Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland UIT HET WOORD. 36e Jaargang Vrijdag 6 October 1922. Nb. 40 RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. PER8YEREEMGIH6 ZEEPW8GHE KERKBODE. IN GROOTEN NOOD. Van der Veen. Gods weg ia de diepte. Boüma Ooze Diaconlëa. Zeenvsche Kerkbode. Taste medewerkers: D.D. P. TAN DrJK, F. J. v. d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pzn en R. J. y. d. VEEN. AbOBHfmtIlt8prtJ*per kwartaal hg vooruitbetaling f 1,—. Afzonderlijke nummers 8 cent. Advertentieprijs15 cent per regel bjj jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zonden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. O, Godhoor mijn geschrei, merk op mijn gebed. Van liet einde des lands roep ik tot U, als mijn hart overstelpt is. Ps. 61 2, 3a. Koningen en grooten der aarde zijn niet gewoon om menschen met vele woorden te vragen hun gunst te bewijzen. Tot bid den en smeeken komt het in dit opzicht bij hen wel zelden. Ea dat zij hunne var- zoeken met tranen aandringen, mag wel geacht worden te beh)oren tot de onge hoorde dingen. Meestal is hunnerzijds een woord of wenk genoeg. Daarbij vliegen reeds de dienaren om hun wensch te ver vullen. Anders staat het wanneer zij tot God naderen. Dan zijn ze gelijk aan andere menschen en hebben in hunne persoon lijke beden niets bij hen voor. Bij God is geene aanneming des persoons. Voor Hem zijn vorst en bedelaar gelijk. Bsidernaam is mensch en zondaar, die samen zich voor Zijne majesteit en heiligheid hebben te verootmoedigen. Rijk of arm, laag van staat of hoog, met eer bekroond, elk heeft tot den Allerhoogste met ootmoedig gebed te naderen, tot den God des hemels en der aarde te roepen uit de diepte. Zoo leert de H. Geest het eiken begenadigde ver staan en betrachten. Zie dat aan David. Hij was een gezalfde koning, hg droeg de kroon over 's Heeren erfvolk. En toch gaat juist hij tot God in gebed dat door geschrei en tranen gedra gen wordt. Want God had hem beproefd en in lijden gebracht, de Almachtige had hem bitterheid aangedaan. Als een ellen dige en een die gansch van hulp ontbloot is, stond hij ten deele reeds voor men schen, maar zoo voelde bij zich geheel voor God. Van zijn schuld en onwaardig- digheid zich bewust, stortte hij zijne ziel voor den Heere uit met geklag en geween, o God 1 roept hij uit, hoor mijn geschrei, merk op mgn gebed 1 Dat David in grooten nood was, blijkt wel uit de plaats waarin hij zich thans bevindt. Hij riep tot God van het einde des lands. Hij was niet in de residentie, in Jeruzalem, maar zwierf ver van huis en haard in het Over-Jordaansche rond. Zijn eigen zoon Absalom was tegen hem opgestaan en had hem verdreven uit paleis en hofstad, verjaagd uit Jeruzalem en van Sion weg naar het uiterste des lands. Hij was een onttroonde koning, een wegge jaagde vorst, een verlaten souverein. In een sujet als Sennï had zijn eigen volk hem met stof bestoven, met steecen ge worpen en met vloeken overla len. Zijn vaderhart bloedde, zijn koniügshart had hem verlaten, zijn menschenhart was ge broken. En ach, nu juist zoo ver van Sion te zijn, waar de Tabernakel des Heeren was, dat drukte hem het meest. Meer dan ooit gevoelde hij behoefte met God te spreken, voor God zijn volle hart uit te storten. Hij deed het ook, maar met de beklem mende bewustheid dat hij zoo verre van den Heere was. Van Mahanaïm naar Sion was de afstand groot, maar voor zijn be wustzijn was bij nog oneindig verder van den Heere. Toen hij nog in Jeruzalem was in vrede en blijdschap, mocht hij dagelijks wonen in het huis des Heeren, om de liefelijkheid des Heeren te aanschouwen en te onderzoekon in zijnen tempfl. T ien kon hij telkens met God spreken en werd zelfs ?ijn fluisteren van den Heere gehoord. Maar nu gevoelde hij zich verre. De plaat selij ke afstand gaf uitwendig te kennen wat hij innerlijk in zijn ziel gevoelde. En daarom sprak of fluisterde hij niet, maar riep hij van het einde des lands mst luider stem en onder heete tranen tot Gcd om uitkomst en verlossing. Ja, de nood was groot. Zijn hart was overstelpt. Eon mensch kan veel dragen. Dat zien we dagelijks aan de vele lijders en lijde ressen, die ons omringen, en weten we allicht ook bij ons zalven. Maar de last kan te groot worden. Dit is vooral zoo wanneer zwaar en velerlei leed in eens, plotseling over ons gebracht wordt. Dan voelen we ons overstelpt. Dan buigt niet enkel, maar dan breekt ook de veer des harten. Zoo ging het David. Onweerswolken waren van allen kant komen opzetten. Stoute en machtige vijanden hadden over hem de overhand gekregen. Van zijne vrien den en getrouwen zag hij zich bijkans verlaten. God in den hemel had zijn aan gezicht voor hem verborgen. Zijn eigsn zonden stonden tegen hem op. Hij moest in dikke duisternis zgn weg gaan, de wateren der beproeving gingen over zijn hoofd, zijn hart was overste1 pt en brak in zijn binnenste door da zwaarte van den niet te dragen last. Alleen hij klaagde niet, veel minder stond hij tegen God op. Iu al wat over hem gebracht werd zag I ij de vrucht en vergelding zijner zonden. Diep ootmoedig boog bij zich onder het recht van zijnen God. Het was bij hem als later in de dag^n van Micha bij het overblijfsel des Hoeren Ik zal des Heeren gramrehap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd. Maar wel had David behoefte aan ver geving en bijstand. Liet de Heere hem schijnbaar los, hij kon den Heere niet loslaten. Kinderen kunnen voor een oogen- blik, wanneer ze kwaad gedaan hebben, wel de straat op gestuurd worden, zij keeren toch tot het ouderlijke huis terug, want zij weten dat er bij schuldbelijdenis vergeving is. In dat geloof, dat de H. Geest onuitroeibaar in zijn hart gewerkt had, keerde David tot God weder. Hij zocht den Heere in ootmoedig, schuldbelijdend, vurig, geloovig gebed. Nooit misschien had hij zóó gebeden als nu 't Was en bleef bij hem, dag en nacht: o God! hoor mijn geschrei, merk op mijn gebed van het einde des lands roep ik tot U, als mijn hart overstelpt is 1 Dit was het allerbeste dat David doen kon. Daarin droeg bij ook het m^rkteeken van een begenadigde des Heeren. Had hij afgezien van het gebed, dan was hij een verloren man geweest, was hij een prooi der wanhoop geworden. Want wie kan heil verwachten dan die tot God met zijne ge beden gaat? Daarin lag Davids verwach ting en ook zijn uitkomst. Want toen hij God door geloof eerde, en met gebeden en tranen zijn Vaderhart bestormde, moest God het verliezen en David het winnen. God heeft zijn uitverkorene, zijn gunste ling volkomene vergeving geschonken en volkomene verlossing bereid. Hij he(ft. David geleid op een rotssteen, die hom te hoog was. Wat hebbon Go <s kinderen een voor recht daarin dat ze bi l Ion kunnen. Bid den mogen, omdat de genadetroon geopend is. Bidden kunnen, omdat de Heere het hun geleerd heeft. Beide van den Heere. Door Jezus hun verworven en uit genade geschonken. Mijn broeder of zuster, zijt gij in nood? Drukt u het leed? Is uw bart overstelpt Kom, ga tot de3 Heeren troon, den troon der genade, die voor u met verzoenend bloed is ingewijd. o, Al moet gij bidden met geroep en onder tranen, God hoort de bede Zijner kinderen en Hij verlost hen. De Heere is nabij alleD, die Hem aanroepen, allen die Hem aanroepen in der waarheidHij doet het welgevallen dergenen, die Hem vreezen Hij hoort hun geroep en Hij verlost ben. EMMILME 3LITII, Aldoor moet ik tegenwoordig denken aan de woorden: Uw weg o God is in de zee, en dan heb ik 't oog op de donkerheid van Gods voor zienig bestel. Qet is algemeen bekend, dat het Mohammedanisme een der grootste struikel blokken is, welke op den weg der zending liggen. Het is zoo moeielgk om een volgeling van den valschen profeet te doen erkennen, dat Jezus de Verlosser is, wyl hij van kindsbeen af ge leerd heeft, dat Mohammed veel hooger staat dan da profeet uit Nazareth Ik weet wel, dat het hart van elk mensch van nature vyanrii? ia tegen God en Zjjn woord en dat er in dit opzicht geen onderscheid is tusschen kinderen van den heiden, van den Mohammedaan, den Jood en den ChristeD, maar de ervaring leert, dat deze aangeboren vijandschap op allerlei wijze gevoed en gesterkt kan worden. Kinderen in Christelijke landen leeren althans, dat het Christendom hooger staat dan elke andere gods dienst, terwijl het kind in een Mohammedaun- sche omgeving er vanzelf toe komt om uit de hoogte op het Christendom met minachting neer te zien. De Mohammedaanscbe wereld heeftin Mekka zijn godsdienst, in Kaïro zijn wetenschappelijk en in Konstantinopel zijn staatkundig centrum. De glorie nu van den Turkschen Sultan is reeds lang aan 't tanen en daarom spreekt men steeds van den zieken man. Welke verwach ting Duitschland indertijd gebouwd heeft op het verbond met Turkije is mg onbekend, maar ik weet wel, dat de verwachting van een heilige oorlog, waartoe de Sultan de volgelingen van den valschen profeet in alle landen opgeroepen heeft weinig heeft opgeleverd. Wy hebben het betreurd, dat de vroegere Keizer met zgn ge malin indertijd een vriendschapbezoek aan den Sultan heeft gebracht, wijl het in onze oogen er niet door kon. Het moge hoogere politiek geweest zgo, maar het beantwoordde o i. niet aan den maatstaf welke de christelijke zede- kunde aan den Keizer stelde. Doeh de geallieerden versloegen ook den Turk en schreven hem de wet voor. Zy lieten hem nog in Europa, misschien wel uit vrees voor hun vele ondordanoD, die dezen godsdienst aanhangen, maar zijn macht was niet groot meer. Velen hebben in die dagen gevraagd: Zal nu eindelijk de halve maan ondergaan en het kruis triumpheeren Doch deze hoop is thans weer vo )r goed verdwenen. HetTurksche volk is het eenige van de overwonenen volken, dat zich roeren durft en ingaat tegen den wil van de overwinnaars. Het Grieksche, 't welk meende, dat het oogenblik aangebroken was om zgn nationale idealen te verwezenlgkeü, stootte wel zgn hoofd tegen de Turken in Klein-Azi# en moest na geduchte nederlagen het veld ruimen. De Kemalisten trokken voort en bereikten de zoogenaamde neutraio zuaes waarop zij hun voeten niet mogen zetten, maar ieder gevoelt, dat er op dit oogenblik geen enkele mogendheid is, welke het hun, indien zy willen, beletten zal. Wat er aan is van al de berichten over de slachting door hen aan gericht onder de Armeniërs en de Grieken, kunnen wij nist zeggen, want het is ons reeds vaak gebleken, dat er aan deze tijdingen dik werf een politieke bijsmaak is. Hoe veront waardigd toonden de Eogelschen en de Fran- schen zich over de moorden, welke de Turken tydens den oorlog bedreven hadden en licht- geloovigen zagen een geduchte wraakoefening op de Turken tegemoet van de zyde der geal lieerden, maar toen deze de macht naar het scheen in handen hadden, hebben zg er het zwijgen toegedaan. Zou er niet een oordeel Gods in op te mer ken zgn, dat zoo spoedig de Turk weer op 't tooneel verschynt en beslag legt op landen, welke de Europeesche heerschers hem ontnomen hadden. Hoe dit zij, duidelijk is 't dat zulk een optreden de Mohammedaansche wereld met vreugde vervult en haar sterkt in de overtui ging, dat hun Allah toch maar groot is. Wg kunnen niet zeggen, aan welke zgde het recht is, maar we weten wel, dat de leuze, waaron der het Eagelsche optrok door en door valsch is gebleken. Voor het recht en de vrgheid der kleine volkeD, ziedaar het edele doel, waartoe Albion het zwaard trok, maar wg waren het nog niet vergeten, wat het gedaan had met de beide zusterrepublieken in Afrika. Griekenland heeft opnieuw gevochten om zgn nationale wenschen vervuld te krggen en de machtige ryken in Europa hebben het aangezien, mis schien wel aangemoedigd, maar hebben het alleen laten staan en geen steun geboden, toen het verslagen werd. Hat zal mij benieuwen, wat de uitkomst van deze worsteling zal zgn en of de Turk opnieuw vasten voet zal krijgen in ons werelddeel. Maar wanneer ik van al dat gedoe van de menechen afzie en bedenkt, dat God regeert, dan vraag ik mg zelf af, waartoe moet het dienen, dat de Turk opnieuw iü zgn macht wordt bevestigd, want zooveel is nu reeds hel der, dat hij voor 't grootste gedeelte wel krij gen zal wat hg begeert. Wie zal het hem verhinderen? Eageland, dat eerst nog dreigde, spreekt nu reeds op een geheel andere toon. Waarlijk, Gods weg met de tegenwoordige volken is in dezen en Hg keert ons de don kere zijde Zijner regeeriDg toe. Eu er is nog weinig hoop, dat de gedoopte volken het licht tegemoet gaan, want over 't geheel letten zg niet eens er op, dat Gods hand in al deze dingen is. Wie echter geloovig op Hem wacht en Hem eerbiedigt, zul in de diepte, waardoor wg allen in meerdere of mindere mate moeten gaan, zeker Zgn woideren aanschouwen. Israël lacht om en spot met Izaiik, maar de laatste is de zoon der liefde. De kerken der Afscheiding hebben van meet af aan de diakenen hun eigen plaats en hun eigen taak gegeven. Dit deden zg, omdat zg ook in dit opzicht terugkeerden in 't spoor der vaderen. De Overheid verplichtte hen boven dien, dat zg in de nooddruft van eigen armen zouden voorzieD. Dit ging echter niet zoo ge makkelijk, want de meeste leden behoorden niet tot de rgken. Daarby waren de tgden zwaar. Het maatschappelijk leven was zeer zwaar ge drukt en velen verlieten zelfs het eigen vader land om in het verre Westen een beter bestaan te zoekeD. Ofschoon zg het beginsel voor stonden, dat de e«*n het gebrek van den ander moest vervulleD, toch beantwoordde de practyk niet altgd aan het ideaal. We zeggen dit niet om iets te verwijten aan de kerken van vroeger, want het zou ons niet passen, die in heel andere tgden leven. Daarbij komt, dat de omstan-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1922 | | pagina 1