Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
No. 43
DIT HET WOORD.
36e Jaargang
Vrijdag 27 October 1922
Redacteuren: Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Taste medewerkersD.D. P. VAN D'JK, F. J. v. d. ENDE, A C. HEÏJ, B. MEIJER, F. STAAL Pzn en R. J. y. d. TEEN.
PERSTEREEMGIHB ZEEDWSCHE KERKBODE.
Openbare voorbede.
AbOnnrmmt8prtj8per kwartaal btf vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
Advertentieprijs 15 cent per regel; bp jaarabonnement van
minstens 500 regels belaDgrpke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiëa tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
VERHOOREN EN AANSCHOUWEN.
Ik heb liem verhoord, en zal op
hem zien.
hozea 14 9.
Het rijk der tien 9tammen bad in ve
lerlei zonde gewandeld. Er was schier geene
ongerechtigheid der heidenen of Ephmm
had daarin gewandeld. Maar zijn ergste
en gruwelijkste zonde was die der afgoderij.
Men was begonnen met de aanbidding van
Jerobeama gouden kalveren. E het einde
was geworden, dat men zich nederboog
voor eiken tfgod, van wat naam of land
of volk ook. Ephruïm is vergezeld van de
afgoden, klaagde God. Zijn verbond was
op het schandelijkst ontheil'gd, maar daar
om zijn toorn ook op het vreeselijkst ont
stoken.
In de benauwing, die God toen over het
volk bracht, hoorde het echter i aar zijn
profeet, die het vermanende woord bracht
Bekeer u, o laraël, tot den Heere uwen
God toe, want gij zijt gevallen om uwe
ongerechtigheid. Wel is waar luisterden
daarnaar niet allen, maar de geestelijke
kern van het volk, Gods overblijfsel naar
de verkiezing der genade, verootmoedigde
zich en smeekte zijn God, zeggende Neem
weg alle ongerechtigheid en geef het goede,
zoo zullen wij batalen de varren onzer
lippen. Assnr zal ons niet behouden, wij
zullen niet rijden op paarden en tot het
werk onzer handen niet meer zeggen gij
zijt onze God. Immers zal een wees bij U
ontfermd worden. En op dat woord van
schuldbelijdenis en gebed antwoordde de
Heere door tot Hozea te zeggen, opdat
deze het boodschappen zou aan Ephmm
Ik heb bem verhoord, en zal op hem zien 1
Ik heb hem verhoord 1
Hoe blinkt en schittert hier Gods eeu
wige ontferming.
Toen de ontrouwe en afvallige zich ver
ootmoedigde, boorde God naar zijne stem
en bewees Hij genade. Zijn antwoord was
niet: spreek mij niet meer van deze zaak.
Neen, zijn gramschap was gebluscht, zijn
toorn door barmbartigheid toegesloten.
Hij gedacht zijn verbond en betoonde zijn
welbehagen. God zeideIs niet Ephraïm
mij een dierbare zoon, is hij mij niet een
troetelkind? Want sinds Ik tegen hem
gesproken heb, denk Ik nog ernstelijk aan
hem. Daarom rammelt mijn ingewand over
hem. Ik zal mij zijner zekerlijk onifermen,
spreekt de Heere. En de oprechten in
Ephraïm hebben bet dan ook ondervonden
dat er een oogenblik is in Gods toorn,
maar een leven in ziju goedgunstigheid.
Wondere weg des Heeren, een weg die
tot aanbidden en danken leidt.
Een ontdekte ziel, die hare zonden
en gruwelen ziet, die hare ongerech
tigheid bekent en daarover zich veroot
moedigt, z-*gt licht bij zich zelveach,
mijn bidden en sraeeken is tevergeefs, God
kan mij niet hooren, ik heb te zwaar en
te schrikkelijk gezondigd. En God zegt:
lk zil u hooren, j*, Ik heb u verhoord 1
Dat gaat alle begrip te boven. Daar kan
ons verstand niet bij. Dat gaat lijnrecht
tegen de uitspraak van onze consciëntie
in. Satan zegtlaat God varen, het is
buiten hoop. Maar God zegt van den oot
moedige en heilbegeerigeIk heb hem
verhoord 1
Het is alleen het geloof, dat bier den
weg vindthet geloof, dat de Heere zelf
uit het verbroken en verslagen hart doet
opkomen. Want dit is wel duidelijk dat
in ons de oorzaak niet liggen kan dat de
Heere acht neemt op onze smeekbede en
geschrei. In ons is alleen maar oorzaak
dat Hij ons verwerpen kan van voor zijn
aangezicht. Maar in Hem, in den Heere
zelf is een grond waarom Hij den zondaar
verhoort in zijn heilbegeerige en ootmoedige
zuchten. Die grond is zijn eeuwige, vrije
ontfermingis de offerande, de volmaakte
zoenofierande, die Hij zelf heeft laten
brengen door zijn lieven Zoon. Dat open
baart Hij ons door zijn heilig Evangelie,
dat Hij zoo krachtig en toch zoo liefelijk
toepast aan onze harten, zoodat wij ale
tegenspraak laten varen en ons gevangen
geven bij de uitspraken uan zijn heil- en
troostrijk Woord o, Als dat dierbaar
Evangelie, dat de taal van 't welbehagen
spreekt, door den H. Geest aan onze bar-
ten geheiligd wordt, dan wordt cb vrij
willige liefde Gods onze blijdschap en roem.
Dan verstaan wij met genieting van vrede
en zaligheid het woord van Elihu:Hijzal
tot God ernstelijk bidden, die in hem een
welbehsg'n nemen zal. en zal zijn aan
gezicht met g'jirch aanzien, want Hij zal
den raensch zijne ger< chtigheid weder
geven.
Wat een onuitsprekelijk voorrecht als
God ons in ons bidden verhoort, en daar
bij zijn aangezicht in gunst tot ons komt
wenden.
Die beide wel laden worden aan het
boetvaardig Ephraïm toegekend. Ik heb
hem verhoord, zegt God, en Ik zal op
hem zien.
Ephmm was om zoo te zeggen een wees
geworden, verlaten, eerzaam, diep ellendig.
E°rst had bij zijne liefde aan de afgoden
gegeven en was met hen vergezeld ge
weest. Maar daarna had hij smart en
berouw gehad over de zonde zijner afgo
derij. En bij was geëindigd met tot al
de afgoden, die hij gediend had, te zeggen
henen uit 1 En nu stond hij alleen, een
wees gelijk, van allen verlaten. Zou zich
nu nog wel iemand over hem willen ont
fermen Zou God hem nog willen aan
zien
Ja, zegt de Heere, Ik zal op hem zier.
Op hem zien, niet gelijk tevoren in grim
migheid en toorn, maar in genade, in
gunst, in goedertierenheid. Htb ik mij
vroeger van hem afgekeerd, Ik zal mijn
aangezicht nu en voortaan weer over hem
in gunst doen lichten.
De ware vromen in Ephmm, die zich
met hun hart tot God bekeerd hadden,
hebben het ondervonden. Er was weer
leven en blijdschap in hunne harten.
Gods vriendelijk aangezicht, zoo genadig
over hen lichtende, werd hun oorzaak
van vroolijkheid.
Daarom gaan nog allen, die den Heere
vreezen, goedsmoeds hun levensweg. Die
weg kan wel eens donker wezen, de last
zwaar en de zorg groot. Maar de Gods
belofte b'ijfi: Ik zal op hem zien. Ea als
Gods aangezicht in guast tot ons gewend
i=«, wie of wat zou ons dan doen vreezen?
Dan is r licht in den nacht. Dan is er
sterkte bij beproeving. Dan is er troost
in het lijden. Dan is er vrede bij het
sterven.
Wie is wijs? Die versta deze dingen.
Wie is verstandig? Die bekenno ze. Want
des Heeren wegen zijn recht, en de recht
vaardigen zullen daarin wandelen, maar
de overtreders zullen daarin vallen.
Van der Veen.
UIT DE PERS.
Ds. K Schilder schrijft ia de „Geref Kerk
bode" voor GoriEchem e. o.
Een ervaring van ruim 7 jaar heeft mfl de
overtuiging geschonken, dat in onze Gerefor
meerde kriDgen nog wat beter moet gerekend
worden met de beteekenis en het karakter der
openbare voorbede of dankzegging, door een
lid der Kerk aangevraagd, als onderdeel van
het openbaar gebed bij den dienst des Woorde.
Voor alle duidelijkheid voeg ik er bfj, dat ik
met het volgende niemand in het bijzonder be
doel, dat er velen zijn, die met de teedere zaak
van het gebed ook alleen teer omgaan en dat
dus wat ik zeggen ga, gansch iai het algemeen
bedoeld is.
Ik meen, dat men meer dient rekening te
houden met het volgende:
1. Vraag geen publieke voorbede of dank
zegging, als gij zeil niet oprecht hebt gebeden
of gedankt. Vraag alleen daa zulk een open
baar gebed, als uw hart u er toe dringt met
groote kracht. Men zal zeggendat spreekt
vanzef. Ik geef dat toe. Maar ik heb menschen
gekend, die 'n kind of 'n buurvrouw stuurden
met een briefje, inhoudende verzoek om in het
gebed gedacht te worden, en die zelf niet in
de kerk waren, al waren ze springlevend. Ik
heb ze gekend, die 's morgens b.v. voor een
behouden thuiskomst uit stormwaer van zee
lieten" danken en die 's avonds met vrouw
en kroost plus kinderwagen over de straat
zeulden onder kerktijd. Ik heb verzoeken om
publieke voorbede gehad van menschen, die mij
later beleden, zelf nooit God te hebben betrok
ken in de aanhangige zaak, niet eens in hun
denken, laat staan in hun biddeD.
2 Gebruik den predikstoel niet voor een soort
advertentiebureau. Ik zeg het opzettelijk heel
raar, omdat ik anders toch geen gehoor krüg.
Rare dingen moet men trouwens óók zeggen
naar hun aard. Natuurlijk weet ik geen enkel
voorbeeld, want ik ben gelukkig geen harta-
kenner en ik kan in gemoede verklaren, nooit
iemand „erop aangekeken te hebben". Ik weet
dat er onder de aanvragers oprechte en harte-
telüke bidders zijn, die uit behoefte het gebed
van de Gemeente vroegen. Maar toch ik her
inner me een Gemeente, waar sedert de namen
van de aanvragers van het openbaar gebed
bekend gemaakt werden vóór het gebed, het
aantal verzoeken eerst even sterk verminderde
(vanwege de nieuwigheid) doch daarna met
100 toenam. Bgna iedere schipper „liet" nu
bidden vóór en danken na zijn zeereis bijna
elke geboorte werd herdacht" al liet de doop
ook 2 maand of langer op zich wachten van
elk familielid, al had niemand in de Gemeente
hem ooit gezien of gehoord, werd de dood van
ook zeer verre bloedverwanten in den gebede
gedacht. li* heb uitnoodigingen tot voorbede
in verband met een overlijden gehad van men
schen, bij wie ik ter begrafenis geen zweem
van ontroering ontdekte. Ik heb het verzoek
gehad om te danken voor huwelijksfeesten en
andere jubilea, zelfs voor jvardagen, die nog
komen moesteü, waarbij dan blijkbaar Jacobus
4 14 en 15 niet al te sterken indruk maakten.
Nog eens: ik weet niet één voorbeeld, waar
van ik de bedoeling om den preekstoel als
gratis-advertentiebureau te gebruiken kan be
wijzen. Maar ik heb wel vermoedens. Ik zeg
nietvraag geen gebed of dankzefgiDg in ge
vallen als ik daareven noemde. Ik zeg alleen
maarals gij het doet, doe het in de tegen
woordigheid Gods.
8. Bedenk dat een gebed, ook eea publiek
gebed, nooit een ofïïïieele franje mag zjjn aan
een officieele plechtigheid. Ik denk hier vooral
aan het gebruik om „den rouw in de kerk te
brengen". Ik voor m® vind die uitdrukking
al zeer ongewensebt. Waar God Zjjn bljjde
boodschap brengt, daar hebben den rouw
niet te brengen. Maar ik geef toe, dat men
het niet zoo bedoelt, als het gezegd wordt.
Maar dan zeg ik nogwees spaarzaam met uw
tranen, als ge er zelf eerbied voor hebthoud
hoog uw smart en loop er niet mee te koop
en houd ioj hooger uw gebed. Breng geen
deftig verzoek om de „rouw in de kerk te
brengen", als de rouw uit uw huis, uw hart,
al hüg weg is. En zijt ge bedrukt, welnu, God
is een hoorder der gebeden en de Gemeente
wil wel oefenen de gemeenschap, maar ook hier
zij elk verzoek een consciëatiezaak. Ik weet,
dat de gewoonte om „den rouw in de kerk
te brengen" in meer dan één geval de laatste
plechtigheid is, die achter den cfficieelen romp
slomp van advertenties, begrafenishoeden,
aansprekers-toespraken en rouwkleeren aan
komt. En ga vooral, als gij een familie hebt,
die over één of meer Kerken verdeeld is, toch
geen debat beginnen, welke kerk g$ nu de eer
zult aandoen van „rouw in de kerk te bren
gen", de Hervormde of de Gereformeerde of
een andere Heusch, ik spreek geen dwaashe
den die dingen komen voor. Ze bestaan de
f imilieoptochten. allen tegelijk naar een kerk,
waar een gedeelte der familie niet behoort en
nooit weer komen zal, waar men alleen deh
rouw eniets in 't zabj e gebracht heeft
(waarvan in kleine Gemeenten de col
lectetellers nagaan of de „'ouw' in de kerk
ook voordeel bracht aan de kerk). Zoo iets is
dan de allerlaatste eer, Da de laatste eer, den
overledene bewezen. Neen, glimlach nietzoo
iets is om te schreien. Als gij verdriet hebt en
troost begeert, ga dan naar de kerk, waar ge
hoort. God is een God van orde, ook als niet
gij den rouw in de kerk, maar Hij den rouw
in uw hart en de vert-oosting in de kerk
brengt. Een openbaar gebed is geen familie-,
maar een Gemeente-zaak
4. Bedenk, dat een gebed geen magische
kracht heeft, omdat het van den preekstoel af
klinkt. Vele menschen werkelijk ik zeg'het
met droeven ernst zouden er niet aan den
den voor een bepaalde zaak het openbaar gebed
te vragen, als ze niet geloofden, dat het een
beetj meer hielp Hen bekoort het openbare
gebed niet omdat zij de waarde er van zien in
het meerdere getal van degenen die met hen
dezelfde begeeita overnemen, niet om de daarin
sprekende gemeenschap der heiligen, niet om
het verband tusschen het gebed en den dienst
des Woords, waarin God Zijn volk ontmoet,
maar alleen omdat zij denken, dat het wat
meer helpt als 'n domiiée bidt. Ik heb ze ge
had, die me vroegen voor hen te bidden, maar
dan speciaal 's middags. Waarom 's morgens
niet? Ja dan was het maar leesdienst, om
dat ik 'n vacaturebeurt had, en dus was 't „maar"
een ouderling, 's Middags was het de domicéa
zelf. O de onkunde, o de vrijwillige armoede!
5. Houd steeds vast, dat de Gemeente moet
kunnen inleven in den inhoud van het door u
begeerde gebed vraag anders niet. Grenzen
trekken kan hier niemandmaar ieder voelt
dat ze er zijn. Ik heb briefj >s gekregen in die
7 jaar om voorbede voor ziekte, voor operatie,
voor uitredding, terwijl me niets van het geheele
geval verteld was Maar zoo iets gaat toch niet.
Er staat nog steeds in Zondag 45 dat w$ om
te bidden onzen nood en ellendigheid recht en
grondig moeten kennen. Wij moeten dus ook
de gelegenheid daartoe geven aan iemand die
voor ons bidt. En zijn er gevallen, waarin de
Gemeente (om welke reden dan ook) met geen
mogelijkheid weten kan, voor wien of voor wat
ze bidt, boud dan nw aanvrage terug Niet de
dominéé bidt als particulier, maar de Gemeente,
van wie bü de tolk is.
6 Houd in uw verzoek om publieke voor
bede altijd voor oogen, dat zulk een gebed al
leen dingen mag noemen, die voor uw leven
van groot belang zjjn en ook als zoodanig in
uw ziel leven. Want, nietwaar, alle bijzonder
heden van uw leven breDgt ge daar toch nooit;
voor persoonlijkheden is de preekstoel de plaats
Diet WelDU, het heeft me getroffm, dat ik in
de 7 jaar van mijn predikantschap honderden
verzoeken gehad heb om te gedenken aan
lichamelijken nood, maar (afgedacht van de
geboortevreugd en stervenssmart) slechts één-