels verwerpt. Welk een indruk maakt reeds de uitdrukkingIn den beginne schiep God den hemel en de aarde. Hoe heerlijk en maje stueus klinkt het in onze ooren. Welnu, zoo zijn er vele zaken, waarvan we kennis krijgen door de H. Schrift, maar zonder dat wg daar van ooit eenige ervaring opdoen. Wg belgden dat Jezus Christus in de wereld gekomen is, dat Hg geleden heeft en gestorven is aan 't kruis, maar dat is eeuwen geleden en deze ontzachlijke gebeurtenissen behooren tot de geschiedenis. Wij hebben dit op den voorgrond geplaatst om uit te laten komen, dat we de ondervinding niet overschatten zullen en roemen dat zg het een en het al is. Dit doet echter geenszins iets aan haar waarde te kort. Graag willen we nog zeggen, dat ondervinding voor elk mensch noodig is. Wij kunnen daar niet buiten. Daar om zullen we enkele hoofdzaken noemen, welke een geloovige ondervindt. De mensch van een vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust, zegt de Schrift en ieder mensch ervaart de watrheid daarvan in meerdere of mindere mate. Maar wat is nu het verschil tusschen een geloovige en een on bekeerde Ditde eerste heeft een begeerte om het te weten Hg bidt met DavidHeere, maak mg bekend mgn einde en welke de maat mgner dagen zij, dat ik weet hoe vergankelijk ik ben. En juist, omdat hg zich bewust is, dat hg er uit zich zelf niet toe komt, vraagt hg het aan zijn God en het blgkt hem, dat de Ontfermer Israels antwoordt op het gebed. Ook zal inzien Zie, Gij hebt mjjn dagen een handbreedte gesteld, en mgn leeftijd is als niets voor U. Immers is een ieder mensch, hoe vast hg staat, enkel gdelheid Zoo leert hg in den weg des gebeds en der ervaring, hoe zwak, hoe geriDg en broos hg is en dit bewaart hem voor zelfverheffing en hoogmoed. Op deze wgze ver krijgt hg inderdaad een heerlijke winst en hoe pijnlijk deze ondervinding ook zg, hg zou haar toch niet graag missen. De H. Schrift zegt ons, dat wg allen onzen weg hebben verdorven en dat wg allen gedaan hebbeD, wat kwaad is in Gods oogen. Weten nu allen, die d t gehoord hebben het ook Tot op zekere hoogte kunnen we een bevestigend antwoord geven en het komt zelfs wel voor, dat zg, die er zich weinig van bewust zjjn, er het luidst en het krachtigst over roepen. Doch overigens moeten wij zeggeD, dat het voor velen een waarheid is, welke buiten hen omgaat. Maar zoodra ons oog geopend wordt en we afdalen in ons eigen leven en hart, dan komen we tot de ontdekking, dat het waarlgk zoo bjj ons gesteld ie. Wg zien ïd, dat we geheel on rein en verdorven zgn en dat we steeds tot alle boosheid geneigd zgn. Ja, wg ondervinden nu, dat het bg ons zoo gesteld is, als de Schrift het ons voorhoudt en wg erkennen nu, dat wg zondaren zgn, in wie niets goeds wordt ge vonden. Nu we in deze school zgn gekomen, wordt het ons tevens helder, dat we verre van vol leerd zgn. Wg vindeü, dat er een wet in ons is, die strjjd voert tegen de wet van ons ge moed, die ons gevangen houdt onder de wet der zonde. Als het goed met ons staat, dan worden we vaak in een weg van smartelijke ondervinding steeds meer gewaar, dat er in ons, dat is, in ons vle sch geen goed woont. Zoolang iemand een vreemdeling is in z(n eigen hart, heeft bg er geen weet van. Misschien

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1922 | | pagina 1